Nadat we in de maand mei het laatste traject van het Hertogenpad naar Roermond hebben afgesloten, wordt er voor juni geen wandeldag gepland en wordt afgesproken dat Charles contact opneemt als er weer gewandeld gaat worden. In juli gaat het toch kriebelen dat we besluiten om opnieuw op stap te gaan. Charles denkt dat een uitstapje naar Limburg gewaardeerd wordt. Maar dit betekent wel vroeg op pad om er een fijne wandeldag van te maken. Gekozen wordt voor een rondwandeling op het kalkplateau in de omgeving van Ubachsberg. Het wandelgidsje “Beleef het Land van Kalk” vormt de leidraad voor deze pittige dagmars. Omdat dit uitstapje op korte termijn gepland is, moet Harrie afhaken wegens andere bezigheden en zo melden zich Hans, Wil en Paul aan om op woensdag 22 juli naar Limburg af te reizen. Als volgens afspraak we om 7.30 uur vertrekken, zijn het uiteindelijk Wil, Paul en Charles, die in de startblokken staan. Hans moet op het allerlaatste moment verstek laten gaan omdat het problemen heeft met zijn evenwichtsorgaan. Het autoritje naar het vertrekpunt in Simpelveld gaat boven verwachting soepel en levert geen enkel filemoment op. En zo parkeren we al voor 9.00 uur de auto aan de Stampstraat in het centrum Simpelveld, dat Charles als vertrekpunt voor deze rondwandeling over het Limburgse Kunraderkalk Plateau heeft gekozen.
Een miljoen jaar geleden stroomt de rivier de Maas nog door Simpelveld en de rivierbedding moet destijds kilometers breed zijn geweest. Alleen de Vrouwenheide en de Huls bevinden zich dan als eilanden boven de waterspiegel. Maar nog langer geleden, tussen de 70 en 120 miljoen jaar, is alles in deze omgeving zee met krijtafzettingen van de kalkrijke skeletten van kleine zeediertjes, die nu als Kunraderkalk, Gulpens krijt, Akens zand en Vaalser groenzand aan de oppervlakte komen. Rond 4000 voor Christus wonen in de streek de Bandkeramiekers, genoemd naar de soort versiering van hun aardewerk. De Romeinen strijken hier neer rond 50 voor Christus en zorgen voor een periode van redelijke rust en welvaart. Handel en landbouw zijn de belangrijkste economische activiteiten, getuige de opgravingen van diverse Romeinse villa's, die gebouwd zijn in de jaren 75 en 100. Brandsporen doen vermoeden dat ze verwoest zijn bij een inval van Germanen na het jaar 250. Opmerkelijk is op 11 december 1930 de vondst van een paar zandstenen doodskisten of sarcofagen uit die Romeinse Tijd, waarvan er een inmiddels wijd en zijd bekend is als "de Romeinse Sarcofaag van Simpelveld". Deze is ongeveer 2,40 meter bij 1,05 meter, van zandsteen en met gebroken deksel. Zij is leeg aangetroffen. De binnenkant is bijzonder, omdat deze in reliëf is gebeeldhouwd. Pas in Middeleeuwse kronieken uit 1137 van de Abdij Rolduc wordt het dorp als “Simplevei” genoemd. In 1147 heeft men het over Simpleviensis ecclesia, oftewel de Simpelvelder kerk. In 1155 worden de namen Semplovei en Senplovoir gebezigd. Pas vanaf 1334 wordt de naam Simpelveld vermeld.
Vanuit het centrum van Simpelveld aan de Markt gaat de route bij de rotonde rechtuit de Stampstraat in om direct na het pleintje even linksaf te slaan tot aan de Eijserbeek. Deze Eijserbeek ontspringt in Bocholtz en loopt dan via Simpelveld naar het dorp Eys, dat zijn naam dankt aan dit riviertje, om dan bij Gulpen in de Geul te stromen. We volgen het voetpad langs deze nog jonge beek tot we door het moerassige broekbosje de Eijserbeek naar rechts oversteken en even verderop de “Auw Meule” bereiken, een oude watermolen en nu een monument. Deze Oude molen of Molen van Houben is een middenslagwatermolen die als korenmolen is ingericht en tot in de jaren '60 van de vorige eeuw heeft gedraaid. Nu zijn enkel nog het rad en een stuk van de wateraanvoer naar het toenmalige bovenslagrad aanwezig. De molen is oorspronkelijk uit 1774 en is in 1786 in eigendom van Johann Hubert Jehenné uit Aken, die ook eigenaar is geweest van de verder stroomafwaarts aan de Eijserbeek buiten Simpelveld gelegen andere watermolen, de Bulkemsmolen. De watermolen blijft lang in Duits handen en komt dan later in bezit van de familie Berger, die met vergunning van het Provinciebestuur van Limburg, omstreeks 1860 een stoommachine plaatst om de maalcapaciteit te vergroten.
Na de eeuwwisseling wordt een nieuw waterrad in de molen geplaatst omdat het bestaande houten waterrad uit het begin van de 19e eeuw door zijn afmetingen van 3,43 meter middellijn bij een breedte van 0,90 meter niet langer voldoet aan de voor die tijd vereiste molencapaciteit. Het nieuwe waterrad met een middellijn van 5 meter en een breedte van 1,5 meter en is nog steeds aanwezig in de later aangebouwde, overdekte uitbouw aan het molenhuis. Het water uit de vijver wordt dan via een betonnen goot naar het rad geleid waar het op een hoogte boven de as op de schoepen stroomt. In 1919 wordt Hendrik Hubert Houben de nieuwe eigenaar samen met zijn zoon Wiel Houben. De molen is sindsdien meer bekend onder de naam "Molen van Houben". In 1922 wordt een nieuwe molenvijver aangelegd ter vervanging van de tot dan toe gebruikte vijver, die niet veel meer was dan een verbreding van de Eyserbeek en die onvoldoende water kan bergen om de vereiste maalcapaciteit van de molen te blijven garanderen. Het bedrijf wordt in 1950 nog uitgebreid met een magazijn voor opslag van graan- en meelproducten, maar ondanks dat houdt het bedrijf in 1960 op te bestaan en wordt de Eijserbeek in het dorp overkluisd. In 1961 worden de grond boven de molen onteigend, de vijver gedempt en stuwrechten afgekocht, waardoor de status als watermolen definitief verloren gaat. Nu rest enkel de herinnering en is de watertoevoer aan de straatzijde aan de Oude Molenstraat nog zichtbaar.
De Oude Molenstraat klimt uit het beekdal van de Eijserbeek en aangekomen bij het wegkruis aan de linkerkant kiezen we voor de holle weg naar links die ons naar het Plateau van Ubachsberg leidt. Deze Kondeleweg brengt ons in het open landschap met uitgestrekte akkers en vergezichten naar het zuidwesten over het dal van de Eijserbeek. Op de T-splitsing met de Raffelsbergerweg wandelen we naar rechts en bereiken verderop aan het asfalt het buurtschap Bosschenhuizen, een gehucht tussen Simpelveld en Trintelen. Op deze kruising vinden we opnieuw een veldkruis. Naar links klimt het asfalt langs enkele opvallend Limburgse woonboerderijen, waarvan er enkele in Kunradersteen zijn opgetrokken, naar het kleine pleintje midden in de buurtschap Bosschenhuizen op een T-splitsing aan De Ling, wat letterlijk braakliggend stuk grond betekent. Hier vinden we een kapel gewijd aan het H. Hart, gebouwd uit Kunradersteen in 1958 naar plannen van A.F. Brenninkmeyer op de plaats van een oudere kapel uit 1922-1923. Eerder hebben hier al verschillende wegkruisen gestaan. De kapel heeft een ongelijkzijdig zadeldak, dat met dakpannen is gedekt. Op de voorgevel staat een smeedijzeren kruis. De rondbogige toegang heeft een laag smeedijzeren hekwerk. De letters 'Fr. S' en 'Ph. G.' daarin zijn de initialen van de aannemer Frans Strijthagen en zijn echtgenote Ph. Geurts. De linkerwand is uitgevoerd in glas-in-beton en boven een altaar staat een H. Hartbeeld. Ervoor ligt een plantsoen en er is een rustbank voor voorbijkomende wandelaars.
Hier bij het kapelletje gaat de route naar rechts de Weegerweg in. Deze klimt en na het laatste huis nemen we het voetpad rechtdoor langs het prikkeldraad tot we na de rustbank op de onverharde Trintelerbosweg uitkomen. Deze volgend komen we aan de kruising Vrouwenheide, Veeweg en Weg door het Boschveld. Een veldkruis siert deze splitsing van wegen. We staan nu op het Plateau van Ubachsberg, een hoogte die ontstaan is door de erosie van omliggende rivieren en beken in een ver verleden. Het gebied is nu een golvende laagvlakte dat langzaam afloopt richting het westen en aan de zuidzijde begrensd wordt door het dal van de Eijserbeek. Aan de zuidwestzijde ligt het Geuldal en aan de noordzijde het dal van de Geleenbeek en de zijbeken in het Bekken van Heerlen. Centraal op het plateau ligt het kerkdorp Ubachsberg, dat vanuit alle kanten alleen bergop te bereiken is.
De Vrouwenheide behoort tot de hoogste heuveltoppen die volledig op Nederlandse bodem liggen, en een geologisch monument bestaande uit getuigenheuvels. In het bos op de Vrouwenheide zijn nog de fundamenten te vinden van een oude uitkijktoren, die enkel nog staat vermeld op oude stafkaarten. Naar rechts passeren we de met 216 meter boven NAP de hoogstgelegen windmolen van Nederland, de monumentale korenmolen “Op de Vrouwenheide” uit 1857. Op 27 augustus 1858 koopt Leonard Joseph van de Weyer, graanhandelaar en molenaar te Wittem, op Vrouweheide een perceel heide voor de som van 25 gulden en laat er een windmolen bouwen. Een kleine gevelsteen heeft het opschrift J. v.d. W. 1857. Dit is niet juist omdat de Gemeente Voerendaal pas op 19 maart 1858 bij besluit van Gedeputeerde Staten toestemming krijgt om het stuk grond te verkopen.
De molen zou de eerste zestig jaar weinig veranderingen hebben ondergaan, en heeft wellicht een zware bakstenen romp, een betrekkelijk kort gevlucht van ongeveer 24 meter, een kleine geasfalteerde kap en een dunne houten staart met verbindingstukken tussen de lange en de korte spruit gehad. Doordat de bakstenen en het metselwerk niet van geweldige kwaliteit zijn, moet de romp tegen doorslag van hemelwater geteerd worden, waardoor hij de bijnaam de Zwarte Beer krijgt. Van 1876 tot 26 februari 1904 is de molen in het bezit van de familie Van de Weyer, daarna wordt de windmolen met bouwland, heide en boomgaard en ook enige goederen, waaronder het molenaarshuis, verkocht aan Lambert Verbeek, die de molen in 1912 aan uit het Noord-Brabantse Bladel afkomstige Leonardus de Win verkoopt. Op 23 september 1919 wordt Joep Smeets uit Ubachsberg eigenaar, die molen in 1925 doorverkoopt aan Hendrik Hubert Marie Vaessen, wiens vader in Ubachsberg een elektrische maalderij bezit. Door de aankoop van de windmolen komt het gehele gemaal in handen van de familie Vaessen. Het gevolg voor de molen is dat er praktisch niet meer met de wind wordt gemalen.
In de oorlogsjaren 1940-1945 doet de molen nog dienst als opslagruimte. Op 14 september 1944 wordt Maastricht door eenheden van het Eerste Amerikaanse leger bevrijd. Na zware gevechten wordt op 16 september vanuit Valkenburg ook Ubachsberg bevrijd door de Amerikanen. Op 17 december dringen tijdens het Ardennenoffensief Duitse elitetroepen ten zuiden van Aken diep in de stellingen van het Eerste Amerikaanse leger door. In die tijd bevindt zich in de molen “Op de Vrouwenheide” een Engelse uitkijk- en luisterpost van de Royal Air Force voor het opsporen van Duitse vliegtuigen. Als in januari 1945 de Engelsen het bevel krijgen deze post te verplaatsen, wordt bij de ontruiming een brandende benzinekachel omgestoten. Als gevolg hiervan brandt de molen helemaal uit. Het wiekenkruis, dat met een roede in de grond staat, wordt later achterover getrokken en blijft als een macaber kruis dwars over de romp liggen. Hendrik Vaessen raakt in de problemen over de regeling van de oorlogsschade en de verkoop van de restanten van zijn uitgebrande molen. In 1955 verkoopt de ruïne met aanhorigheden aan Hubert Jozef Leonard Gerardsen en in de jaren 1958 en 1959 wordt de molen, op grond van zijn unieke standplaats, uitwendig hersteld. Voor de kapconstructie worden onderdelen van de windmolen van Maarheeze gebruikt. De oude ijzeren Potroeden, die in 1923 als tweedehands roeden zijn gestoken, zijn na de brand nog in een zodanige staat dat zij na reparatie geschikt zijn om nog voor een stilstaande molen dienst te doen. De molen wordt dan ingericht als Café-Restaurant en Galerie met terras van waaruit je een fraai uitzicht op de omgeving hebt. In oktober 1975 sluit het Café-Restaurant en op 17 december 1976 wordt de muziekpedagoog Fred Piepers de nieuwe eigenaar. Hij brengt het uiterlijk van de molen weer zoveel mogelijk in de oude staat terug en maakt het interieur voor bewoning geschikt. De romp wordt hersteld en in 1989 begint de restauratie van het uitwendige molenwerk, waarbij de kap vernieuwd wordt en de middellijn ervan met 1,20 m. vergroot. Vernieuwd worden windpeluw, spruiten, staartbalk met kruilier en schoren, de voeghouten verlengd door het aanbrengen van nieuwe delen. De vorm van de kap en de bediening van de vang met een Hollandse wipstok blijven gehandhaafd.
Voorbij de molen “Op de Vrouwenheide” komen we in het buurtschap Mingersborg, waar een kapelletje en de Herberg De Bernardushoeve centraal aan het kruispunt van wegen liggen. De kapel dateert uit 1939, getuige het jaartal in de voorgevel en wordt onderhouden door de buurtschap Mingersborg. Het stenen kruis naast de kapel is hier geplaatst door de eigenaar van de Molen op Vrouwenheide Lambert Verbeek en zijn vrouw en krijgt in 1990 een nieuw corpus, vervaardigd door Sjef Drummen. De kapel is gebouwd met Kunradersteen. De ruime toegang met rondboog wordt met glas afgesloten. In de gevel is een blauwe ster, symbool voor de Sterre der Zee, aangebracht. De kapel heeft een apart, gebogen dak. De kapel is van binnen wit geschilderd. Op een bakstenen altaar staat in een pseudo-nis een Mariabeeld met Kind. Op dit Kruispunt gaat de wandeling rechtuit langs Herberg De Bernardushoeve, een dubbele carréhoeve opgetrokken uit Kunradersteen en veldbrandbaksteen. Deze hoeve is ooit eigendom geweest van de Parochie Ubachsberg en vernoemd naar de patroonheilige St. Bernardus. We volgen de Mingersborgweg zo’n 400 meter om dan even voorbij een drinkpoel rechtsaf te slaan. Vaak vind je hier in het landschap deze drinkpoelen, oorspronkelijk aangelegd voor het vee, maar nu als kraamkamer voor kikkers, padden en salamanders. Om verdamping in de zomer tegen te gaan zorgen de aangeplante knotwilgen op hete dagen voor de nodige schaduw.
Na rechts slaan we de Korenweg in komen nu in het droogdal van Colmont, een cultuurhistorisch element ten zuiden en zuidwesten van de buurtschap Colmont. Het dal loopt af in westwaartse richting en eindigt bij de buurt van Wijlre waar het droogdal uitkomt in het Geuldal. Het heeft een steile en een flauw hellende dalwand in doorlatend Kunrader kalksteen met kalkminnende planten. De steilere zijde ligt aan de noordkant van het droogdal en is bedekt met een pakket löss van wisselende dikte, die uitspoelinggevoelig is. Om erosie te voorkomen wordt de bodem evenwijdig met de helling bewerkt en is meestal onderbroken door aangeplante bossingels en hagen om bij overvloedige regenval afspoelende grond tegen te houden. We spreken hier van graften. Zo bereiken we de Vrakelbergerweg, die we oversteken om dan het asfalt te vervolgen naar het buurtschap Colmont, dat deel uitmaakt van Ubachsberg. We slaan op de T-splitsing rechtsaf de Colmonterweg in en wandelen door tot aan de splitsing met links een veldkruis. Hier gaat onze route scherp naar links de Duivenweg in om dan op de volgende Y-Splitsing, opnieuw met veldkruis, links aan te houden. Overal kun je in het landschap deze uitingen van volksdevotie en vroomheid zien, die voor ieder die passeert een eigen betekenis en waarde hebben. Het voetpad dat we volgen, staat op de topografische kaart aangegeven als Oude Karstraat en voert ons langs de camping en noordzijde van Colmont tot naar de Geerstraat. We steken de Geerstraat over en komen verderop over de Oude Karstraat aan het asfalt van Hooggats. We slaan hier rechtsaf in de richting van Winthagen om vervolgens bij de afbuiging van Hooggats rechtuit het graspad Trappengats te vervolgen dat ons in een stevige afdaling naar het buurtschap Winthagen brengt.
Het buurtschap Winthagen is een gehucht dat verscholen ligt in een plooi van het Limburgse Heuvelland, die in de loop der tijd is uitgesleten door de Colmonterbeek. De weilanden en velden liggen schuin op de hellingen en achter de huizen gaan de tuinen steil omhoog. De bewoning in Winthagen is ontstaan rondom de carréhoeve Winthagerhof met boven de poort de naam van Hindrick Schoonbrood en het jaartal 1721, een hoeve die al in 1448 wordt vermeld. Tijdens de regering van Keizer Karel V wordt er in het jaar 1526 een lijst opgemaakt van alle huizen, waarop belasting betaald moest worden om zo zijn bloedige oorlogen tegen de Reformatie te kunnen bekostigen. Dan staan er in Winthagen 7 huizen en in 1869, dus drie en een halve eeuw later, is dit aantal uitgegroeid tot 10. In vroegere tijden is hier op verschillende plekken Kunradersteen gewonnen voor de bouw van boerderijen en huizen en er zijn ook kalkovens in gebruik waarvan er hier nog de resten zijn gevonden. Het middelpunt van het gehucht wordt gevormd door een kapelletje, dat opgetrokken is uit Kunradersteen en door de bewoners gebouwd is uit dankbaarheid voor de bevrijding in 1944. Pastoor Loo van Voerendaal legt de eerste steen op de feestdag van de H. Rosaria. De kapel wordt op 19 mei 1955, op Hemelvaartsdag, plechtig ingezegend door de toenmalige Roermondse Bisschop Guillaume Lemmens (1884-1960) en toegewijd aan O.L.\/rouwe Sterre der Zee. Het van Maria met kind op een sokkel, waarop een scheepje en een ster is afgebeeld in reliëf is gemaakt door beeldhouwer Jean Weerts (1902-1966). In mei 2013 werd een kruisweg geplaatst, geschonken door een inwoner van Kunrade, die de staties 40 jaar geleden op een antiekmarkt heeft gekocht en die waarschijnlijk is afkomstig is uit Wallonië.
We verlaten nu voorbij het in 2004 gerestaureerd bakhuis het gehucht Winthagen, dat door de lieflijke ligging en het specifieke gebruik van Kunradersteen bij de bouw van de hoeven en huizen de status van beschermd dorpsgezicht heeft. De route gaat in noordelijke richting over de Winthagerweg. Links voor zien we gebouwen het Landgoed Overst Voerendaal, waar vanaf 2013 druivenstokken zijn aangeplant voor de wijnbouw. Het gaat om de wijnsoorten Pinot Noir, Pinot Gris, Riesling, Auxerrois, Dornfelder, Cabernet Sauvignon en Müller Thurgau. Deze druivensoorten worden apart geoogst en op het landgoed verwerkt. In 2011 en 2012 is het areaal uitgebreid naar 3 hectare, met daarop circa 11.000 druivenstokken. Naast druiventeelt is op het landgoed een bos aangeplant en is natuur gerealiseerd in de vorm van kalkgrasland. Ook is er een hoogstamboomgaard met oude rassen van appels, peren, kersen en pruimen en de wegen op het landgoed zijn aangelegd op basis van een tekening uit de 18e eeuw. We slaan bij het houten hek rechtsaf en volgen het pad tussen de wijngaarden en fruitbomen door de helling op. Op de T-splitsing gaat het raar rechts om dan even verderop linksaf te gaan tot we de Bergseweg, de doorgaande weg van Voerendaal naar Ubachtsberg, bereiken. De route gaat richting Voerendaal omlaag. Net voor de snelweg A79 krijgen we aan onze linkerzijde de Kunradersteengroeve, die oorspronkelijk van 1902 tot 1970 in gebruik is geweest, maar sinds enkele jaren weer geopend is door de huidige vraag naar Kunradersteen, met name vanwege noodzakelijke restauratiewerkzaamheden aan de met deze steensoort gebouwde buizen en religieuze monumenten. Er is ook een atelier voor mergelbewerking. Naast de groeve is ook een kalkbranderij in werking geweest.
Tegenover de Kunraderkalksteengroeve nemen we, na oversteek van de Bergseweg, het onverharde, licht stijgende pad langs de snelweg A79. We volgen het bospad en houden bij het verlaten van het bos links aan na het draaihekje. Het landschap opent zich hier en de route blijft aan de noordzijde van het weiland. Net voor de versmalling van het weiland wandelen we rechts omhoog het talud op en komen opnieuw bij een draaihekje. De veldweg gaat bij de T-splitsing naar links en we dalen door de holle weg af naar het asfalt van het buurtschap Kunderheem, waar we rechtsaf slaan. Na goed honderd meter gaat de route scherp naar links en wacht ons een pittige klim door een holle weg. We betreden hier het Kunraderkalk Plateau met het Natuurreservaat Kunderberg, een natuurgebied dat bekend staat om zijn bijzondere kalkflora. Deze flora kan hier gedijen door de kalk in de grond en het juiste beheer van het gebied door de mens. Zo zijn kalkgraslanden ontstaan door ontginning van de hier gelegen hellingbossen. Op de ontstane open vlakte heeft men schapen vrij laten rondlopen en die hebben ervoor gezorgd dat het bos niet heeft kunnen terugkeren. In de loop van de 20e eeuw zijn de schaapskudden verdwenen en daarmee ook de kalkgraslanden. Met de herintroductie van het Mergellandschaap in de 70er jaren in de vorige eeuw, is er opnieuw een begin gemaakt met het beweiden van het gebied, zodat op de schrale hellingen de specifieke kalkflora weer terugkeert. We vinden er plantensoorten als Geelhartje, Zandmuur en Wilde tijm en in juni ziet de berg geel en paars van de harige ratelaar en van vele hier voorkomende orchideeën.
We volgen het graspad met de bocht mee naar links en blijven op het plateau. Door het draaihekje komen we even verderop op de T-splitsing, waar we naar links het onverharde pad Klein Weegske vervolgen. Het is meer dan een kilometer doorstappen met een wijds uitzicht naar Heerlen. Als het pad daalt, gaat het over in een typisch holle weg. Al in het Pleistoceen, ca 2 miljoen jaren geleden, zijn door de eroderende of uitslijtende werking van het smeltwater, dalen in het landschap ontstaan. De aanwezigheid van drinkwater is de reden dat de eerste bewoners zich in het verre verleden in de vruchtbare dalen langs deze beken vestigen. Nadat eerst de beekdalen als weidegrond in gebruik zijn genomen, begint men met de ontginning van akkers op de hoger gelegen plateaus. Om bij deze akkers te komen, maakt men gebruik van de natuurlijke waterlopen, die stroombanen in de hellingen hebben uitgeschuurd. Door het belopen en later berijden met paard en kar slijten deze wegen steeds verder uit. Bij regenval lopen de wegen vol water en het afstromende water neemt op haar beurt weer grond en andere materialen mee richting het dal. Holle wegen zijn meestal komvormig en hebben op het diepste punt zeer steile leem- en kalkwanden. Een dergelijke weg heeft een eigen microklimaat met specifieke plantengroei. Ook de das voelt zich hier thuis. Het dier heeft hier zijn dassenburcht en vindt In de begroeiing van de holle weg vindt beschutting, als hij bij schemering en nacht op zoek gaat naar voedsel.
Onder aan deze holle weg maken we een scherpe bocht naar rechts en komen op de Breedenweg na goed 100 meter bij de restanten van een oude kalkoven. Na het uitbreken van WOI, als de Duitsers België binnen vallen en de grenzen met het neutrale Nederland gesloten worden, stagneert de import van metseI en landbouwkalk uit België. En is Nederland helemaal op de eigen kalkproductie aangewezen. In het Limburgse Mergelland schieten dan de kalkovens als paddestoelen uit de grond en doen nog vele jaren daarna de kalkbranderijen in goede zaken met name in en rond Kunrade zijn meerdere ovens in gebruik. In 1967 wordt de laatste kalkoven buiten gebruik gesteld. Ook verderop tijdens deze wandeling zullen we nog meer oude kalkovens tegenkomen. Voorbij deze oude kalkoven gaat onze route linksaf over een smal graspad het talud af van de Benzeraderbreuk, een geologische breuk in de aardkorst. Het is een zone waar delen van de aardkorst horizontaal of verticaal ten opzichte van elkaar kunnen bewegen. Hierdoor ontstaan er hoogteverschillen aan de aardoppervlakte, zoals hier bij dit steile talud waar de kalksteen direct aan de oppervlakte komt en het niet moeilijk is om deze te ontginnen. Momenteel zijn er in de omgeving nog 15 deels geconserveerde. Als we het voetpad langs het talud van deze Benzeraderbreuk vervolgen zien we aan onze rechterzijde de kalkwand van groeve Breedenweg. Via het klaphekje kun je naar de groeve lopen en deze bekijken. Waar het voetpad uitkomt op de Daelsweg komen we bij de voormalige dubbele kalkoven Schneiders.
De bouwwijze van een kalkoven is vrij eenvoudig. Men gebruikt voor het metselwerk een vuurvaste steensoort, die niet met cement, maar met leem gemetseld wordt. Door de hitte van de oven vormt zich op den duur een grauw-groene glazuurlaag op de binnenmuren. De meeste ovens hebben een hoogte van 6-7 meter en een inwendige doorsnede van circa 3 meter. De muren moeten voldoende dik zijn. Onderin de ovens bevindt zich een zwaar rooster met daaronder een werkruimte. Deze is nodig om de gebrande kalk te storten en af te voeren. Op het rooster werden takkenbossen gelegd in een vaste gesloten laag. Daarop komt een laag rondhout en daar bovenop een eerste laag mergelblokken (30-50 cm). Vervolgens daarop een laag brandstof, bijvoorbeeld koolgruis. Dit herhaalt men totdat de complete oven gevuld is. In de oven slaat het vuur automatisch over op de volgende laag brandstof. Het al dan niet goed branden is niet alleen afhankelijk van de gebruikte brandstof, maar ook het weer (er moet een zekere tocht zijn) en het vakmanschap van de stoker zijn van essentieel belang. Naarmate de reeds gebrande kluiten mergel met een riek van het rooster worden gehaald, zakt de inhoud langzaam naar beneden. De gebrande kalk, of ongebluste kalk, verzamelt men in karren en wagonnetjes. Deze wordt, afhankelijk van het gebruik, met water geblust en is dan gereed voor gebruik.
We vervolgen de wandeling aan de overzijde van de Daelsweg achter het heggetje in de richting van Ubachsberg om dan in de flauwe bocht rechtsaf te slaan tussen het prikkeldraad door. Aan het einde van dit pad komen we opnieuw bij de restanten van de dubbele kalkoven Kuvers gelegen in de helling van de Putberg en nu eigendom van Staatsbosbeheer. Naar rechts gaat hier de route langs de bosrand en het weiland en we passeren een bronnetje, dat hier spontaan aan het oppervlakte komt. De Putberg bestaat namelijk uit kunradersteen en kalkzandsteen dat poreus en daardoor waterdoorlatend is. Het verzonken hemelwater komt dan aan het oppervlak als het onderliggende gesteente niet waterdoorlatend is, zoals hier. Aan het einde van dit pad bereiken we een laagstamboomgaard en kiezen de route naar links. Zo komen we na een tweetal draaihekjes bij Hoeve Keverberg. De boerderij komt voor het eerst in 1380 in de archieven voor en wordt in de 19de eeuw in de as. In 1890 wordt de hoeve herbouwd in Neo-Gotische stijl. Het woonhuis heeft nog de oude overwelfde kelders. Aan de voorzijde bevindt zich een torenvormig bouwdeel met kantelen en een balkon op consoles en op de met kantelen versierde toegangspoort prijkt het opschrift “Ora et Labora”, waarmee verwezen wordt naar de Benedictijnse orderegel “bidt en werk”. Op de binnenplaats en aan de rechterzijgevel van de hoeve bevinden zich aan- en bijbouwen van omstreeks 1970 en 1990.
De verharding brengt ons naar de Wijnstraat, die we schuin naar rechts oversteken om dan door de Kapelweg in het buurtschap Huls uit te komen. Nu volgt enkel nog een afdaling om naar het centrum van Simpelveld te komen, waar het startpunt van deze rondwandeling is. We kiezen hiervoor een route door het buitengebied en slaan bij het kerkje, gewijd aan Sint Jozef Arbeider, linksaf de Bouwerweg in. Na een paar honderd meter kiezen we voor het Molsberger Voetpad ’t Kempke naar rechts en wandelen de helling af naar de bebouwde kom van Simpelveld, waar in het centrum de route eindigt.
We zijn redelijk bijtijds, zo rond de klok van 13.45 uur, in Simpelveld terug en dus is er genoeg tijd om nog even op het zonnige terras van Brasserie Shoko neer te strijken na te genieten met een heerlijke kop “aangeklede” cappuccino. Zo kunnen we de vermoeidheid van deze inspannende en warme wandeldag met de nodige pittige klimmetjes snel vergeten! Tegen 14.30 uur rijden we huiswaarts en laten het Limburgse Heuvelland achter ons. Ook de terugreis verloopt zonder fileproblemen en zijn we om 16.00 uur terug in Loon op Zand. We komen tot de conclussie dat zo’n wandeldag in een heel andere omgeving ook zo zijn charmes heeft en dat we dit wellicht vaker moeten doen, waarbij we een wat langere aanrijtijd op de koop toe moeten nemen.
Charles Aerssens
30 juli 2015
Lange Afstand Wandelvereniging "VIA-VIA".
Gegenereerd op 30-07-2015 door C.P.J. Aerssens