Voor de wandeldag van maart is Charles nog eens in zijn archief gedoken om in het gebied rond Chaam een route uit te zetten. Dus dit keer een wandeling dicht in de omgeving van Breda, zodat Harrie en Karst weinig reistijd kwijt zijn. Het wandelgebied ligt immers in hun achtertuin. Iedereen wordt met de mail op de hoogte gebracht van deze tocht op woensdag 19 maart. Een bijkomstigheid is het feit dat er die dag Gemeenteverkiezingen zijn, maar dit blijkt voor niemand een beletsel te zijn. Jammer genoeg moet Wil zich met pijn in zijn hart afmelden wegens verplichtingen als penningmeester van de KBO Loon op Zand en haakt Paul op het allerlaatste moment af omdat hij nog niet helemaal hersteld is van een griepje.
Op de dag van vertrek melden we ons allemaal om 9.00 uur op de parkeerplaats aan de Ulicotenseweg in het centrum van Chaam, van waar de rondwandeling ons westwaarts door het dal van de Chaamse Beek zal voeren langs rond het Langven naar Patersmoer in het beekdal van de Strijbeekse Beek. Via het buurtschap Strijbeek gaat de route vervolgens over het riviertje de Mark naar Belgische Meersel-Dreef. Hier is de middagpauze met een kopje koffie gepland. Vanaf hier wandelen we over Belgisch grondgebied ten zuiden van de Strijbeeksche Beek door Landgoed Elsakker naar het gehucht Oosteneind om dan België te verlaten. Over de Oude Loop met het waterretentie gebied De Maayen gaat het verder langs de waterplas op de Bleeke Heide om zo naar het vertrekpunt in Chaam terug te keren.
Voor deze rondwandeling vertrekken we bij wandelknooppunt 93 vanaf de parkeerplaats bij de in Kempische Gotiek opgetrokken Ledevaertkerk, gelegen op de hoek van de Dorpstraat, het Raadhuisplein en de Ulicotense weg. In 1426 is voor het eerst sprake van deze kerk, een eeuw later is het gebouw gereed en staat er een eenbeukige kerk met dwarsbeuk en een geheel (inclusief de spits) uit baksteen opgetrokken toren. De kerk is gebouwd door een telg van het beroemde architectengeslacht Keldermans en behoort oorspronkelijk toe aan de Katholieken. In 1648, als bij de Vrede van Munster na de 80-jarige oorlog de huidige provincie Noord-Brabant definitief in handen van de Republiek komt, verandert de situatie. Alle dorpskerken worden overgedragen aan de Protestanten. In veel dorpen zijn nauwelijks Protestanten, alleen in Chaam bestaat er een gemeente die, hoewel duidelijk in de minderheid, tussen de zestig en zeventig personen telt. Als Koning Lodewijk Napoleon in 1810 godsdienstvrijheid invoert en alle kerken toewijst aan de grootste geloofsgemeenschap, worden de Protestanten in de omliggende dorpen Alphen, Baarle-Nassau en Gilze uit hun kerken gezet en toegevoegd aan de Hervormde Gemeente Chaam. Zo kunnen de Chaamse Protestanten na 1810, na hevige protesten, hun kerk behouden en bouwt de Katholieke meerderheid in het dorp hun zogenaamde “Waterstaatskerk”.
Na een uitvoerige restauratie van de Ledevaertkerk die in 1943 gereed komt, wordt in 1944 de toren, die tot een uniek voorbeeld van Kempische gotiek wordt gerekend, door de terugtrekkende Duitsers opgeblazen. De toren valt op het schip van de kerk. Na de oorlog ontbreken de middelen om de toren en het verwoeste gedeelte van de kerk op te bouwen, zodat het gebouw nu bestaat uit het koor, het dwarspand en één travee van het schip. Binnen in de kerk bevinden zich een houten tongewelf met rozetten, een kansel met engelenkopjes van rond 1600, een koperen doopvont uit 1796 en een 19e eeuws Van Druten-orgel. Aan een muur hangt ook de oudste luidklok van Brabant (1392), genaamd “Ledevaert”. Tot voor enkele jaren heeft deze klok, die dus ouder is dan de kerk zelf, nog dienst in de vieringtoren boven op het dak.
Vanaf wandelknooppunt 93 wandelen we de Ulicotenseweg in tot we bij de tweede straat, de Beckershagen, naar links inslaan. We zijn hierin de zuidelijke bebouwing van Chaam en kiezen voor de eerste gelegenheid naar links, de Staartenweg, om kleinschalig cultuurlandschap van het dal van de Chaamse Beek te betreden. Hiervoor steken we eerst de Groote of Roode beek over, een klein stroompje dat verder naar het noordwesten in de Chaamsche beek uitmondt. Beide beken meanderen hier en worden omgeven door houtwallen bosjes, poelen en graslanden. Vaak zijn de perceelgrenzen nog hetzelfde als in de 16e eeuw. De route voert ons langs oude hoeven en vochtige graslanden, waar je planten vindt als: dotterbloem, kruipend zenegroen en teer guichelheil. Andere bijzondere planten zijn moerasstreepzaad, knolsteenbreek, moesdistel en kleine watereppe. Deze duiden op kwel. In de beken zijn ook de kamsalamander en alpenwatersalamander aanwezig. De groene specht, steenuil, roodborsttapuit, patrijs en kwartel broeden in het gebied. Langs de Groote of Roode beek komen we op de Kapelweg waar we een gerestaureerde traditionele langgevelboerderi , gebouwd tussen 1852 en 1874 passeren.De voorgevel heeft zesruits schuiframen en op de eerste steen staat vermeld: L. Van Mierlo 1874. De zijgevel is voorzien van vlechtingen en eerste steen met de tekst: Mr. J. Buijsen 1852.
Aan het einde van de Kapelstraat komen we op de kruising bij het Thijskesbos, waar de Mariakapel Onze Lieve Vrouwe ter Sneeuw staat. Een legende is de aanleiding om de kapel te bouwen. In een oud boek wordt de geschiedenis verteld van Willem Verreyt, een marskramer uit Baarle, die op 16 januari in 1645 op weg is naar Chaam op om daar de volgende dag het feest van de Heilige Anto¬nius Abt te vieren. Op de heide tussen Baarle en Chaam vindt hij een houten Mariabeeldje en ofschoon het sneeuwt, is het beeldje droog. Onder¬weg wordt hij op de “Caemse deyck’, nu de Oude Bredase¬baan, over¬vallen door twee soldaten. De eerste soldaat richt zijn geweer, maar Verreyt slaat het uit zijn handen. De tweede soldaat zet zijn geweer op het hart van Verreyt en schiet. Maar als door een wonder verwondt de kogel de marskramer niet. Het Mariabeeldje is zijn redding en vier weken later zet Willem Verreyt het beeldje ter verering van de H. Maagd neer in een eeuwenoude eik in Wer¬beeck bij Retie, waar in 1665 in een kapel gebouwd wordt die bekend staat als: Onze Lieve Vrouwe ter Sneeuw. In 1974 wordt het beeld gestolen en is sindsdien spoorloos. In WOII ontstaat bij de bewoners van Chaam het idee om een kapel te bouwen. De toenmalige kapelaan Hack vertelt dit verhaal van Willem Verreyt en het Mariabeeldje te Werbeeck. Het verhaal spreekt de mensen aan en men besluit de nieuwe kapel te wijden aan Onze Lieve Vrouw ter Sneeuw. In 1943 is de kapel bij Thijskesbos gereed en er wordt een nieuw beeld in Franse Savoniére kalksteen gemaakt van Onze Lieve Vrouwe ter Sneeuw door de kunstenaar Niel Steen¬ber¬gen (1911-1997).
We passeren wandelknooppunt 92, waar we rechts aanhouden en de route vervolgen in de richting van het buurtschap Ginderdoor. De Kapelstraat gaat over in de Kleistraat. We steken de Meerleseweg over en komen even verderop aan wandelknooppunt 83 aan de Ginderdoorstraat. Hier staat op het kruispunt een 18e eeuwse langgevelboerderij, waarin sinds februari 2013 de ambachtelijke dorpsbrouwerij “De Pimpelmeesch” gevestigd is. Eveneens bevindt zich in dit pand het boerderijcafé annex terras “Bij Toontje Schoen” dat door de bewoners van de boerderij, de familie Schoenmakers, wordt uitgebaat. Door een glazen wand heeft de bezoeker vanuit het café een prachtig zicht op de brouwerij waar een aantal speciaalbieren worden gebrouwen. Over het asfalt van de Ginderdoorstraat komen we aan de Chaamsche Beek, hier nog een onooglijk stroompje. Eenmaal op de Oude Bredase Baan bij wandelknooppunt 82 gaat de route naar rechts om na een goed 200 meter bij de splitsing met de Heistraat, waar de Oude Bredase Baan overgaat in de Goudbergeseweg, naar rechts het bos in te wandelen. We komen nu in het bosgebied van de Strijbeekse Heide.
Na de ontginning van de Strijbeekse Heide zijn deze bossen in de jaren 1934/35 aangelegd en bestrijken een oppervlakte van 189 ha. Er liggen drie natuurwetenschappelijk waardevolle gebiedjes, namelijk het Zwarte Goor, het Langven en het Rondven. Dit zijn typisch Noord-Brabantse vennen, omringd door heide. Het zijn restanten van de oorspronkelijke Strijbeekse Heide, die nu voor een groot deel in cultuur is gebracht. Het gebied telde in de 19e eeuw aanzienlijk meer vennen dan tegenwoordig. Vanaf de vijftiger jaren zijn honderden hectaren heide, met de daarin gelegen vennen, door de Domeinen aan boeren verkocht. Die vennen, waarvan de ondergrond enigszins vruchtbaar was, worden ontgonnen. De meeste onvruchtbare vennen blijven hierdoor praktisch onaangetast. De zwarte stern, grutto en wulp broeden er. Over de bospaden bereiken we in noordelijke richting de zuidzijde van het Langven. Het ven ligt er nog grotendeels in dezelfde vorm en staat bij als te zien op de oude kaart van 1900. Vanhier gaat onze route naar rechts tot we op de Heistraat naar links het wandelpad vervolgen tot wandelknooppunt 85. Opnieuw naar links en door het klaphekje verloopt het wandelpad langs de westzijde van het Langven tot aan de Erika Weg, die we even naar links volgen om bij de eerste gelegenheid naar rechts af te slaan. We zijn nu op de Grazenweg en wandelen tot wandelknooppunt 92. Vanaf hier volgen we de markering van het Smokkelpad, een 8 kilometer lange grensoverschrijdende wandelroute van Staatsbosbeheer West-Brabant, Natuurmonumenten en hun Belgische collega's van het Agentschap voor Natuur en Bos. Zo komen we dan op het zandpad Inneem.
Naar het westen hebben we zicht op het gebied waar tijdens WOII de Deutsche Wehrmacht het radarstation “Bisam Stelle” hebben gestationeerd, dat deel uitmaakt van de Duitse radarketen Himmelbett. Hier vandaan kan men naderende vliegtuigen visueel waarnemen en de op 12 km in noordoostelijke richting gelegen Fliegerhorst Gilze-Rijen waarschuwen. In het voorjaar van 1942 wordt dit kamp aangelegd ten noorden van de Goudbergseweg met de ingang aan de Goudbergseweg. Op het terrein staan twee zogenaamde Wurzburg-Riese radars en een Freya lange afstands radar opgesteld. Verder is er een commandopost die in verbinding staat met de Fliegerhorst Gilze-Rijen. Vanuit de commandopost worden de Duitse nachtjagers naar hun doel geleid door middel van die twee Wurzburg-Riese radars, een voor het vijandelijke toestel en de andere voor de eigen nachtjagers. De Freya radar speurt op langere afstand naar vijandelijke geallieerde toestellen. Op 2 oktober 1944 maakt een bombardement van de Geallieerden een einde aan het kamp “Bisam Stelle” en wat nog niet vernield is, wordt op 4 oktober alsnog vernietigd door de Duitsers zelf. Op dit voormalige terrein zijn nog de brokstukken te vinden van een van de betonnen sokkels van de twee Wurzburg-Riese radars.
In zuidelijke richting steken we door naar Hoeve Gouwberg aan de Oude Bredase Baan. Aan de overzijde ligt het reservaat van Staatsbosbeheer De Goudberg, een 20 hectare groot stuk heide ten oosten van Strijbeek. Aangekomen bij wandelknooppunt 81 volgen we naar rechts de route langs het fraaie ringven Patersmoer of Goudbergven, dat omgeven wordt door een paraboolduin, gevormd na de laatste ijstijd 10.000 jaar geleden met levend hoogveen en begroeid met heide, eiken, berkenbos en vliegdennen, waarin de geologische formaties nog ongestoord zijn. Het Patersmoer heeft het minste te lijden gehad van de negatieve beïnvloeding door de mens en vormt hiermee "een parel aan de zuidkant van het heem". Op het hoogste gedeelte van het duin staat in de Middeleeuwen een houten standerdmolen die op de oostpunt van de Goudberg gebouwd is. Tussen 1628 en 1667 staat er geen molen op de Goudberg: de oude is afgebrand en met het bouwen van een nieuwe wordt door de Nassause Domeinraad erg lang gewacht. Vanaf ca. 1707 wordt de molen "De Korenbloem" genoemd. Juist ten zuiden van de molen is zelfs een speciaal bruggetje over de Strijbeeksche Beek gemaakt om ook de verbinding in die richting te vergemakkelijken. Als de Strijbeeksche Beek in 1830 de gesloten staatsgrens geworden wis, wordt de molen in 1835 verplaatst naar Ulvenhout. Sinds 1954 is de Goudberg een Staatsnatuurreservaat, waarmee voorkomen wordt dat dit uitzonderlijke natuurgebied tot cultuurgebied wordt omgevormd.
Het brede pad langs het Patersmoer volgen we tot aan het punt waar we door het klaphekje naar links uitkomen op het brede zandpad dat op de kaart vermeld staat als Grazenseweg. Vanhier hebben we een wijds uitzicht op het beekdal van de Strijbeeksche Beek, dat naar het zuiden toe de natuurlijke grens met onze Belgische zuiderburen vormt. Het is hier dat op 2 januari 1814 aan het eind van het Napoleontische tijdperk de ‘Slag bij Strijbeek’ plaatsgevonden heeft. Om Napoleon op de knieën te dwingen is er een geallieerdenleger op de been gebracht, dat bestaat uit Zweden, Britten, Hessen, Würtenbergers, Saksen, Pruisen en Russische Kozakken. De voorhoede van dit ‘Armee du Nord’ wordt gevormd door het 3e Preussische Armee Korps. Vierhonderd Pruisische ruiters en Kozakken van dit korps raken slaags met tweehonderd leden van de cavalerie-eenheid Rode Lansiers, de Franse ‘Lanciers Rouges’ van de keizerlijke garde. De uiteindelijke slag speelt zich voornamelijk af in de weidegronden, de beemden, ter weerszijden van de Strijbeekseweg aan de Nederlandse kant van de beek. De waterstand is tweehonderd jaar geleden veel hoger dan nu en verschillende manschappen en paarden verdrinken als ze door het ijs zakken. In totaal sneuvelen hier dertien Pruisen. De “Slag bij Strijbeek” maakte onderdeel uit van een groot aantal slagen en schermutselingen tussen Breda en Antwerpen, voornamelijk op Belgisch grondgebied, waarbij de grootste slag op 11 januari 1814 geleverd wordt bij Hoogstraten en waarbij in totaal bijna tweeduizend doden en gewonden vallen. In 2014 wordt dit groots herdacht met het naspelen van deze slag.
We lopen naar rechts het zandpad verder en met de bocht mee hebben we nog even zicht op het ven Patersmoer. We passeren nog een granieten zwerfkei die hier begin 2004 langs het zandpad aan de rand van het voormalig slagveld, is neergelegd met het gedicht dat Pien Storm van Leeuwen voor deze plek schreef: over zijn grenzen reikt - macht naar al meer - voert vechters van ver - naar vreemd land - belangen langs lansen betwist - kleuren een beek en zijn beemden - in strijd. Dan bereiken we de verharde weg, de Goudbergseweg, voorheen Oude Bredase Baan en slaan op die verharde weg linksaf. Het gehucht Strijbeek wordt bereikt en blijkt Strijbeek uit slechts enkele huizen en een café te bestaan, gelegen aan de rand van de Strijbeekse Heide en aan de Belgische grens. Strijbeek ontleent zijn naam waarschijnlijk aan de nabijgelegen Strijbeeksche Beek. Het is echter niet bekend hoe deze beek aan zijn naam is gekomen. In 1744 meende men dat deze beek de zuidgrens vormde van het Gouw Strijen, maar ook de aanduiding "strij" dat "stromend water" of "strijd" betekent, behoort tot de mogelijkheden. Strijbeek kent al duizenden jaren geleden een min of meer permanente bewoning als typische beekdalnederzetting. Dit bewijst de vondst van een urnenveldje, waarbij op de potscherven invloed kenbaar is van de Noord-Franse Marnecultuur, dat tijdens ontginningswerkzaamheden in 1937 wordt blootgelegd. Het toont aan dat in de 5e eeuw voor onze jaartelling mensen op dit hooggelegen terrein hebben gewoond. Maar ook de vondst in 1979 van een fragment van een prachtig bewerkte schaaf van tussen de 100.000 en 40.000 jaar oud. Het huidige Strijbeek is vermoedelijk in de 13e eeuw ontstaan door ontginning van bos op de hogere terreingedeelten langs de nabijgelegen Strijbeekse Beek aan de oude heerbaan op de verbindingsweg van Hoogstraten naar Breda. Maar ondanks die gunstige ligging is Strijbeek nooit uitgegroeid tot een groot dorp, hoewel het aantal inwoners in vroegere eeuwen groter is geweest dan tegenwoordig.
Op slechts 100 meter van de Belgische grens komen we op de kruising bij de voorrangsweg en ANWB-paddestoel P21158. Hier gaat onze route bij wandelknooppunt 60 naar rechts voorbij de St. Hubertuskapel. Dit kapelletje is gebouwd voor de gelovigen die te ver van een parochiekerk wonen. De voorganger van de huidige kapel is gebouwd in 1518. Ze is betrekkelijk groot: 22 meter lang en 15 meter groot en doet dan ook dienst als kerkje, een zogenaamde kwartkerk. Waarom in Strijbeek destijds zo'n omvangrijk godshuis werd gebouwd is waarschijnlijk te herleiden tot het toenmalige - in vergelijking met omliggende dorpen - grote aantal inwoners. Na de Vrede van Münster in 1648, als alle katholieke kerkgebouwen overgaan in protestantse handen, dient de kapel nog enige tijd als schuilkerk voor gelovigen uit Ginneken. Daarna staat het gebouwtje meer dan een eeuw leeg door de in beslagname van de Prins van Oranje. In 1788 kwam de kapel weer in katholieke handen, maar na een leegstand van meer dan een eeuw bleken de onderhoudskosten zo hoog geworden, dat in 1872 wordt besloten de kapel af te breken. Van de oude stenen werd het huidige kapelletje opgebouwd naar een ontwerp van P.J. Soffers, waarna het in 1979 nog eens is gerestaureerd. In de voorgevel is een klokkenstoeltje ingebouwd, waarin een in 1756 door G.du Mery uit Brugge gegoten klok hangt. Het interieur van het gebouwtje bevat een Maria-altaar en enkele glas-in-loodramen die episoden uit het leven van de H. Hubertus de eerste bisschop van Luiken de patroon van de jagers, uitbeelden. In de nis boven de ingang vinden we een veelkleurig gipsen Hubertusbeeld geplaatst. Ter bescherming tegen diefstal en vandalisme, is de nis met het beeld met een doorzichtige kunststof plaat afgesloten. Hubertus is afgebeeld als patroonheilige van de jagers, gekleed in een traditioneel jachtkostuum, met een jachthoorn in zijn hand. Voor hem staat een hert met een crucifix tussen het gewei.
De Strijbeekse Weg volgend gaan we na 200 meter tegenover Restaurant “Ons Behaeghen”, gaan we bij nr. 58 linksaf. Voorbij de laatste huizen met kassen komen we in het open gebied van de Markvallei. We bereiken de Markweg, waar we bij wandelknooppunt 90 de groen-gele markering volgen langs het St. Isidoruskapelletje, dat hier in 2005 geplaatst is. Sint Isidorurs, gestorven in 1130, is de patroon van de landbouwers en geboortig in de omgeving van Madrid. In 1622 verklaarde Paus Gregorius XV hem heilig. Dit veldkapelletje is hier ter afronding van het project: Inrichting van het zuidelijk Markdal fase II gerealiseerd en ingezegend op 25 april 2005. We komen aan de oever van de Mark en moeten noodgedwongen naar rechts wandelen in de richting van de Markbrug, omdat het nieuwe handbediende pontje buiten gebruik is. Direct na de brug over het riviertje de Mark bij ANWB-paddestoel P24547 en wandelknooppunt 72 gaat onze route rechtuit over de Markweg naar de Galderseweg. Naar links komen we bij wandelknooppunt 59 ver de Nederlands-Belgische grens in Meersel-Dreef.
Het dorp Meersel-Dreef bestaat eigenlijk uit de twee gehuchten Meersel en Dreef. Meersel is al rond het jaar 1200 bewoond en is een nederzetting langs de weg van Leuven naar Breda. Het landelijke Meersel wordt gedurende de Middeleeuwen verdeeld over de heerlijkheden Meer, eigendom van de Heer van Meer, en Meerle in bezit van de abdij van Thorn. Het meer naar het noorden, nu aan de grens met Nederland gelegen, nieuwere gehucht Dreef is van latere datum, groeit sterker en wordt het centrum van de gezamenlijke parochie Meersel-Dreef. Reden dat Dreef ontstaan is rond het Kapucijnenklooster dat hier in 1687 wordt gebouwd in de buurt van de Mark, omdat door de opkomst van het Protestantisme in het Nederland van de 17de eeuw nogal wat Katholieken uitwijken. Zo ontstaat een gestage stroom van Nederlanders die de grens oversteken om hier de katholieke godsdienst te belijden. Al snel vestigen zich langs de Dreef handelaars en groeit er een woonkern. De kloosterkerk doet dienst als parochiekerk voor de parochie Meersel-Dreef en het klooster zelf doet sinds 1968 dienst als kapelanij. In 1894 wordt het Mariapark tegenover het klooster aangelegd en groeit al snel uit tot een bedevaartsoord en plek van volksdevotie: Het Lourdes van de Noorder Kempen met een heuse Lourdesgrot, waarvan de bouwstenen met paard en kar aangevoerd zijn uit het verre Brabantse Quenast.
Over de Dreef wandelen we richting Kapucijnenklooster. Onderweg wordt onze aandacht getrokken door wel een heel bijzondere uitspanning op Dreef 65: een café met verkoop van allerlei heiligenbeelden in soorten en maten. Een mooie plek voor de middagpauze! Op het terras, toegekeken door de vele heiligenbeelden in de etalage, genieten we in het zonnetje van een heerlijk kopje koffie. We zijn immers toe aan een rustmoment. Daarna gaat onze route voor het Kapucijnenklooster naar links door de Markweg tot we opnieuw aan de brug met stuw over het riviertje de Mark komen. De Vlaamse overheid heeft hier een visdoorgang aangelegd met kleine trapjes om een gezonde vispopulatie in de beek te garanderen voor geschikte plekken in het beekdal waar de vis zich kan voortplanten, kan verschuilen en voeden. We zitten hier nog steeds op Belgisch grondgebied, wat duidelijk zichtbaar is aan de typische markering van wandelknooppunt 2. De betonweg verloopt oostwaarts dicht langs de zuidzijde van de Strijbeeksche Beek. Na goed een kilometer bereiken we de N14, de doorgaande weg van Meerle naar Ulvenhout, die we bij het wegkapelletje schuin naar links oversteken. Hier vervolgen we bij wandelknooppunt 4 de wandelroute tot we aan het informatiebord komen met uitleg over het domeinbos, waar we nu zijn aangekomen: het Landgoed De Elsakker.
We staan hier aan de noordzijde van het landgoed, dat in de 16e eeuw deel uitmaakt van de goederen van de Abdij van Thorn, met Wouter van Elsacker als beheerder, die bij zijn dood in 1588 begraven wordt in de kerk van Meerle. Het landgoed blijft eigendom van de abdij tot het eind van de 18e eeuw. Dan komt het in handen van de Brusselse familie Dupret-Bruggeman, waarna het in 1899 overgaat in bezit de familie Lauwers-Dupret. Zij verbouwen in 1904 het rentmeesterhuis aan de Chaamseweg tot een groot herenhuis, dat bekend staat als het Kasteel Elsakker of Kasteel Lauwers, vernoemd naar Generaal-Majoor William Lauwers (1856-1924), die deze villa heeft laten verbouwen Later wordt dit huis gewijzigd en zijn er appartementen in gebouwd. In 1963 komt het domeinbos echter in handen van een projectontwikkelaar die het wil verkavelen om er villa's te bouwen, waarbij gespeculeerd wordt op de komst van Nederlanders. In 1962 is echter de Wet op de Ruimtelijke Ordening aangenomen, en daarmee wordt een streep door de plannen getrokken. Uiteindelijk wordt het domeinbos in 1984 aangekocht door het Vlaams Gewest.
Langs de slagboom betreden we Landgoed Elsacker, dat bestaat uit naaldbos met heiderestanten. Het gebied bestaat in de 18e eeuw bijna volledig uit heide. Maar hier is nu nagenoeg niets van overgebleven. Het bosgebied heeft een voedselarme, vochtige tot droge, zure grond. Typisch voor de Kempen is de aanwezigheid van de gagel, die elders in België zeer zeldzaam is, maar die je tijdens het wandelen vanaf het wandelpad kan bewonderen. Opvallend bij een bezoek aan het bos is de grote verscheidenheid aan vogels. Onder de zoogdieren komen behalve konijnen en hazen ook reeën, bunzings, egels en verschillende soorten muizen voor. Verder vind je er kikkers, padden en speciale soorten salamanders. We kiezen voor het tweede bospad naar links en komen aan het noordoostelijk deel van het gebied, dat niet toegankelijk is en begrensd wordt door de Strijbeeksche Beek, in België ook Gouwbergse Loop genoemd. We houden hier naar rechts aan en passeren een klein stroompje. Het bankje biedt hier een aangename plek om ons lunchpakket uit de rugzak te toveren. Onderweg komen we een aantal markeringen tegen van de verschillende wandelroutes door dit gebied, o.a. het Smokkelpad. Aan de oostzijde verlaten we het Landgoed Elsacker en komen bij de laatste huizen van het gehucht Elsakker aan de doorgaande weg van Meerle naar Chaam. Het gehucht Elsacker, nu foutief Elsakker genoemd, heeft zijn naam gekregen van het Germaanse “aliso” (els) en “akra” (akker). Het zou dus een akker omringd door elzebomen geweest moeten zijn. Deze elzebomen zijn echter in de loop der tijd verdwenen.
Als we overgestoken zijn volgen we over de betonbaan nog altijd de steeds smaller wordende bovenloop van de Strijbeeksche Beek, die duidelijk zichtbaar blijft in het landschap. We bereiken het oude landbouwgehucht Oosteneind met nog een aantal land- en tuinbouwbedrijven her en der verspreid. Aangekomen op een viersprong midden in het gehucht gaat onze route rechtuit tot aan de bosrand, waar we even naar links en op de T-splitsing naar recht het zandpad volgen Na goed honderd meter verlaten we België en komen terug in Nederland. Geen grenspaal te zien. Links aanhoudend steken we nog eens de Strijbeeksche Beek over, die hier ook als Oude Loop op de topografische kaart vermeld staat. Op de kruising gaat de route naar rechts om dan bij de bramenwal links af te slaan. We zijn hier op de Bleeke Heide, een aangewezen stiltegebied en weidevogelreservaat, gerealiseerd in het kader van het landinrichtingsproject Baarle-Nassau en maakt deel uit van de Chaamsche Beken. Het gebied wordt beheerd door Staatsbosbeheer. De graslanden worden echter nog steeds beweid door vee van plaatselijke boeren en het beheer van poelen en bramenwalletjes gebeurt in samenwerking met de plaatselijke natuurvereniging “Mark en Leij”. Waterschap Mark en Weerijs heeft een stuw geplaatst waardoor het gebied langer water kan vasthouden en de lagere terreingedeelten het gehele jaar vochtig blijven.
Vroeger lag hier een uitgestrekt, vennenrijk heidegebied, waartoe ook de nabijgelegen Strijbeekse Heide behoort. De Bleeke Heide is een belangrijke foerageer- en pleisterplaats voor eenden en doortrekkende steltlopers zoals goudplevieren, kemphanen en regenwulpen. Aan het begin van het broedseizoen oefenen de natte weilanden rondom de vennen een grote aantrekkingskracht uit op de weidevogels. In combinatie met een weidevogel vriendelijk graslandbeheer, is het gebied aantrekkelijk voor broedvogels zoals de grutto, de wulp, de scholekster en de kievit. Vochtige draslanden rondom de vennen hebben het gebied bijzonder aantrekkelijk gemaakt voor de toendrarietgans. De vennen en de gegraven poelen worden nu weer door verschillende kikker- en salamandersoorten bewoond. Met het herstel van de ruige perceelsranden en de lage bramenwalletjes, wordt ook het voor deze amfibieën zo belangrijke insectenleven gestimuleerd en daarmee ook het leefmilieu van broedvogels zoals de patrijs, de veldleeuwerik en de roodborsttapuit.
We volgen het pad dat rondom het weidevogelreservaat loopt. Het is rustig! Zo bereiken we de Oude Bredase Baan en steken over in de Dekkerstraat. Nogmaals steken we de hier wel erg prille Chaamsche Beek over en bereiken de Ulicotenseweg. In de verte ligt op anderhalve kilometer ons einddoel: de Ledevaertkerk in Chaam, ons start- en eindpunt van deze rondwandeling. Als we de eerste huizen van Chaam bereiken, lopen we de Ulicotenseweg helemaal uit tot bij het gemeentehuis aan het kruispunt van Dorpstraat en Baarleseweg, waar we de rondwandeling gestart zijn. We besluiten om onze wandeldag nog met een drankje af te sluiten. Maar het is een probleem om in Chaam iets te vinden en zo rijden we op advies van Kast door naar Pannenkoekenhuis Huis ten Bosch aan de Bredaseweg. Het blijkt een goede keus te zijn. En in een gezellige omgeving praten we na over de wandeling en wordt nagedacht over de volgende wandeldag in april. Als datum wordt gekozen voor woensdag 23 april. Voorzichtig wordt het idee geopperd om maar weer eens een etappe van het Hertogenpad te wandelen. Het is immers al meer dan een jaar geleden hierop onderweg te zijn geweest. Charles buigt zich over het traject van Stippelbergen naar Griendtsveen en zal in de mail hierover vertellen hoe we dit gaan aanpakken. Er moet immers een logistiek probleem worden opgelost omdat het een wandeling-in-lijn is met een lengte van ongeveer 20 kilometer. We zullen kijken wie meegaat en dan kan alle gepland worden. Na een heerlijk biertje met een hapje gaat iedereen huiswaarts.
Charles Aerssens
31 maart 2014
Lange Afstand Wandelvereniging "VIA-VIA".
Gegenereerd op 28-02-2014 door C.P.J. Aerssens