Een uitgave van Stadsmagazine “De T” van de regio Tilburg is de directe aanleiding om een wandeling te plannen langs Landgoed Moerenburg. Op een wandeling in het verleden zijn de wandelvrienden van L.A.W.V.”Via-Via” al eens door dit buitengebied aan de oostzijde van Tilburg op pad geweest, maar dit is nog vòòr de reconstructie van Huis Moerenburg, die in 2012 is onthuld op de plaats waar in 2005 resten van het huis zijn opgegraven. De plek waar het gebouw vroeger gestaan heeft wordt nu gemarkeerd door een stalen constructie en ook de boomgaard en de bijbehorende tuinen en grachten zijn opnieuw aangelegd. Charles vindt dit een uitstekende aanleiding Landgoed Moerenburg op te nemen in de wandeling. Iedereen wordt in de mail hiervan op de hoogte gebracht en er melden zich al op voorhand 5 enthousiastelingen, later aangevuld met nog twee wandelaars.
Als wandeldag wordt 13 maart vastgelegd. Het weer van de daaraan voorafgaande week met prachtig zonnig en warm weer doen vermoeden dat ook wij op die geplande woensdag kunnen rekenen op de gunst van de weergoden. Maar we komen bedrogen uit! Koning winter slaat opnieuw hard toe. Op dinsdag nog sneeuw en op de dag van vertrek koud en ook sneeuwresten! Toch laten we ons hierdoor niet afschrikken. Op alle wandeldagen in 2013 hebben we ons niet door de soms barre winterse omstandigheden laten afschrikken. Steeds zijn we sneeuw of sneeuwresten op ons pad tegengekomen!
Uit het mailverkeer blijkt dat Charles, Arie, Hans, Karst en Harrie willen vertrekken vanaf de parkeerplaats bij de Abdij Onze Lieve Vrouw van Koningshoeven en Jan Willem en Jan graag in Oisterwijk zullen aansluiten bij het laatste deel van de dagwandeling. Volgens afspraak meldt de “Diehards” zich op het afgesproken tijdstip van 9.00 uur in Berkel-Enschot: Harrie en Karst vanuit Breda en Arie, Hans en Charles vanuit Loon op Zand. Zij zullen de hele rondwandeling door het westelijk deel van Nationaal Park Het Groene Woud in de driehoek Eindhoven-Tilburg-’s-Hertogenbosch doen. Vanaf de Abdij Onze Lieve Vrouw van Koningshoeven voert de route hen langs de contouren van voormalig Huize De Moerenborch om vervolgens oostwaarts naar het buurtschap Laag Heukelom te wandelen. Door het beekdal van de Voorste Stroom gaat het door Oisterwijk, waar Jan Willem en Jan vanaf Café Restaurant De Dorpsherberg instappen. Vanaf dit punt steken we de Achterste Stroom over en gaat het richting Landgoed de Oude Hondsberg. Over het riviertje de Reusel verloopt de route westwaarts via Landgoed Ter Braakloop om dan rond het Galgeven en over de A58 terug te keren naar het startpunt.
Vanaf de parkeerplaats bij de Abdij Onze Lieve Vrouw van Koningshoeven, gelegen net buiten de bebouwde kom van Tilburg maar op het grondgebied van Berkel-Enschot, starten we deze rondwandeling bij wandelknooppunt 54. De monniken van dit Trappistenklooster zijn hier omstreeks 1880 neergestreken als de situatie voor hun kloosterorde in Frankrijk allesbehalve florissant wordt. De monniken van de Abdij Sainte Marie du Mont in Noord-Frankrijk vrezen dat zij verdreven zullen worden en zoeken daarom naar een toevluchtsoord in het buitenland. De abt Dominique Lacaes zendt pater Sébastien Wyart, oud-officier van het leger der zouaven, naar Nederland waar hij vele strijdmakkers kent. Door bemiddeling van zijn oud-luitenant Antoine Arts en van de superior van de Fraters van Tilburg, pater de Beer, leert hij de fabrikant Caspar Houben kennen. Deze is eigenaar van De Schaapskooi, drie hoeven die de toenmalige kroonprins, de latere koning Willem II, heeft laten bouwen in 1834 in de Gemeente Berkel-Enschot ten oosten van Tilburg. Caspar Houben staat de drie hoeven in bruikleen af, die zo goed mogelijk tot een primitief kloostertje worden ingericht, dat op 5 maart 1881 door Dom Lacaes tot klooster wordt verheven.
In de beginjaren is het armoede troef in De Schaapskooi. Zonder de milddadige hulp van de fraters zou er van de nieuwe stichting niet veel terecht zijn gekomen. Dom Nivardus Schweykart breidt de boerderij uit, maar ook dat brengt geen soelaas. Als brouwerszoon uit München denkt hij aan het inrichten van een brouwerij. En dat blijkt een gouden vondst te zijn. De financiële toestand wordt minder nijpend en ook het aantal kloosterlingen neemt gestaag toe. In 1890 wordt een nieuwe abt aangesteld, Dom Willibrordus Verbruggen. Hij heeft grote verdiensten voor de abdij, maar zal het klooster ook aan de rand van de afgrond brengen. Allereerst voldoet hij in 1891 de nog uitstaande schuld van f. 9000.- aan Caspar Houben. In hetzelfde jaar wordt het klooster tot abdij verheven, die dan 75 monniken telt, en er wordt een begin gemaakt met de bouw van de nieuwe abdij, kloosterkerk en klooster. De oude Schaapskooi wordt gesloopt en die naam gaat over op de brouwerij.
Aan het begin van de 20e eeuw zijn er strubbelingen met Dom Willibrordus Verbruggen, die naar een Italiaans klooster wordt verbannen. De monniken moeten de abdij verlaten en keren later terug onder Dom Simon Dubuisson, Prior van Scourmont in België. Hij heeft grote verdiensten voor de Abdij. Hij overlijdt op 11 februari 1945. Voor het eerst wordt dan in de Abdij Koningshoeven een nieuwe abt gekozen, de voorafgaande zijn allen benoemd. Gekozen wordt Dom Willibrord van Dijk, de eerste Nederlandse overste, die vernieuwingen in het strenge kloosterleven nieuw leven in blaast zonder de regeltucht te laten verslappen. Tijdens zijn abbatiaat komt de abdij in het bezit van de beroemde kruisweg van de Belgische Expressionist Albert Servaes (1883-1966). De dramatiek en de wrangheid die uit dit werk spreekt, wordt ondersteund door een donker coloriet en de dikke lijnen waarmee hij zijn figuren gestalte geeft in een rauwe werkelijkheid, maar wat door de Katholieke Kerk en veel van zijn tijdgenoten niet wordt gewaardeerd. Volgende abten zijn Dom Cyprianus van de Bogaard (1966-1989), Dom Korneel Vermeiren (1989-2005) en de huidige nog jonge Abt Dom Bernardus Peeters, die zorg draagt voor een communiteit met 20 monniken.
De Abdij Onze Lieve Vrouw van Koningshoeven achter ons latend wandelen we over de drukke Eindhovenseweg richting Tilburg tot aan de ophaalbrug over het Wilhelminakanaal. Vlak voor de ophaalbrug vervolgen we de wandeling over de Hoevense Kanaaldijk en lopen onder het viaduct van de A65 door. Aan onze rechterzijde passeren we een drassig gebied met een grote waterplas, vroeger een ijsbaan nu particulier bezit. Aan weerszijden loopt een beekarm van de Nieuwe Ley, die verderop als Voorste Stroom richting Oisterwijk stroomt. Als we onder de brug van de Meierijbaan door zijn, slaan we bij wandelknooppunt 84 direct naar rechts een brede laan in. Deze voert ons langs een visvijver, De Lange Jan. Als rond 1920 het Wilhelminakanaal wordt gegraven, staat hier een grote stoommachine die vanwege de grote schoorsteen ‘Lange Jan’ genoemd wordt. Voor veel Tilburgers is het een doel voor een zondags uitje. Nadat het kanaal klaar is, blijft deze plaats De Lange Jan heten. Voor de aanleg van de Meierijbaan in 1950 is de plas verdiept en vergroot. Er loopt een smal pad rond deze plas met witte en grauwe abelen, een populierensoort. Deze abelen hebben een lichte stam en zachte bladeren met een witte viltige beharing aan de onderkant.
Langs een paddenpoel en zitbank komen we op de Kommerstraat bij wandelknooppunt 85. Hier betreden we het landschapspark Moerenburg, een aantrekkelijk en uniek buitengebied, grenzend aan de zuidoostelijke stadsrand van Tilburg met akkers, weilanden, beekjes, boomsingels, bosjes en verspreide bewoning. Naar links voert ons de route tot bij wandelknooppunt 86, waar we langs de sportvelden rechtsaf de Moerenburgseweg inslaan. Met de bocht naar links komen we aan het voormalig Landgoed Moerenburg. Het gebied is van de stad gescheiden door het Wilhelminakanaal en zo tot op heden gevrijwaard gebleven van stadsuitbreiding. Het is een belangrijk uitloopgebied voor de inwoners van Tilburg met een bijzonder landschappelijke en cultuurhistorische betekenis. Uit archeologische opgravingen en veldverkenningen blijken dat dit gebied al in de IJzertijd en in de Romeinse tijd bewoond is. Vanaf het midden van de 14e eeuw tot het midden van de 18e eeuw stond er Huize De Moerenborch, gesitueerd bij de Korvelse Waterloop en de Moerenburgseweg. Aanvankelijk is dit een hoeve, die vermoedelijk in de 17e eeuw is uitgegroeid tot een fors omgracht landhuis met twee vooruitstekende vleugels met een fraai aangelegde tuin. Naast archeologische vondsten, is er ook een schilderij van het landgoed uit deze tijd.
Huize De Moerenborch wordt voor het eerst in 1358 vermeld als hoeve en ligt dan nog te midden van uitgestrekte heidevelden en moerassen. Het is misschien wel de oudste hoeve aan de oostzijde van Tilburg. In 1384 komt de hoeve in handen van de abdij van Tongerloo waarmee Huize De Moerenborch voortaan als pastorie of persoonshuis bekend staat. Tot 1648 blijft het huis in eigendom van de abdij en doet het dienst als huisvesting voor de pastoors van Tilburg en Enschot. Tot het begin van de 16e eeuw wonen de pastoors hier echter slechts incidenteel. Vervolgens wordt het van 1648 tot 1691 bewoond door de rentmeesters Adriaen van Boucholt en zijn Bartholt van Slingelandt. Daarna wordt het landgoed door de Staatse overheid verkocht aan Charles Graham, kolonel in het Staatse leger. Zes jaren later gaat het huis over in handen van zijn neef, Philippe Claude de Saint Amant, die uiteindelijk generaal-majoor der infanterie al worden. In 1750 raakt Huize De Moerenborch in verval en wordt verkocht voor de sloop. Wat rest van het majestueus landgoed zijn de twee hardstenen 18e eeuwse leeuwen, die op het anonieme schilderij van omstreeks 1700 aan de inrijpoort zichtbaar zijn.
Als in 2005 bij graafwerkzaamheden op het terrein van de waterzuivering de bijzondere resten worden aangetroffen van het voormalig Huize Moerenburg, wordt het idee geopperd de geschiedenis van dit markante gebouw te laten herleven als kunstwerk bij de herinrichting van het gebied. Het vroegere landhuis Moerenburg wordt niet helemaal herbouwd, maar enkel de contouren van het gebouw herrijzen op de plek waar het eeuwen geleden gestaan heeft. Er zijn immers geen bouwtekeningen van het oorspronkelijke huis en er heeft geen ruïne gestaan, alleen het eerder genoemde schilderij waarop te zien is hoe Huize Moerenburg er mogelijk uit gezien heeft met bij de ingang twee stenen leeuwen. In samenwerking met Paul de Kort, Joost van Hezewijk en Ed Kooiman is een cortenstalen constructie ontworpen, die herinnert aan dit barokke huis, zoals dat is afgebeeld op het schilderij uit 1700. Het hellende plein en de wijkende gevels verwijzen naar het vervreemdende, vertekende perspectief in het schilderij.
Een kopie van het oorspronkelijke schilderij is uitgehakt in een enorme granieten plaat, die bij de toegangspoort van Huize Moerenburg ligt. Vanaf het huis en het plein heb je een prachtig uitzicht over de tuin met de op het schilderij aanwezige sokkels en een folly, een bouwwerk dat met opzet nutteloos of bizar is, als eindmotief van de tuin. Alles uitgevoerd in cortenstaal. In de barokke tuin van Huize Moerenburg is ook een helofytensysteem aangelegd. Daarin wordt bij plotseling hevige regenval het afvalwater tussen de dijkjes geleid waar o.a. Riet, Lisdodde en Matte bies groeit. Bij de wortels van de moerasplanten in het helofytenfilter leven bacteriën. Zij zetten de afvalstoffen in het water om in voedingsstoffen. De planten zetten deze voedingsstoffen weer om in zuurstof voor de bacteriën. Deze samenwerking maakt een natuurlijk filter wat afvalstoffen uit het water doet verdwijnen.
Voorbij Huize De Moerenborch passeren we de restanten van wat de eerste Rioolwaterzuiveringsinstallatie (RWZI) van Nederland is geweest. Door de toenemende industrialisatie en bevolkingsgroei wordt deze in 1927 gebouwd om het water van de Tilburgse textielindustrie te zuiveren om zo geen overlast meer te bezorgen aan het verderop gelegen Oisterwijk. Sinds 2005 wordt het rioolwater via dit Rioolgemaal Moerenburg doorgepompt naar de RWZI in Tilburg-Noord. Aan het einde van de Moerenburgstraat slaan we rechtsaf de Oisterwijksebaan in en waar deze naar rechts overgaat in de Broekstraat gaat onze route rechtdoor over het onverharde pad. Steeds rechtdoor en onder de hoogspanningsdraden door lopen we tegen het talud van de Burgemeester Bechtweg, de N261. We houden naar links aan en komen zo op het brede fietspad langs de spoorlijn van Tilburg naar Boxtel. Naar rechts onder het viaduct van de N261 door blijven we het fietspad over de Spoordijk volgen, passeren een oud blokhuis van de spoorwegen en bereiken aan de Streepstraat wandelknooppunt 60. Hier vinden we een klein Maria kapelletje opgetrokken in baksteen. De Streepstraat steken we over en vervolgen de Spoordijk onder de A65 door tot we aan wandelknooppunt 49 naar rechts de groengele routemarkering van het wandelroutenetwerk volgen. Zo steken we het asfalt van de Oisterwijksebaan over en komen op een grasbaan die ons naar de T-splitsing met Baaneinde leidt.
Naar links verloopt de route naar de Laag Heukelomseweg, waar we op de hoek een alleraardigste bank aantreffen, die jammer genoeg slechts plaats biedt aan 3 personen en die gezien de huidige staat wellicht geen lang leven beschoren is. Deze bank is hier geplaatst vanuit het wandelroutenetwerk Het Groene Woud en gerealiseerd met financiële bijdragen van een aantal gemeenten in dit gebied. De markering leidt ons naar rechts om ons dan 50 meter voor de uitspanning en Café "Mie Pieters" linksaf langs een boerderij een veldweg in te sturen. Die uitspanning is voor veel Tilburgers en omgeving al jaren lang een begrip, terwijl het cafeetje toch eigenlijk “Jagers en Visserslust” heet. Het is de Tilburgse kleine man en de kleine burger die vroeger graag naar Mie Pieters (1854-1936) wandelen. Maar ook de jagers van de fabrikant Van den Bergh van wie zij de herberg huurt, komen er ná en tussen de jacht uitblazen. Het feit, dat Mie Pieters tot legende is geworden, verraadt een vrouw met persoonlijkheid. Vierenzestig jaar heeft deze ongetrouwde Mie in “Jagers en Visserslust” daar op Laag-Heukelom aan de Voorste Stroom achter de tap gestaan, totdat zij in 1930 die tapkraan zelf vaarwel zei. De klok slaat er nog altijd “Mie Pieters”, al is het in een nagalm. Een vergeelde foto in de gelagkamer leert hoe het er vroeger uitzag. Een halve molensteen fungeert als stoep voor de ingang van “Jagers en Visserslust”, een laatste restant van de watermolen, die aan het begin van de vorige eeuw afgebrand is.
De veldweg leidt ons opnieuw naar het asfalt van de Oisterwijksebaan bij wandelknooppunt 59. Het is hier dat tussen de Laag Heukelomseweg en de Oisterwijksebaan in de morgen van vrijdag 20 oktober 1944 in WOII bij de start van Operation Pheasant, die bevrijding van Midden- en West-Brabant inzet, een Engelse Spitfire een noodlanding moet maken. Het toestel maakt door motorpech een harde buiklanding midden op de Oisterwijksebaan komende vanuit Tilburg. Het jachtvliegtuig type Spitfire-MK IX wordt gevlogen door de Franse piloot Flight Lieutenant Pierre Gallay van de Groupe du Chasse III/2 “Alsace”, van het vrije Franse No. 341 Squadron. Hij is die morgen opgestegen vanaf het vliegveld in Wevelgem in bevrijd België samen met piloot Michel Brunsshwig om een verkenningsvlucht uit te voeren boven het gebied rondom Tilburg. Ter hoogte van het Wilhelminakanaal wordt bij hun aanval op waarschijnlijk een Duits legervoertuig de Spitfire van Pierre Gallay geraakt door Duits luchtafweer geschut, opgesteld aan de rand van Tilburg. Zijn toestel raakt ernstig beschadigd en hij is door motorpech genoodzaakt de Spitfire direct aan de grond te zetten. Hij daalt in een rechte lijn vanuit de spoorbrug over het Wilhelminakanaal en maakt een noodlanding midden op de Oisterwijksebaan net iets voorbij het kruispunt met de Laag Heukelomseweg ter hoogte van de boerderij van de familie van Riiswijk. Pierre Gallay verlaat snel zijn toestel en verstopt zich in een sloot om uiteindelijk te vluchten in de richting van Café "Mie Pieters" waar hij met hulp van een burger dichtbij in een boerenschuur tijdelijk onderduikt totdat hij door het verzet naar Tilburg wordt gebracht. De gehavende Spitfire blijft achter en wordt later door de Duitsers vernield als de 15th Scottish Infantry Division oprukt. Richting Tilburg.
Over de Oisterwijksebaan wandelen we in de richting van Oisterwijk tot aan wandelknooppunt 35 en volgen hier het fietspad naar rechts, waar we de Voorste Stroom oversteken en op de zuidelijke oever onze route vervolgen naar het centrum van Oisterwijk. De markering voert ons langs wandelknooppunt 55 naar wandelknooppunt 26. Hierbij steken we de Moergestelseweg over. Het is hier dat aan de Voorste stroom op 25 oktober 1944 dat eenheden van de 15th Scottish Infantry Division van Generaal Colin Muir Barber, komend over de Moergestelseweg vanuit het zuiden de brug over de Voorste stroom willen innemen. Volgens plan moeten de Seaforth Highlanders en de Cameronians, met een eskadron van de Scots Guards ter ondersteuning Oisterwijk veilig stellen zodat hier vandaan de 46e Brigade linksaf kan buigen over de doorgaande weg 's-Hertogenbosch-Tilburg om naar Tilburg op te rukken. De chaos in Moergestel, waar de brug over de Reusel door de Duitsers is verwoest, vertraagt de opmars. De Seaforth Highlanders komen onder mortier- en machinegeweervuur van een sterke Duitse achterhoede te liggen aan de Voorste stroom en treffen de brug opgeblazen aan. Pas de volgende dag op 26 oktober 1944 in alle vroegte wordt de aanval ingezet. Dit gebeurt via een loopbrug, die nog intact is ongeveer honderd meter ten oosten van de vernielde verkeersbrug en de één kilometer verder oostwaarts aan de Gemullehoekenweg gelegen kleinere verkeersbrug, die lichte bataljonsvoertuigen kan doorlaten. Het doel is om een klein bruggenhoofd te slaan naar de spoorlijn om daarmee dekking te hebben voor de bouw van een noodbrug over de Voorste Stroom aan de Moergestelseweg voor de tanks. De Duitsers trekken zich daarop tegen het middaguur helemaal uit Oisterwijk terug. De Seaforth Highlanders brengen de nacht in Oisterwijk door, terwijl de Cameronians verder naar het westen, tegenover het kanaal, hun bivak opslaan. Zo heeft de 46e Brigade positie ingenomen om de volgende dag op 27 oktober 1944 vanuit het oosten de bevrijding van Tilburg te ondersteunen.
Over het Stroomdalpad vervolgen we onze wandeling op de noordelijke oever van de Voorste Stroom, een langzaam stromende laaglandbeek die dwars door Oisterwijk meandert en oostwaarts samenvloeit met de Achterste Stroom om dan verder te gaan als de Esschenstroom. De route voert ons eerst langs 2College Durendael en na het kruisen van de Baerdijk voorbij aan de achterzijde van Woonzorgcentrum De Vloet. Aangekomen bij de Burgemeester Verwielstraat staan we in het centrum van Oisterwijk, waar het kloppend hart “De Lind” slechts naar honderdtal meter naar links ligt. Voor de middagpauze hebben we afgesproken de “inhakers” te treffen in Café Restaurant De Dorpsherberg aan De Lind. Als we er om 11.30 uur neerstrijken blijken Jan Willem en Jan nog zoekende. Eenmaal binnen genieten we van een heerlijk kopje koffie en Charles laat de door chocolade rondgaan, die hij onderweg gevonden heeft! Daarna haalt Jan de auto even op om deze in de buurt van de Voorste Stroom te parkeren. Daarna stappen we met zijn zeven aan om de wandeling bij de brug over de Voorste Stroom weer op te pikken.
Wij blijven het Stroomdalpad volgen, dat nu door het Lindepark verloopt tot aan de brug over de Voorste Stroom in De Balbian Versterlaan, vernoemd naar een notabele Oisterwijkse familie. Als we bij wandelknooppunt 8 de brug naar rechts oversteken zien we dat in de Voorste Stroom Gemullenhoeken Weg een 12-tal vistrappen zijn aangelegd als vispassage omdat het riviertje hier een verval heeft van zeker 1 meter. We volgen hier door de woonwijk de groengele markering naar de Wolvensteeg, waar we naar links over de Achterste Stroom bij wandelknooppunt 27 uitkomen. Steeds rechtdoor komen we op de Bosweg, die we naar links inslaan voorbij aan een aantal grote villa’s tot op de kruising waar we rechtsaf langs de omheining van een kapitale villa, die verscholen ligt achter een dichte, hoge haag verder wandelen. We zijn hier op het asfalt van de Van Tienhovenlaan, dat ons langs het Bezoekerscentrum van Natuurmonumenten tot bij het verlaten gebouw van Café-Restaurant Groot Speijck. Deze voormalige horecagelegenheid Groot Speijck dateert uit 1932 en foto's van het oorspronkelijke pand geven een beeld van een huis met veranda, midden in het bos. Het straalt een enorme sfeer uit en je zou er zo weer gaan zitten met een kopje koffie, de zon gefilterd door de bladeren. Het pand is in beeld bij Natuurmonumenten, die van plan is in het natuurgebeid de Oisterwijkse Bossen en Vennen een vernieuwende bezoekersformule te realiseren. Geen traditioneel bezoekerscentrum, maar een combinatie van een sfeervolle bezoekersvoorziening en horeca.
Aan de zuidkant van Café-Restaurant Groot Speijck kiezen we voor de blauwe markering van de rondwandeling van Natuurmonumenten tot we op het bospad de Van Swinderenlaan komen. Hier gaat de route naar rechts. Het is een breed onverhard pad met vrijliggend fietspad. We komen langs het hek dat toegang geeft tot het landgoed Oude Hondsberg, een 83 hectare groot landgoed tussen Oisterwijk en Moergestel, dat een aantal jaren geleden eigendom is geworden van de Stichting Het Noordbrabants Landschap. Het gebied bestaat uit een complex van landbouwgronden, naald- en loofbossen, doorsneden door het riviertje de Reusel en vertoont zo een zeer gevarieerd landschapsbeeld. De eigenlijke Hondsberg, waarvan in Oisterwijk mensengeslachten gesproken hebben, omvat namelijk veel meer dan dat wat momenteel in het bezit is van het Noordbrabants Landschap. Er ligt o.a. in een afgesloten gebied een psychiatrische inrichting in een villa opgetrokken in Neo-Lodewijk XVI-stijl. De naam "Honsberch" duikt voor het eerst al in 1591 op bij een scheiding en deling en ook in de 17de eeuw is een paar keer sprake van "Den Hontsberg onder Huyckelom". De tot nu toe gevonden gegevens zijn maar povertjes en onvoldoende om uit te maken of de Oude Hondsberg van nu identiek is met de Hondsberg, waarvan vroeger sprake was.
We slaan even verderop af naar links in de richting van de Hondsberghoeve, een boerenbedrijf. Volgens een ingemetselde gevelsteen is de eerste steen ervan gelegd op 2 augustus 1913 door E.W. Breda van Kerckhoven. De hoeve neemt de plaats in van een oud boerderijtje, dat rond 1913 door brand verwoest werd. De brede zandweg langs de Hondsberghoeve leidt zuidwaarts naar Moergestel. Wij lopen tussen de stallen door westwaarts door een statige laan met Amerikaanse eiken midden door wei- en bouwland door. Vlak langs de laan ligt in het weiland het Jennekensven, dat nu niet veel meer is dan een grote brandkuil of een veedrenkplaats, maar ook een tragisch voorbeeld van natuurschoonvernietiging als ontginning er de hand naar uitsteekt. Vroeger werden in dit ven schapen gewassen. Door een sparrenbos, de groengele markering van het wandelroutenetwerk weer oppikkend komen we aan een houten bruggetje om de onverstoord voortstromende Reusel over te steken. Dit is het dal van de Reusel, die even verderop bij Oisterwijk overgaat in de Achterste Stroom. De vrij brede beek verkeert hier in ongerepte natuurstaat, omdat tenminste dit gedeelte niet aan normalisatie ten offer gevallen is. Links zien we de ondoordringbare bossen, waar in de zomer de gagel heerlijk geuren moet. Over de Reusel komen we bij wandelknooppunt 20 uit, waar de route langs een meer openstuk van Landgoed Oude Hondsberg naar links afbuigt tot we op het Stokeind bij wandelknooppunt 13 uitkomen.
We staan direct bij het Mariakapelletje aan de drukke doorgaande weg van Oisterwijk naar Moergestel. Deze Kapel is toegewijd aan O.L. Vrouw van de Vrede. Het is een eenvoudige, eenbeukige kapel met halfrond gesloten apsis, opgetrokken in baksteen en gewit en maakt deel uit van de bakstenen entreepoort met ezelsrugmuur van het Landgoed “De Hooge Braaken”. Het is de Haarlemse zakenman Carol Schade (1909-1977), wonend op Landgoed ‘De Hooge Braaken’, die na het ‘op wonderbaarlijke wijze’ in Brussel overleven van een zwaar auto-ongeluk, belooft op zijn landgoed een Mariakapel te bouwen. Dat gebeurt in 1939 naar een ontwerp van architect W.A.M. van der Ven uit Velp gebouwd. De kapel, die op 8 december 1939 door pastoor Janssen van Moergestel wordt ingezegend, heeft niet meer dan acht knielplaatsen, waarvan vier tevens met een zitplaats. In de apsis van de kapel staat een kunststof gepolychromeerd Mariabeeld (1990), 60 cm hoog uit het atelier Van Paridon, Amsterdam, met een kroon op haar hoofd en het kind Jezus op de arm, dat in zijn linkerhand een wereldbol houdt. Het beeld is in 1992 geschonken door de Tilburgse kunsthandel Van Erp-Broekhans, nadat de kapel door brand grotendeels verwoest is. De kapel heeft een zadeldak en een dakruiter met klokje. Boven de ingang staan de woorden ‘Ave Maria’. Aan de voorkant van de kapel is een steen ingemetseld met een Mariafiguur met kind, waarop de datum van inzegening staat en de vermelding dat de kapel is toegewijd aan O.L. Vrouw. Pas na de Tweede Wereldoorlog wordt de kapel specifiek aan O.L. Vrouw van de Vrede toegewijd en in mei 1950 wordt een gedenkplaat onthuld met de namen van 35 Nederlandse militairen, verzetsmensen en geallieerde militairen die tijdens de oorlogsjaren in Oisterwijk en Moergestel hun leven hebben gegeven. Het onderhoud en verzorging van de kapel is van 1963 tot 2000 de voortdurende zorg van Jan en Dien Hoosemans-van Summeren, die vele vernielingen en brandstichtingen in de loop der jaren hebben meegemaakt, maar de kapel met vereende krachten en dankzij giften in stand hebben gehouden als devotieplek
We steken de drukke Moergestelseweg over en vervolgen onze wandeling, de groengele routemarkering volgend naar links. We zijn hier op Landgoed “Ter Braakloop”, dat aansluit op Landgoed Oude Hondsberg en is vernoemd naar de Braakloop, een halfnatuurlijke waterloop die aan de zuidkant van het gebied loopt en uitmondt in de Achterste Stroom. Het is sinds 1963 eigendom van Brabants Landschap. Dit is een van de eerste aankopen. Het is een 45 hectare groot bosgebied, voorheen bestaande uit kleine akkertjes omzoomd door houtwallen, die omstreeks 1890 zijn beplant met grove den, voor de productie van stuthout in de kolenmijnen. Er bevinden zich enkele vennen, zoals het Schaapsven en het Aalsven, die door prikkeldraad zijn afgezet. Bij wandelknooppunt 12 komen we op de Heukelomsebaan.
Hier wandelen we naar rechts om dan het eerste pad naar links in te slaan richting het Galgeven. Voorbij wandelknooppunt 11 slaan we rechtsaf en volgen de route rond het Galgeven, nu in bezit van Brabants Landschap. Dit van is met prikkeldraad omgeven en we hebben hierdoor slecht zicht op het aan onze linkerzijde gelegen ven van 30 ha dat omringd is door heuveltjes. Op één daarvan heeft ooit een galg gestaan, en op een andere een windmolen uit 1811. Het is echter sterk vervuild door de volmolen, die werd benut door Tilburgse textielfabrikant Pieter Johannes van den Bergh (1811-1894). Deze bracht de wollen stoffen voorheen van Tilburg naar Dordrecht om ze daar te vollen. Er was bij de volmolen een kleine nederzetting gebouwd, met enkele vol- en wasinrichtingen, enkele arbeiderswoningen en een kantoortje. Daarom heet dit ven ook wel Berghven. Van de nederzetting is niets meer over, op enkele destijds geplante loofbomen na. Ondanks dit alles wordt ook nu nog Kleine zonnedauw, Waterdrieblad en Moerashertshooi in de omgeving van dit ven gevonden. In 2005 heeft men kalkrijk water uit de ondergrond in dit ven gelaten om zo de zuurgraad omhoog te brengen, want het water was levenloos geworden.
Dit hele gebied tussen het stroomgebied van de Voorste Stroom en de Reusel is nu in bezit van Brabants Landschap en ligt op een hoge zandrug. Landgoed Ter Braakloop, het Galgeven, de bosgebieden de Brekxsche Hoven en Kerkeindsche Heide maken hier deel van uit. Het bos hier bestaat uit 80-90 jaar oude grove dennen met een mooie ondergroei van lijsterbes en vuilboom en zijn aangelegd op voormalige heidevelden. De bossen zijn een geschikt leefgebied voor onder andere Havik, Buizerd en Ransuil. Restanten van het voormalige heidelandschap bestaan uit enkele heideveldjes, stuifzandjes, gagelstruwelen en een aantal vennen, zoals het Baksven, Schaapsven, Keelven en Galgeven. Nagenoeg alle vennen zijn momenteel zuur en voedsel- en soortenarm. Het Galgeven kenmerkte zich eertijds door een rijke groei van de uiterst zeldzame grote biesvaren.
Rond het Galgeven komen we op de zandweg uit, waar we naar rechts langs de Brekxsche Hoven onze route voortzetten naar wandelknooppunt 95. Hier gaat het zuidwestwaarts naar wandelknooppunt 94 om dan door het hek op het asfalt van de Baksevenweg uit te komen, die direct langs de A58 ligt. Even naar links en dan via de trappen het talud op naar de Eindhovenseweg en over het viaduct van de A58 terug richting de Abdij Onze Lieve Vrouw van Koningshoeven, waar we gestart zijn voor deze rondwandeling. De drukke Eindhovenseweg voert ons langs de Rendierhoeve. Voor 1903 ligt hier een houten 400 meter wielerbaan bij het voormalige Café Halfweg. Maar de Abdij Onze Lieve Vrouw van Koningshoeven koopt in 1903 de grond waar de baan ligt en dan is het afgelopen met de drukte en het lawaai. Er zijn plannen er de Trappistinnen van Notre-Dame d'Ubexy uit de Franse Vogezen te vestigen, die uit hun klooster verdreven zijn. Het is trappistenbroeder Dorotheus de Vries, die Café Halfweg bij de wielerbaan zodanig verbouwt dat hier van 1904 tot 1914 een twintigtal Trappistinnen van het klooster Notre Dame du Perpetuel Secours kunnen worden gehuisvest. In 1916 koopt Ferdinand Adolf Leonard van den Bergh (1879-1956), directeur van AaBe wollenstoffen, het hele complex en gebruikt het als opslagplaats of magazijn. AaBe voert dan als etiket voor zijn dekens een voorstelling van Eskimo's en rendieren voor een slee in een besneeuwde wereld en wellicht zorgt dit voor de naam Rendierhoeve. In 1954 wordt de Rendierhoeve ter beschikking gesteld van de Nederlandse Padvinders Centrale, die hier en in de nabijgelegen bossen van de heer Van de Bergh haar kampen houdt. Maar dit is ook al verleden tijd. Wat nu nog rest is een meters hoge muur van baksteen met buiten die muur nog eens een twee meter brede gracht sluit, in het vierkant, een 3,5 ha groot terrein af voor de buitenwereld. Het nog bestaande burchtachtig poortgebouw met gotische ramen is nog een duidelijke afweer tegen de wereld.
Nog slechts een kilometer over de drukke binnenweg van Tilburg naar Moergestel scheidt ons van het eindpunt, waar we natuurlijk niet voorbij kunnen aan een bezoekje aan het proeflokaal van de Abdij Onze Lieve Vrouw van Koningshoeven onder het genot van een authentiek Trappist La Trappe biertje. Boven de toegangspoort tot het brouwerijgedeelte van de Abdij zien we de spreuk van Benedictus: “Dan zijn zij pas echte monniken, als zij van het werk van hun handen leven.” Leven de monniken als zij in 1881 neerstreken in Berkel-Enschot nog van de landbouw en veeteelt, het blijkt een goede keus te zijn als zij in 1884 besluiten om een brouwerij te stichten om de bouw van de Abdij te financieren. Kennis hiervoor wordt in München opgedaan en er wordt gekozen om bier van lage gisting te gaan produceren. Na WOI neemt de productie van de brouwerij in rap tempo toe en wordt het brouwhuis gemoderniseerd. Het “Trappistenbier Licht” wordt geïntroduceerd. Na moeilijke jaren tijdens WOII wordt er hard gewerkt om de brouwerij weer in orde te krijgen, en niet zonder resultaat. De brouwerij blijft gestaag groeien tot een middelgrote brouwerij, maar het werk begint de monniken boven hun hoofd te groeien. Zij zoeken naar samenwerking met andere brouwerijen.
Toch nemen de monniken in 1980 de brouwerij weer volledig in eigen handen. Het bier van hoge gisting met de naam La Trappe komt op de markt. Hiertoe wordt de brouwerij in 1987 grondige gemoderniseerd en er wordt een volledig nieuw brouwhuis gebouwd, gevolgd door een nieuwe gist- en lagerkelder. De nieuwe brouwerij wordt in 1989 in gebruik genomen voor de verschillende La Trappe Trappistbieren met een hoge gisting. Vanaf 1999 komt er een samenwerking met de Bavaria Brouwerij en in 2005 besluiten de monniken en Bavaria tot vernieuwde 25-jarige overeenkomst. Samen met de renovatie van de abdijgebouwen komt er ook een nieuw proeflokaal op dezelfde plaats als waar het oude houten gebouw gestaan heeft, dat nog dienst gedaan heeft als klaslokaaltje van een dorpsschooltje, binnen de kloostermuren, vlakbij de kloosterwinkel en de brouwerij. In juni 2008 heeft Dom Bernardus Peeters het nieuwe gebouw plechtig ingezegend. Het La Trappe proeflokaal is een pareltje geworden door zijn architectonische eenvoud en zijn warme en gezellige uitstraling. Het is een ideale plek om onder het genot van een frisse La Trappe de rondwandeling af te sluiten!
Dat vinden wij ook en dus genieten we van een heerlijk Trappistenbiertje en maken al plannen voor de wandeldag van april. Jan Willem geeft aan opnieuw van de partij te willen zijn als hij halverwege kan instappen. Of hiertoe een mogelijkheid is wil Charles wel uitzoeken, maar in het gebied tussen Goirle en Hilvarenbeek lijkt dit niet gemakkelijk om een horecagelegenheid te vinden. Voldaan keren we huiswaarts en verheugen ons al op een volgende wandeling!
Charles Aerssens
28 februari 2013
Lange Afstand Wandelvereniging "VIA-VIA".
Gegenereerd op 28-02-2013 door C.P.J. Aerssens