De krasse knarren van het eerste uur van L.A.W.V.”Via-Via” zijn intussen al een dagje ouder geworden. Daarom hebben ze hun traditionele wandelweek, die om de 2 jaar werd gehouden, al omgezet naar elk jaar een paar dagen met elkaar op pad gaan. Maar ook lichamelijke ongemakken beginnen steeds meer op te spelen. Het heeft dan ook wat langer geduurd alvorens een geschikte route te kiezen en het verblijf te regelen. Het is de bedoeling dat Bert, Lorenz, Jan en Charles dit nieuwe project zouden gaan aanpakken. Rekening houdend met de vakantie van Bert wordt in elk geval vastgelegd om van 22 tot 25 augustus opnieuw in Duitsland te gaan wandelen. Charles heeft hiervoor een geschikte wandelroute van ongeveer 70 kilometer uitgezocht. Het wordt het Schneifel Pfad, een van de vele wandelingen in de Vulkaaneifel. Als verblijf voor deze 4 wandeldagen legt Charles het Hotel Anno 1826 in Kronenburg vast voor 3 overnachtingen met 4 personen. Het hotel is ideaal gelegen aan de start van de wandelroute en ook de aanrijroutes naar de verschillende vertrek- en eindpunten is gunstig.
Dit Schneifel Pfad dankt zijn naam aan de vulkanische activiteit die het landschap heeft gevormd met nog duidelijke sporen van kraters, rotsformaties en mineraalbronnen. Met een lengte van ongeveer 70 kilometer voert de route ons door een indrukwekkend bosrijk landschap langs schilderachtige dorpjes met vakwerkhuizen en langs het levendige stadjes met vele vergezichten. Dit alles vinden we in het grensgebied van de deelstaten Nordrhein-Westfalen en Rheinland-Paltz. Zo start de wandelroute start in Kronenburg met zijn historische centrum en de burchtruïne boven op de berg van Kronenburg. We zullen langs de Kronenburger See wandelen om dan door het dorpje Ormont richting de Schnee Eifel te gaan. Dit prachtige natuurgebied klimt naar de Schwarzer Mann, die met een hoogte van 697 meter de derde hoogste berg van de Eifel is met prachtige uitzichten, mooie natuur en diepe bossen. Vanaf de Schwarzer Mann buigt het Schneifel Pfad af naar Gonderbrett en wandelen we door het Mehlental. Voorbij aan de Kalvarienberg gaat het boven langs Prüm met de Barokke Sankt Salvator Basillika door het Tettenbusch. Dan passeert de wandeling het Nimstal bij Rommersheim. Door Naturschutzgebiet Schönecker Schweiz de beekdalen van Kupferbach, Schalkenbach en Altburgerbach volgend komen we langs de druipsteen grot Hohe-Lay. Het laatste traject van het Scneifel Pfad zal ons door het Wellersheimer Wald over brede bospaden langs rotsformaties, stille beekjes en de Künstlerkolonie Weissenseifen leiden. Voorbij het dorpje Kopp en de ijsgrotten bij Birresborn bereiken we dan het eindpunt in Birresborn in het dal van de Kyll.
In de laatste week voor vertrek checkt Charles nog even een aantal zaken. Maar er komt een kink in de kabel. Dan wordt duidelijk dat Jan zich door zijn aanhoudende nekklachten met veel pijn in het hart moet afmelden. Gelukkig vindt Wilma het fijn om zijn plaats in te nemen en met Bert, Lorenz en Charles op pad te gaan. Het hotel wordt gebeld en ook de logistiek wordt nog eens bekeken. We zullen volgens de planning met 2 auto’s afreizen. Vanuit Zevenbergen neemt Bert Charles vanuit Loon op Zand mee en Lorenz en Wilma vertrekken vanuit Enschede. Dan kunnen we de wandelschoenen klaarzetten en de spulletjes pakken om naar de Vulkaneifel af te reizen.
Op de dag van vertrek haalt Bert om 8.30 uur Charles op en Loon op Zand. Dan rijden we richting Duitsland. De navigatie zorgt al bij Geleen voor enige verbazing. Charles heeft gedacht dat die ons via Maastricht, Luik en Verviers zou leiden in de richting van Prüm. Dit gebeurt niet en we worden naar Aken gedirigeerd om vandaar naar Monschau te rijden. Maar voor we hier zijn worden we door de binnenlanden naar de B265 gebracht en dan via Losheimergraben naar het Schneifelforsthaus, de plek waar de Brabanders en de Tukkers elkaar zouden treffen. Dit gebeurt even na 11.00 uur op de parkeerplaats aan de L10. Hier blijft de auto van Lorenz achter. Bert rijdt met het hele gezelschap naar het hotel in Kronenburg, waar we de auto parkeren en ons klaarmaken voor vertrek van de eerste dagetappe. Natuurlijk moet er eerst koffie gedronken worden en daarvoor kiezen we het plaatselijke Café Restaurant Pfeffer & Salz.
Dan vertrekken we vanaf hier voor de eerste dagetappe en beginnen na oversteek van het riviertje de Kyll met een klim, Kronenburg laten we achter ons. Het historische stadje wordt voor het eerst in 1277 in de annalen vermeld als bezit van de Johannieters. Zoals gebruikelijk in de Middeleeuwen komen bezittingen herhaaldelijk in andere handen en zo komt Kronenburg met zijn burcht toe aan Luxemburg. Het valt vanaf 1555 onder Spaanse Heerschappij, waaraan het heden ten dage nog zijn naam “Spanisches Ländchen” dankt. Kronenburg is bekend om zijn Middeleeuwse dorpskern met zijn spitsbogige noordelijke stadspoort uit de 14e eeuw, het Nordtor. Van de voormalige Burg Kronenburg is enkel nog een ruïne overgebleven met zijn indrukwekkend oude kasteelmuur uit de 13e en 14e eeuw. Een tweede stadspoort scheidt het kasteel van het dorp, waar de huizen deels aan de achterzijde in de stadsmuur gebouwd zijn.
Hier torent de kerktoren van de Katholieke parochiekerk St. Johannes Baptist boven uit, die als verdedigingstoren in de stadsmuur is geïntegreerd. Opvallend is de bijzondere bouw van deze uit 1492 stammende kerk, die in opdracht van Mathilde Von Virneburg, weduwe van Graaf Kuno Von Manderscheid-Schleiden is gebouwd, waarbij slechts een hoofdpilaar vier rijk versierde gewelven draagt en een bijzonder ruimtelijk bouwwerk is ontstaan. In de kerk vinden we een altaar uit de 15e eeuw, een stenen Pieta uit één stuk en een fresco, dat een drakengevecht uitbeeldt met Kronenburg op de achtergrond. Aan de voet van de kasteelruïne staat het voormalige gemeentehuis, dat in 1766 door Amtmann Lafontaine te duur gebouwd is en nu in gebruik is als Hotel Burghaus. Een ander opmerkelijk gebouw is hier het “Haus für Lehrerfortbildung” van het Bundesland Nordrhein Westfalen. Oorspronkelijk in de periode 1936 – 1938 gebouwd door de uit Aachen afkomstige architect Emil Emil Fahrenkamp (1885-1966) als Hermann Göring Meisterschule für Malerei”, waar kunstenaars zijn opgeleid in de Blut-und-Boden-Ästhetik van het Nazi regime en zijn naam dankt aan Hermann Göring (1893-1946), die het gebouw op 9 juni 1938 heeft geopend.
Onze dagetappe start in Kronenburgehütte, een buurtschap dat deel uitmaakt van Kronenburg gelegen in het dal van de Kyll aan de B421. De naam van dit buurtschap duidt op hoogovens, waar sinds 1464 ijzererts werd verwekt voor de productie van kachels en vuurroosters voor Niederrhein en de Nederlanden tot het einde van de 18e eeuw. Hier is de St. Brigida Kapelle het vertrekpunt. Dit Barokke zaalkerkje is in 1734 gebouwd met een schenking van Everhard Lux en in 1745 toegewijd aan de H. Brigida von Kildare, patrones tegen veeziekte. In 1901 wordt de twee verdiepingen tellende klokkentoren aangebouwd waarin een kerkklok uit 1737van Carl Engelbert Fuchs uit Köln. De kapel is in 1976 volledig gerenoveerd door Werner Geyer uit Mechernich en heeft 36 zitplaatsen. Binnen zien we boven het altaar een schilderij, dat stamt uit 1950 en de H. Brigida met herdersstaf laat zien, zittend in een bonte bloemenwei met een lammetje en kalf. Verder vinden we er een 68 cm hoog houten gepolychromeerd beeld van de H. Catharina van Alexandrië met aan haar voeten de Romeinse Keizer Maxentius, die volgens overlevering met haar wil trouwen, maar door haar afgewezen wordt en dit met dood bekoopt om als martelares te sterven. Ook zijn er gepolychromeerde beelden zoals een Pieta en een H. Jozef. Vier vensters zijn uit 1986 van de glazenier Rolf Dettmann (1915-1991) van de Kunstwerkstatt Kaschenbach Trier en een venster is het werk van kunstenares Margret Kaltwasser en stamt uit het jaar 2000.
Vanaf de St. Brigida Kapelle wandelen we westwaarts de route markering van het Schneifel Pfad volgend naar de Neuer Weg, waar we naar links gaan en bij de brug het riviertje de Kyll oversteken. De Kyll is met zijn 142 km de langste stroom in het Eifelgebied en mondt uit in de Moezel. Op deze brug houdt de H. Johannes Nepomuk een oogje in het zeil. Hij is immers de beschermerheilige van de bruggen. Bij de wegwijzer gaat de route naar rechts de Steinertstrasse in. Hier laten we de bebouwing achter ons en beginnen we aan een klim om het dal van de Kyll te verlaten. We komen aan de Vennquerbahn, het oorspronkelijke tracé van het inmiddels verdwenen spoorlijntje van Jünkerath-Weywertz dat nu in gebruik is als fietsroute. Na een paar meter houden we links aan en door nog open terrein komen we in het bosgebied, dat op de topokaart staat aangeduid als Steinert. De routemarkering volgend langs een schuilhut klimmen we verder het bos in en laten we na een paar kilometer de bospaden achter ons en krijgen zicht op het windmolenpark Ormont. Linksaf langs de bosrand afdalend steken we de Boosenbach over komen we in het dal van de Taubkyll en bereiken het asfalt van de K64. Hier even naar rechts en meteen opnieuw oversteken naar rechts om dan naar links de grasbaan te volgen bovenlangs een zestal visvijvers. Eenmaal op de L20 bereiken we de eerste huizen van het dorpje Ormont.
Ormont wordt voor het eerst voor in een akte uit Prüm van 893, waarin vermeld staat dat alle inwoners van Ormont hooi moeten leveren aan de Benedictijnenabdij in Prüm, in 752 gesticht door Koning Pepijn en zijn echtgenote Bertha, moeder van Karel de Grote. In het Gouden Boek van de stad Prüm vinden we meer over de naam van dit dorp waar het wordt aangeduid als "Aurimuncio", wat uit het Latijn vertaald zoveel als “Goudberg” betekent. In het kadaster uit het jaar 1222 lezen we, dat de Graven van Vianden "den Hof zu Oremunte” in leen hebben van de kerkelijke macht van Prüm. En ook de eeuwen daarna wisselen de machthebbers voordurend: vanaf 1320 is het in bezit van het geslacht Von Blankenheim, daarna komt het gebied in 1450 in handen van de verschillende families van de Graven Von Manderscheid, Schleiden, Blankenheim en Gerolstein. In de herfst van 1794 bezetten de Fransen Ormont en Neuenstein en maakt dan deel uit van het Ourthe Departement, het Arrondissement Malmedy, het Kanton Kronenburg en Maire Hallschlag om na het Congres van Wenen (1815) na de val van Napoleon aan Pruissen toe te worden gewezen.
De markering van het Schneifel Pfad volgt het asfalt van de L20 over het kleine stroompje van de Taubkyll tot we bij de R.K. Parochiekerk St. Margareta uit 1850 komen. Al in 1570 is uit een oorkonde bekend dat er in Ormont een kapel is, waarvan verder niets bekend is, alleen dat in dat jaar Ormont Protestant wordt. Dit blijft tot 1593. Vanaf dan als zelfstandige parochie tot nu met een onderbreking in de periode 1803 tot 1836. Omstreeks 1775 wordt er een nieuwe in Barokstijl opgetrokken kerk gebouwd. Maar gebruik van slecht bouwmateriaal noodzaakt een complete nieuwbouw en op 8 juni 1850 wordt de eerste steen voor dit kerkgebouw gelegd, een eenvoudige zaalkerk in de bouwstijl van de Neo-Gothiek met in dezelfde stijl het hoofdaltaar en twee zijaltaren en de doopvont uit 1885. Pas in 1922 wordt het hoofdaltaar ingewijd door Kardinaal Karl Joseph Schulte (1871-1941), Aartsbisschop van Keulen. Op de zijwanden is een in fresco techniek geschilderde kruisweg aangebracht door de Salvatorianer Pater Egino Mannal. De kerk St. Margareta is tevens een halteplaats op het hier passerende Pelgrimspad, de Jakobsweg naar Santiago de Compostela. Informatie over deze Duitse route die vanaf Keulen via Trier en Schengen naar Metz loopt vinden we naast de kerk, gebruik makend van de oude handelswegen met aansluiting op de Franse trajecten van de Camino bij Le Puy en Vézelay. In het naast de kerk gelegen Hotel Restaurant Bei Lonnen kan de pelgrim een stempel voor zijn kaart ophalen. Dat doen ook wij en maken tevens van de gelegenheid gebruik om hier een koffiepauze in te lassen en op het verlaten terras te genieten van het heerlijke zonnetje.
We volgen in een klim de L20 tot in de bocht waar we de laatste huizen van Ormont achter ons laten. Hier gaat de gemarkeerde route rechtuit. Aanvankelijk is het nog asfalt maar waar de bocht naar rechts afbuigt nemen we de grasbaan. Naar links hebben we zicht op het beekdal van de Rupbach en aan onze rechterhand passeren we de restanten van een overwoekerde 13 meter brede tankversperring van de Westwall of Siegfriedlinie uit WOII. De drakentanden zijn grotendeels begroeid met struiken en bomen. Dit stukje maakt deel uit van de 630 kilometer langs militaire verdedigingslinie, die door de Duitsers vanaf 1938 wordt aangelegd met meer dan 18.000 bunkers, tankgrachten en tankversperringen en die vanaf Kleef tot aan de Zwitserse grens verloopt. Voorbij dit overblijfsel van WOII gaan we even naar rechts om dan linksaf langs de bosrand verder te wandelen, Op de T-splitsing wandelen we naar links om dan bij de volgende gelegenheid rechtsaf het bospad te kiezen. Hier is duidelijk de routemarkering van het pelgrimspad richting Prüm aanwezig. De blauwe bordjes met gestileerde jakobsschelp leiden ons naar het Forsthaus Schneifel, gelegen aan het kruispunt van de B265 van Aachen naar Trier en de L20 van Kronenburg naar Prüm. Bij deze uit 1877 stammende boswachterswoning steken we het kruispunt over om na een paar meter onze dagetappe te beëindigen op de grote parkeerplaats aan de L20.
Klaar met de wandeling rijden we terug naar ons hotel in Kronenburg, waar we de kamers betrekken. Tijd is er genoeg om ons op te frissen en voor een drankje wandelen we nog even naar Pfeffer & Salz. Deze uitspanning zal in de komende dagen ons stamcafé worden, omdat er in het hotel weinig mogelijkheden zijn om even een biertje te drinken. Eten doen we er wel! Zo schuiven we er rond 19.00 uur aan voor het diner, waarbij natuurlijk een stevige Weizzen wordt gedronken. Daarna onder de wol en hopen op een goede nachtrust. Aan de kamer en het bed zal dit niet liggen!
Op deze zondagmorgen wacht ons na een stevig ontbijt met natuurlijk een zacht gekookt eitje een pittige wandeldag van 21 kilometer. De rugzakken worden gepakt en de wandelschoenen nog even gepoetst. Als we het hotel achter ons laten, zal er allereerst één auto naar het eindpunt gereden moeten worden. Het is de grote parkeerplaats aan de B265 bij het te koop staande Hotel Restaurant Zur Held net buiten Prüm. De route van het Schneifelpfad is hier slechts 100 meter van verwijderd. Via de snelweg vanaf ons hotel is dit zo’n 25 kilometer. Daarna rijden we door Prüm naar het startpunt bij het Schneifelforsthaus aan de L20. Hier zijn we na een kwartiertje. Vanaf de parkeerplaats bij het Schneifelforsthaus aan de K108 wandelen we meteen naar links op de grasbaan, die aan de noordzijde van het asfalt verloopt en wordt aangeduid als de Schneifelhöhenweg. We zijn hier in het hart van de Schnee Eifel, een middengebergte in het westelijke deel van de Eifel aan de grens met België met een maximale hoogte van bijna 700 meter. Deze oorspronkelijk kale, winderige en onbewoonde heuvelrug is nu bijna helemaal bebost met naaldhout onder het Pruisische bosbeheer in de afgelopen eeuwen. Zo is dit enorme uitgestrekte bosgebied ontstaan dat het zuidelijke deel van het Natuurpark Hoge Venen en Eifel omvat, waarbij het riviertje de Kyll de noordgrens vormt en in het zuiden grenst aan het stadje Prüm. Door de afgelegen ligging is de Schnee Eifel verworden tot een oerlandschap, waar nog steeds zeldzame planten en dieren voorkomen, waaronder de Europese wilde kat, en sinds enkele jaren de lynx. Tijdens de wintermaanden ligt hier het langst en de meeste sneeuw van het hele Eifelgebied, waardoor er over een langere periode wintersporten kan worden bedreven met skipisten, skiliften en langlaufloipen zoals bij de Schwarzer Mann en Wolfsschlucht. Het eerste bospad naar rechts slaan we in tot we op de T-splitsing naar links de markering van het Schneifel Pfad oppikken. We volgen het bospad in zuidwestelijke richting evenwijdig aan de Schneifelhöhenweg. We worden teruggeleid naar een parkeerplaats vanwaar we opnieuw parallel langs de Schneifelhöhenweg wandelen.
We komen nu in een gebied van de Schnee Eifel waar van 1938 to 1940 ongeveer 170 bunkers zijn gebouw, die deel uitmaken van de al eerder genoemde Westwall ten tijden van WOII. Zo passeren we een infobordje, dat duidt op de overwoekerde restanten van de bunker S3 van het type Regelbau 23 MG Schartenstand, gebouwd in opdracht van het Limes Bauprogramm 1938 ten tijde van het Nazi Regime. Het maakt deel uit van een rondwandeling in dit gebied, die leidt langs een aantal van deze bunkerrestanten. Ze zijn allemaal na het einde van WOII door de Fransen opgeblazen en intussen verdwenen en overwoekerd door de natuur waardoor er nieuwe biotopen zijn ontstaan voor flora en fauna. Even verderop komen we aan een opmerkelijk herinneringskruis: het Kettenkreuz, eigenlijk "Kättchens Kreuz" geheten. Een sage vertelt dat jongelui uit het nabij gelegen Schleusenbach met elkaar gewed hebben dat het meisje Kätt niet alleen in de nacht vanuit het dorp naar deze hoog gelegen plek durft te gaan. Maar het meisje doet dit toch en wordt onderweg door een paar als spoken verklede nietsnutten opgewacht en aan het schrikken gebracht. Zij valt ter plekke dood neer en dit kruis houdt nu nog steeds de herinnering levend aan deze dwaze daad.
Het traject van het Schneifel Pfad verloopt vanaf het Kettenkreuz zonder enige stijging of daling op een hoogte van 695 meter naar de uitspanning Zum Schwarzer Mann, een ideale plek voor een pauze. Ofschoon alles nog verlaten lijkt, strijken we hier neer voor een kopje koffie. Er wordt nog flink gepoetst en gedweild, maar dit houdt ons niet tegen. De bediening zou wat vriendelijker kunnen zijn! Van het in de winter zo aantrekkelijke wintersportgebied is buiten het drukke sneeuwseizoen weinig te zien of het moeten de beide skiliften zijn die hier nu eenzaam en verlaten op de in de winter overvolle skipisten staan. Wij dalen na de koffie vanaf uitspanning Zum Schwarzer Mann langs en zuidwestzijde van de nu groene skipiste af door het bos naar het beekdal van de Litzenmehlenbach, dat we voortdurend volgen in de richting van Gondenbrett.
Langs de Dickenberg (583 m) laten we het bosgebied achter ons en komen in het openlandschap met zicht op Gondenbrett. Hier stuiten we opnieuw op het traject van het pelgrimspad naar Santiago de Compostela, dat richting Prüm verloopt. Rechtsaf door het steil dalende straatje In der Klamm komen we langs Gasthaus Zur Schneifel, rustpunt en mogelijkheid tot overnachten voor de vermoeide pelgrim. Op het zonnige terras strijken we neer om het lunchpakket uit de rugzak te halen en onze vermoeide voeten wat rust te gunnen. Dit keer geen koffie maar een frisdrankje om weer energie op te doen. Als de deur van dit etablissement open gaat, is duidelijk te ruiken dat hier nog geen sprake is van een rookvrije horeca! Weer op weg staan we in het centrum van Gondenbrett aan de Dorfstrasse, die we over de Mehlenbach vervolgen.
Het dorp Gondenbrett wordt voor het eerst vermeld in het al eerder genoemde Prümer Urbar uit 893 als “Gunnebreth“, dat dan nog ongeveer 4 kilometer verderop gelegen is op de heuvelrug van de Schnee Eifel. In de Middeleeuwen vluchten de inwoners voor de pest en stichten dan een nieuwe nederzetting in het dal van de Mehlenbach. Door de Dorfstrasse komen we langs de Pfarrkirche St. Dionysius, die uit de jaren 1846-1847 stamt en in Classicistische stil is gebouw naar een ontwerp van de uit Prüm afkomstige architect Wilhelm Friedrich Guischard (1816-1892). Toch is er al een daarvoor kerk in Gondenbrett, maar hiervan is niets meer. Het Kerkgebouw is een zaalkerk met een cassettenplafond en een slanke klokkentoren. In de kerk zien we een Barok altaar uit 1658 dat uit de eerder kerk afkomstig is en een Pieta uit de 16e eeuw. Opvallend is de aan de buitenzijde van de sacristie aangebrachte muurschildering van Hermann Michels (1903-1986), die gedurende vele jaren kunstgeschiedenis leraar is geweest aan het Regino Gymnasium in Prüm. Het beeldt de bekering van Hubertus uit. Van hem is eveneens de muurschildering van de H. Christoforus met Jezuskind op de gevel van het tegenoverliggende huis aan de Dorfstrasse 7.
We verlaten de Dorfstrasse door de steile klim in Am Münsterberg en waar de bebouwing ophoudt, gaat het asfalt over in een onverhard pad. Door geaccidenteerd terrein nu eens open en dan door het bos blijven we in de nabijheid van de verharde weg, de K180. Na het bosgebied bij Mattelbusch komen we in een openlandschap en bereiken we aan onze linkerhand een op een heuveltje gelegen uitzichtplatform Katzenkopf, gebouwd op een opgeblazen bunker van de Westwall. Vanhier hebben we een wijds panorama over de gehele omgeving. Naar het noordwesten ontwaren we de hele heuvelrug van de Schnee Eifel met op het hoogste punt van het Natuurpark Nord Eifel met een hoogte van 697 Meter de Schwarzer Mann. In zuidwestelijke richting reikt het zicht tot het grensgebied van Duitsland, België en Luxemburg en naar het zuiden zien we Prüm met Kalvarienberg en Bosgebied Tettenbusch. De route vervolgend bereiken we bij buurtschap Tafel de B265, die we meteen weer verlaten door naar rechts de verharding naar Krankenhaus St. Joseph in te wandelen. Hier leidt de route ons om het ziekenhuis heen naar de Kalvarienberg, de plek waar op 15 juli 1949 een munitieopslagplaats met 500 ton munitie door brand in het gangenstelsel van een voormalige bunker van het Duitse leger explodeert. Het grootste deel van de stad Prüm wordt hierdoor verwoest. Wat rest is een meer dan 26 meter diepe krater met een doorsnede van bijna 100 meter die de top van deze heuvel volledig weg gevaagd heeft. Een kruis houdt de herinnering aan deze ingrijpende gebeurtenis levend.
We dalen af naar de B265 en steken bij de parkeerplaats over om aan de andere zijde de trap naar beneden te nemen voorbij een vijver om dan langs een buitenwijk van Prüm onze route te vervolgen. De route van het Schneifel Pfad leidt doelbewust buiten de hectische drukte van de stad Prüm om. Zo wandelen we over een geasfalteerd weggetje naar de Tannenweg tot we voor het de toegang tot het onlangs volledig gerenoveerde Feriendorf Prüm naar links worden afgeleid en met een klim langs de noordzijde aan de voet van het bosgebied Tettenbusch rond de omheining worden gevoerd. Aan het einde van het sportveld gaat de route naar rechts om op de kruising Pferdemarkt dan naar links en meteen naar rechts door het Tettenbusch te wandelen. De grasbaan gaat bergafwaarts tot we op de
K164 staan en naar links de camping bereiken, We steken de restanten van wat eens een spoorweg moet zijn geweest over om dat in de bocht achter de tennisbanen door opnieuw aan een klim te beginnen door het bos tot we op de B410 staan. Dan is het even opletten bij het oversteken. Aan de andere zijde van de B410 wacht nu het laatste traject vaan het eindpunt van de dagetappe. Nog een klimmetje en we staan op de parkeerplaats in de bocht van de B265, waar het naar Hotel Restaurant Zur Held nog slechts 100 meter is.
Als we de auto van Bert bereikt hebben, rijden we door Prüm terug naar het Schneifelforsthaus aan de B265 waar de auto van Lorenz nog keurig op de parkeerplaats op ons wacht. Ook de weg terug naar Kronenburg levert geen problemen op en zo zijn we weer op tijd op het thuishonk. Eerst voor een Weizzen naar ons stamcafé Pfeffer & Salz, waar we terecht komen in een vrijgezellenfeestje van een aantal bevallige jonge dames, waarvan er een in het huwelijksbootje gaat stappen en die met een huifkar hier neergestreken zijn. Voor deze aanstaande bruid is het de opdracht ons haar zangtalent te laten horen, waarbij het de bedoeling is dat wij de titel van een Duitse Schlager moeten raden. Als vakkundige jury slagen we daar natuurlijk in na een paar pogingen! Onder het motto: ”Aber zuhause wird gegessen” zorgen we ervoor dat we op tijd na het douchen in Hotel Anno 1826 aan de dis verschijnen. Het is druk in het restaurant op deze zondagavond en we horen bij de laatste gasten die rond de klok van 22.00 uur de kamers weer opzoeken.
Als we ’s morgens wakker worden lijken de weergoden ons niet bepaald gunstig gezind te zijn. Het is druilerig en met laaghangende bewolking. Dit is gelukkig niet van lange duur. Na een stevig ontbijt maken we ons klaar voor opnieuw een flinke wandeldag van 20 kilometer. Om logistieke reden voor de laatste wandeldag van morgen, heeft Charles voor deze dag het laatste traject van het Schneifel Pfad gepland. Immers op de dag dat we huiswaarts keren, is het gunstiger om dit vanuit Prüm te doen. Er hoeven dan minder kilometers door de binnenlanden gemaakt te worden, wat minder tijd kost. Dit betekent dat we nu de grootste afstand moeten afleggen naar het eindpunt in Birresborn aan de Kyll om er één auto te parkeren. Zo zijn we een goed half uur kwijt om de auto van Lorenz aan het stationnetje in Birresborn te neer te zetten. Naar het startpunt in Hersdorf is gelukkig niet ver. Hier vindt Bert een plaatsje voor zijn auto in het verlengde van de Altburgstrasse.
De route van dit laatste traject start in het buitengebied van Hersdorf, daar waar het asfalt van de verlengde Altburgstrasse op de 5-sprong tussen de weilanden en akkers het dal van de Schalkenbach ingaat. We zijn hier nu buiten de bebouwing van Hersdorf, een klein dorpje aan de Altburgbach dat voor het eerst wordt vermeld in een oorkonde uit 893 als Herlendorphet. In het midden van het dorpje vinden we het Hersdorfer Schlösschen, een voormalig landhuis van de adellijke Familie Von Aer uit 1660, maar waarvan de bouw teruggaat tot in de Middeleeuwen als het in bezit is van de Familie Von Herstorff, die het tot 1494 in leen hebben van de Abdij van de Benedictijnen van Prüm. De prominente trappentoren en kelder stammen uit 1509, getuige het wapen boven de kelderingang. De 2 meter hoge buiten muren zijn ter verdediging. De monumentale dubbele toegangstrap stamt uit 1660. Grenzend aan dit statige pand staat de Laat-Gotische St. Jakobskirche met vierkant koor uit de 16e eeuw. De toren is wellicht ouder en van omstreeks 1440. In het interieur vinden we een altaar en beelden uit de 18e eeuw.
Aangekomen bij de Schalkenbach pakken we de route van het Schneifel Pfad op naar rechts en volgen het bospad tot we aan de imposante rotsformaties komen, die deels bedekt zijn met mossen. Hier is ook de druipsteengrot Hohllay. Een infobord geeft uitleg over het typische biotoop, dat we in deze grot vinden, waar in het volledig duister en mild klimaat naast de grotkruisspin en duizendpoot ook de vleermuis goed gedijt. Vleermuissoorten als Bruine Langoorvleermuis, Bechsteinvleermuis en Franse vleermuis hebben er een rustige slaapplek en overwinteren hier. Daarom is rust gevraagd in dit gebied! Na goed één kilometer laten we het bos even achter ons en komen aan een kruispunt van onverharde wegen met een wegwijzer. De route wijst ons al naar het eindpunt Birresborn en dit betekent nog 16,5 kilometer te gaan. Door het open landschap komen we in Naturschutzgebiet Walbert.
Naar rechts komen we in een prachtig beukenbos met opnieuw imponerende rotsformaties. Het is een oneffen en onoverzichtelijk terrein, waarin het Schneifel Pfad zijn weg zoekt. De route voert ons voorbij aan de typische rotsformaties van de Vulkaneifel, die we nu eens rechts en dan weer links passeren. Een bruggetje leidt ons over de Schalkenbach. Naar links door het bos omhoog over een smal pad met leuningen verlaat het Schneifel Pfad nu naar links het Naturschutzgebiet Walbert. Vanuit het bos komen we op een parkeerplaats aan de L30 en volgen deze enkele tientallen meters naar links om dan rechtsaf over het onverharde pad en grasbaan naar de bosrand te wandelen. Rechtsaf wandelen we nu naar het buurtschap Anzelterhof, dat we bij het laatste huis passeren en waarna we met een klimmetje naar links het bos ingaan. Verderop naar rechts en afdalen in de richting van Oberhersdorf. Hier is het even opletten om op het asfalt naar links af te slaan en in het Wallersheimer Wald de routemarkering van het Schneifel Pfad te vervolgen. In zuidoostelijke richting wandelen we voorbij aan een midden in het bos staand zandstenen veldkruis met opschrift “Gelobt sei Jezus Christus” tot we de L16 bereiken. Ook hier een zandstenen Mariakapelletje als teken van volksdevotie. We volgen de L16 om direct na buitenverblijf Waidmannsruh linksaf het bospad in te slaan. Er volgt een stevige klim over Krausköpfgen en dan dalen we naar de laatste bebouwing van Künstlersiedlung Weissenseifen.
Deze Künstlersiedlung Weissenseifen is in 1949 gesticht door beeldhouwer Günter Mancke (1927) en zijn vrouw Irmgard Mancke (1924-2012) samen met de kunstenares Antonia Berning (1921-2009). In 1961 komt ook kunstenares en kinderboeken illustratrice Jula Scholzen-Gnad hierheen en in 1963 sluit Albrecht Klauer-Simonis (1918-2002) zich bij hen aan. Hij roept in 1975 het sindsdien jaarlijkse Symposion in het leven, dat in de zomermaanden gedurende 4 weken kunstenaars bijeenbrengt die in die tijd gezamenlijk werken. Hiervoor komt de Galerie Am Pi tot stand. De Berlijnse Christiane Hamann komt in 1986 naar de Künstlersiedlung Weissenseifen en trouwt met Albrecht Klauer-Simonis. Zij woont nu nog in deze uithoek van de Eifel, waar nog zo’n dozijn kunstenaars leven en werken. Op deze kunstenaarsplek is een beeldentuin en verschillende ateliers met beelden, plastieken, aquarellen, olieverfschilderijen en weeftechnieken. Maar ook de huizen van de kunstenaars zijn origineel en bezienswaardig: in natuursteen opgetrokken huisjes, houten hutjes en kunstige gebouwtjes. Op het terrein vinden we ook het Haus Michael, een op de antroposofisch en heilpedagogische grondideeën van Rudolf Steiner (1861-1925) geschoeid internaat voor kinderen en jeugdigen.
Onder aan de afdaling van Krausköpfgen is een picknickplek. Voor ons tijd om hier neer te strijken en een rustpauze in te lassen. Een goed moment om aan de lunch te beginnen en de rugzak wat lichter te maken. Helaas moeten we het zonder koffie doen! Het is ook een plek met een wegkruis uit 1731. Het staat hier aan de oude processieroute naar Trier en is in 1953 gerestaureerd door de Matthias Bruderschaft uit Berrendorf. Op de sokkel staat te lezen: “Die Prozession von Berrendorf nach Trier hat ihren Anfang genommen im Jahr 1442 zum Grabe des hl. Matthias”. Wij vervolgen vanaf deze plek onze route richting noorden over lange en brede bospaden door het Wallesheimer Wald. Na goed een kilometer komen we aan de Fischbach, een klein stroompje dat we nu steeds in onze nabijheid houden. Als we het bos achter ons laten, komen we op het asfalt bij Schäfersruh en krijgen we zicht op het dorpje Kopp, dat aan de overzijde van de Fischbach op een langgerekte heuvelrug ligt. Het dorpje wordt voor het eerst vermeld in een oorkonde uit 1287 als sprake is van een verdrag tussen de Benedictijnenabdij Prüm en Heinrich, Herr zu Schönecken. Maar vermoedelijk is het gebied al tussen het jaar 1000 en 1200 bewoond door houthakkers en houtskoolbranders. Landbouw komt pas later. Vanaf 1684 komt Kopp onder het Hof Wallersheim, dat vanaf 1576 deel uitmaakt van het Kurfürstentum Trier. In 1794 bezetten de Fransen de Eifel en behoort Kopp tot het Departement de la Sarre, het Arrondissement en Kanton Prüm en Mairie Büdesheim. Binnen het Franse Keizerrijk wordt voor het eerst het gebied systematisch in kaart gebracht door Ingenieur Geograph 2. Klasse Dumesnil in 1810 en zo ook Kopp met 2 watermolens. Na de val van Napoleon en het Congres van Wenen (1815) komt Kopp aan Pruissen. Aan het begin van de vorige eeuw heerst er nog grote armoede door de karige inkomsten voor de grote gezinnen van hun boerenbedrijfjes, maar dat behoort nu tot het verleden.
Bij de eerst huizen van Kopp gaat de wandeling naar rechts over de Fischbach om dan meteen linksaf langs de bosrand de markering van het Schneifel Pfad te volgen hoog boven de waterloop van de Fischbach. Hierbij hebben we voortdurend zicht op ooghoogte met het dorp dat op de ander dalzijde ligt. Weer in het bos worden we bij de wegwijzer naar rechts geleid, maar we kiezen ervoor linksaf te gaan en de route op de wegwijzer te volgen naar het Wolffhotel. Even een stukje van de route afwijken voor een kopje koffie hebben we wel verdiend! We zitten immers goed in de tijd en het eindpunt in Birresborn is niet ver meer. Weer terug bij de wegwijzer pikken we de markering van het Schneifel Pfad weer op en beginnen we aan een klimmetje. Naar links langs de bosrand komen we in open landschap. Hier eerst naar rechts en dan bij de wegwijzer naar links richting Eishöhlen. Deze Birresborner IJsgrotten zijn geen natuurlijke verschijnselen, maar ontstaan door onderaardse afbouw van vulkanisch gesteente, dat al ten tijde van de Romeinen voor de productie van molenstenen is gebruikt. De laatste molenstenen zijn hier in de 19e eeuw nog uitgehakt. Toch is niet elke oude tunnel een ijsgrot. Een ijsgrot heeft hier kunnen ontstaan doordat het poreuze vulkanische gesteente veel vochtigheid kan opnemen, dat door de bovenliggende grondlagen sijpelt. Die vochtigheid wordt gaandeweg aan de lucht in de grotten afgegeven en bevordert zo koeling door verdamping. De ingangen van de grotten liggen relatief hoog en de gangen erachter dalen af. Hier kan de koude lucht niet ontsnappen en blijft het in de winter ontstane ijs lang behouden. Toch zijn deze ijsgrotten niet vanwege het klimaat beschermd, maar als vleermuizen onderkomen. Niet minder dan 11 soorten van de 22 in Duitsland bekende soorten komen hier voor en hebben hier een toevluchtsoord gevonden. De bijzonder beschermde vleermuizen zijn: de Vale vleermuis, de Bechsteinsvleermuis en Grote Muisoorvleermuis.
Vanaf de Birresborner IJsgrotten is het nog een laatste kort traject naar het eindpunt in Birresborn. We dalen af met enkele S-bochten en wandelen over het onverharde pad tot we het asfalt in een scherpe bocht bij een grote schuilhut bereiken. Voor ons liggen de eerste huizen van Birresborn. Via de steile straat Im Steinreich gaan we op de T-splitsing naar links de Fischbachstrasse in en steken voor de laatste keer de Fischbach over, die verderop in het riviertje de Kyll uitstroomt. Op het pleintje staat een opmerkelijke bronzen sculptuur: de Birresboa Luhkleppel. Het herinnert aan het oude traditionele beroep van eikenschorsschiller. Die eikenschors was belangrijk voor het leerlooien. Omdat Birresborn rond 1878 de grootste eikenbossen van de Eifel heeft, is het winnen van eikenschors de belangrijkste bron van inkomsten van veel inwoners in Birresborn. Na1920 neemt de vraag naar eikenschors sterk af sterf het beroep uit. Deze sculptuur moet de herinnering aan dit beroep uit de glorietijd van Birresborn vasthouden.
Als we nog wat verder in de geschiedenis van Birresborn duiken, blijkt dat de naam als “Birgisburias”, wat zoveel betekent als “goede bronnen”, voor het eerst vermeld wordt in een schenkingsoorkonde van 762. Dan schenkt Koning Pepijn de Jongere het plaatsje met zijn mineraalbronnen aan de Benedictijner Abdij van Prüm. Bovendien weten we met zekerheid dat de Romeinen de heilende kracht van deze sterk alkalische bronnen al hebben gekend, getuige de gevonden munten en pijlpunten. Over de periode in de Middeleeuwen is weinig van deze bronnen bekend en pas in het jaar 1724 worden de Birresborner mineraalbronnen, die dan in bezit zijn van de Aartsbisschop van Trier, geëxploiteerd. Het Paviljoen Lindenquelle wordt in 1824 gebouwd in Laat-Classicistische stijl. Onder de Franse heerschappij gaat het gebruik van het mineraalwater achteruit tot In1855 Birresborn zelf de regie over de bron krijgt. Vanaf dat moment kan Birresborn het mineraalwater zelf afvullen in kruiken en over de hele wereld verkopen. Er ontstaat een heuse industrie maar plannen om hier ook een Kuuroord aan te leggen vinden geen gehoor. Als de spoorlijn in 1871 door het Kylldal is aangelegd, gaat het transport eenvoudiger. De Lindenquelle wordt uitgebouwd en het mineraalwater opnieuw geanalyseerd. Maar pas in februari 1914 krijgt de Birresborner Mineralbrunnen een staatserkenning als Heilquelle. Het mineraalwater wordt vanaf dan in glazen flessen afgevuld en de afzet neemt toe. Na WOII komt de Birresborner Mineralbrunnen in handen van de Linzer Basalt AG die de productie nog eens opvoert. Maar als het mineraalwater in de jaren 60 van de vorige eeuw vervuild raakt, gaat het snel bergafwaarts en in 1982 worden de bedrijfsruimten na een aantal jaren van leegstand afgebroken. Enkel het Paviljoen Lindenquelle herinnert nog aan dit industrieel verleden.
Vanuit het centrum wandelen we de laatste paar honderd meter door de Mürlenbachstrasse en Poststrasse naar het eindpunt: het stationnetje van Birresborn. We moeten nog even het riviertje de Kyll oversteken. Net voor de brug komen we in een oud beschermd kastanjelaantje. Hier is de eerste, door een storm afgebroken kastanjeboom, door de kunstenaar Konrad Scholzen voorzien van een levensgrote uil. Dan staan we aan de Kyllerbrug, die oorspronkelijk in 1845 is gebouwd uit rode zandsteen met drie romantische, Classicistische brugpijlers en details, maar door de oprukkende Amerikaanse troepen in 1945 aan het einde van WOII is opgeblazen. Een houten noodbrug maakt in 1950 plaats voor de huidige brug, die één brugpijler minder heeft. Over de Kyllerbrug bereiken we ons eindpunt aan het onbemande stationnetje van Birresborn.
Vanaf het onbemande stationnetje van Birresborn rijden we door de binnenlanden terug naar Hersdorf om er in het buitengebied de auto van Bert op te halen en dan terug te gaan naar het Hotel Anno 1826 in Kronenburg. Hier is vandaag “Ruhetag” en dat betekent dat we er niet kunnen eten. Dus maar eerst even naar ons stamcafé voor een drankje en de inspanningen van de dagetappe wegspoelen. We bestuderen de menukaart van Pfeffer
& Salz en besluiten na ons teruggetrokken te hebben in het hotel om ons op te frissen rond de klok van 19.00 uur terug te keren voor het diner. Zo gezegd, zo gedaan. Dat we niet de enige gasten zijn in dit etablissement, geeft aan dat nog meer mensen er zo over gedacht hebben en hier aanschuiven voor het avondeten. Het is dan meteen het galgenmaal, want morgen zitten de wandeldagen in de Vulkaaneifel er aan het eind van de middag alweer op! Dan wacht de terugreis. Op tijd naar bed en hopen op goed weer morgenvroeg.
Als op deze morgen de wekker afloopt en we een blik naar buiten werpen regent het stevig. Maar na het ontbijt ziet het er alweer een stuk vriendelijker uit, maar nog wel somber. Niet getreurd en gewoon de rugzak pakken. Nog even afrekenen en dan inpakken en wegwezen. We rijden in de richting van Prüm, maar dan gaat het mis. De navigatie weet het even niet en stuurt ons in de verkeerde richting weer terug naar de B51. Dit zorgt voor een extra rondje opnieuw naar Prüm. Nu maar even op de kaart rijden in de richting van Rommersheim! Dit gaat goed tot we net voor Schönecken met een wegomleiding te maken krijgen. Opnieuw improviseren en met een omweg dan toch naar Schönecken. Zo komen we dan toch naar Hersdorf, waar we inmiddels de weg kennen om de auto van Lorenz in het buitengebied vlak bij de Schalkenbach te parkeren. Om nu niet opnieuw in de problemen bij Schönecken te belanden heeft Charles een alternatieve route naar het vertrekpunt bij Hotel Restaurant Zur Held op de kaart uitgestippeld.
Zo gezegd zo gedaan en zonder omrijden bereiken we de laatste startplaats van onze wandelvierdaagse aan de B265. De parkeerplaats kennen we intussen en van daar gaan we op weg. Voor de zekerheid nemen we grote paraplus mee, want de weergoden vertrouwen we niet helemaal. Vanuit de start op de parkeerplaats tegenover Hotel Restaurant Zur Held pikken we aan de B265 de routemarkering van het Schneifel Pfad weer op. Dit betekent dat we de stad Prüm helemaal niet aandoen op dit wandeltraject. Zoals bij zoveel van deze Lange Afstand Wandelwegen worden drukke steden als doorgangsroute gemeden!
Over een smal pad wandelen we langs de bosrand met zicht naar het zuidoosten op open landbouw gebied tot we het talud van de B51 bereiken. Langs de autoweg worden we naar een tunnel geleid, die ons onder de snelweg doorvoert. Oostwaarts gaat het nu door de akkers, licht dalend tot we langs het bosgebied Kalkhof in het beekdal van de Nims komen. Aan onze rechterhand hebben we zicht op het dorp Rommersheim, waarvan de oorsprong ook terug gaat tot in 721 als de Karolingers hier heersen en de vroege Middeleeuwen is hier een bekende markt, waarvan bekend is dat aan het begin van de 13e eeuw hier ook rechtgesproken wordt. De huidige kerk is in 1498 gebouwd in Laat-Gotische stijl en omstreeks 1927 met een dwarsbeuk uitgebreid. Een aantal jaren geleden heeft nog een restauratie plaats gevonden. Ofschoon nog duidelijk waarneembaar de landbouw gezichtsbepalend is, heeft industrie sinds 1972 aan belangrijkheid gewonnen en is een belangrijke bron van inkomsten geworden. Als we de Nims zijn overgestoken maakt het voetpad een bocht naar rechts en klimt geleidelijk naar de K170, die we oversteken.
Aan de overzijde van de K170 vervolgen we de route tot we op een halfverharde weg komen, die we naar links volgen. Door de grote rollen stro, die na de oogst nog op het veld liggen doet het landschap Frans aan. Zo komen we aan een solitaire brug die in het landschap opduikt, die deel heeft uitgemaakt van de geplande uitbouw van de E42 van het tracé van Rommersheim naar Brühlborn begin zeventiger jaren van de vorige eeuw door het noordelijk deel van Naturschutzgebiet Schönecker Schweiz. Het project is nooit uitgevoerd ondanks de vele miljoenen belastinggeld die erin gestoken zijn en het heeft plaatselijk kunstenaars er in 1979 toe aangezet hun ongenoegen in graffiti uit te drukken, waarbij de toenmalige verkeersminister van Rheinland-Pfälz Heinrich Holkenbrinck (1920-1998) het moest ontgelden. Maar de graffiti wordt herhaaldelijk verwijderd! Uiteindelijk is de graffiti van 1981 niet meer verwijderd maar in de loop der jaren vervaagd en zijn de vage resten gebleven en is de brug onderdeel geworden van de geschiedenis. Meteen na dit viaduct slaan we rechts af om dan even verderop naar rechts afslaand opnieuw onder zo’n brug door te gaan, dat aan ditzelfde traject ligt. Naar links komen we in het beekdal van de Kupferbach en zijn we in Naturschutzgebiet Schönecker Schweiz.
De Schönecker Schweiz is een groot natuurreservaat ten zuiden van Prüm, dat bestaat uit de beekdalen van de Kupferbach, Schalkenbach en de Altburgerbach, zijbeken van de Nims. De hellingen van deze beekdalen zijn begroeid met een afwisseling van loof- en naaldbossen en door de kalkrijke ondergrond zijn er vele bijzondere planten te vinden. Geologisch gezien maakt het natuurgebied Schönecker Schweiz deel uit van de Prümer Kalkmulde en overal in het gebied zijn kalkrotsen te vinden. Dit dolomietgesteente is ontstaan in het Devoon en door het oplossen van die kalksteen verdwijnen de beken soms gedurende korte tijd onder de grond en komen een stuk verderop weer boven. Langs de Kupferbach gaat de route zuidwaarts tot we Meyersruh bereiken, de plek waar deze beek uitmondt in de Schalkenbach. Hier staat ook het pelgrimskruis van de Matthias Bruderschaft Erkelenz aan de pelgrimsroute van Keulen naar Trier naar Santiago de Compostela. Wij vervolgen hier over de stenen brug de markering van het Schneifel Pfad naar rechts in de richting van Schönecken. In het vochtige beekdal vinden we langs de Schalkenbach de weelderige begroeiing met Groot Hoefblad, ook wel Allemansverdriet genoemd. Maar er komen in dit kalkrijke gebied ook zeldzame planten voor zoals: Wollige Sneeuwbal, Gele Monnikskap, en Blauwe Akelei.
Zo komen we ook langs de rotsformatie van Jungfraulei en voert het bede bospad ons naar het einde van het dal van de Schalkenbach, waar de beek uitmondt in de Nims Hier hebben we naar het westen zicht op de L5, de doorgaande weg van Schönecken naar Rommersheim. Dan wacht ons net voor het asfalt een steile klim naar links het bos in en komen we hoog boven Schönecken op de Ichterberg. Het dorp met de Burg Schönecken, ligt onder ons en we hebben nauwelijks zicht op de ruïne van de voormalige burcht, waarvan de geschiedenis niet meer exact achterhaald kan worden. Het vermoeden bestaat dat die rond 1180 gebouwd is. Generaties Luxemburgse Graven van Vianden hebben het kasteel bewoond en in 1264 noemt Graaf Heinrich van Vianden zich Heer van Schönecken tot in 1370 Graaf Johann van Vianden als laatste Heer van Schönecken sterft. In de volgende eeuwen vinden er oorlogen en machtswisselingen plaats en is er in 1802 een verwoestende brand. De Fransen geven in 1804 de opdracht de burcht af te breken, maar begin 1900 wordt er met restauratie werkzaamheden aan de ruïnes van Burg Schönecken gestart. Toch kan later voorkomen worden dat de burchtruïne alsnog compleet wordt afgebroken en vindt er tussen 1970 en 1975 en ook in de periode 1984-1985 opnieuw renovatie plaats.
We laten het bos achter ons en komen in een meer open landschap, waar de gemarkeerde route van het Schneifel Pfad op de grens van het Naturpark Hohes Venn – Eifel verloopt. We dalen met enkele ruime bochten af in het dal van de Altburgbach en wandelen bij de wegwijzer nog voor de brug naar links. De bovenloop van de Altburgbach stroomopwaarts volgend wandelen we verder tot de route naar links het bosgebied Schalkenbusch ingaat. In de steile helling komen we bij een rotsformatie van grote Dolomietblokken tot wel 20 meter hoog, die aangeduid wordt als Keltenring of Keltenfliehburg, stammend uit de tijd van 2000 jaren voor Christus en als natuurlijk verdedigingsbolwerk gebruikt in onderlinge stammenoorlogen van de Kelten. De vlakke toegangszijde is ooit aangepast met stenen, gestut door houtconstructies. Het is aannemelijk dat dit bolwerk niet doorgaand bewoond is en slechts korte tijd in gebruik is geweest. Als het de Romeinen onder Caesar in het jaar 50 lukt om de Kelten met list en bedrog te onderwerpen, raken deze rotsblokken snel in vergetelheid!
Bovenaan de helling komen we opnieuw in open landschap aan de onverharde Ichterberg. Deze volgen we even naar rechts om dan linksaf door het bos het Schneifel Pfad te vervolgen. Maar het bos houdt verderop op en door kaalslag en rooien is de markering verdwenen! Dus even zoeken en nu rechtuit tussen de stronken tot we een bospad staan. Hier pikken we de route weer op en wandelen naar rechts. Nog een stukje tussen de akkers door en dan dalen we door het bos af naar de Schalkenbach, het eindpunt van deze dagwandeling. Naar rechts voert het onverharde pad ons langs de bosrand en tussen de weilanden door richting Hersdorf. Na goed 100 meter komen we op de plek waar de auto van Lorenz geparkeerd staat. We zijn nu aan het einde van onze wandeltocht door de Vulkaaneifel. Totaal hebben we op het eindpunt de 70 kilometer van het Schneifel Pfad in 4 dagetappes volbracht.
Voor we huiswaarts keren moeten we nog bij de parkeerplaats tegenover Hotel Restaurant Zur Held aan de B265 de auto van Bert ophalen. We kiezen hiervoor dezelfde weg als aan het begin van de dag en vermijden de rit door Schönecken. Om onze wandeldagen af te sluiten en alvorens afscheid te nemen besluiten we om in Prüm gezamenlijk nog iets te gaan drinken. Zo zijn we ook in de gelegenheid om het centrum van de stad Prüm nog met een bezoekje te vereren. Prüm is immers een stad met een rijke en lange geschiedenis. Zo stichten hier in 721 de Karolingers al een abdij en is hier met het Verdrag van Prüm uit 855 het Frankische middenrijk van Keizer Lotharius I onder diens zonen verdeeld met de bedoeling om strijd tussen de drie zonen van Lotharius I te voorkomen. Zo komt ook een einde aan de heerschappij van Lotharius zelf. Later maakt Prüm maakt deel uit van het Keurvorstendom Trier maar is omgeven door Luxemburgs gebied. Na de Slag bij Waterloo en de val van Napoleon wordt Prüm met het hele oostelijke deel van het Luxemburgse Vianden door het Congres van Wenen (1815) aan Pruisen toegewezen en gaat deel uitmaken van de nieuwe Rijnprovincie. Bij de opdeling van Pruisen door de Geallieerden in 1946 komt Prüm terecht in de deelstaat Rijnland-Palts.
Voor we een gelegenheid gevonden om nog even na te praten, moet Lorenz eerst tanken. Bert en Charles maken van de gelegenheid gebruik om in de aangrenzende Lidl nog een paar flessen Grand Marnier in te slaan, je komt immers niet wekelijks in een Duitse supermarkt! Dan worden de auto’s in de parkeergarage gezet en wandelen we langs de St. Salvator Basiliek,die als belangrijkste bezienswaardigheid met de aangrenzende Abdij van de Benedictijnen kan worden beschouwd. De abdij is in 1794 door de Fransen opgeheven en sinds 1802 is de abdijkerk parochiekerk wordt, die dan in 1950 tot basiliek verheven wordt. In deze St. Salvator Basiliek ligt de eerder genoemde Keizer Lotharius I begraven. De kerkschat van deze voormalige abdijkerk bevat talrijke relikwieën, waaronder delen van de Heilige Sandalen van Christus, de Heilige Drie Artsen en verschillende vroege martelaren. Op het pleintje nemen we tot besluit “Kaffee und Kuchen”. Dan zit het er echt op en scheiden de wegen van de Tukkers en de Brabanders. Ieder gaat zijns weegs en komt goed thuis met fijne herinneringen. De lastige klimmetjes en de pijntjes zijn snel vergeten. Het nagenieten duurt vuur Wilma, Lorenz en Charles langer dan voor Bert. Hij moet bij thuiskomst de schooltas weer klaar zetten. Morgen immers roept de plicht weer.
Charles Aerssens
27 september 2015
Lange Afstand Wandelvereniging "VIA-VIA".
Gegenereerd op 27-09-2015 door C.P.J. Aerssens