© L.A.W.V.VIA-VIA

Het is deze herfstvakantie voor het laatst dat we op stap gaan om de Eifelsteig af te sluiten. Ons rest enkel nog het traject van Mühlenflürchen naar Kordel en dan naar het eindpunt Trier, waar de route van de “onze” Eifelsteig eindigt bij de Porta Nigra. Na overleg en de goede ervaringen van het vorige jaar neemt Charles opnieuw contact op met Pension Oeffling in Dodenburg. We zijn er welkom en er wordt voor twee dagen geboekt. Het zijn deze keer de maandag en de dinsdag, omdat Bert in het weekend nog verplichtingen heeft met zijn oud-studiegenoten. Er worden in Pension Oeffling drie kamers geboekt, omdat we met 6 personen naar de Eifel zullen afreizen: Bert, Marion, Lorenz, Wilma, Jan en Charles. Het is fijn dat Jan er opnieuw bij zal zijn. Maar het verlies van onze trouwe wandelvriend Peter, die ons op 25 juli ontvallen is, zal tijdens deze wandeldagen toch voortdurend door ons hoofd spoken. Want aan hem hebben we de beste herinneringen op de vele kilometers die Peter altijd vol enthousiasme met ons allemaal heeft meebeleefd. We zullen Peter dan ook zeker missen!

Het is de bedoeling om in die drie dagen dat we in de Eifel op pad gaan in twee dagetappes de Eifelsteig af te ronden. Was Mühlenflürchen in 2012 het eindpunt van onze Eifelsteig, nu wordt dit het vertrekpunt en zal Trier het eindpunt zijn. De totale afstand bedraagt slechts 26 kilometer, die we in twee dagen zullen wandelen. Na aankomst op maandag wordt dit een traject van ongeveer 10 kilometer en op de aansluitende dinsdag zijn het ongeveer 16 kilometer. Door die kortere dagmars kunnen we op maandag ook later vertrekken en op de dinsdag hebben we door de niet al te lange dagwandeling ook nog voldoende tijd om in Trier nog even rond te kijken! Bovendien heeft Charles het logistiek zo gepland dat we vanuit Trier met de trein terug naar Kordel rijden. Het is immers erg omslachtig om met een gezelschap van 6 personen en twee auto’s de wandelaars snel op de juiste plek te krijgen. Voor de afsluitende woensdag hebben we een mogelijkheid om in de omgeving van Dodenburg een rondwandeling te maken.

© L.A.W.V.VIA-VIA

Een paar dagen voor het vertrek naar de Eifel pleegt Charles nog een laatste telefoontje naar Pension Oeffling om te controleren of de reservering van drie 2-persoonskamers geregeld is. Als de telefoon wordt opgenomen blijken onze gastgevers nog op vakantie in Wenen te zijn, maar ze bevestigen dat we op maandag 14 oktober van harte welkom zijn. Alle is dus OK en dus kunnen Bert, Marion, Lorenz, Wilma, Jan en Charles met een gerust hart op maandag van huis vertrekken. Iedereen is immers op de hoogte van tijd van vertrek en plaats van afspraak. En nu maar hopen dag Lorenz niet opnieuw de reisinformatie van het afgelopen jaar mee genomen heeft! De laatste mail bevat immers de adressen en telefoonnummers voor eventuele calamiteiten onderweg en de plaats van samenkomst! Dit is dit jaar Hotel-Restaurant Burg Ramstein net buiten Kordel.

Ondanks de planning met een kortere dagmars op maandag 14 oktober hebben we afgesproken op tijd te vertrekken en zo zijn Bert, Marion en Jan rond de klok van 8.30 uur in Loon op Zand om Charles op te halen. Zij vertrekken van hier naar Burg Ramstein in Kordel, het verzamel punt voor de eerste dagwandeling van de Eifelsteig. Lorenz en Wilma zullen om dezelfde tijd uit Enschede wegrijden en hopen rond 12.00 uur in Kordel te arriveren. Ze moeten immers door het Ruhrgebied rijden en de kans op file is groot! De navigatie brengt de Brabanders soepel door België naar Duitsland. Voorbij Prüm wordt de autobahn verlaten en gaat het richting Trier. Maar de navigatie wil Bert door het binnenland laten rijden. Gelukkig kan Charles op tijd aangeven en belanden we niet op onverharde bospaden. Een correctie via Butzweiler brengt ons naar Kordel en dan is het nog een paar kilometer tot de plek waar we afgesproken hebben. We zijn er om 12.00 uur en slechts een paar minuten later arriveren ook Lorenz en Wilma op de afspraak. Natuurlijk eerst “Kaffee mit Kuchen” en dan het logistieke gebeuren regelen.

Het hele gezelschap vertrekt naar het startpunt in Mühlenflürchen, waar de wandelaars worden afgezet. Nu nog even een auto naar te eindpunt brengen op de parkeerplaats aan de Butzerbach en dan zijn we klaar om te vertrekken en aan het laatste deel van de Eifelsteig te beginnen. Dee korte dagwandeling van vandaag steekt vanaf Mühlenflürchen aan de L43 direct de spoorlijn van Trier naar Gerolstein over en dan bij de Deimlingermühle het riviertje de Kyll, die we stroomafwaarts volgen. Langs spoorlijn en Kyll wandelen we zuidwaarts om naar rechts de helling van de Froschley te beklimmen en hier met een ruime boog bovenlangs Kordel door het bos, deels over de HWW 4, de Josef Schramm Weg, langs zandsteenrotsen naar Kordel af te dalen. We verlaten Kordel aan de zuidzijde om over de hellingen van bosgebied Friedbüsch naar het Butzerbachtal te komen, waar we bij de parkeerplaats het eindpunt van deze dag bereiken.

© L.A.W.V.VIA-VIA

In het buurtschap Mühlenflürchen starten we op de kleine parkeerplaats met bushalte aan de L43 net buiten het plaatsje Daufenbach, waar we meteen de regionale spoorlijn van Trier naar Gerolstein oversteken. Deze spoorlijn door de Eifel is in 1870-1871 aangelegd tussen Kall en Trier en is dan de belangrijkste verbinding tussen de Eifel en het Rheinland. Al in 1862 is het traject uitgezet en vanaf 1864 is men met de bouw begonnen. Het moeilijke terrein stelt speciale eisen aan de werkzaamheden in het smalle, kronkelende dal van de Kyll. Het traject verloopt immers langs de Kyll, die zich diep in het rode zandsteen heeft ingesneden. Dit stelt hoge technische eisen aan de bouw van tunnels en bruggen. Na de voltooiing van de spoorlijn in 1871 wordt deze allereerst gebruikt voor militaire doeleinden in de Frans-Duitse Oorlog van 1870-1871 en heeft lange tijd bijzondere economische betekenis voor de ontsluiting van de Eifel en de Kyll vallei als wingebied voor de steenindustrie. Vooral het traject van Daufenbach naar Kordel laat ons verderop zien hoe de spoorlijn door het smalle en enge rivierdal van de Kyll zal verlopen.

Over de spoorlijn met de bocht mee bereiken we de brug over de Kyll. We hebben zicht op de Deimlingermühle. Al in de Middeleeuwen behoort deze watermolen aan het Kloster Sankt Irminen in Trier en komt na 1794 door de Secularisatie en de onteigening van bezit van de Kerk toe aan de Franse Staat en later wordt dit staatsbezit op 9 februari 1798 bij opbod verkocht aan een opkoper uit Luxemburg voor zijn opdrachtgever Pierre Brosius uit het nabijgelegen Rodt voor een prijs van 80000 Franken. De nederzetting staat op een oude kaart van de Herrschaft Bruch vermeld als Deumlingen en Georg Barsch spreekt in 1854 van de Daumlingermühle. De watermolen wordt omgebouwd tot houtzagerij, die in de jaren 70 van de vorige eeuw ophoudt te bestaan. Over de brug gaat de route naar links en verloopt direct op de oever van de Kyll, met 142 km de langste stroom in het Eifelgebied. De rivier ontspringt aan de Duits-Belgische grens in Losheimergraben in het Zitterwald uit drie beken. De bron van één van deze beekjes bevindt zich in het Belgische deel van het dorp in de kelder van het Hotel Schröder. Van hieruit stroomt de rivier van west naar oost, en vormt na enkele kilometers het Obere Kylltal, de natuurlijke grens tussen het Zitterwald en het zuidelijk gelegen gebied van de Sneeuweifel. Ten westen van Kronenburg stroomt de Kyll in een stuwmeer. Vanaf Stadtkyll loopt de rivier in zuidelijke richting en bij Gerolstein stroomt de rivier door een uitloper van de Vulkaan Eifel. De rivier mondt nabij Trier uit in de Moezel.

De route van de Eifelsteig blijft voortdurend in de buurt van de spoorlijn en het riviertje de Kyll tot de markering ons naar rechts de helling van de Froschley opstuurt. Hier verloopt onze wandeling parallel met een andere Lange Afstand Wandelweg, de Hauptwanderweg 4, de Josef Schramm Weg, vernoemd naar Dr. Josef Schramm (1901 - 1991), voorzitter van de Eifelverein in de periode 1938-1948 en 1954-1963. We slingeren verder door bos zonder veel hoogte te verliezen en de Josef Schramm Weg volgend draaien we met een ruime bocht met de klok mee verder af van Kordel. Plotseling is de markering van de Eifelsteig verdwenen! Waar hebben we de laatste markering gemist? De GPS biedt uitkomst en nu opletten om een paadje naar links niet te missen. We verliezen snel hoogt en krijgen onder ons zicht op de haarspeldbocht van de verharde weg K19 bij de Welschbilligerstrasse. Hier in de bocht nemen we het bospad oostwaarts in de richting van Kordel tot we de routemarkering van de Eifelsteig weer kunnen oppikken. Voorbij aan het uitzichtpunt Kaulay en daar scherp rechts, weg van Kordel over een rollend pad door dennenbos. Naar links over een ander pad langs enkele schitterende rode zandsteenformaties waarin holen zitten. Ze zijn ontstaan als sedimentgesteente ongeveer 230 tot 220 miljoen jaren geleden als de Eifel aan de rand van een grote zee gelegen heeft. Door erosie en het uitslijten van de Kyll zijn deze spectaculaire rotsformaties ontstaan. Verderop langs dat smalle pad nog meer formaties om dan uiteindelijk toch af te dalen naar Kordel.

© L.A.W.V.VIA-VIA

Als we de eerst huizen van Kordel bereiken komen we achter Bäckerei Dietz op ons pad vanaf de Kaulay langs een beeld met inschrift Maria Himmelfahrt. Het is een replica uit 1987 en het door weersinvloeden geteisterd origineel bevindt zich in het Gemeentehuis van Kordel. Hier na de trapjes even naar links door de Obere Strassen en dan rechts af door de Hauptstrasse naar het centrum van Kordel, dat zich “Tor zur Eifel” noemt. Het dorp heeft 2300 inwoners en is gesitueerd op de westoever van het brede dal van de Kyll, waar ook de Kimmlinger Bach en de Welschbilliger Bach in de Kyll stromen, omgeven door een groot bosgebied. Het wordt voor het eerst vermeld in een oorkonde uit 1023 als Cortellum, en als aartsbisschoppelijk landgoed, gelegen nabij de Burcht Ramstein, in 1138. De geschiedenis van dit gebied gaat echter veel verder terug. Talrijke archeologische vondsten in de buurt van de Genovevagrot, waaronder steekbijlen, duiden al op bewoning in de Late Steentijd. Maar ook resten uit de tijd van de Kelten. Belangrijk wordt Kordel ten tijden van de Romeinen, die hier het zandsteen halen voor de bouw van de beroemde Porta Nigra, maar er ook kopererts delven. Er zijn resten van een glasfabriek, Romeinse muren en villa’s. Ook in de Middeleeuwen neemt Kordel een belangrijke positie in, getuige de Burcht Ramstein (1325). We wandelen het centrum uit door de Bahnhofstrasse in de richting van het stationnetje, gebouwd in 1871 in de typische bouwstijl van de toen aangelegde Eifelbahn.

Voor het station gaat de route naar rechts en door de Kimmlingerstrasse, Butzweilerstrasse en de steile Amselstrasse komen we aan Am Butzerberg waar we over een graspad het bos in wandelen. Na goed 150 meter gaat de route eerst naar rechts om dan verderop links over een bospad langs zandsteenformaties, dat met de klok mee langs het bosgebied Friedbüsch verloopt. De naam van het gebied stamt af van het Oude-Duitse woord "fraid", dat “beuk”betekent, en een beukenbos is. Hier passeren we het gebied Heidenberg, waar resten van oude Middeleeuwse glasblazerijen zijn ontdekt, die wellicht nog teruggaan tot de tijd dat de Romeinen hier gevestigd zijn geweest. Het in de Romeinse steengroeven gevonden malachiet en azuriet is sinds het midden van de 11e eeuw gebruikt voor het inkleuren van het glas, dat veelvuldig is toegepast in kloosters en abdijen van de Benedictijnen in Lotharingen, de kathedralen van Metz, Toul en Verdun en het Schloss Gymnich, maar ook ter versiering van kostbare relikwieën, boekomslagen, kruisen en sacrale voorwerpen. Als alle hout van de bossen is gerooid, verdwijnt het ambacht. Tussen de beukenbomen door en langs zandsteenrotsen komen we aan de L43, de doorgaande weg van Kordel naar Butzweiler, die we oversteken. Met een ruime bocht naar links dalen we af in lange zigzags waarbij we op enkele plekken zicht hebben op de Burg Ramstein. Tot slot verder steil afdalen over een stukje dat niet echt op een pad lijkt met ongelijke traptreden. We komen uit op de parkeerplaats met infoborden, de toegang tot het mooie Butzerbachtal aan de K28. Hier staat de auto van Bert.

© L.A.W.V.VIA-VIA

Om met het hele gezelschap naar ons verblijf in Dodenburg te gaan, moet eerst de auto van Lorenz worden opgehaald bij Mühlenflürchen. Wilma en Charles blijven achter en gaan nog even naar Hotel-Restaurant Burg Ramstein om er te wachten tot ook zij worden opgehaald. Pas dan rijden we naar Dodenburg om ons nachtverblijf te betrekken. Het is bekend terrein en via Daufenbach en Zemmer zijn we dan ook snel in Dodenburg. We hebben er dezelfde kamers als het afgelopen jaar en iedereen heeft zich snel geïnstalleerd. Het sombere en natte weer van de laatste uurtjes is snel afgespoeld en dan schuiven we fris aan voor het avondeten en is er alle tijd om nog even na te genieten om dat onder de wol te kruipen. Morgen immers zullen we definitief de laatste dagmars aantreden en kan de Eifelsteig worden afgesloten.

Als we ’s morgens wakker worden, ziet de dag er rustig uit. De regen van de afgelopen nacht is verdwenen en de zon probeert voorzichtig voor de dag te komen. We hopen dat naarmate de dag verder vordert, we stralend weer krijgen. Het uitgebreide ontbijt geeft ons allemaal voldoende energie om er weer stevig tegen aan te gaan. Dus welgemoed op weg naar het vertrekpunt op de parkeerplaats aan het begin van het Butzerbachtal. Konden we gisteren hier in de Butzerbach nog prima onze wandelschoenen schoonmaken, de regen van de afgelopen nacht heeft het water in de beek stevig laten stijgen, Het wordt dus een verassing hoe de situatie verderop in het Butzerbachtal eruit zal zien! Nog even een auto bij het stationnetje van Kordel parkeren en dan op pad naar Trier.

De routemarkering van de Eifelsteig gaat hier voor de brug naar rechts door het Butzerbachtal en verloopt parallel met het Römerpfad, een lokaal pad dat is gecertificeerd als Premiumweg, die te boek staat als archeologische wandeling en wordt aangeduid met de parmantig stappende Romeinse soldaat Marcus als mascotte. De Butzerbach stroomt hier over een lengte van 3,3 km vanaf de bron naar de monding in de Kyll door een eng dal en heeft een verval van 170 meter tussen hoog oprijzende zandsteenformaties. Al in 1911 heeft de Eifelverein dit pad langs de beek aangelegd en na de tweede Wereldoorlog is op initiatief van Johann Pauli dit pad behouden met restauraties in 1977 en 1982. Het is een echt avonturenparcours, waarbij je over een afstand van een paar kilometer meermaals het riviertje oversteekt via stapstenen en bruggetjes. Het vele regenwater dat de afgelopen nacht gevallen is, zorgt ervoor dat we voorzichtig en met overleg op de verschillende plaatsen de wildstromende Butzerbach moeten oversteken. Op veel plaatsen zijn mooie watervalletjes, in totaal zo’n acht met soms een verval van wel 4 meter. Ook de rotsformaties in het dal zijn fascinerend en de beekbedding is een ideaal biotoop voor waterplanten en insecten. Na de dubbele hangbrug met een lengte van wel 30 meter verlaten we via steile trappen het wildromantische Butzerbachtal.

© L.A.W.V.VIA-VIA

Boven aangekomen, bereiken we een bredere weg, eerst naar rechts de route volgen en dan even verderop naar links de aanduiding Pützlöcher, nog 600 meter naar de voormalige Romeinse kopermijn en. Bij een open plaats in het bos komen we bij Pützlöcher. Deze oude kopermijn dateert uit de Romeinse tijd uit het midden van de 2e eeuw, waar je onder begeleiding van een gids in de zomermaanden in de tunnels kunt afdalen. Van oktober tot mei is de mijn gesloten vanwege de vleermuizen, die er huizen. Hier vinden we nog sporen van het delven van het erts malachiet en azuriet vanaf de tijd van de Romeinen tot in de 19e eeuw. De schachten zijn 9 tot 18 meter diep, die rond 1781 en later door nieuwe gangen met elkaar verbonden zijn met een lengte van 114 meter. Al ten tijden van de Romeinen levert de winning van kopererts weinig rendement en wordt de locatie een steengroeve. De stenen worden gebruikt voor de Porta Nigra in Trier. Een oorspronkelijk Romeins opschrift boven de ingang van de mijnschacht is aan het begin van de dertiger jaren van de vorige eeuw verdwenen.

Vanaf Pützlöcher is het nog een klein stukje naar de afslag links om naar Burg Ramstein te komen. Hier passeren we een bron met een informatiebord waarop te lezen is dat Keurvorst en Aartsbisschop Richard von Greiffenklau zu Vollrads (1467-1531), die van 1511 tot 1531 op de Burg Ramstein gewoond heeft, van hier het water door buizen naar de burcht heeft laten leiden. Het familiewapen uit het jaar 1527 rechts van de ingang naar het hotel bij de burcht herinnert hier nu nog aan. Pas in de jaren negentig van de vorige eeuw wordt hotel op het waterleidingnetwerk aangesloten. Het pad naar links geeft aan dat we hier slechts 300 verwijderd zijn van Hotel-Restaurant Burg Ramstein aan de voet van de burchtruïne Burg Ramstein.

Vanuit het dal gezien toornt deze voormalige burcht, gelegen op een uitstekende zandsteen rots, hoog boven de omgeving uit. De oorsprong van dit kasteel gaat terug tot 915 als de Aartsbisschop Ruotger van Trier (880- 931) het gebied bij Kordel in bezit krijgt, wat vermeld wordt onder de naam Runnesstein en Castrum Ruynstein. Aan het begin van de 14e eeuw wordt met de bouw van de burcht begonnen door Diether van Nassau, Aartsbisschop van Trier, en voltooid door zijn opvolger Boudewijn van Luxemburg (1285-1345) aartsbisschop van Trier in 1325. De bouw gaat niet zonder slag of stoot. In 1328 krijgt ridder Johann von der Fels met zijn vrouw Jutta von Reuland en hun zoon Wilhelm von Manderscheid de burcht voor de helft in leen. Later geven de bisschoppen van Trier het kasteel nog te leen aan Abdis Irmgard von Gymnich en Bisschop Ruprecht von Hoheneck. Er ontstaat onenigheid over het bezit van de burcht door bezetting van Bernhard von Orley en na een uitspraak van het gerecht in Koblenz komt de burcht in 1448 weer aan het Aartsbisdom Trier. Door gebrek aan financiële middelen en belegeringen raakt de Burg Ramstein in verval.

© L.A.W.V.VIA-VIA

Het is met bisschop Dietrich von Stein na 1488, zijn opvolgers Heinrich von Hartenrode en Aartsbisschop Johann II von Baden dat de burcht wordt hersteld. In de 16e eeuw bewoont Aartsbisschop en Keurvorst Richard von Greiffenklau zu Vollrads Burg Ramstein. Hij lost het probleem met de watervoorziening op door een waterleiding aan te leggen vanaf een bron in het bos naar de burcht. Een gedenksteen geeft dit nu nog aan. Tijdens de 30-jarige oorlog komt Burg Ramstein in 1674 in Franse handen tot het bevrijd wordt door de Keizerlijke troepen, die de burcht versterken. Op 18 september 1689 wordt Burg Ramstein door Franse soldaten onder commando van Maarschalk François-Joseph, Marquis de Créquy (1662-1702) in brand gestoken en op twee hoeken opgeblazen. Wat dan rest is een ruïne, die in omstreeks 1810 door de uit Trier afkomstige advocaat Josef Fritsch voor 9000 Francs wordt gekocht en verpacht aan Christoph Molitor uit Kordel. Bierbrouwer Franz-Ludwig Britz krijgt het in 1826 in bezit en begint er het gelijknamige Hotel-Restaurant “Burg Ramstein“ dat nu in handen van de familie Moll is.

Van de voormalige Burg Ramstein is slechts weinig behouden. Aan het einde van WOII worden de ruïne van Burg Ramstein nogmaals zwaar getroffen en in 1987 vinden restauratiewerkzaamheden plaats. Zichtbaar zijn delen van de ringmuren en hoektorens, die nog hun oorspronkelijke hoogte hebben. Van de eens 25 m hoge, vier verdiepingen tellende woontoren zien we op een trapezevormig fundament nog de buitenmuren met aan de binnenzijde de gaten van de plafondbalken, zitnissen, schoorsteenschouwen en wenteltrappen. Als enige is de toegangspoort, aan de westzijde van de burcht door een 4,7 meter diepe gracht gescheiden van de hoofdbouw, tamelijk goed behouden.

Wij houden het pad rechtuit aan richting Klausenhöhle en Genovevahöhle om dan over het breed bospad voorbij aan Spitzley licht te klimmen met zo nu en dan zicht op het Kylltal. We houden rechts aan en laten het pad naar uitzichtspunt Geyersley links liggen. Dan volgt over treden een steile afdaling onder de hoogspanningsleidingen door en komen we aan de Klausenhöhle. Deze Klausenhöhle maakt deel uit van de zandsteenrotsformatie van de Hochburg en is een voormalige hermitage, waar 200 jaar geleden kluizenaars ver van de bewoonde wereld een vroom leven hebben geleid naar voorbeeld van de Heilige Antonius. Het heeft veel inspanning gekost deze grot voor bewoning in te richten voor een kluizenaar. Binnen vallen op twee meter hoogte de gaten op waarin op gelijke afstand de balken gezeten hebben voor een plafond. Ook is de ruimte ingedeeld en de bovenste nis, bereikbaar via een ladder, heeft gediend als slaapplek voor de kluizenaar. Er is verder een meditatieruimte en een rondbogige nis in de gladgehouwen rots. Een natuurlijke opening in de rotsformatie heeft de vorm van een goed geproportioneerd raam met gebeeldhouwde primitieve gezichten, die aan dodenmaskers doen denken. Op het einde van WOII hebben mensen hier onderdak en bescherming gezocht.

© L.A.W.V.VIA-VIA

Het steile pad volgend komen we bij een volgende imposante grot in de zandsteenrotsen: de Genovevahöhle. Ook deze grot is ontstaan door de langdurige inwerking van stromend water, dat in de smalle spleten het zandsteen weg gespoeld heeft en sterk uitgehold waardoor de grotten ontstaan zijn. Tot in het midden van de vorige eeuw is de grot onder de naam Kuttbachhöhle bekend. Vermoed wordt dat de grot al in de late Steentijd een toevluchtsoord voor bewoning is geweest. Als een ambtenaar tijdens een wandeling deze grot ziet herinnert hij zich de lokale Genoveva legende, die omstreeks 1640 door de pater Capucijn Martin uit Cochem verteld wordt. Volgens de legende trouwt Graaf Siegfried met de mooie Genoveva, de dochter van de Hertog van Brabant. Als hij op bevel van de Frankisch koning Karel Martel ten strijde trekt tegen de vijanden van het Christendom, beschuldigt ridder Golo, als beschermer van Genoveva achtergebleven, haar van ontrouw, omdat zij zijn avances niet beantwoordt. Bij thuiskomst wordt Genoveva met haar zoon door Graaf Siegfried verstoten en de jagers, die haar met haar zoon moeten doden, laten beiden vluchten met de boodschap het woud niet te verlaten. Ze houden zich in leven met de bosvruchten en de melk van een ree. Na jaren van berouw vindt Siegfried zijn vrouw en zoon terug in de grot tijdens de jacht. Hij neemt hen mee naar zijn kasteel en in de tijdgeest van de Romaniek krijgt Golo zijn verdiende loon. Zo komt de Kuttbachhöhle aan de naam Genovevahöhle. De trappen zijn recenter, uitgehouwen door medewerkers van het Eifelverein Kordel in 1910.

De Genovevahöhle ligt aan de voet van een plateau, waar we langs zijn gewandeld. Het is op de kaart met een hoogte van 306 meter aangegeven als Hochburg een vooruitspringend uitgestrekt rotsplateau dat hoog boven het Kylltal uitsteekt, met resten van een natuurlijke versterking die teruggaat tot in de Prehistorie. Onderzoek in 1967 heeft keramiek scherven, bijlen en vuursteen aan het licht gebracht van de oude Hunsrück-Eifel-Kultur. Een andere plek duidt op een versterking uit de vroege Middeleeuwen. Vanaf dit Hochburg plateau met zijn loodrechte rotswanden aan noord- en zuidzijde heb je een wijds uitzicht over de omliggend bossen van de Eifel, het Moezeldal en de Hunsrück met onder ons het steile en smalle dal van de Kyll. Wij dalen vanaf zandsteengrot af naar de Kuttbach, die we bij een bruggetje oversteken om dan opnieuw in de helling het Pfalzeler Wald te betreden. Een kilometer verder kom je langs het Eifelkreuz met schuilhut. Dit bijna 7 meter hoge kruis is hier in 1964 aan de HWW 4, de Josef Schramm Weg, geplaatst door de Eifelverein Trier ter gedachtenis aan hun gestorven kameraden.

Rechtdoor komen we aan de snelweg E44, waar we onder de snelweg door naar links meedraaien over een asfaltwegje dat kort daarna als onverharde weg verder gaat. Dit bospad blijft op een hoogte van 260 meter en kronkelt in grote bochten door het bos dat vooral uit tamme kastanje bestaat. Verderop komen we op aan het einde van het bos bij een grote oude eik, beladen met schoenen op een open plateau met fruitbomen bij Auf der Bausch, een gebied waar tot april 1955 een Amerikaanse woonwijk is gevestigd en nu een stadsdeel van Ehrang is gebouwd. Voor de bebouwing bij de parkeerplaats volgen we de routemarkering van de Eifelsteig naar rechts. Het eerste deel voert ons over een graspad langs weiden en bosrand tot we weer in het bos komen. Het is opletten om een pad scherp naar links niet te missen. We nemen een steil trappenpad in een holle weg en moeilijk toegankelijk dat ons snel een stuk lager brengt. Helemaal beneden, staan we in de Biewerstrasse in het centrum van Biewer.

© L.A.W.V.VIA-VIA

De oorsprong van dit aan de Moezel gelegen plaatsje Biewer gaat terug tot de Gallo-Romeinse tijd als het volk der Treverer in de eerste eeuw voor Christus dit gebied bewonen, zoals uit gevonden grafvelden blijkt. Ten tijde van de Romeinen verloopt de Heirbaan van Trier naar Andernach door de nederzetting Biewer. Pas in 929 wordt Biewer voor het eerst in een oorkonde vermeld en sinds de Middeleeuwen is de Apostel Jakobus de beschermheilige van Biewer, als in 1017 een kapel aan hem wordt toegewijd. Deze kapel krijgt in 1664 een nieuwe opvolger, die aan het einde van de 19ee eeuw voor de groeiende kerkgemeenschap opnieuw te klein geworden is en die in 1911vervangen wordt door de huidige kerk St. Jakobus. In de Biewerstrasse naar rechts komen we meteen aan de St. Jakobbron, die in 1832 is aangelegd voor de watervoorziening van het dorp. Het is een eenvoudige rechthoekige waterbak met een leeuwenkop als inlaat onder aan een sokkel met daarop de H. Jacobus, met pelgrimshoed, pelgrimsfles, boek en pelgrimsstaf. Na WOII is de bron in 1949 opnieuw hersteld en terug geplaatst. Het is dan ook niet verwonderlijke dat deze St. Jacobsfontein aan de doorgaande Duitse wandelroute ligt van het pelgrimspad naar Santiago de Compostella.

Wij wandelen hier naar rechts de Donaustrasse in om naar links langs een schoolgebouw door een oude stadspoort en het beekje over aan een stevige klim te beginnen, die ons 60 meter hoger over de rotskam richting Trier moet leiden. Langs de voormalige steengroeve Joster Berg en boven aangekomen gaat de route langs enkele uitzichtpunten met vergezichten op het dal van de Moezel. Dit interessante Felsenpfad leidt ons langs de Fichtenberg met de brede Moezel onder ons en in de verte langs de rivier een overweldigend uitzicht na meer dan 300 kilometer op het einddoel van de Eifelsteig: Trier. Met een hek is dit wandelpad van de Eifelsteig afgezoomd. We lopen door een kastanjebos, waar we voortdurend iets klimmen of dalen met aan het eind nog een “Belvédère” met grote betonnen rustbank, die in 1933 is geplaatst door de Eifelverein Trier, een ideale plek voor een laatste rustpauze. Dan volgt de afdaling naar Hotel Weisshaus, waar we over de trappen naar rechts afdalen en door een laantje uitkomen bij een informatiebord, dat het begin van de Eifelsteig aangeeft. Toch moeten we nog even verder door de Stuckradweg en langs de Rosengarten om over de Schillingsteg naar Pallien te komen. We passeren nog een paar uitstekende rotsformaties met een laatste routemarkering van de Eifelsteig. Op de drukke Bitburgerstrasse nog even tot de Kaiser Wilhelmbrücke om de Moezel over te steken. Deze brug is in 1912-1913 gebouwd naar een ontwerp van Prof. Meissner en opgetrokken uit gewapend beton, bekleed met natuursteen om geen al te groot contrast te hebben met de andere verderop gelegen oudere Romeinse brug. In 1945 blazen Duitse soldaten bij hun terugtocht de brug op en wordt pas na WOII weer opgebouwd en iets verbreed.

Rechtdoor zijn we snel in het centrum van Trier, waar de indrukwekkende Porta Nigra, de “Arc de Triomphe” van de Eifelsteig ons eindpunt is! De Porta Nigra, ooit de noordelijke poort van de oude Romeinse stad Treveris, omsluit met haar twee machtige torens omsluiten een binnenhof van 16 meter bij 7 meter, terwijl door de twee poorten vroeger het verkeer van en naar de stad doorgang heeft. Het rijdend verkeer wordt er nu langs geleid en de poort is slechts nog voor voetgangers toegankelijk. In een gedeelte van deze torenburcht woont omstreeks 1020 een Griekse monnik, Simeon. Na diens dood wordt de binnenhof van deze Porta Nigra volgestort en daarop twee kerken boven elkaar gebouwd. De onderste is een Pfarrkirche, de bovenste behoort aan het klooster, het Simeonstift, dat naast de poort gebouwd is. Gedeelten van dit Stift en de Romaanse kruisgang zijn behouden gebleven. In de noordelijke vleugel is het Städtisches Museum ondergebracht in de oostelijke het Fremdenverkehrsamt. Tijdens de Franse bezetting moet op bevel van Napoleon alles van de Porta Nigra verwijderd worden wat niet tot het oorspronkelijke Romeinse gebouw behoort. Alleen de mooie Romaanse apsis blijft behouden. In 1876 wordt de doorgang van de poort tot op de oude Romeinse straat (3-5 meter lager) blootgelegd. Bij dit Romeins monument met bijna 2000 jaar geschiedenis eindigt “onze” Eifelsteig definitief.

© L.A.W.V.VIA-VIA

Het zijn Bert en Charles, die alle dagwandelingen van Eifelsteig met een lengte van 319 kilometer van start tot finish tot een goed einde hebben gebracht! Chapeau!! Lorenz heeft slechts eenmaal door omstandigheden moeten afhalen en de dames zijn er vanaf Blankenheim bijna elk jaar bij geweest. Jan is een aantal malen niet van de partij geweest en Peter zaliger heeft noodgedwongen voortijdig moeten afhaken. Voor de statistici betekent dit: Bert en Charles 319 km, Lorenz 281 km, Peter 250 km, Marion 201 km, Jan 192 km en Wilma 164 km. Nu op zoek naar een nieuwe uitdaging voor de herfstvakantie. Maar de Eifel biedt genoeg mogelijkheden. Wellicht wordt het de Ahrsteig, die voor het komend jaar bestudeerd wordt. We zullen zien. Hier op het eindpunt rest ons enkel een flinke ijscoupe en een verkwikkend drankje. Wilma weet een goed adresje en we laten ons er graag naar toe brengen. Maar eerst even naar het station van Trier om er de kaartjes voor de treinrit naar Kordel te regelen. Dan opnieuw langs de Porta Nigra en door de Simeonstrasse naar Eis-Café Calchera, voor een heerlijke afsluiting.

Omdat we nog even tijd hebben alvorens met de trein terug te reizen naar Kordel, is er ruimte voor een kleine site-seeing door het centrum van Trier. Zo wandelen we door de Simeonstrasse richting Hauptmarkt. Op nummer 19 aan onze linkerzijde staat het “Dreiköningenhaus", een Vroeg-Gotisch woonhuis met Romaanse grondvesten uit de 13e eeuw dat zijn naam dankt aan een schilderij van de drie koningen dat ooit hier gehangen heeft. Oorspronkelijk heet dit huis "Zum Säulchen" en stamt uit 1230. De toegang lag op de eerste verdieping, nu nog duidelijk zichtbaar boven de huidige deur, kon alleen door een ophaaltrap bereikt worden. De trap werd bij gevaar opgehaald om have en goed te beschermen. De huidige toegang is later gebouwd en in de 19e eeuw is het pand volledig aangepast. De laatste restauratie is van 1973. Aan het eind van de straat op de hoek met de Hauptmarkt liggen nog enkele vakwerkhuizen uit de 16e en 17e eeuw met prachtige vakwerkgevels. Tussen de huizen ligt de ingang tot het vroegere Ghetto.

© L.A.W.V.VIA-VIA

Zo komen we op de Hauptmarkt, een nog enigszins middeleeuws aandoend driehoekig plein, dat uit de 10e eeuw stamt. Het plein is bijzonder charmant en wordt gerekend tot de mooiste van Duitsland. In het midden van het plein staat een kopie van het marktkruis, in de 958 opgericht als teken van het verworven recht om er markt te houden. Het origineel bevindt zich in het Städtisches Museum. Op het plein staat eveneens een fontein uit 1595, ontworpen door Hans Rupprecht Hoffmann (1545-1617), en wordt bekroond door de St. Petrus, de stadspatroon van Trier. Deze apostel is te herkennen aan zijn attributen, een boek (het evangelie) en een zilveren en een gouden sleutel (de sleutels van de hemel en de hel, een verwijzing naar zijn bevoegdheid te excommuniceren of absolutie te schenken). Hij wordt vaak afgebeeld in een gele of zilveren mantel. De vier charmante vrouwen onder hem hebben eveneens een didactisch moraliserende betekenis. Het zijn de vier hoofddeugden: verstand, rechtvaardigheid, gematigdheid en kracht.

Het marktplein wordt omgeven door een aantal oude gebouwen. Op de zuidwestelijke hoek van de markt staat nog de Hofflügel en de Ratskeller van de in 1944 verwoeste Steipe, een op “stutten" (Steipen) staand een laatgotische patriciërswoning uit 1430-1483, die diende als wijn- en feestgebouw van de gemeenteraad. Het toont met zijn uiterlijk van weerbare kantelen en figuren de bereidwilligheid tot verdediging van de burgerstad. Beeldhouwwerk siert de gevel. Het zijn de afbeeldingen van de vier stadsheiligen St. Petrus, St. Helena, St. Jacobus, en St. Paulus en 2 ridders (originelen bevinden zich in het Städtisches Museum). Het gebouw is na WOII rond 1970 gerestaureerd. Naast de Steipe staat het Rotes Haus, een barok gebouw uit 1614, dat eveneens gedeeltelijk verwoest werd en dat een merkwaardig opschrift draagt: “Ante Romam Treveris Stetit Annis Mille Trecentis”. Volgens deze spreuk bestaat Trier 1300 jaar langer dan Rome, ongetwijfeld een mythe die in de Middeleeuwen ontstaan is.

Aan de oostzijde van de Hauptmarkt betreden we door de Sternstrasse langs het barokke panden van de zogenaamde Alte Regierungsgebäude, die in 1705 gebouwd zijn, de Domfreihof, een groot plein waaraan het Palais Walderdorff ligt. Maar alles overheersend is hier de Dom van Trier en de onmiddellijk daarnaast gelegen Gotische Liebfrauenkirche. De Romaanse Dom en de Liebfrauenkirche zijn gebouwd op de fundamenten van een dubbele kerk uit de tijd van keizer Konstantiin (320), die al is gebouwd op de overblijfselen van een Romeins paleis, waarvan in 1946 nog resten van schilderingen uit een pronkzaal geborgen zijn. Een plafondschildering met afbeeldingen van keizerinnen is in het bisschoppelijk museum te bezichtigen.

© L.A.W.V.VIA-VIA

De grote Dom van Trier wordt tegen het eind van de 4e eeuw uitgebreid met een mooie vierkante hal aan de oostzijde, het 30 m hoge middenschip van de Dom. Het plafond wordt gestut door vier zware, 18 m lange en 1,50 m dikke zuilen, die in het Odenwald uit syeniet gehouwen zijn. Resten van deze zuilen zijn te zien voor de westelijke toren (Domstein) en in de tuin van de kruisgang. De kerk is verschillende malen verwoest. Pas in 1016 wordt de vierkante hal weer opgebouwd en wordt begonnen met het gebouw zoals het nu nog bestaat. Geleidelijk ontstaan de Hallenkirche, de oostelijke en de westelijke crypte en het oostelijke koor. Dit alles wordt in de 13e eeuw door een Laat-Romaans kruisgewelf overspannen. Pas in 1702 is hieraan de Schatzkammer toegevoegd en spoedig daarna wordt, na een brand, het interieur in barokstijl versierd. De verschillende bouwperioden zijn het best te zien aan de noordelijke buitenmuur in de Windstrasse. Het interieur heeft door de Romaanse vormen van het gebouw en de barokke inrichting een bijzondere bekoring. In de kerk zijn verschillende graven van aartsbisschoppen, en vele zijn bijzonder fraai uitgevoerd. Mooi is ook de preekstoel, een meesterwerk in Renaissance stijl, vervaardigd in 1572.

In de Domschatzkammer wordt de “Heilige Rock Christi" bewaard in een kostbare schrijn. Verder zijn hier o.a. een Romeinse drinkschaal (3e eeuw), de Egbertschrijn, ook wel genoemd Andreas Tragaltar (10e eeuw), prachtige middeleeuwse boeken met miniaturen, vele oude handschriften en het oudste notenschrift te vinden. Aan de zuidzijde, naast de deur van de sacristie, is de ingang tot de kruisgang. Hierin bevinden zich de graven van de Domheren en de wijbisschoppen. Deze kruisgang staat ook in verbinding met de Liebfrauenkirche, die in 1270 op de zuidelijke fundamenten gebouwd wordt. Zij is een der eerste Gotische kerken in Duitsland. De vorm is zeer opmerkelijk, n.l. een kruisvorm met in de kruishoeken een krans van kapellen en beelden. In de doopkapel, de vroeger sacristie, is het noordelijk portaal, rijk versierd met beeldhouwwerk. Hier is ook ondergebracht een piëta, die gesneden is uit het eikenhout van de in 1944 gedeeltelijk verbrande oude klokkenstoel. De noodvensters van gekleurd glas in de kerk zullen nog vervangen worden door glas-in-lood ramen.

© L.A.W.V.VIA-VIA

In de Domschatzkammer wordt de “Heilige Rock Christi" bewaard in een kostbare schrijn. Verder zijn hier o.a. een Romeinse drinkschaal (3e eeuw), de Egbertschrijn, ook wel genoemd Andreas Tragaltar (10e eeuw), prachtige middeleeuwse boeken met miniaturen, vele oude handschriften en het oudste notenschrift te vinden. Aan de zuidzijde, naast de deur van de sacristie, is de ingang tot de kruisgang. Hierin bevinden zich de graven van de Domheren en de wijbisschoppen. Deze kruisgang staat ook in verbinding met de Liebfrauenkirche, die in 1270 op de zuidelijke fundamenten gebouwd wordt. Zij is een der eerste Gotische kerken in Duitsland. De vorm is zeer opmerkelijk, n.l. een kruisvorm met in de kruishoeken een krans van kapellen en beelden. In de doopkapel, de vroeger sacristie, is het noordelijk portaal, rijk versierd met beeldhouwwerk. Hier is ook ondergebracht een piëta, die gesneden is uit het eikenhout van de in 1944 gedeeltelijk verbrande oude klokkenstoel. De noodvensters van gekleurd glas in de kerk zullen nog vervangen worden door glas-in-lood ramen.

Na het bezoek aan de Dom van Trier wordt het ook langzaam tijd naar het centraalstation van Trier te wandelen en perron 10 op te zoeken waar het regionale treintje naar Gerolstein zal vertrekken. We zoeken een plaatsje in de drukke voorste coupe van de trein, die zich om 17.16 uur in beweging zet. Het is een kort reisje en na goed een kwartier arriveren we in Kordel, waar wij niet de enige passagiers zijn die uitstappen. Veel forenzen hebben Kordel als eindpunt. Wel moeten we even omlopen om aan de andere zijde van het station bij de auto te kunnen komen. Terwijl de auto van Lorenz aan het begin van het Bützerbachtal moet worden opgehaald, kunnen de achterblijvers alvast een drankje bestellen in de stationsrestauratie, die enkel nog benut wordt als een soort dorpscafé, een kaartje kopen is hier niet meer mogelijk! Als het hele gezelschap compleet is wordt er nog een Weizzenbier gedronken en keren we terug naar Pension Oeffling. Natuurlijk even douchen, ons opfrissen en dag aan tafel.

© L.A.W.V.VIA-VIA

Bij het avondeten nemen we nog even de planning voor de laatste dag door. Was het oorspronkelijk de bedoeling om op woensdagmorgen nog een kleine rondwandeling in de omgeving van Dodenburg te maken met een eventuele lunch in het pension na afloop, die optie moet worden bijgesteld. Marion heeft in haar agenda gezien dat ze op woensdagavond een afspraak heeft staan en dus op tijd weer terug in Zevenbergen wil zijn. Bovendien is woensdag de “Ruhetag” in Pension Oeffling en Frau Oeffling heeft iets anders in de planning. Dat de rondwandeling vervalt, is geen probleem, want dit betekent dat we dan op ons gemak huiswaarts kunnen rijden.

Tot slot: we kunnen zeggen dat het traject van de Eifelsteig een geweldige wandelroute is, die veel indruk op ons heeft gemaakt. We zijn hieraan begonnen met de “vaste” mannen, maar hebben onze trouwe wandelmakker Peter de laatste twee jaar moeten missen. Zijn heengaan op 25 juli van dit jaar heeft ons zeker op dit laatste traject naar Trier zeer bezig gehouden en het stemde ons weemoedig bij het bereiken van het eindpunt bij de Porta Nigra. Een kaarsje in de Dom van Trier bracht ons even met onze gedachten bij hem en het samen onderweg zijn, dat nooit meer hetzelfde is.

Charles Aerssens
4 november 2013



Lange Afstand Wandelvereniging "VIA-VIA".

Gegenereerd op 04-11-2013 door C.P.J. Aerssens