© L.A.W.V.VIA-VIA

Nadat we elkaar op 2 mei alleen bij een korte wandeling en de aansluitende presentatie van de wandelgids “Wandelen in het hart van Brabant” van Charles bij Boekhandel Oisterwijk in Oisterwijk gesproken hebben, staat er in juni weer een stevige dagwandeling op het programma. Charles is in het archief gedoken en mailt om na 10 jaar weer eens op pad te gaan in de omgeving van Liempde, gelegen in de Meierij van ’s-Hertogenbosch met in de directe omgeving het zeer schilderachtige dal van de Dommel. Bovendien wordt in de laatste uitgaven van het katern van Brabants Landschap uitvoerig aandacht besteed aan het Groot Duyfhuis. Deze boerderij met Heerenkamer, dat in bezit is van Brabants Landschap, wil Charles dan ook zeker in de wandeling opnemen. Het is de bedoeling om met de “vaste mannen” van L.A.W.V.”Via-Via” op 20 juni op pad te gaan. Maar Harrie moet zich al snel wegens onderzoeken van zijn hartklachten afmelden en Wil kan door privé omstandigheden niet van de partij zijn.

Op woensdag 20 juni melden zich even voor 9.30 uur Hans, Charles en Theo aan de Dorpstraat bij de R.K. Kerk St. Jans Onthoofding in Liempde. Vanaf hier vertrekt de wandeling door de vrij gaaf gebleven dorpskern. Liempde wordt in de oudste documenten geschreven als: Lijmt, Lijmde, of Limde, ontstaan uit het Germaanse lim, wat leem of kalk betekent. Deze verklaring is aannemelijk gezien de leemrijke bodem in de omgeving. De eerste ontginningen vinden in de vroege Middeleeuwen plaats op de vruchtbare bosgronden langs de Dommel. Liempde maakt dan deel uit van het Graafschap Rode, dat in 1232 door de Graaf van Gelre aan de Hertog van Brabant toekomt als onderdeel van de Meierij van ’s-Hertogenbosch. In 1391 schenkt Hertogin Johanna van Brabant het dorp Liempde als een hoge Heerlijkheid aan Ridder Willem van de Meeren van Boxtel.

© L.A.W.V.VIA-VIA

Vanaf 16e eeuw gaat het slecht met de Meierij en heeft ook Liempde te lijden onder de verschillende oorlogen die de Meierij teisteren, met name de Tachtigjarige Oorlog. Na 1648 wordt Liempde onderdeel van de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden. Aangezien de Meierij van 's-Hertogenbosch en al haar toebehoren wordt toegewezen aan de Staten, heeft de omgeving van Liempde onder de Staats-Brabantse een functie als militaire buffer voor het gewest Holland en daardoor weinig mogelijkheden om tot economische groei te komen. Bovendien onderdrukken de protestantse Staatse Overheid dit van oorsprong Katholieke gebied. Na de inval van de Franse troepen in 1672 krijgen de katholieke inwoners van Liempde toestemming om tegen de betaling van een recognitiecijns de mis te vieren in een schuurkerk aan het huidige Kerkeind.

Om deze schuurkerk ontwikkelt zich een klein centrum met enige ambachtslieden en in 1787 wordt een raadhuis gebouwd naar een ontwerp van de Boxtelse architect, cartograaf, landmeter en waterstaatkundige Hendrik Verhees. Het huidige centrum van Liempde ontwikkelt zich om dit raadhuis heen. Pas in 1795, als de Fransen binnenvallen, krijgt Liempde haar vrijheden terug en wordt een volwaardig onderdeel van het Koninkrijk der Nederlanden. Ondanks de ligging aan de Steenweg van 's-Hertogenbosch via Eindhoven naar Luik, die omstreeks 1750 wordt aangelegd, blijft de economische activiteit van Liempde beperkt. Alleen tegen het einde van de 19e eeuw is de klompenmakerij erg belangrijk voor Liempde, vooral door de vele populieren die dankzij het voorpootrecht in de streek te vinden zijn.

© L.A.W.V.VIA-VIA

Ons startpunt is de R.K. Kerk St. Jans Onthoofding, een Neo-Gotische kerk uit 1887 met een toren uit 1894 naar een vroeg ontwerp van de Tilburgse architect Hendrik Jacobus van Tulder (1819-1903). Het is een driebeukige kruiskerk van het pseudo-basilicale type. De voorkant van de kerk heeft een toren met een octogonale naaldspits naar een gewijzigd ontwerp van J. Heykants. Op de viering van de kerk staat een octogonale dakruiter met zeer slanke spits. Het schip en de transeptarmen hebben een zadeldak en op het driezijdig gesloten koor een omlopend schilddak. De kerk is gedekt met leien in Maasdekking. Het schip, transept en koor hebben een gelijke nokhoogte maar verschillende dakvoet. Door de tegenstelling tussen het lage schip en het hogere muurwerk van transept en koor sluit de kerk aan bij de dorpse architectuur in de kom van Liempde. Achter de parochiekerk ligt het in 1860 aangelegd kerkhof met een smeedijzeren hek met zandlopers en doodskoppen, omgeven door een beukenhaag. Op het kerkhof staan een aantal hardstenen monumenten waaronder het stenen mausoleum met familiewapens aan de zijkanten van Johannes Henricus Mahie (1802-1871) en zijn vrouw Geertruida Antonia van Son (1809-1876). Ook vinden we er het graf van Van de Mortel (1869) en het grafmonument van de familie Van Boeckel.

Vanaf de R.K. Kerk St. Jans Onthoofding wandelen we noordwaarts door de Dorpsstraat en slaan bij KNP2 linksaf de Cattestraat in. Hier passeren we enkele historische en monumentale langgevelboerderijen en komen langs de achterzijde van de laatst overgebleven klompenfabriek in Liempde van de familie Traa. We komen in de Kapelstraat en bereiken naar links de drukke Boxtelseweg, die we even naar rechts volgen. Dan nemen we de eerste gelegenheid opnieuw naar rechts De Bocht in. Hier gaat het asfalt over in een onverhard pad dat op de Molendijk uitkomt. Deze asfaltweg leidt ons langs KNP4 naar het buurtschap Kasteren en de Dommel. Als we de Dommel zijn overgestoken bereiken we de plek waar eens de Kastersche watermolen heeft gestaan.

© L.A.W.V.VIA-VIA

Het eerste document waarin deze watermolen nadrukkelijk wordt genoemd, stamt uit 1294. Dan blijkt Willem van Cuijk (1260-1319), Heer van Boxtel, de molen in leen te hebben van de Hertogin Johanna van Brabant. Het Hertogdorp Liempde wordt in 1391 door de Hertogin beleend, maar het leen is verdeeld over diverse eigenaren. In 1466 echter komt de Heerlijkheid geheel in het bezit van Henric van Ranst, die Heer van Boxtel is. De opvolgende Heren van Boxtel verpachten de watermolen aan particuliere molenaars. Uiteindelijk komt de laatste Heer van Boxtel, Frederik van Salm Kyrburg, aan zijn einde in 1794 door de Franse guillotine. Na zijn dood worden zijn schulden vereffend en wordt de molen omstreeks 1800 verkocht aan particulieren. Nadat de watermolen in de eerste helft van de 19e eeuw nog in gebruik is als oliemolen, raakt ze gaandeweg in verval. Uiteindelijk koopt het Waterschap De Dommel de molen op in 1925. In 1936 worden de sluis en de oliemolen afgebroken. De graanmolen, die ondertussen door een oliemotor wordt aangedreven, is in 1949 verkocht aan de Coöperatieve Aan- en Verkoopvereniging (CAV) te Liempde. In 1960 treft de bliksem de watermolen en deze brandt vrijwel geheel af. De molengang wordt gedempt met houtafval van de Liempdse klompenindustrie. In 1986 worden opgravingen uitgevoerd en is er een stichting opgericht met als doel om de watermolen te herbouwen.

We bereiken nu het buurtschap Kasteren, waarvan de oudste vermelding stamt uit 1367 en zou duiden op een versterkte plaats, schans of legerkamp. De wandelroute leidt ons bij KNP8 naar links en zo staan we aan het voormalige Duits Lijntje, de in 1873 door de Noord-Brabantsch-Duitse Spoorweg Maatschappij (NBDS) geopende spoorlijn, die nu alweer enige tijd buiten gebruik is. Dit Duitse lijntje is ooit tot stand gekomen door de heren W.H. van Meukeren, notaris in Rotterdam en rechter mr. A.H. Verster uit Boxtel, die in 1867 een concessie aanvragen voor de aanleg en de bedrijfsvoering van een spoorlijn tussen Boxtel en Kleef, die beiden al aan het spoorwegnet aangesloten zijn. Aanvankelijk wordt de aanvraag door de Nederlandse regering afgewezen, maar met een aanpassing wordt in 1869 de concessie verleend en de NBDS opgericht. In februari 1872 verleent de Pruisische regering de jonge Maatschappij een definitieve concessie voor de aanleg en de bedrijfsvoering van de spoorlijn. De bouwwerkzaamheden en de start wordt gekenmerkt door financiële en organisatorische problemen. Op 15 juli 1873 kan desondanks en met een schuld van meerdere miljoen gulden het eerste stuk van de spoorweg van Boxtel naar Gennep in gebruik worden genomen. Bij de ingebruikneming is deze spoorlijn een schakel in het treintraject tussen Londen en Berlijn en verder oostwaarts richting het in Rusland gelegen Vladivostok. Ooit hebben hier keizers, koningen en vorsten gereisd en heeft het spoor gezorgd voor een rechtstreekse korte verbinding tussen de zeehavens Vlissingen, Antwerpen en Rotterdam en het Duitse achterland. Ook is de lijn van betekenis geweest voor de uitgestrekte heideontginningen van de Peel tussen 1873 en circa 1930. In 1950 wordt de lijn voor personenvervoer gesloten. En in 2004 beëindigt de NS het goederenvervoer op het laatst overgebleven stuk van Boxtel tot Veghel. Opvallend is het kunstwerk aan de verlaten spoorwegovergang, dat op symbolische wijze een oude wagon uitbeeld met de Pruisische dubbele adelaar op de wagondeuren.

© L.A.W.V.VIA-VIA

Vanaf de spoorwegovergang hebben we naar rechts zicht op het oude station van Liempde. Oorspronkelijk bij de aanleg van het Duitse Lijntje is er in Liempde geen station. Met ingang van de zomerdienst 1884 wordt er een eenvoudige kleine halte met een gebouwtje van nog geen twee bij twee meter geïnstalleerd. In 1893 volgt het eerste station en pas in 1903 na veel geharrewar tussen de Gemeente Liempde en de NBDS komt het huidige, voor een dorp als Liempde zeer grote, stationsgebouw gereed. Omdat het wat later gebouwd is, heeft het niet het typische gladde, witte NBDS uiterlijk van de andere stations langs dit traject. Het is stijlvol in schoon metselwerk opgetrokken en heeft afwijkend van andere NBDS stations een hoog wolfdak. Het station wordt op 15 mei 1936 gesloten en doet nu dienst als woonhuis.

De route leidt ons verder over de Gemondseweg langs kampeerboerderij De Mus`donck tot aan KNP27. Hier slaan we rechtsaf en wandelen door een populierenlaantje. Deze populieren zijn zo kenmerkend voor deze omgeving met zijn ooit bloeiende klompenindustrie. Aangekomen bij KNP28 op de kruising met de Savendonksestraat slaan we linksaf om dan na 200 meter bij KNP14 rechtsaf in het vochtig gebied van Savendonk te betreden. Aan het einde van het laantje gaat de route bij de slagboom naar rechts en komen we in het natuurgebied De Geelders van Staatsbosbeheer. Het gebied met bos, weiland en enkele kleine heideveldjes maakt deel uit van het Nationaal Landschap Het Groene Woud. De naam Geelders wordt voor het eerst vermeld in 1386 als edelman Geerling van den Bossche, naar wiens hoeve De Geelders genoemd is, dit gebied met veel heidegronden in bezit krijgt. Later gaat het over aan Ludolph van der Water, kanunnik in ’s-Hertogenbosch, die het vermaakt aan de Kartuizermonniken die sinds 1470 in Brabant gevestigd zijn. Na de Vrede van Munster in 1648 worden de goederen verbeurd verklaard maar na een rechtszaak krijgen de Kartuizers hun goederen terug om deze in 1658 aan Pieter Lus te verkopen. Na zijn dood wordt via de familie Van Rijckevorsel uiteindelijk de familie Marggraff, de bezitter van een deel van De Geelders. Het andere deel wordt uiteindelijk in 1951 door Staatsbosbeheer opgekocht.

© L.A.W.V.VIA-VIA

We volgen naar rechts de vochtige grasbaan en moeten de lastige muggen en horzels van ons lijf houden. Dit wijst erop dat Natuurgebied De Geelders een nat gebied is. Dat komt door een leemlaag in de bodem die hier tijdens de ijstijd door de wind is afgezet. In de Middeleeuwen is er sprake van een bos op deze plek, dat "sneuvelt" tijdens de Tachtigjarige Oorlog. In 1750 wordt opnieuw bos aangeplant en in de jaren '30 van de 20e eeuw worden door werklozen greppels in het gebied gegraven. Met het vrijgekomen zand worden rabatten opgeworpen, waarop eiken worden geplant die geriefhout moeten leveren dat aan boeren wordt verkocht. Brede dreven dienen voor de afvoer van dit hout. De aanleg van rabatten zorgt voor verdroging. Het hakhoutbeheer is omstreeks 1965 gestopt, waarna het beheer gericht wordt op het krijgen van een meer natuurlijk bos en het verhogen van de grondwaterspiegel.

Onderweg negeren we alle vage zijpaden tot we een duidelijke kruising bereiken. We steken hier recht over tot we op een T-splitsing uitkomen. Hier gaan we linksaf. Nu komen we in het gebied dat op de topografische kaart staat vermeld als Het Speet. De oorsprong hiervan gaat terug tot in de Late Middeleeuwen. Ofschoon de oorspronkelijke beplanting en vegetatie niet bekend is, is de huidige beplanting merendeels eeuwen oud en van grote cultuurhistorische waarde. Bijzonder en zeldzaam zijn de lage knoteiken die op de randen van de grenswal zijn geplant. We zien er ook hakhout van zwarte els en hazelaar. Enkele struiksoorten als sporkehout, wilde lijsterbes, wilde kamperfoelie, blauwe bosbes en bramen hebben zich merendeels spontaan gevestigd. Ook de verschillende mos- en varensoorten zijn bepalend voor de natuurwaarde.

© L.A.W.V.VIA-VIA

Voorbij het heideveld nemen we het eerste bospad naar rechts. Je moet goed opletten en het is avontuurlijk: onder omgevallen bomendoor en klotsend over knuppelbruggetjes, soms soppend in de modder. Het eerste pad linksaf volgend en doorlopend komen we op een duidelijke T-splitsing. Hier wandelen we rechtsaf. We zijn nu in een gedeelte van De Geelders dat bekend staat als de Bossen van de Marggraff, die door de Marggraff Stichting in 2005 voor een groot deel haar terreinen in deze regio voor het publiek heeft opengesteld. Het hek met de letter M geeft dit aan. We volgen nu het zandpad De Gilders naar links en langs de natte weilanden van Baarseind. Rechts aanhoudend komen we op de Boxtelseweg. Hier gaat de route even naar rechts om dan onmiddellijk weer naar links het pad de Hoge Beek langs het Duitse lijntje te volgen tot KNP15 bij de voormalige de spoorwegovergang aan Hofstad. Hier wandelen we rechtsaf richting Olland, eerst over Hofstad en bij de eerste mogelijkheid naar rechts Stok in. Aangekomen op de T-splitsing even naar rechts en dan naar links tot we bij KNP10 de buitenwijk van Olland bereiken, rechtsaf Horst op en linksaf bij KNP11 via Roest. De Roest uitlopend komen we in het centrum van het kerkdorp Olland op de Pastoor Smitsstraat.

Het kleine dorp Olland ligt onder de rook van St. Oedenrode en de naam 'Olland' is afgeleid van 'Onlant', wat 'slechte grond' betekent. In de Middeleeuwen is er geen sprake van een kern zoals wij die nu kennen. Er zijn slechts een aantal verspreide boerderijen in een gebied dat bekend is als de 'Bodem van Elde'. Bestuurlijk en kerkelijk is dit gebied verdeeld onder diverse plaatsen en parochies. In 1314 krijgen de bewoners gemeenterechten van Jan III van Brabant en in 1462 werd ook pootrecht verleend. Tegenover het recht om bomen te planten staat de betaling van een zogenaamde 'houtschat'. De Bodem van Elde wordt in 1802 over diverse gemeenten verdeeld, te weten Liempde, Sint-Michielsgestel, Schijndel en St. Oedenrode. In de 19e eeuw groeit de wens om een zelfstandige parochie op te richten. Zo doen in 1854 de bewoners en grondeigenaren een verzoek aan het gemeentebestuur van St. Oedenrode om grond te mogen verkopen om een kerk te bouwen. In 1865 wordt die wens werkelijkheid en wordt de St. Martinuskerk ingewijd onder pastoor Jacobus Wilhelmus Smits. De kerktoren wordt op 4 oktober 1944 echter door de Duitsers opgeblazen, waarna in 1951 de huidige nieuwe kerk in gebruik wordt genomen.

© L.A.W.V.VIA-VIA

De Pastoor Smitsstraat volgen we linksaf tot aan café Den Toel bij KNP60. Voor ons op dit middaguur een perfecte plaats voor de lunchpauze. We laten ons verwennen met een kopje koffie of cappuccino en een flink stuk bosbessenvlaai! Na deze rustpauze vervolgen we onze wandeling over de Ollandseweg voorbij aan KNP21 tot aan KNP57. Hier steken we over en wandelen rechtsaf Het Achterom in. We volgen de oranje markering naar rechts en betreden duidelijk zichtbaar het Dommeldal met zijn meanderende Dommel, een traagstromende laaglandbeek, die kronkelend op weg naar het noorden haar weg zoekt in het brede dal van de Meierij van ’s-Hertogenbosch met weidse uitzichten. Hier tussen de buurtschappen Olland en Kasteren bestaat het beekdal uit beemden of natte wei- en hooilanden, die dicht bij het water liggen en uit bolle akkers die wat verder van de beek af op de hogere gronden liggen.

Ooit was de Dommel een belangrijke rivier. In de Romeinse tijd wordt er waarschijnlijk al op gevaren. Vermoedelijk heeft de rivier vroeger sneller gestroomd en is dieper uitgesneden in het landschap. Dit verandert als de mens ingrijpt en de oeverbossen kapt om daar hooilanden van te maken. Dit proces is omstreeks 1450 afgerond. Zand krijgt vrij spel en hier en daar wordt de rivier daardoor afgesneden, er ontstaan dode armen en er vormen zich stroomversnellingen. Daardoor gaat de Dommel meanderen. Omstreeks 1890 worden trajecten van de Dommel gekanaliseerd en recht getrokken. Dit gebeurt tot in de tweede helft van de 20e eeuw. Het doel is om het water sneller af te voeren en grond te winnen. In het eerste decennium van de 21e eeuw heeft het Waterschap De Dommel, opgericht in 1863, weer plannen ontwikkeld om de Dommel een natuurlijker karakter te geven en de kanalisatie over aanzienlijke stukken ongedaan te maken. Hierdoor kan de waterbergingscapaciteit van de Dommel toenemen en nemen overstromingen af. Bovendien is door de bouw van waterzuiveringsinstallaties ook de vervuiling van het water afgenomen nemen en kan de waterkwaliteit, die door de intensieve landbouw en veehouderij erg achteruit gegaan is, toenemen.

© L.A.W.V.VIA-VIA

Onderweg zien we, de oranje markering volgend, op ons pad, nu eens dicht langs de oevers van de Dommel dan weer op enige afstand, populieren en knotwilgen, oude afgesneden rivierarmen en verruigde beemden met grote grazers. In ons enthousiasme dicht langs de Dommel te willen lopen, missen we de route naar rechts. Ons wacht nu een echt avontuur! Over prikkeldraad, door weilanden en langs een dode arm van de Dommel zoeken we onze weg terug naar de “bewoonde” wereld. Over een droge sloot bereiken we het Morgenstraatje. Naar links komen we aan een bankje met overweldigend uitzicht op en grote slingerbocht in de Dommel. Even verderop steken we de Ollandse Waterloop over, die hier als zijbeek in de Dommel uitmondt. Zo komen we op de Karthuizerweg waar een informatiebord melding maakt dat hier eens aan de oever van de Dommel een Karthuizerklooster heeft gestaan. In 1464 schenkt de rijke kanunnik Ludolph van de Water enkele gronden in het westelijk deel van Olland aan de karthuizers van Roermond op voorwaarde dat de monniken op deze plek een klooster stichten. Dionysius de Karthuizer krijgt deze opdracht om volgens de strenge regels van de karthuizers op deze zeer afgelegen locatie, op een zandige hoogte aan de Dommel, een houten klooster, bestaande uit een kapel en vier monnikenhuisjes met bijgebouwtjes te bouwen. Maar de keuze om direct aan de Dommel een klooster te vestigen blijkt geen gelukkige. Door de natte en drassige omgeving houden de monniken het er slechts één winter uit en vertrekken in 1467 alweer. Van het Laat-Middeleeuwse klooster rest nu niets meer. De fundamenten zijn in de 17e eeuw uitgegraven en afgevoerd.

Na dit informatiepaneel op de Karthuizerweg nemen we de eerste mogelijkheid naar rechts, ook hier heet het Karthuizerweg. Duidelijk aan het landschap zijn hier de kenmerkende Meierijse bolle akkercomplexen te zien. Sommige bolakkers in deze omgeving bestaan al eeuwenlang in dezelfde vorm en zijn door hun compleetheid zeer goed te herkennen. Door de kleinschalige verkaveling, het patroon van zandpaden en kleine bosjes is dit typisch landschap ontstaan met populierenlaantjes. Vanaf 1750 zijn hier veel populieren aangeplant op de vochtige broekgronden waardoor het zo kenmerkende Meierijse "Peppellandschap" is ontstaan. In 1770 wordt vanuit Amerika een nieuwe populierensoort ingevoerd: de Canadese populier, die het als snelle groeier vooral goed deed op deze leemhoudende grond. De Brabantse naam voor deze populieren is dan ook "Canadassen" maar ook wel "peppeIs" genoemd. Dit landschap is in feite puur economisch, aangezien de populierenteelt grotendeels in dienst heeft gestaan van de klompenindustrie, die nu zo goed als verdwenen is.

© L.A.W.V.VIA-VIA

De Karthuizerweg nog steeds volgend bereiken we het drassige bosgebied, waar we op de T-splitsing naar links de Maai inlopen. De route brengt ons langs enkele boerderijen richting Kasteren. We lopen door tot de Hoevendreef, die we inslaan. Hier op deze splitsing hebben we naar links zicht op een ooievaarsnest, dat sinds kort bewoond wordt. Een bord geeft aan dat deze richting ons naar het St. Janspontje leidt, dat ons over de Dommel moet zetten. Met de bocht meewandelend komen we aan het uit de 17de eeuw stammende Groot Duyfhuis, een boerderij met Heerenkamer, overblijfsel van een 16e eeuwse havezate, en een vrijstaande duiventoren, een parel in het landschap. De huidige boerderij dateert uit de 18e eeuw en is in het derde kwart van de 19e eeuw verbouwd. De boerderij behoort tot het Brabants staldeeltype van de hallehuisgroep en is een rijksmonument. In de buitengevel van de Heerenkamer van het Groot Duyfhuis bevindt zich een van donkere bakstenen gemetseld maalteken. Dit, uit de middeleeuwen daterend maalteken, is een ‘teken van recht’. In de 15e eeuw, als Liempde ongeveer 700 inwoners telt en de oude herengoederen vervallen zijn tot kleine buurtschappen, bestaan er nog enkele grote hoeven. Een daarvan is “t Goed ten Acker”, waaruit waarschijnlijk het Groot Duyfhuis is ontstaan.

De eerste keer dat hiervan melding wordt gemaakt is in 1400 bij een verkoop voor de Schepenen van Liempde. De latere bezitters zijn vaak ook mede-eigenaar van de Kastersche watermolen. Zo is in 1427 de hoeve in bezit van Jan Wautgerss van Casteren en wordt in 1449 Ludolph van der Water eigenaar van het Groot Duyfhuis. Op het eind van zijn leven schenkt Ludolph van der Water in 1471 zijn goederen met o.a. deze hoeve aan de Kartuizers, die hier aan de Dommel een klooster stichten. Na de vrede van Munster (1648) worden alle goederen van de Kartuizers in beslag genomen en komt de hoeve in 1659 in handen van Pieter Lus, die waarschijnlijk in 1661 de stenen duiventoren bouwt, waaraan de hoeve zijn huidige naam, het Groot Duifhuis, te danken heeft. In het midden van de 19e eeuw is het Groot Duyfhuis in handen van Vrouwe Elisabeth Clara Vermeulen, weduwe van Bernardus van Rijckevorsel. In 1862 wordt het Groot Duyfhuis openbaar verkocht aan Adriaan van Esch, een landbouwer in Liempde, die het een jaar later verkoopt aan Jan Schoenmakers. De Familie Schoenmakers is tot in de jaren tachtig van de vorige eeuw eigenaar van deze hoeve. Op dit moment is het Groot Duyfhuis eigendom van Stichting Brabants Landschap.

© L.A.W.V.VIA-VIA

Opvallend is de vrijstaande stenen duiventoren met spits. Deze telt drie verdiepingen en een ‘marterkraag’. Dit is een kraag rondom de toren van schuin omlaag stekende planken die de steenmarter moeten beletten de vliegopeningen voor de duiven binnen te gaan. De eigenaar van de hoeve het Groot Duyfhuis bezit, als een van de weinige in de streek, het recht deze duiven te houden. Het tekort aan mest is meestal de voornaamste drijfveer om een duiventoren te bouwen. De, soms honderden duiven, leveren behalve een regelmatig mals boutje, deze vele honderden kilo’s fosfaatrijke mest. Het tekort aan meststoffen is vaak aanzienlijk dus de duiven zijn een welkome bron. De omliggende landbouwers zijn, door de voedselbehoefte van de duiven, over het algemeen weinig gecharmeerd van de vele duiven op de duiventoren. Maar ook de Duitsers hebben er tijdens WOII in 1942 nog meer dan 230 duiven afgeschoten. De functie van deze toren is echter al lang vervallen.

Even verderop aan de Hoevedreef is vlak bij het Groot Duyfhuis de duiventoren een prachtige originele Jeroen Bosch schuur herbouwd. Deze schuur is de meest typische schuur in de Middeleeuwen maar in Noord-Brabant en het landschap van de Meierij helaas verdwenen. In de tijd van Jeroen Bosch en Breughel, en nog lang daarna zijn er bijna geen andere type schuren te vinden dan het type schuur dat nu weer in Kasteren staat. De oudste elementen van deze schuur die Jeroen Berkhout aan de Hoevedreef heeft opgericht, stammen uit ongeveer 1750 en komen uit het Oost-Vlaamse Brakel. De bouwconstructie van dit type schuren maakt ze verplaatsbaar en kon destijds door de pachter naar de volgende boerderij worden mee genomen. Toch is de schuur niet meer volledig in originele staat, maar is met hulp van deskundigen van 'Domein Bokrijk' in België in bijna oorspronkelijke staat herbouwd. Deze Jeroen Bosch schuur sluit zo bijna naadloos aan op de prachtig gerestaureerde langgevelboerderij van de eigenaar.

© L.A.W.V.VIA-VIA

Vanaf de Hoevedreef wandelen we naar rechts richting St. Janspontje, dat weer in ere is hersteld. Tot 1955 bestaat er een trekpontje tussen Kasteren en de Kerkakkers van Liempde. Jarenlang heeft de familie Koppens mensen overgezet met het pontje zodat de kerkgangers uit Kasteren naar de eerste eigen parochiekerk van Liempde, de Sint-Janskapel, kunnen. De Stichting Behoud Cultureel Erfgoed Liempde en de Stichting Roois Cultureel Erfgoed hebben nauwgezet samengewerkt om dit trekpontje opnieuw in de vaart te zetten. Financiële ondersteuning door het Innovatieplatform Duurzame Meierij en de Gemeente Boxtel hebben dit mogelijk gemaakt. Bij de feestelijke ingebruikneming in 2008 is ook Mien van Haaren-Koppens aanwezig. Zij is het laatste nog in leven zijnde gezinslid van de familie Koppens, die tot 1955 de veel passanten naar de overkant van de Dommel heeft overgezet.

Eenmaal de Dommel over met het St. Janspontje passeren we op de westelijke oever van de Dommel een artistiek vervaardigde insectenschuilplaats. Langs het weiland lopen we richting Liempde en bereiken de Smaldersestraat. Hier wandelen we even naar links en komen aan de eerste huizen van Liempde. Rechtsaf door de Strijpenhof. Daar waar de straat met de bocht naar links buigt, steken we tussen de huizen door en komen op een oud pad, dat we naar de Kapelstraat volgen. In de Kapelstraat voert ons de route even naar links om dan langs het beeldje Nillis de Klompenmaker van Pier van Leest de Dorpsstraat in te gaan. Hier bereiken we ons startpunt aan de R.K. Kerk St. Jans Onthoofding, waar we deze rondwandeling zijn begonnen.

Charles Aerssens
26 juni 2018



Lange Afstand Wandelvereniging "VIA-VIA".

Gegenereerd op 26-06-2018 door C.P.J. Aerssens