[IMAGE]

We hadden besloten de carnavalsvakantie te benutten om met de collegae opnieuw een wandeldag te organiseren. Peter had dit het afgelopen jaar op een voortreffelijke wijze gedaan en had toen gekozen voor een route aan de noord-westkant van Breda in en om het natuurgebied "De Berk". Het was een wandeling uit het netwerk van middellange-afstand-wandelroutes (MLAW's), ontwikkeld en uitgegeven in samenwerking met de StreekVVV West-Brabant .

Gebruik makend van deze middellange-afstand-wandelroutes (MLAW's) van het Stadsgewest Breda en het Streekgewest Westelijk Noord-Brabant koos hij nu voor een stevige wandeling van 23 KM aan de zuidzijde van Breda, op de grens met onze zuiderburen. Het werd de Patersmoerroute. De wandelroute ontleent zijn naam aan een fraai ringven, gelegen in het natuurreservaat De Goudberg nabij Strijbeek. Je wandelt door een landschap dat wordt gekenmerkt door voortdurend afwisselende vlakten. Door de hogere akkers tussen de lagere beemden in de beekdalen en bosranden is het een landschap met wisselende horizonten. De route voert door loofbos met daarin typische vennen omringd door heide, door landgoed Daesdonck en gedeeltelijk langs rivier de Boven Mark, door de pittoreske en landelijk gelegen gehuchten Galder en Strijbeek.

Afgesproken was om op 14 februari , Valentijnsdag (voor enkele personen van het wandelgezelschap riep dit geen associatie op) om tegen 9.00 uur te verzamelen voor de kerk van Ulvenhout. Charles was er als eerst en spoedig meldde zich ook Jan, gebracht door Trees. Bert moest bij aankomst meteen Marion bellen, omdat zij door omstandigheden pas op een later tijdstip kon aanhaken. Afgesproken werd dat we haar bij Strijbeek zouden opwachten. Mobiel bellen bleek hier weer eens een goed alternatief. Peter, Marlien en Jan-Willem maakten het gezelschap compleet.

Snel werd het vertrekpunt doorgesproken, maar dit bleek zo snel te gebeuren dat niet iedereen op het juiste punt uitkwam. Charles en Jan zaten bij de verkeerde brug maar bemerkten al meteen dat ze niet op de juiste plaats waren. De topografische kaart maakte dit duidelijk. Even wachten op de Routedeskundige en toen naar de juiste vertrekplek: een brug verder!!

Hier aan de Daesdonckseweg straat werden de wandelschoenen gestrikt, de rugzakken opgedaan en de auto's afgesloten. Het was nog erg fris en de jassen en handschoenen boden uitkomst. Maar een fris, winters zonnetje beloofde ons een prachtige dag; een welkome afwisseling op de voorbije twee dagen met hevige regenbuien en stormachtige windvlagen. We hadden weer eens geboft!! Vol goede moed gingen we op pad, eerst de A58 volgend in zuidwestelijke richting.

Over de Scheele brug passeerden we het landgoed met het vroegere voorname herenhuis "Daesdonk" aan de westelijke oever van De Mark. Tot 1832 vormde het een uitgestrekt complex van landerijen, ter grootte van 165 ha. De vroegere oprijlaan naar het kasteel Daesdonck begint bij "De Drie Zwaantjes" en is nog steeds goed herkenbaar in het landschap. De naam Daesdonck kan verklaard worden als d' A's Donk, dat wil zeggen "donk gelegen aan het water de A". Een donk is een zandige opduiking in een moerassig gebied. Met de A wordt de rivier De Mark bedoeld.

De oudste vermelding dateert uit 1350. Het landgoed is tot in het midden van de 16e eeuw eigendom geweest van de familie Van der Daesdonck, waarna het is overgegaan in het bezit van het voorname zuidnederlandse geslacht De Douvrijn. Sinds het landhuis in 1696 verkocht werd aan George Lauder, een majoor in het Schotse regiment, werd het in de volksmond "het ladderkasteeltje" genoemd. Helaas werd het 17e eeuwse kasteeltje door brand verwoest en de nabijgelegen kasteelboerderij in de as gelegd. Het oude kasteeltje werd in 1832 gesloopt en men besloot tot de bouw van een nieuwe boerderij, even ten noorden van de oude hoeve. Diverse ornamenten van het kasteeltje werden verwerkt in de gevel van de nieuwe boerderij. In 1983 werd de 150 jaar oude boerderij gerestaureerd, waarmee de drie hoeven die oorspronkelijk tot het landgoed Daesdonck hebben behoord, tot op heden behouden zijn gebleven. Dit zijn, naast de grote hoeve aan de Daesdonckseweg 5, de hoeve "De Drie Zwaantjes" aan de Galderseweg 115 en "De Schotse Hoef" aan de Galderseweg 11.

Bij hoeve "De Drie Zwaantjes" staken we de Galderse weg over en liepen over de Moerstraat langs de Galderse meren, een recreatieplas waar 's zomers zeker meer te doen is dan nu in deze wintertijd. Aangekomen op de Rijsbergse Baan sloegen we links af. Even voorbij een manege, die de uitstraling moest geven van een heuse Ranche, ging het opnieuw links af langs een bosrand. Het drukke autolawaai van de A16 richting Antwerpen was weldra niet meer te horen en we keerden terug in de rustige natuur. Rechts van ons stroomde de Galderse beek door de weilanden. Deze stroomafwaarts volgend kwamen we over het terrein van een Camping. Even hadden we aanloop van een jonge Labrador, maar bij een korte pauze om de jassen in de rugzak op te bergen, kwam ook zijn baasje uit het bos en kon ieder zijns weegs gaan. Eenmaal de Galderse beek overgestoken bereikten we langs een boerderij, waar twee paarden tot aan de knieën in de modder ons verbaasd nastaarden, de Galderse Weg. De witgele markering volgden we tot aan de St. Jacobskapel, gelegen middenin het gehucht Galder.

Het dorpje Galder vindt zijn oorsprong in de 10e eeuw als beekdalnederzetting. De eerste vermelding van de plaatsnaam staat vermeld in een akte uit 1299, waarin Ghalre met zijn tienden werd toegewezen aan de Abdis van Thorn. Het oudste deel van de nederzetting ligt aan de noordzijde van het tegenwoordige dorp. Hier stonden een aantal grote boerderijen, waaronder "de oude Hoeve van Galder". Door de bouw van een kapel in de 2e helft van de 15e eeuw ontwikkelde Galder zich geleidelijk aan tot een kapelgehucht. Deze kapel is genoemd naar Sint Jacobus, een van de apostelen en vanouds de patroon van Galder. De inkomsten van de kapel bestonden o.a. uit offers in natura ter waarde van f 50,-, zoals schapen, wol en eikels. Deze werden op St. Jacobusdag door de gelovigen naar de kapel gebracht. In 1824 werd de kapel ingrijpend verbouwd tot school voor ruim 100 kinderen en woning voor de schoolmeester. Aan een van de torenmuren is nog te zien dat de muren bij deze verbouwing werden verlaagd en dat tevens de nokhoogte is teruggebracht. De naaldspits en een stuk van de toren werden afgebroken. De toren werd voorzien van het thans nog bestaande lage tentdak. Pas in 1881 werd de kapel als school ongeschikt verklaard en werd in het jaar daarop een aparte openbare school gebouwd in de kom van Galder. In 1934 werd de kapel grondig gerestaureerd, maar de toren is niet tot zijn oorspronkelijke hoogte teruggebracht. Het agrarische Galder was in de 17e eeuw het meest volkrijk en welvarend. Uit een volkstelling in het jaar 1672 blijkt dat Galder toen 176 inwoners telde 212 koeien en 55 paarden. In de volgende twee eeuwen is het dorp bijna niet meer gegroeid.

De kapel bleek gesloten en dus vervolgden we de weg over echte Brabantse kasseien. Hier werden we in ons wandeltempo opgeschrikt door de mobiele telefoon. Marion was aan de lijn en vertelde dat ze rond 11.45 uur in Strijbeek zou zijn om met ons de tocht verder te vervolgen. Wij lagen goed op schema en konden vertellen dat ook wij dan omstreeks die tijd daar ter plaatse zouden zijn.

Het ging even verderop naar rechts in de richting van de Mark. De Mark behoort tot de categorie van de zogenaamde laaglandbeken (beken die ontstaan door samenvloeiing van vele kleine waterloopjes). De Mark ontspringt als beek bij het Belgische plaatsje Koekhoven en komt bij Strijbeek ons land binnen. In haar loop neemt zij zowel in België als in Nederland het water van talrijke beken op.

De rivier leverde de oeverbewoners in het verleden veel vis, maakte scheepvaartverkeer mogelijk en liet diverse watermolens draaien, maar bezorgde hen ook veel wateroverlast. In tijden van zware regenval en bij hoge vloed, kwam al het aangrenzende land soms langdurig onder water te staan. In 1828 werden er bij de monding te Dintelsas sluizen geplaatst, waardoor de rivier afgesloten werd van de zee.

Maar ook bij dreigend oorlogsgevaar liep het land ten zuiden van Breda onder water, nadat de grote militaire inundatiesluis van deze vesting was afgesloten. Bij de ontmanteling van de vesting Breda, na 1870, behoorde dit definitief tot het verleden. In 1968 werd begonnen met de normalisering van de rivier (bochten werden afgesneden, de rivier werd aanzienlijk verbreed en uitgediept en er werden stuwen gebouwd) waarmee de overlast als gevolg van overvloedige regenval grotendeels werd opgeheven. Aan de oude meanders is nog goed te zien hoe de situatie voor deze tijd is geweest.

Over de verharde fietsroute langs de Mark volgden we de meanderende stroom in zuidelijke richting. Even was er tijd om enkele grote hazen met de verrekijker te bewonderen. Verder ging het weer over het fietspad. Dit was pas vernieuwd en week op een gegeven moment verder af van het water, de oorspronk verlatend. Alles leek erop dat men bezig was het landschap opnieuw in te richten. We kwamen ook bij een "gué". Dit verschijnsel van "doorwaadbare plaats" was ons genoegzaam bekend uit onze omzwervingen in de Belgische Ardennen. Voor de echt Via-Vialeden dus geen enkel probleem. Marlien en Jan-Willem hadden er meer problemen met dit obstakel en kwamen er niet zonder een paar natte voeten en een natte broek vanaf. Hadden ze maar het bruggetje moeten nemen een paar meter verderop!! We kwamen nu erg dicht bij de Belgische grens. Meersel Dreef lag op slechts enkele meters van de Markbrug. Deze moesten we oversteken in oostelijke richting en meteen daarna rechts af. Grenspaal 218 lag onder handbereik, maar wel aan de Belgische zijde van de Mark. Tussen weilanden en akkerland door, waar we nog enkele verdwaalde winterpenen vonden, bereikten we de Strijbeekse weg. Tot onze verbazing kwam op hetzelfde moment Marion aanrijden, parkeerde haar auto bij café "Oud Strijbeek" en ging naar binnen zonder ons te bemerken. Een beter timing hadden we niet kunnen bedenken. En toen was er koffie!! 11.45 uur was ook een geschikt moment om even te pauzeren en een hartversterkertje tot ons te nemen in de vorm van een kopje koffie. Marion was na enig geregel thuis vertrokken en bemerkte nu dat ze een raam had laten openstaan. Opnieuw moest er gebeld worden. Dit bleek even een probleem te zijn. In deze uithoek van het Brabantse land bleek de telefoon plotseling op het Belgische mobiele telefoonnet te reageren. Maar dit werd opgelost. Ook een tweede kopje koffie wilde er wel in en tegen 2.30 uur togen we weer op pad.

Strijbeek bleek uit slechts enkele huizen en een café te bestaan. Het gehucht Strijbeek ligt aan de rand van de Strijbeekse Heide en aan de Belgische grens. Strijbeek ontleent zijn naam waarschijnlijk aan de nabijgelegen Strijbeekse Beek. Het is echter niet bekend hoe deze beek aan zijn naam is gekomen. In 1744 meende men dat deze beek de zuidgrens vormde van het Gouw Strijen, maar ook de aanduiding "strij" dat "stromend water" of "strijd" betekent, behoort tot de mogelijkheden. Strijbeek kende reeds duizenden jaren geleden een min of meer permanente bewoning. Dit bewijst de vondst van een urnenveldje, dat tijdens ontginningswerkzaamheden in 1937 werd blootgelegd. Het toont aan dat reeds in de 5e eeuw voor onze jaartelling mensen op dit hooggelegen terrein hebben gewoond. Maar ook de vondst in 1979 van een fragment van een prachtig bewerkte schaaf van tussen de 100.000 en 40.000 jaar oud. Het huidige Strijbeek is vermoedelijk in de 13e eeuw ontstaan door ontginning van bos op de hogere terreingedeelten langs de nabijgelegen Strijbeekse Beek. Als typische beekdalnederzetting werd het gesticht aan de Goudbergseweg, een onderdeel van een eeuwenoude heerbaan, welke uitkwam op de belangrijke verbindingsweg Hoogstraten-Breda. Ondanks de gunstige ligging is Strijbeek echter nooit uitgegroeid tot een groot dorp, hoewel het aantal inwoners in vroeger eeuwen groter was dan tegenwoordig.

Op slechts 100 meter van de Belgische grens kwamen we voorbij de St. Hubertuskapel. Ook hier vonden we de deur op slot. Dit kapelletje werd gebouwd voor de gelovigen die te ver van een parochiekerk woonden. De historie gaat terug tot het jaar 1518. De vorige kapel was aanzienlijk groter, namelijk 22 meter lang en 15 meter hoog. Waarom in Strijbeek destijds zo'n omvangrijk godshuis werd gebouwd is waarschijnlijk te herleiden tot het toenmalige - in vergelijking met omliggende dorpen - grote aantal inwoners. De Heilige Hubertus, de eerste bisschop van Luik, is tot op heden de patroon van de jagers. Na een leegstand van meer dan een eeuw (door de in beslagname van de prins van Oranje) bleken de onderhoudskosten zo hoog geworden, dat in 1872 werd besloten de kapel af te breken. Van de oude stenen werd het huidige kapelletje opgebouwd, waarna het in 1979 nog eens is gerestaureerd. In datzelfde jaar werd op St. Hubertusdag, 3 november, het inmiddels uit de nis boven de ingang verdwenen Hubertusbeeld vervangen door een ander beeld. Even voorbij de St. Hubertuskapel, nog voor grenspaal 217, sloegen we linksaf de Oude Bredase Baan in. Nu kwamen we in het gebied, waaraan deze wandelroute haar naam ontleent: Patersmoer. Al meteen liep de route rechts af en kwamen we in het stroomgebied van de Strijbeekse beek. Deze vormt hier de natuurlijke grens met onze Belgische zuiderburen. Met deze beek aan onze rechterhand bereikten we het reservaat van Staatsbosbeheer De Goudberg. De Goudberg is een 20 ha groot stuk heide ten oosten van Strijbeek. In het centrum ligt het fraaie ringven Patersmoer met levend hoogveen, dat omsloten wordt door een zogenaamde sikkelduin, begroeid met heide, eiken, berkenbos en vliegdennen, waarin de geologische formaties nog ongestoord zijn.

Het Patersmoer heeft het minste te lijden gehad van de negatieve beďnvloeding door de mens en vormt hiermee "een parel aan de zuidkant van het heem". Sinds 1954 is de Goudberg een Staatsnatuurreservaat, waarmee kon worden voorkomen dat dit uitzonderlijke natuurgebied tot kultuurgebied werd omgevormd. Uitsluitend het brede pad rondom het Patersmoer is voor het publiek toegankelijk. We liepen even tot aan de oever en in de zonnige en schrale ochtendzon zagen we dat dit ven nog met een dun laagje ijs was bedekt. Dit pad volgend kwamen we bij hoeve De Gouwberg. Hier sloegen we rechtsaf de brede zandweg, de Grazense weg in. We kwamen nu aan de uitloper van de Strijbeekse Heide bij het Zwarte Goor. Het werd tijd voor een echte middagpauze. De rugzakken werden geopend en het proviand voor de dag getoverd. Onze Arbo-freak testte intussen het reactievermogen van de "picknickers" door nonchalant wat zwerfvuil weg te gooien, wachtend ooien, wachtendop een reactie. Deze kon natuurlijk niet uitblijven. Succes verzekerd!!

Nadat de inwendige mens gesterkt was, gingen we weer op pad. Al snel bereikten we het Zwarte Goor omgeven door grove dennen en hoog opgroeiend buntgras. Dit ven passeerden we aan de westzijde en via een kort stukje over de Oude Bredase Baan in oostelijke richting bereikten we het de weilanden. Hier liep het pad naar links. Even liep de route over de Heistraat met verhard fietspad., maar de witgele markering bracht ons snel op een zandweg parallel aan deze fietsroute. De Strijbeekse heide bleef aan onze linkerkant.

Deze heideontginningsbossen van de Strijbeekse Heide zijn in de jaren 1934/35 aangelegd en bestrijken een oppervlakte van 189 ha. Er liggen drie natuurwetenschappelijk waardevolle gebiedjes, namelijk het Zwarte Goor, het Langven en het Rondven. Dit zijn typisch Noordbrabantse vennen, omringd door heide. Het zijn restanten van de oorspronkelijke Strijbeekse Heide, die nu voor een groot deel in cultuur is gebracht.

Het gebied telde in de 19e eeuw aanzienlijk meer vennen dan tegenwoordig. Vanaf de vijftiger jaren werden honderden hectaren heide, met de daarin gelegen vennen, door de Domeinen aan boeren verkocht. Die vennen, waarvan de ondergrond enigszins vruchtbaar was, werden ontgonnen. De meeste onvruchtbare vennen bleven hierdoor praktisch onaangetast. De zwarte stern, grutto en wulp broeden er, maar in dit jaargetijde was hiervan nog geen spoor.

Via de Retteweg passeerden we het Langven aan de noordzijde en liepen door tot aan de Erikaweg. Onderweg moesten we enkele keren een wildrooster passeren en waren hele stukken afgezet met prikkeldraad. Alles wees erop dat men bezig was met herinrichting van het landschap. Stukken heide waren afgeplagd en wellicht moesten er nog schapen of Schotse hooglandrunderen rondlopen. Bij de Erikaweg aangekomen deed een grote vrachtwagen met oplegger moeite om de inrit van de hier gelegen boerderij te bereiken. Een hele klus! We waren nu in de buurt van het laatste ven: het Rondven. De witgele markering voerde ons direct langs dit ven. Hiegs dit ven. Hier troffen we de eerste wandelaars van deze dag. We zaten nu in het centrum van de Strijbeekse Heide op de Hoge Weg. Een paar honderd meter in oostelijke richting kwamen we weer op de Heistraat met verhard fietspad. Nu ging het in noordelijke richting en weldra lieten we de heide achter ons. Nog slechts een drietal kilometer scheidde ons van het vertrekpunt. Dus werd er nog even flink de pas ingezet en vlak voordat we de bewoonde wereld bereikten, was er nog tijd en ruimte voor een sanitaire stop. Bij de eerste huizen keken we vol verwondering en kennis naar de manier waarop een statig pand uit 1898, dat het midden hield tussen een boerderij en een statige woonstede, aan de huidige tijd was aangepast. Iedereen had hierop zijn of haar commentaar.

De laatste kilometer tussen landbouwgrond door hadden we snel onder de voeten en eenmaal bij de auto konden we de benen strekken, de wandelschoenen uitdoen en een laatste slokje uit de thermosfles (of was het een thermosflesje?) nuttigen. Besloten werd deze wandeldag af te ronden met een drankje in hetzelfde café Oud Strijbeek als waar we die middag koffie gedronken hadden. Bovendien stond hier de auto van Marion en werd het nuttige met het aangename gecomaangename gecombineerd. Op dus naar Strijbeek. Een poging om in een ander café net over de grens wat te nuttigen bleek niet mogelijk, omdat we te vroeg waren: de Belgen gingen pas om 16.00 uur open. Wij genoten van een kopje thee of koffie, en palm of een Cola. Om 16.25 uur namen we afscheid en ging het huiswaarts, voldaan en met een prettig gevoel dat deze wandeling ons weer een nieuw stukje van het Brabantse land had leren kennen.

Charles Aerssens
20 februari 1997



Lange Afstand Wandelvereniging "VIA-VIA".

Gegenereerd op 11-03-2005 door C.P.J. Aerssens