Voor woensdag 17 januari hebben we de eerste wandeldag van het jaar in onze agenda gezet en opnieuw is het de bedoeling om op pad te gaan in De Mortelen tussen Boxtel en Oirschot. De barre winterse weersomstandigheden in december hadden ons toen al genoodzaakt te kiezen voor een kort alternatief. De Mortelen werd vooruitgeschoven naar januari! Maar ook dan zit het niet mee, opnieuw dagen aaneengesloten stevige regenbuien. Dus opnieuw een week doorschuiven! Als dan woensdag 24 januari op de kalander staat, blijken alleen Theo en Charles op stap te kunnen gaan. Harry is het slechte weer ontvlucht en is naar het zonnige Spanje afgereisd, Hans moet voor controle naar het ziekenhuis, Wil is door longontsteking veld en Arie heeft andere bezigheden. De sombere vooruitzichten op de afgesproken dag bieden Theo en Charles de mogelijkheid om een andere optie te kiezen en zij spreken af om een stadswandeling door historisch Dordrecht te gaan doen. Zo gezegd, zo gedaan! Op woensdag 24 januari rijdt Charles naar Oosterhout om Theo op te halen en dan rijden ze rond 9.45 uur naar Dordrecht. Het is na de spits en in en goed half uur zijn we zonder problemen op de grote parkeerplaats aan de Weeskinderendijk. Hier is het 24 uur gratis parkeren.
We starten onze stadswandeling door de historische binnenstad van Dordrecht vanaf de grote parkeerplaats aan de Weeskinderendijk. Langs het hekwerk naast een spoorwegemplacement komen we op de drukke Dokweg en wandelen hier naar rechts. Even verderop steken we onder het viaduct over naar de overzijde van de Dokweg en wandelen door het met fantasierijke graffiti beschilderde skateboardpark. De dubbele spoorbaan met de imposante spoorbrug hebben we boven ons! Deze spoorbrug verbindt Dordrecht en Zwijndrecht over de Oude Maas en maakt deel uit van de Spoorlijn Breda-Rotterdam. De brug bestaat uit een vast deel van twee tweesporige vakwerkbruggen naast elkaar en een beweegbaar deel met twee tweesporige hefbruggen. De eerste oeververbinding voor het spoorverkeer op deze plek is een draaibrug uit 1872 en een vaste vakwerkbrug. In 1980 wordt door Rijkswaterstaat en Nederlandse Spoorwegen besproken om dit drukke knooppunt te verbeteren. Er wordt geen tunnel gegraven, omdat de stadscentra van Dordrecht en Zwijndrecht te dichtbij liggen. Men besluit in drie fasen een nieuwe oeververbinding te bouwen. In de eerste fase tussen 1985 en 1990 wordt de vaste vakwerkbrug hefbaar gemaakt tot Rijnvaarthoogte. Dit betekent een hoogte van minimaal 9,10 meter tussen het hoogste waterpeil en de onderkant van de brug. In de tweede fase wordt het hefbare deel, de vlinder, vervangen door een nieuwe hefbrug op vier machtige poten met in de hefbrug twee hefbare dubbelsporige brugdekken. In de laatste fase is oude vaste vakwerkbrug vervangen door twee parallel liggende nieuwe vakwerkbruggen van 176,4 meter over drie steunpunten.
We komen nu aan de kantoorgebouwen en houden hier links aan en vervolgen onze wandeling naar rechts op de kade langs de Oude Maas tot we bij een dubbele draaibrug uitkomen op de hoek van de Binnen Kalkhaven. We steken het voetgangersbruggetje over en staan bij het vervallen karakteristieke Teerlinkpandje, dicht aan het water op een van de mooiste plekken van Dordrecht. Het pand op de kop bij de Kalkhaven is bijna een halve eeuw in gebruik geweest als werkplaats van Teerlink Motorenreparatie. Langs dit pandje komen we aan de Buiten Kalkhaven en passeren de hallen van de het bedrijf Dolderman dat actief is in de inbouw en onderhoud van de beroepsscheepvaart. Op de hoek bij het uit 1776 stammende gebouw Vredenburg komen we op de Bomkade. Even verderop staan we voor de Korenbeurs uit 1834 en ontworpen door George Nicolaas Itz (1799-1869), stadsbouwmeester van Dordrecht. Det in de stijl van het Neo-Classicisme gebouwde Korenbeurs was bestemd voor de verhandeling van granen door korenkopers en graanmakelaars, die pal voor het beursgebouw hun verscheepte producten konden laden en lossen. Typerend voor het beursgebouw zijn de symmetrie, de ingenieuze verhoudingen en terughoudendheid in het gebruik van decoraties. De voorgevel heeft door zijn fijne detaillering een helderheid en frisheid die het, na ruim 175 jaar, tot een van de beste Neo-Classicistische gebouwen van Dordrecht maakt. Het pand heeft nu een voor woon/werk bestemming.
De Bomkade lopen we langs de haven uit tot we op het punt komen waar we zicht krijgen op de Grote of Onze Lieve Vrouwekerk. Voor ons zien we de Koffiebar Heer & Meester, een goed moment om eerst even onder her genot van een heerlijk ambachtelijk kopje koffie met appeltaart de stadswandeling alvast te bekijken. Daarna gaan we pas echt op pad! Allereerst gaat de route langs de Grote of Onze Lieve Vrouwekerk. Het is een kruisbasiliek in Brabantse Gotiek met een onvoltooide toren en de op een na oudste kerk van de stad, die tijdens de Reformatie in 1572 in handen van de Protestanten komt. De Grote Kerk heeft een voorganger in Romaanse stijl gehad waarvan de fundamenten bij opgravingswerkzaamheden onder het huidige gebouw zijn gevonden. De tegenwoordige kerk is opgetrokken in een vrij sobere variant van de Brabantse gotiek, waarvan ze een van de meest noordelijke representanten is. Het is ook de enige grote stadskerk in het voormalige Graafschap Holland die volledig in steen is overwelfd. Het oudste deel van de tegenwoordige kerk is het Mariakoor, een kapel ten noorden van het hoogkoor die uit 1285 stamt. Misschien was de verheffing tot kapittelkerk in 1367 aanleiding tot grootscheepse nieuwbouw. De kerk wordt in 1457 ernstig beschadigd door een grote stadsbrand, maar vier jaar later is de schade hersteld. Rond 1470 krijgt de kerk haar huidige vorm. De Vlaamse bouwmeester Everaert Spoorwater heeft een belangrijk aandeel in de bouw. De toren naar een ontwerp van Antoon I Keldermans (1440-1512) is gebouwd vanaf 1504 maar zij is nooit geheel voltooid. De kerk is voor het laatst in de periode van 1982 tot 1987 geheel gerestaureerd.
Het interieur van de kerk staat vooral bekend om zijn koorbanken in vroege Renaissancestijl, gemaakt van 1538 tot 1541. Op de panelen boven de zittingen en op de misericordes zijn zeer minutieus Bijbelse en wereldlijke voorstellingen uitgesneden. Het weelderige koorhek van marmer en koper dateert uit 1744, de al even overdadige kansel uit 1756. Verder bevinden zich in de kerk talrijke gebeeldhouwde grafzerken, waaronder een goed geconserveerd marmeren exemplaar, waarop de familiewapens tijdens de Franse overheersing niet zijn weggehakt doordat de familie de steen omdraaide (vergelijk de elders overal weggehakte familiewapens op kerkelijke grafstenen). Er zijn een paar Neo-Gotische gebrandschilderde ramen en het gedenkraam voor Catharina van Santen (1954), die weldoener Pieter Gerardus Krafft, directeur van de N.V. De Nieuwe Margarinefabrieken te Rijswijk als herinnering aan ter herinnering aan zijn moeder Catharina van Santen geschonken heeft en verschillende episoden uit de geschiedenis van Dordrecht weergeeft. Het orgel dateert uit 1859, als de Rotterdamse W.H. Kam een nieuw instrument inbouwt de in 1671 door Nicolaas van Hagen uit Antwerpen vervaardigde kassen. Het beeldhouwwerk rond het orgel stamt ook uit de 18e eeuw, op het orgel zijn de familiewapens van de kerkrentmeesters aangebracht.
Tegen de klok in wandelen we over het Grotekerksplein rond het kerkgebouw langs het toegangsportaal, maar de kerk is voor ons gesloten. Jammer! Met de bocht naar links komen we in de Grotekerksbuurt. Hier vinden we op huisnummer 21 een opvallende gevelsteen. Sinds 1925 prijkt er op dit pand, dat hier begin vorige eeuw is neergezet een herdenkingsplaquette. Hier heeft ooit het eigenlijke woonhuis van de gebroeders Johan en Cornelis de Witt, waarschijnlijk de beroemdste Dordtenaren, gestaan. Op dit adres zijn de broers geboren. Ze doorlopen allebei een glansrijke carrière. Johan wordt raadpensionaris van Holland en daarmee, in een tijd zonder Oranjestadhouder, de machtigste politicus van het land. Cornelis wordt net als zijn vader burgemeester. Maar beroemd wordt hij vooral als zeeheld, in de oorlog tegen Engeland. De familie De Witt is een steunpilaar van de staatsgezinde partij, die de Oranjes uit belangrijke functies wil houden. En uiteindelijk kost dat Johan en Cornelis hun carrière en hun leven. Oranje aanhangers nemen op 20 augustus 1672 gruwelijk wraak. De beide broers worden vermoord in Den Haag en hun verminkte lijken aan de galg gehangen.
De Grotekerksbuurt mondt uit op het Stadhuisplein, dat gedomineerd wordt door het voormalige stadhuis van Dordrecht. Oorspronkelijk is het in 1383 door Vlaamse kooplieden gebouwd, die het gebruiken als markthal voor de handel in lakenstoffen. De klokken, die in het gebouw hangen, zijn vervaardigd door Pieter van Dormer en Sloterdijck in 1449 en later nog een aantal door Gregorius Waghevens in 1514. Sinds 1544 is het gebouw in gebruik door het stadsbestuur. In 1572 wordt door burgemeester Adriaan van Blijenburg (1532-1582) in dit gebouw de beslissing genomen om de Staatse kant te kiezen tijdens de Tachtigjarige Oorlog, waarna de Inname van Dordrecht een feit wordt. Het plein voor het stadhuis is in 1679 aangelegd. De gevel en trap met leeuwen dateren uit de 19e eeuw en het stadhuis raakt zijn Middeleeuwse gevel kwijt. De leeuwen zijn in 1841gemaakt door IJzergieterij L.J. Enthoven en Co uit ’s-Gravenhage. In april 1904 voert de beroemde Harry Houdini (1874 -1926) in het stadhuis zijn boeienact uit voor een aantal hoge plaatselijke ambtsbekleders, waaronder burgemeester Alfred Rudolph Zimmerman (1869-1939). Harry Houdini is dan op tournee door Nederland met zijn circus. In 1975 verhuist het stadsbestuur naar het stadskantoor op de Spuiboulevard en wordt het gebouw gebruikt voor evenementen, zoals voor huwelijksceremonies. In de Burgerzaal van het stadhuis staat een grote eikenhouten schouw met links en rechts schilderijen en een borstbeeld van Johan de Witt. Ook is hier het Joods Monument te vinden met daarop de namen van 221 Joodse Dordtenaren die tijdens WOII zijn omgekomen. In de Kennedyzaal is nu een trouwzaal. De wandschilderingen zijn van Dortse kunstschilder Reinier Kennedy (1881-1960), die belangrijke periodes uit de Dordtse geschiedenis laten zien. In de voormalige raadzaal is nog te zien hoe het balkenplafond en het metselwerk er in de Middeleeuwen uitzagen. En op de zolder zijn nog de cellen van de 17e eeuwse stadsgevangenis te zien.
Langs het stadhuis passeren we in de Groenmarkt het oude en nieuwe politiebureau en slaan van meteen linksaf de Vleeshouwersstraat in. De winkeliers zelf noemen dit karakteristieke stukje Dordrecht ‘het allerleukste straatje in Dordt’ waar oorspronkelijk de slagers zaten. De dieren werden in deze straat geslacht en gepekeld om te kunnen verkopen. Hiervoor was ook een speciaal riool aangelegd voor het bloed en de ingewanden, dat naar de Nieuwe Haven en Knolhaven werd afgevoerd. Nu sieren vlaggen uit de hele wereld de gevels. Als we de Markstraat zijn overgestoken komen we aan de Nieuwe Haven met de Lange IJzeren Brug. Het is een stalen brug over de Nieuwe haven, die in 1855 ontworpen is door de eerder genoemde stadsbouwmeester van Dordrecht George Nicolaas Itz en diende ter vervanging van een 40 m lange houten brug. Het is een slanke brug die bestaat uit twee vaste brugdelen van elk 25 meter. In het midden van de haven, is een 7 meter brede, beweegbare dubbele basculebrug met een lange aanbrug aan weerszijden. De radiale decoraties in de van tandbanen voorziene kwadranten, de hekbalusters en de decoratieve consoles aan de jukpijlers zijn in gietijzer uitgevoerd. Opvallende onderdelen zijn ook de slanke staanders van de jukken, waardoor de brug nogal kwetsbaar lijkt. In 2005 is Lange IJzeren Brug gerestaureerd.
Aan de overzijde van het water vervolgen we de route naar rechts langs de Nieuwe Haven, die al in 1410 is gegraven. Door de strategische ligging van Dordrecht aan het knooppunt van 3 rivieren krijgt de stad in 1299 het stapelrecht van de Hollandse Graven. Dit betekent dat alle goederen die langs Dordrecht komen eerst in Dordrecht te koop moeten worden aangeboden. Dit gaat gepaard met het heffen van belasting. Zo verdient Dordrecht veel geld aan de handel in wijn, hout, graan en wol. Deze Gouden Eeuw van Dordrecht tussen 1350 en 1450 maakt de aanleg van nieuwe havens noodzakelijk, zo ook deze Nieuwe Haven. Nu is het deels de jachthaven van de Koninklijke Dordrechtsche Roei- en Zeilvereeniging, opgericht in 1851 met ligplaatsen voor leden en passanten. Dit hart van de historische binnenstad is omringd met fraaie monumentale oude panden en bruggen, die zich kenmerkt door een grote mate van rust en waar je de sfeer van het rijke Dordrechtse verleden nog proeft.
We komen even verderop langs het Huis van Gijn, een patriciërshuis uit 1729 in de bouwstijl: van Lodewijk XIV en XV. De bankier en verzamelaar Simon van Gijn (1836-1922) heeft de stad Dordrecht een monument van formaat als museum nagelaten. In 2001 is het huis met de aangrenzende panden gerestaureerd en verbouwd. De oorspronkelijke indeling en een groot aantal authentieke interieurs zijn bewaard gebleven, waardoor de oorspronkelijke uitstraling is bewaard. De oude keuken, eetkamer, studeerkamer met bibliotheek, slaapkamer, badkamer en ‘rode salon’ ademen de sfeer van weleer net een indrukwekkende verzameling van 25.000 prenten, fraaie glas, zilver en scheepsmodellen. De tapijtenzaal is de oudste nog bestaande van Nederland met wandtapijten vol mythologische voorstellingen. Op de eerste verdieping bevindt zich de enige in Nederland bewaard gebleven goudleerkamer met goudleerbehang en op de zolderverdieping is een uitgebreide collectie speelgoed te zien. Dan passeren we het kleine, sfeervolle Museum 1940-1945, dat een beeld schept van de gebeurtenissen in deze oude garnizoensstad, zowel tijdens de Duitse inval, als gedurende de Duitse bezetting. Met de naderende bevrijding vanuit het zuiden eind 1944 door de Geallieerde opmars, blijft de ligging als frontstad aan de Beneden Merwede, De Noord en de Oude Maas van groot strategisch belang. Het zijn hier de kleine collectiestukken die fascinerende verhalen opleveren. Buiten het museum liggen nog verschillende onderdelen van de in de omgeving van Dordrecht neergestorte militaire vliegtuigen.
Aangekomen aan het einde van de Nieuwe Haven bij de Roobrug zien we voor ons rechts op de hoek van de Aardappelkade en de Kuipershaven op zijgevel van het pand uit 1625 een opvallende gevelsteen met de afbeelding van St. Joost. We gaan op dit punt linksaf de Vlak op langs de Wolwevershaven, gegraven in 1609, waar zich aanvankelijk de wolwevers vestigen en waar nu een groot aantal historische bedrijfsvaartuigen zijn afgemeerd. Het meest opvallende is een historische stoomsleepboot uit 1893: de Pieter Boele. Dit soort sleepboten met een ranke, slanke vorm en geringe diepgang is speciaal ontworpen voor het trekken van sleepaken op de snelstromende Boven-Rijn tussen Keulen en Basel. In 1968 wordt het schip gekocht door een Amerikaanse regisseur, die er films mee wil gaan draaien. Maar in 1970 koopt Boele's Scheepswerven en Machinefabriek BV uit Bolnes het schip en doopt het Pieter Boele. Het schip wordt gerestaureerd en verbouwd en doet tot de overdracht als museumboot dienst als directievaartuig.
Meteen valt aan de linkerzijde op de hoek van de Hoge Nieuwstraat het grote patriciërshuis Huis Vader Tijd op uit 1728. Hoewel de monumentale lijstgevel anders doet vermoeden, is het de vraag dit pand ooit als één woonhuis in gebruik is geweest. Het pand beschikt over een middenrisaliet van drie assen bekroond met een vooruitspringend fronton met een gebeeldhouwde Chronos, ofwel Vader Tijd, die twee familiewapens toont. Op zijn hoofd draagt hij een zandloper, als teken van vergankelijkheid en de tijdelijkheid van het leven. Op de vleugels links en rechts van de zandloper zijn een vleermuis en een adelaar te zien. De vleermuisvleugel staat voor de nacht en biedt bescherming tegen boze machten, de adelaarsvleugel staat voor de dag. Vader Tijd wordt geflankeerd door twee oeils-de-boeuf, kleine ovale raampjes met Lodewijk XIV ornament. Met de bocht naar rechts passeren we een aantal monumentale gebouwen die een handelsfunctie hebben gehad. Allereerst een monumentaal pand met in het opvallende bovenlicht de tekst: “Hier begon in 1899 de eerste Ned Scheepsverband My. haar arbeid” en erboven een beer in een zeilboot en op de wimpel anno 1949.
Voorbij aan de statige herenhuizen en patricierswoningen neemt aan deze binnenhaven het verderop gelegen reusachtige voormalige graanpakhuis Stokholm een opvallende plek in. Het pand met zijn frisrode luiken dankt zijn naam aan de uit Stockholm afkomstige koopman Johan Anthony Bruyn, die dit pakhuis met zeven verdiepingen en een enorme capaciteit in 1730 bouwt voor de vestiging van een suikerraffinaderij. Huize Stokholm is in 1962 gerenoveerd tot kantoorgebouw waar nu verschillende onder nemingen gevestigd zijn. Een het volgende indrukwekkende pand aan de Wolwevershaven 21 is Huis “De Meerminnen”, in 1644 gebouwd door de Leidse lakenwever Philips opde Beecq op een perceel dat eerder eigendom was van de West-Indische Compagnie met kapitaal uit de nalatenschap van kaperkapitein Simon de Danser (1577-1611). Hij woont er tot 1662 en verkoopt het huis dan aan wolwever Wijnant Pelsser. De huidige natuurstenen pui met rijk gebeeldhouwde elementen in Lodewijk XIV stijl dateert uit 1740 als Pieter Vermaessen het pand koopt. De versierde vrouwenbeelden lijken op meerminnen, het zijn echter kariatiden (vrouwenbeelden in de Griekse bouwkunst). Ook het interieur is in Lodewijk XIV stijl. In 1980 kreeg het huis de naam “De Meerminnen”. Vermeldenswaard is, dat Corneille Vriesendorp (1825-1898), de opa van schrijfster Top Naeff (1878-1953), in 1863 het huis betrekt. Als Tops vader overlijdt, komt ze met haar moeder in het huis van haar opa te wonen. Ze schrijft er in haar boeken over.
Net voor de Damiatebrug komen we langs het Dordts Patriciërshuis, een monumentaal pand dat gebouwd is in opdracht van Jacob Trip (1575-1663). In 1733 zijn de twee aangrenzende panden samengevoegd en krijgt het pand aan de Wolwevershaven 9 zijn huidige uitstraling. Rond 1780 geeft Pompejus Hoeufft (1740-1783), de opdracht voor de bouw van de ronde Maaskamer, een bijzondere ruimte met hoge ramen en uitzicht op de Oude Maas en het drukst bevaren rivierenknooppunt van Europa. Tegen het einde van de 18e eeuw wordt het huis bewoond door burgemeester Anthonij van den Santheuvel Heere Hendrikszoon. Schilderijen van Cornelis Kuipers (1739-1802) en zijn Dordtse tijdgenoten Aart Schouman (1710-1792), Johannes Christiaan. Schotel (1787-1838) en Leendert de Koningh (1810-1887) sieren de verschillende kamers. Het pand is jaren lang als woonhuis in gebruik geweest, maar de huidige bewoners hebben ervoor gekozen om het pand in 2011 open te stellen als museum. Met de transformatie naar een sfeervol huismuseum zijn de originele stijlkamers en de inrichting, die bestaat uit een collectie meubels en diverse gebruiksvoorwerpen in Lodewijk XVI stijl bewaard gebleven. Wie over de drempel van dit knusse museum stapt, gaat terug in de tijd van de gegoede burgerij aan het eind van de 18e eeuw.
Bij de Damiatebrug aangekomen steken we van Wolwevershaven over naar de Kuipershaven. De naam van deze brug duidt op de oude houten brug die hier eerder gelegen heeft en afkomstig is van de houthandel Damiate, die in de 17e eeuw in de buurt heeft gelegen. In 1855 is de huidige dubbele ijzeren ophaalbrug gebouwd naar het ontwerp van stadsbouwmeester George Nicolaas Itz. De Damiatebrug is 1855 opengesteld, maar stortte door de zwakke combinatie van gietijzer en smeedijzer in. Pas in 1857 is de brug hersteld, waarbij het gietijzer grotendeels is vervangen door smeedijzer. Links af aanhoudend ook langs Horeca Langepier komen we op het punt waar de Oude Maas, de Merwede en de Noord samenkomen. Hier staat de Groothoofdspoort, een nog bestaande oude stadspoort van Dordrecht. Uit bouwhistorisch onderzoek is gebleken dat de basis van de poort zijn oorsprong heeft in de 14e en 15e eeuw. Dit is te zien in de poortdoorgang met gewelven, die Gotisch van oorsprong zijn, ofschoon ze opnieuw zijn opgemetseld tijdens de ingrijpende restauratie in de jaren zeventig van de vorige eeuw. Tijdens de verbouwing in 1618 krijgt de poort een Renaissance uiterlijk en in 1692 wordt de oorspronkelijke kap vervangen door de huidige koepel. De voorpoort in Lodewijk XV stijl aan de rivierzijde dateert uit de 18e eeuw in plaats van een oudere voorpoort. Boven de doorgang is de Maeght van Dordrecht te zien. Deze maagd is gezeten in een tuin, die enerzijds haar ongehuwde staat symboliseert, maar anderzijds verwijst naar de onneembaarheid van de stad Dordrecht, omdat zij is omgeven door water. In haar ene hand heeft zij het wapen van Dordrecht en in de andere hand een palmtak. Rondom haar zijn wapens van Nederlandse steden afgebeeld, die in relatie met Dordrecht stonden. Naast de toegang is in de muur een gevelsteen ingemetseld die duidt op de afgang van Hertog Jan van Brabant bij het beleg van Dordrecht in 1418.
Door de Groothoofdpoort komen we in de Palingstraat. De brede gevel aan de stadszijde is links onversierd gebleven, met uitzondering van het afsluitende Middeleeuwse boogfries. De overige drie traveeën hebben een onderbouw met een hardstenen poort en gebosseerde Toscaanse pilasters en een door dubbele Toscaanse en Ionische pilasters gelede bovenbouw. Boven de doorgang bevindt zich een ombouwde nis met het stadswapen tussen 2 griffioenen, bekroond door voluten en een buste in een medaillon. De 2 griffioenen, bestaande uit het bovenlijf van een adelaar en het onderlijf van een leeuw, staan als schildhouders naast het wapen van Dordrecht. De oudste afbeelding van dit wapen dateert uit 1430 op een schilderij en de 2 griffioenen zijn waarschijnlijk verleend door Hertog Jan van Beieren, die de stad verscheidene privileges verleend heeft. Wij gaan vanaf de stadspoort naar links en dan meteen voor de brug over de Wijnhaven rechtsaf de Wijnstraat in. Deze straat dankt zijn naam aan het feit dat Dordrecht in de 14e en 15e eeuw de grootste wijnexportstad van Europa was. Alle wijn die Holland binnenkwam, kwam eerst langs Dordrecht. Veel monumentale panden waren vroeger wijnpakhuizen. Zo verwijst het vroegere pakhuis Bordeaux op Wijnstraat 61 naar de uit Frankrijk afkomstige wijnen die hier opgeslagen werden.
De meeste huizen in de Wijnstraat beschikken nog over een wijnkelder waar de wijn kon rijpen voordat deze verkocht werd. De straat telt ruim 60 rijksmonumenten: Opvallend is het Barokke in Louis XIV stijl gebouwde pand uit 1735. Oorspronkelijk is hier in 1623 de opslag van koopwaar voor de in 1621 opgerichte West-Indische Compagnie. Het krijgt zo de naam West-Indisch Huis. In 1686 vestigt zich er de suikerraffinaderij De Compagnie, die in 1698 wordt verplaatst naar de achterliggende panden aan de Kuipershaven. In 1951 komt er na een grondige verbouwing een drukkerij in het pand. Het West-Indisch Huis en het suikerpakhuis De Compagnie vormen hierdoor één geheel. De Barokke gevel heeft een kroonlijst met voluutvormige consoles, een Mercuriuskop en hoornen van overvloed in het bovenlicht van de deuren. In het Fries bevindt zich een suikerbrood (in blauwe papierwikkel). Bij de restauratie zijn diverse interieurdelen en bouw fragmenten hersteld: de zes dubbele buiten deuren aan de achterzijde, de schouw in de grootste woonkamer, het interieur van de eetkamer en beschilderde plafonds en betimmering in diverse kamers. Geheel intact zijn de zolderverdieping, de port-brisé deuren van de ‘kamer en suite’, schouw en proviandkasten in de keuken, de vestibule en het trappenhuis. Sinds 1992 is er een galerie met hedendaagse kunst gevestigd.
Dan passeren we op Wijnstraat 117 de voormalige Sint Bonifatiuskerk, een hallenkerk t uit de periode 1823-1826 en ontworpen in Neo-Classicistische stijl door stadsarchitect Pieter Plukhooij (1772 -1831). De kerk heeft een houten toren op de voorgevel. Het interieur bestaat uit zuilen met composietkapitelen en houten tongewelven. Het altaar en de preekstoel dateren uit 1827. In de kerk is van 1967 tot maart 2013 het poppodium Bibelot gevestigd en nu is het pand in gebruik als jongerencentrum. Dan komen we aan Wijnstraat 123: Huis De Onbeschaamde, een in het oogvallende monumentale pand. In 1650 laat toenmalig burgemeester Abraham van Beveren (1604-1663) zijn nieuwe woning hier aan de Wijnstraat bouwen door de Pieter Post (1608-1669), hofarchitect van Stadhouder Frederik Hendrik en Amalia van Solms. De voorgevel is vormgegeven in Hollands Classicisme als een Romeinse of Griekse tempel en is vijf traveeën breed. Tussen de vensters zijn vier Korinthische pilasters geplaatst. Deze pilasters ondersteunen een architraaf met daarop een fronton en daarin een mollig kinderfiguurtje dat de familiewapens van de eerste bewoners vasthoudt: Van Beveren en Ruysch. Aan weerszijden van de architraaf bevinden zich festoenen. Ook de hardstenen stoep behoort toch het rijksmonument, de hekken zijn vermoedelijk uit de eerste kwart 19e eeuw en bevatten Neo-Gotische elementen. In 1994 verwerft de Vereniging Hendrick de Keyser het pand, die in 1997 een restauratie laat plaatsvinden. Aangrenzend ligt een pand dat behoort tot de zeldzame midden 16e eeuwse huizen in vroege Renaissancestijl. De gevel is opgetrokken in witte Belgische natuursteen en bijzonder is het dat de gevel nooit ingrijpend lijkt te zijn gewijzigd. De bel-etage is voorzien van drie gekoppelde natuurstenen kruiskozijnen, een voor Nederland ongebruikelijke oplossing. De eerste verdieping heeft twee kruiskozijnen. Het zijn geen reconstructies maar de originele natuurstenen kozijnen. De geveltop is voorzien van sierlijk krulwerk. Het pand van de familie Van Beveren heeft een opmerkelijke gevelsteen met het inschrift: Dit is in Bevereburgh.
Nu slaan we linksaf over de Nieuwbrug en Wijnhaven en komen aan de Voorstraat. Rechtsaf gaat onze stadswandeling. Hier passeren we de het patriciërshuis “De Groene Weijde” met zijn rijk bewerkte voorgevel. Het pand in de Lodewijk XV stijl dateert van omstreeks 1750 en heeft een fraai middentravee. Aan weerszijden van de ingang bevinden zich pilasters die een kroonlijst dragen waarop een gesmeed ijzeren balkonhek is geplaatst Onder de kroonlijst, aan het boveneind van de pilasters, zijn prachtige gevleugelde adelaars te zien. Het hele huis bevat ornamenten in de vorm van schelpen, wellicht St. Jakobsschelpen die symbool staan voor de pelgrims. De deur heeft een prachtig bovenlicht. Het pand is in gebruik geweest als woning van de burgemeester en andere notabelen tot het in 1922 door de familie Roodenburg verkocht wordt aan de Roomsch Katholieke Parochie van de Heilige Antonius van Padua en de Roomsch Katholieke Parochie van den Heilige Bonifacius uit Dordrecht. In de periode 1941 tot 1976 is er de R.K. huishoudschool St. Anna ondergebracht en nu huist er de Stichting Intermezzo.
Even verderop staan we voor de imposante toegangspoort van de oorspronkelijke Munt van Holland, die hier in 1366 werd op last van hertog Albrecht van Beieren, Graaf van Holland, Zeeland en Henegouwen is gevestigd. In 1555 krijgt de Munt van Holland onder Keizer Karel V de huidige vorm en strekt zich uit van de voorzijde aan de Voorstraat tot de Doelstraat aan de achterzijde. De komst van de Fransen in 1795 betekent het einde van de Dordtsche Munt en in 1806 wordt de instelling definitief opgeheven. Bij koninklijk besluit wordt door Lodewijk Napoleon bepaald dat er nog slechts één muntgebouw in Amsterdam zal zijn en deze wordt in 1807 verplaatst naar Utrecht. In 1828 werd het muntgebouw verkocht komt een groot gedeelte van de gebouwen aan scheepsbouwer Jan Schouten (1786-1852), toentertijd voorzitter van de vrijmetselaars Loge La Flamboyante. Het gebouw wordt daarna op 16 maart 1837 door de vrijmetselaars als La Flamboyante in gebruik genomen. Tegenwoordig maakt ook de muziekschool Stichting ToBe gebruik van het pand.
Door het toegangsportaal van de voormalige Munt brengt de route ons aan eind in de Doelstraat. Naar rechts komen we uit op de Steegoversloot. Hier hebben we recht voor ons een kleine doorsteek onder de natuurstenen boog door naar het Hof, omgeven door de restanten van het in 1275 gestichte Augustijnenklooster. Het klooster was een geschenk van Floris V. Rond het binnenplein van het klooster waren een ziekenhuis, een brouwerij, een bakkerij en andere dienstgebouwen gevestigd. Na een brand van 1512 wordt het in 1572 aan het begin van de 80-jarige oorlog in bezit genomen door de stad. In de voormalige refter van het Augustijnenklooster vindt dan de Eerste Vrije Statenvergadering plaats waar de Spaanse Koning Filips II wordt afgezworen en alleen Willem van Oranje als stadhouder wordt erkend. De wapenschilden van die twaalf steden zijn nog te zien in de glas-in-loodramen in de Statenzaal. Het Hof heeft in de loop der eeuwen meerdere functies gehad. Zo heeft het gebouw gefungeerd als gemeentehuis, is er recht gesproken en zijn er belangrijke buitenlandse gasten ontvangen. Ook heeft het gebouw dienstgedaan als woonhuis voor Willem van Oranje en de Graaf van Leicester. Onder Maurits en Frederik Hendrik is het klooster verfraaid in Renaissance stijl en krijgt het de naam Prinsenhof. Bij de vredesonderhandelingen met Spanje in 1648 speelde de Statenzaal nog een rol als plaats van onderhandeling. Daarna wordt het stil en raakt het Hof langzamerhand in verval. In 1835 koopt de gemeente Dordrecht het complex en vestigt er een tijdje een school in.
Van 1969 tot 1972 is het Hofcomplex gerestaureerd. Tegenwoordig doet het gebouw dienst als cultureel centrum. Ook is hier het Regionaal Archief Dordrecht gevestigd.
Terug in de Steegoversloot wandelen we naar rechts voorbij aan de rechtbank en slaan na een smalle steeg aan de rechterzijde op de volgende kruising rechtsaf de Museumstraat in. We komen aan het Dordrechts Museum, opgericht in 1842 en een van de oudste musea van Nederland. De collectie omvat meer dan zes eeuwen Nederlandse schilderkunst: van meesters uit de Gouden Eeuw tot kunst van vandaag die is ondergebracht in de dan net gebouwde Boterbeurs. De verzameling krijgt pas betekenis na het legaat van Leendert Dupper Wzn (1799-1870), die behalve een ton goud ook zijn eigen grote kunstverzameling beschikbaar stelt. Het Dordrechts Museum beschikt over de grootste collectie schilderijen ter wereld van Ary Scheffer (1795-1858), de in Dordrecht geboren schilder die in de tijd van de Romantiek carrière maakt in Parijs. Medio 2007 sluit het museum tijdelijk zijn deuren voor een ingrijpende verbouwing en uitbreiding naar ontwerp van Dirk Jan Postel van architectenbureau Kraaijvanger Urbis. Het interieurontwerp is van Merkx en Girod Architecten. Door de binnenplaats te verbouwen wordt een aanmerkelijke uitbreiding van de tentoonstellingsruimte gerealiseerd. En door verplaatsing van de entree, naar het midden van het gebouw aan de tuingevel is de looproute door het gebouw sterk verbeterd. Op 27 november 2010 heeft het museum zijn deuren weer geopend voor bezoek.
We vervolgen de Museumstraat, steken de Nieuwstraat over en komen op nummer 56 aan een rijk versierd Renaissancepoortje dat toegang geeft tot de binnentuin van het Arend Maartenshof, een hofje gebouwd in 1625 en vernoemd naar de oprichter Arend Maartenszoon. Hij stond bij zijn stadgenoten en de kerk om zijn geldzuchtige houding bekend en probeerde zijn reputatie te verbeteren door het bouwen van 38 woningen voor arme vrouwen. De bezoekers worden in het hofje verwelkomd met de woorden ‘Naeckt kom ick, naeckt scheyde ick’. Ook de spreuk ‘Vita Vapor’ ofwel ‘het leven is een damp’ staat op het zandstenen poortje te lezen. Rechts van de ingang ligt de regentenkamer. Te zien zijn een interieur uit 1701 met een portrettengalerij van de stichter en eerste regenten. De schildering boven de schoorsteenmantel en de plafondschildering zijn gemaakt door Arnold Houbraken (1660-1719). De schilderingen verwijzen naar de goede daad van Arend Maartenszoon. In de tuin staan platanen rond een waterput. De eerste eeuwen vinden alleen armlastige vrouwen en weduwen van soldaten, die voor het vaderland zijn gesneuveld onderdak in het Arend Maartenshof. Sinds de 80'er jaren van de vorige eeuw is daar verandering in gekomen. Nu mogen ook jongere vrouwen en echtparen en zelfs alleenstaande mannen in de huisjes wonen. Op één voorwaarde, of eigenlijk twee: bewoners moeten van onberispelijk gedrag zijn en ze moeten de woonomgeving liefdevol verzorgen.
Na het bezoek aan het Arend Maartenshofje lopen we de Museumstraat verder uit en slaan aan het einde linksaf langs de parkeergarage tot we op de Vest uitkomen. Deze blijven we naar rechts volgen, steken op de kruising bij de Vriesebrug recht over en slaan dan na goed 50 meter rechtsaf het straatje Bagijnhof in. Zo komen we aan het Regenten- en Lenghenhof, een samengesteld hofje Ingeklemd tussen het Bagijnhof en de Vriesestraat. Het dateert uit 1755 en bestaat eigenlijk uit 4 hofjes die door poorten met elkaar verbonden zijn. Een natuurstenen poort met schelpvormige Rococoversieringen in Lodewijk XV stijl geeft toegang tot het hof, dat in totaal 52 woningen telt, inclusief een regentenkamer in Rococostijl. De Dordtse koopman en reder Gijsbert de Lengh heeft zijn geld en naam aan het hofje gegeven. In 1755, het jaar van zijn overlijden, worden de eerste huisjes gebouwd, aanvankelijk bedoeld voor berooide gezinnen. Ook armlastige oude, ongetrouwde vrouwen, vaak gepensioneerde dienstbodes, krijgen er een huisje toegewezen. Tegenwoordig zijn het uitsluitend vrouwen die het Regenten- of Lenghenhofje bewonen. In de ‘Voorhof’ staat in de binnentuin op een sokkel (1730) een uit 1880 daterende zonnewijzer. Tegenover de hoofdingang is de Regentenkamer met een bezienswaardig interieur. Er is onder andere een schoorsteen van Belgisch marmer, marmeren lambrisering en goudleerbehang en een stucplafond met sierlijke rococoversieringen te zien.
Vanaf de ingang steken we in de Voorhof naar links door en wandelen naar rechts door de Klophof en via de doorgang links komen we in de 19e eeuwse Langehof en vandaar weer in de Achterhof. Zo bereiken we door het hek de Vriesestraat. In de brede Vriesestraat gaat onze route naar links en dan staan opeens bij een abstract kunstwerk van Maria Roosen. Op de sokkel zien we een roestvrijstalen sculptuur, die neigt naar het absurde maar verwijst naar vermaarde landschapschilder Aelbert Cuyp (1620-1691) met de tekst: Dortse schilder, meerster van licht, lucht, water en landschap. De tientallen spiegelbollen moeten zijn menselijke figuur voorstellen op een paar originele Van Bommelschoenen. De route volgt de Vriesestraat en na kruising met de brede Sarisgang te zijn overgestoken, passeren we op de hoek met de Korte Breestraat het monumentale pand van de voormalige Destilleerderij H.C. Wyers uit 1880 naar een ontwerp van de Dortse architect Huibert Willem Veth (1833-1909).
Opvallend is decoratie onder de dakrand en de architraafbalk van de eerste etage. De gevels hebben een strakke indeling met pilasters en de hoger opgetrokken gevel- en dakopbouw op de hoek van de Vriesestraat draagt de tekst: Destilleerderij H.C. Wyers.
Dan komen we op de hoek van de Blindeliedengasthuisstraat aan de Trinitatiskapel, oorspronkelijk de kapel van het Blindenliedengasthuis, een gasthuis voor blinden en kreupelen en rond 1300 gebouwd, maar is in 1629 afgebroken. Het eenvoudige Laat Gotische zaalkerk met driezijdige sluiting heeft vijf traveeën en is overdekt door een tongewelf met trekbalken, waarvan alleen die in het koor nog sleutelstukken hebben. Alleen het koor heeft steunberen. De in 1618 in Dordrecht gestichte Lutherse Gemeente krijgt in 1689 het kerkgebouw van de Gemeente aangeboden als bedehuis. In de 17e eeuw worden voor- en zijgevel van een pleisterlaag voorzien, die gedeeltelijk is verwijderd bij de restauratie van 1963. In de kerk vinden we in de apsis een rijk gesneden preekstoel in Lodewijk XVI stijl (1779). Het Wolfferts orgel uit 1779, met delen uit 1733, heeft twee klavieren en is in 1991/1992 geheel gerestaureerd door orgelbouwer Flentrop uit Zaandam. Veder zijn er een koperen lezenaar en kandelaars, 2 eenvoudige koperen kroontjes en op de koornok een Gotisch smeedijzeren kruis.
Aan het einde van de Vriesestraat komen we uit op de Voorstraat en slaan hier linksaf. We komen u aan de Visbug, een brug over de voormalige Voorstraathaven, die aansloot op de oude Thuredricht. Net over de brug links staat het standbeeld ter nagedachtenis aan raadpensionaris Johan de Witt en zijn broer Cornelis de Witt. Na overleg is besloten hier eind 1915 dit monument voor de beide broers op te richten. De opdracht wordt gegund aan beeldhouwer Toon Dupuis (1877-1937), die de raadpensionaris zittend en zijn broer staand in brons laat gieten bij de Delftse gieterij N.V. F.W. Braat. De zandstenen omlijsting is ontworpen door architect Dirk Roosenburg met aan beide zijden een citaat van Joost van den Vondel en is uitgevoerd bij Steenhouwerij Van het Kooy in Den Haag. De onthulling vindt plaats op 20 augustus 1918, de dag dat de broers zijn vermoord. Het naturalistische, bronzen standbeeld toont de broers in 17e eeuwse kledij. Johan draagt een kalot op zijn hoofd en zit op een stoel. Zijn broer Cornelis leunt tegen de stoel en houdt in zijn linkerhand een wandelstok. Onder het beeld is het wapen van de familie De Witt aangebracht, met de namen van beide broers. Het gedenkteken wordt in 2001 rijksmonument.
Over de Visbrug hebben we ook zicht op het imponerende pand De Gulden Os met zijn Gotische in natuursteen uitgevoerde trapgevel. In het begin van de 16e eeuw draagt het huis nog de naam ‘Het Vlies’. Na de verbouwing rond 1525 wordt het ‘De Gulden Os’ genoemd, waarschijnlijk vernoemd naar de er naastgelegen Vleeshouwersstraat, waar vele slagers gevestigd waren. Later is er een vleeshal ondergebracht en is het lang in gebruik als Café-Restaurant Américain. Na een periode van leegstand wordt het in 1986 verbouwd en gerestaureerd. Op de trapgevel is een ornament van een rustende gulden os te zien, die waarschijnlijk is aangebracht tijdens deze restauratie. Samengevoegd met een ander Middeleeuws pand en aangevuld met moderne nieuwbouw vormt dit het huidige onderkomen van de Centrale Bibliotheek.
Wij vervolgen de Voorstraat, de oudste en voornaamste straat van Dordrecht, rechtuit. Aan deze drukke winkelstraat is niet te zien dat deze straat met een lengte van meer dan een kilometer als “zeedijk” deel uitmaakt van de hoogwaterkering in Zuidwest Nederland. Zo is de Voorstraat als zeedijk nog even hoog gelegen als rond 1900 en kan door het plaatsen van vloedschotten tegen waterstanden van maximaal 3,60 m boven NAP beschermen. We passeren de achterzijde van het stadhuis met aangrenzend pleintje en zien nu op verschillende plaatsen aan de rechterzijde kleine doorsteekjes met steigers die met een trapje tot aan de waterlijn van de Voorstraathaven lopen. Oorspronkelijk stoomde hier de Thure of Thuredriht, waaraan Dordrecht haar naam ontleedt. Deze was vooral bedoeld voor de schepen die vroeger met goederen over het water aan kwamen voor de bevoorrading. De huidige Voorstraathaven diende bovendien als een open riool voor alle woningen als een stromende vuilcontainer, die bij eb vaak droogstond, een onhygiënische situatie! Een van deze doorsteekjes is de smalle Botgenssteiger met muurschilderingen. De Voorstraat helemaal uitlopend staan we weer vlakbij de Grote of Onze Lieve Vrouwekerk. Hier sluiten we de stadswandeling af onder her genot van een heerlijk ambachtelijk kopje koffie in de Koffiebar Heer & Meester. Voor het laatste stukje terug naar de parkeerplaats aan de Weeskinderendijk kiezen we opnieuw voor het traject langs de Binnen Kalkhaven, de kade langs de Oude maas en het Skateboardpark.
Charles Aerssens
10 februari 2018
Lange Afstand Wandelvereniging "VIA-VIA".
Gegenereerd op 10-02-2018 door C.P.J. Aerssens