© L.A.W.V.VIA-VIA

Voor Charles ziet het er na 1 oktober plotseling helemaal anders uit. Na een 41-jarige loopbaan in het onderwijs met een prettig afscheid van het Hanze College in Oosterhout beschikt hij nu over een zee aan vrije tijd. Wellicht kan nu een groot deel van die tijd worden ingevuld met de hobby “wandelen”. Als eerste krijgt zo de traditionele wandeldag van de maand zijn aandacht, die gepland wordt voor woensdag 10 oktober. Als Arie hem het idee aan de hand doet om de wandeling van zijn wandelvrienden uit Oosterhout eens onder de loep te nemen, is de keuze snel gemaakt! Natuurlijk geeft Charles een eigen gezicht aan deze rondwandeling en ziet hierbij de mogelijkheid de Bredase buitenplaatsen onder de aandacht te brengen. Nu nog proberen enthousiaste wandelvrienden te mobiliseren. Een mail wordt rondgestuurd, maar drukke activiteiten van de aangeschreven wandelaars levert slechts enkele belangstellenden op die op 10 oktober kunnen meewandelen. Het zijn dezelfde “Diehards” die ook in september “Acte de Presénce” hebben gegeven. Dit betekent dat Arie en Karst met Charles op pad zullen gaan. Afgesproken wordt elkaar te treffen op de parkeerplaats bij Café-Restaurant “De Kogelvanger” aan de Galderseweg in Breda rond de klok van 9.00 uur. Voor Karst is dit een thuiswedstrijd: hij komt met de fiets vanaf de Overakkerstraat. Arie en Charles zijn met de auto op de afgesproken plek.

De door Charles aangepaste wandelroute voert ten zuiden van Breda allereerst door natuurgebied De Blauwe Kamer naar het Markdal. Langs het riviertje de Mark onder de A16 door gaat het dan naar buurtschap Notsel. Dan wandelen we door de bosrijke omgeving van het Chaamsche Bosch, het St. Annabosch en het Ulvenhoutsche Bosch en komen langs een drietal buitenplaatsen: Landgoed Luchtenburg, Landgoed Hondsdonk en Landgoed Valkenberg. Via Ulvenhout keren we terug door het buurtschap Bieberg naar het Markdal om nu langs Kasteel Bouvigne het Mastbosch te betreden. Door lange dreven en voorbij aan de Kogelvanger keren we terug neer het vertrekpunt.

Om 9.00 uur starten we met de route van deze rondwandeling vanaf de parkeerplaats bij Café-Restaurant “De Kogelvanger” aan de Galderseweg in Breda en we wandelen oostwaarts over Reeptiend tot aan de T-splitsing waar de verharding ophoudt en het fietspad rechtuit verloopt. Naar rechts betreden we hier het 36 hectare grote natuurgebied de Blauwe Kamer, gelegen in het stroomdal van de Mark tussen Breda en Ulvenhout. Het is eigendom van de Stichting Het Brabants Landschap en omvat een landgoed, dat vernoemd is naar het voormalig buitenhuis De Blaauwe Kamer, een klein stenen huis met blauw leien dak, dat op een omgracht perceel aan het riviertje de Mark heeft gelegen. Het woord “Kamer” komt van het Latijnse “Camer” dat gewelf en stookplaats betekent. Op een kaart uit 1621 staat het huisje getekend met duidelijk blauw ingekleurd dak. Aangenomen wordt dat het tijdens de Tachtigjarige Oorlog is verwoest. Vlakbij de plek waar het heeft gestaan, ligt de hoeve die de naam “Blauwe Kamer” heeft overgenomen. Net als het verdwenen huis ligt deze hoeve wat hoger dan de weiden, die aan de Mark grenzen. Bij hoog water blijven deze plek en de toegang droog. Het gebied is tegelijk met het Mastbosch aangelegd in het begin van de 16e eeuw. En sluit dan ook aan bij dit bos. De indeling van het landgoed is al sinds ongeveer 1850 niet veranderd. Het westelijke deel bestaat uit naaldbos en meer naar het oosten liggen kleine akkerpercelen die door houtwallen zijn omgeven. Ook zijn er oude lanen en verder nog naar het oosten is er het loofbos van rijkere, vochtiger grond, met zomereik en beuk en tenslotte het beekdal van de Mark. In de sloten vind je onder andere pijptorkruid, groot blaasjeskruid en kleine watereppe.

© L.A.W.V.VIA-VIA

Door een oud laantje gaat de route eerst zuidwaarts en passeren aan onze rechterzijde de inrichting voor visueel-verstandelijk gehandicapte mensen, eveneens met de naam Blauwe Kamer, ontstaan op basis van het landhuis, dat in 1963 wordt aangekocht door de Stichting Samivoz (Samenwerkende Instellingen Voor Zorgverlening aan verstandelijk gehandicapten). Via diverse fusies, waarbij onder meer ook Theofaan in Grave betrokken is, ontstaat in 2001 Sensis. Visio is de naam van het huidige instituut. Aangekomen op een kruispunt van laantjes bij een langgevelboerderij gaan we naar links en komen voorbij een poosplaats met grote zwerfkei. In de schaduw van een oude eik ligt deze dichtsteen van Pien Storm van Leeuwen, die zich heeft laten inspireren door het schilderachtig gegeven dat de kleur “blauw” op zoveel manieren te beleven is in Blauwe Kamer. Het pad langs een oude boerderij voert ons naar de stuw in de Mark en je kunt hier van het blauw van de schaduwplek en lommerrijke laan, bij het verteblauw van een bosrand naar de overzijde van de Mark, het hemelsblauw van de ijle verten erboven en de weerspiegeling ervan in het water. Het Brabants Landschap, dat het natuurgebied beheert, koestert hier en daar nog het “blauwgrasland”, hooiland waarin gras met een blauwachtige aarpluim groeit.

Bij de stuw steken we de Mark over en volgen de waterloop stroomopwaarts. De Mark ontspringt bij het Belgisch gehuchtje Merksplas. De waterafvoer van de Mark is zeer onregelmatig en is afhankelijk van de hoeveelheid regen die er valt in het bekken van de bovenloop van de Mark. Tot 1827 staat de Mark in open verbinding met de zee en is een getijdenrivier. Eb en vloed zijn tot ver in het achterland merkbaar. In de Haven van Breda bedraagt het verschil tussen eb en vloed zestig centimeter. Niet alleen hoge vloed, maar ook overstromingen als gevolg van grote regenval, bedreigen dan de veiligheid van huis en have. Door de aanleg van sluizen in de monding bij Dintelsas wordt de Mark in het gareel gedwongen om overstromingen te voorkomen. Maar ook bij dreigend oorlogsgevaar loopt het land ten zuiden van Breda onder water, nadat de grote militaire inundatiesluis van deze vesting is afgesloten. Bij de ontmanteling van de vesting Breda na 1870 behoort dit definitief tot het verleden. In 1968 begint men met de normalisering van de rivier op Nederlands grondgebied: bochten worden afgesneden, de rivier aanzienlijk verbreed en uitgediept en er worden stuwen gebouwd. Hiermee is de overlast als gevolg van overvloedige regenval grotendeels opgeheven. Op Belgisch grondgebied is de Mark altijd een kronkelende beek gebleven, hoewel ook hier stuwen zijn geplaatst.

Inmiddels zijn plannen om de normalisering van de Bovenmark weer ongedaan te maken deels uitgevoerd. Het gehele Markdal, vanaf de Belgisch-Nederlandse grens tot aan Breda, is in meer of mindere mate aangewezen als natuurontwikkelingsgebied. Er liggen er een aantal plannen klaar om de natuur en het beekdallandschap in het Markdal ingrijpend te herstellen. Het riviertje mag weer gaan kronkelen en een flink aantal oude meanders zijn hersteld, waardoor een afwisselender oevervegetatie kan ontstaan. De oever van de Mark volgend krijgen komen we bij wandelknooppunt 43 en hebben we naar de overzijde zicht op Landgoed de Klokkenberg en zijn beeldbepalend monument het voormalige Medisch Centrum Klokkenberg met de karakteristieke torens en vleugels, die nog onaangetast zijn gebleven, maar nu verkocht is aan Vitalis-Zorggroep, die op het landgoed een woonzorgcomplex wil realiseren. Landgoed de Klokkenberg is rond 1950 ontwikkeld als locatie voor een sanatorium. De gebouwen en terreinen zijn met buitengewone zorgvuldigheid in het landschap ingepast. De lange verpleegvleugels voor de tuberculose patiënten worden georiënteerd op het zuidoosten, zodat de patiënten optimaal van de zon profiteren. Daarnaast genieten zij van een ruim en weids uitzicht op het open agrarische landschap van het Markdal. De bekende landschapsarchitect Jan Tijs Pieter Bijhouwer (1898-1974) is de ontwerper van de tuinen rondom het sanatorium. Het ontwerp vertegenwoordigt een hoge tuin- en landschapsarchitectonische historische waarde.

© L.A.W.V.VIA-VIA

Het sanatorium is van een imposante samenhangende stedenbouwkundige opzet naar een ontwerp van de architecten Cornelis Hubertus de Bever (1897-1965) en Cornelis Marie van Moorsel (1892-1962). Het gebouwencomplex heeft een hoge, bovenregionale architectuurhistorische waarde als voorbeeld van een bakstenen sanatorium. De verzorgd gedetailleerde architectuur is traditionalistisch in de stijl van de Delftse school. Uit die tijd zijn maar weinig vergelijkbare voorbeelden bekend. Het complex heeft een opvallende plattegrond. Het hoofdgebouw heeft met de imposante 350 meter lange gevel aan de zuidzijde zicht op de Mark. De plaats van de entreehal is extra benadrukt door een uitspringend gebogen muurvlak. In dit muurvlak zijn glas-in-lood vensters opgenomen, vervaardigd door de Bossche glazenier Marinus de Leeuw (1915-2000).

In die tijd waren de afdelingen nog gescheiden voor mannen en vrouwen. Gezien vanaf de Mark liggen de vrouwen aan de westzijde, de mannen aan de oostzijde. Aan beide zijden bevinden zich haaks op de afdelingen galerijen. Vanuit de vrouwenafdeling leidt een galerij naar het zusterklooster aan de westzijde. Daar tegenover verloopt vanuit de mannenafdeling een galerij naar het zogenoemde economiegebouw met de keukens en arbeidsruimten aan de oostzijde. Op hun beurt worden de galerijen aan het eind weer met elkaar verbonden door een derde galerij. De drie galerijen omsluiten zo een weldadig rustige binnenplaats. Via de poort onder de galerij wordt een tweede binnenplaats bereikt, die aan de noordzijde wordt afgesloten door de kapel. Het gebouwencomplex is door de jaren heen steeds aangepast en gemoderniseerd. Met het vertrek van medisch centrum De Klokkenberg in december 2001 naar het Amphia Ziekenhuis en de Hans Berger kliniek naar Oosterhout, verliest het complex haar medische functie. De gemeente Breda onderkent de waarde van de Klokkenberg en het complex aangewezen als monument. Nu is het streven de verlaten afdelingen van de Klokkenberg in de toekomst weer voor de zorg een bestemming te geven.

De waterloop van de Mark verder volgend gaat de route met een tunneltje onder de A58 door en staan we bij wandelknooppunt 44 aan de Daesdonkseweg, die we naar links volgen tot aan de T-splitsing met de Notselseweg, Deze Notselseweg slaan we in en komen even verderop in het buurtschap Notsel met een twintigtal huizen. Het wordt al in de 15e eeuw vermeld als “Nottasselt”, wat zoveel betekent als “hazelaarbos bij een moeras.”, samengesteld uit “not”, dat een moerassige plek is en “hasselt” wat een hazelaar of hazelaarsbos is. Op de Strijbeekseweg aangekomen verloopt de route even naar rechts om dan bij de eerste mogelijkheid naar links het zandpad te nemen. We volgen de geel-groene markering van het wandelroutenetwerk naar links door een bomenlaantje. Even met de bocht naar links lopen we nog steeds de markering na richting wandelknooppunt 52 en komen dan op de Heistraat met fietspad en wandelen naar rechts. We passeren de Kruisvijver, gelegen op de grens van Landgoed Luchtenburg en Landgoed de Hondsdonk.

© L.A.W.V.VIA-VIA

Het hier iets noordwestelijk gelegen Landgoed Luchtenburg vormt met de landgoederen Hondsdonk en Valkenberg een aaneengesloten zone “Buitenplaatsen” van vele honderden hectaren. Het landgoed is ontstaan in het jaar 1518, als Graaf Hendrik III van Nassau, Heer van Breda, 15 bunder heide en ‘wildert’ uitgeeft aan zijn rentmeester Hendrik Montens, die vooral bekend is gebleven door zijn aanleg, in opdracht van Graaf Hendrik III, van het Bredase Mastbosch. Uit vergelijkingen met een zeer gedetailleerde landkaart van Luchtenburg uit 1802, vervaardigd door landmeter J. Dodument uit Brussel, blijkt dat de omgeving van Luchtenburg in tweehonderd jaar tijd nauwelijks is veranderd en je waant je dan ook met enige fantasie in een landschap van omstreeks 1800. Op het landgoed bevindt zich nog een aantal authentieke panden, zoals het van oorsprong 17e eeuwse landhuis, diverse hoeven, een bakhuis en een tiendschuur.

Voorbij de Kruisvijver komen we even verderop op Landgoed Hondsdonk, waar aan de linkerzijde midden in het beukenbos nog een vijver liggen met ernaast haast verscholen een ijskelder. Vroeger zijn er natuurlijk nog geen diepvriezers en koelkasten. Om in de zomer etenswaren tegen bederf te kunnen behoeden wordt er in een diep in de grond gelegen ruimte op de landgoederen met stro afgedekte ijs opgeslagen. Het ijs is hiervoor in de winter uit de naast gelegen vijver gehakt. Op deze wijze kan er het gehele jaar door over ijs worden beschikt om levensmiddelen te koelen. Linksaf bij wandelknooppunt 52 gaat de wandeling verder over de Hondsdonkse Weg. We zijn nu midden op Landgoed Hondsdonk tussen de Landgoed Luchtenburg en Landgoed Valkenberg. Hondsdonk wordt al in een akte van 1364 vermeld, waarin sprake is van een boerderij die eigendom is van de Bredase schepen Claeus van Oekel. In 1625 brandt de boerderij af en in 1657 is er in een overdrachtsakte sprake van een nieuwe woning, op een iets gewijzigde plaats met schuur, kooien, een hof en bogaard, landen, weiden, turfvelden, bossen en de erven daar omheen. Jonkheer Philibert van Borssele draagt dat allemaal over aan Cornelis van Blyenburg.

In 1702 wordt de hoeve uitgebreid totdat in 1795 het huidige landhuis wordt gebouwd. Het is dan Lucas Willem Philip, Baron van der Borch, Adjudant-Generaal van erfstadhouder Willem V van Oranje Nassau, die dit huis in Empire stijl laat opbouwen. Omstreeks 1840 wordt een klokkentorentje op het huis geplaatst, afkomstig van het nabijgelegen Huis Luchtenburg. Een houten duiventil en twee siervazen met mythologische figuren zijn bij de voorzijde van het huis te vinden. De tuin is aangelegd in Engelse landschapsstijl en dateert van omstreeks 1842. Opdracht tot de tuinaanleg geeft de toenmalige bewoonster, Henriëtte van der Borch - van der Heim (1806-1884). Zij ontwerpt ook het op een cottage gelijkend boerderijtje (1843) waar we langs wandelen. In 1919 komt het landgoed in bezit van Jhr. Mr. Willem Ludovicus Franciscus Prisse (1880-1951) en de Familie Prisse heeft het nog steeds in eigendom.

© L.A.W.V.VIA-VIA

De Hondsdonkseweg voert ons langs De Werkhoef, dat valt onder het buurtschap Rakens en we hebben in zuidelijke richting over de weilanden zicht op het Huis Hondsdonk. Zo komen we uiteindelijk uit op de drukke Chaamse Weg van Ulvenhout naar Chaam. Even naar links en dan oversteken. We passeren nu de Chaamse Beek, een echte laaglandbeek, die meanderend haar weg zoekt, en wandelen langs de noordwest rand van het Chaamse Bosch, langs weilanden met houtwallen en knotwilgen. Opvallende planten die hier voorkomen zijn: de slanke sleutelbloem, moerasdistel, rietorchis en grote ratelaar. Tegen de klok in komen we langs de Mariahoeve bij wandelknooppunt 51op de Valkenburgse weg, waar we naar rechts inslaan. De aandacht wordt hier getrokken door een modern optrekje op de Valkenburgseweg nummer 16.

Even verderop komen we aan Landgoed Valkenberg met een lanenstelsel, dat rond 1770 is aangelegd door de eigenaren van het Landgoed Valkenberg. Het gebied Valkenberg behoort van oudsher eigenlijk bij Gilze. Het is ontgonnen in de 13e eeuw en de eerste vermelding dateert uit 1456, als het in bezit is van ene Juffrouw Lijsbetten van Valkenberge en het blijft in de familie tot het einde van de 80-jarige Oorlog als Antonius Cocq, Luitenant Gouverneur van Breda, het landgoed overneemt en het gaat ontginnen en als jachtslot en huis van Plaisance in 1660 verder uitbouwt. Door vererving gaat het landgoed over aan de familie Gautier de Villages en komt in 1736 in bezit van de eerder genoemde Lucas Willem Philip, Baron van der Borch. Eind 18e eeuw worden er op het landgoed allerlei landbouw experimenten uitgevoerd. Het is Benjamin van der Borch die vanaf 1772 veel grond en bos laat bewerken en hij legt een Engelse tuin aan met lange lanen en veel bos in fijne den, lariks, beuk, eik, es en berk en enkele landschappelijke vijvers. De Familie Van der Borch zijn zo niet alleen eigenaar van dit landgoed, maar erven ook Landgoed Honsdonk en Luchtenberg.

Het landgoed maakt deel uit van het zeer oude Chaamsche Bosch, dat westelijker ligt en misschien wel het oudste bos is in heel de Kempen. In een oorkonde uit 1236 schenkt Hildegundis, Abdis van Thorn het bos aan haar abdij. Later komt het onder beheer van de Heer van Breda. Sindsdien is het waarschijnlijk altijd bos gebleven. Het bos ligt niet op Chaams grondgebied, maar heeft vroeger toch bij Chaam gehoord. Door de toegangspoort kunnen we in zuidelijke richting een blik werpen op het oude landhuis, statig gelegen in een park in Engelse landschapstijl met weiden, vijvers en boseilanden, weelderig omgeven met rododendrons. We kiezen bij de toegang tot Landgoed Valkenberg voor de Broekdreef naar links om dan meteen nogmaals links het voetpad te nemen dat over het dijkje verloopt met naar het westen zicht op het moerassig weilandgebied waarin de Bavelsche Leij stroomt. Het is een beekdal waar het cultuurhistorisch patroon, dat gekenmerkt wordt door landschapselementen als houtwallen, bosjes, hooilandjes, poelen, bloemrijke ruigten en hoge grondwaterstanden, hersteld wordt. Naar het oosten grenst het beekdal van de Bavelsche Leij aan het St. Annabosch, dat eigenlijk Annabosch heet, vernoemd naar Anna van Egmond, echtgenote van Prins Willem van Oranje Nassau. Het Annabosch is aangeplant tussen 1551 en 1554 en oorspronkelijk ligt rond dit bos een aarden walletje, dat alleen nog in het westen terug te vinden is en waarover ons wandelpad voert. De meer oostelijk gelegen Rooyaaldreef, vernoemd naar Koning Stadhouder Willem III is een brede majestueuze laan met hoge loofbomen, die door de aanleg van de A58 helaas veel aan schoonheid ingeboet heeft.

© L.A.W.V.VIA-VIA

Aan het einde van het dijkje komt de route samen met de Broekdreef en bereiken we de Geersbroekseweg, direct gelegen langs de drukke A58. Naar rechts komen we op de T-splitsing met de Rooyaaldreef bij wandelknooppunt 24. Hier gaan we naar links onder de snelwegen van het Knooppunt St. Annabosch door en zijn na goed 800 meter voorbij wandelknooppunt 29 bij Auberge De Fazanterie. Op de kruising van de Huisdreef, Rooyaaldreef en Kerkdreef gaat onze route rechtuit over de Kerkdreef. We wandelen langs de zuidzijde van het Ulvenhoutsebosch, een bosgebied van 112 hectare en eigendom van Staatsbosbeheer. Het is een oud, lemig, vochtig eiken- en beukenbos dat bekend is om zijn rijke flora. Je vindt hier slanke sleutelbloem, bosanemoon, eenbes, grote keverorchis, geel nagelkruid en witte rapunzel. Een gebied is direct gelegen ten noordoosten van Ulvenhout en ten westen van de A27 en is vroeger eigendom geweest van de Heren van Breda, die het bos al in de 15e eeuw gebruiken voor de jacht en houtopbrengst.

Na ongeveer 500 meter op de Kerkdreef nemen we het bospad de Acaciadreef naar rechts om dan even verderop naar links de Strikkendreef in te gaan, nogmaals naar rechts de Torendreef en opnieuw links het bospad van de Donkdreef uitlopend komen we op de drukke Rouppe van der Voortlaan. Deze brede weg met fietspad brengt ons naar links terug in de richting van het Markdal. Om de drukte van het verkeer te mijden kiezen we net voor de rotonde tegenover de Fazantlaan voor het bospad naar rechts dat ons naar Bieberg voert. Over de Ulverhoutseweg komen we aan wandelknooppunt 19 en slaan hier naar links de Bieberglaan in. Door dit buurtschap Bieberg komen we voorbij het kerkhof, in Engelse landschapstijl aangelegd, en zijn nu in het brede Markdal. Hier zien we hoe binnen het landinrichtingsproject Ulvenhout-Galder het ecologisch herstel van dit deel van de Bovenmark is aangepakt met een vispassage bij de stuw Bieberg en de bescherming van de oude beekmeander. Over de stuw zien we de domeinhoeve nabij Kasteel Bouvigne waar eens Kaat van Haperen gewoond heeft met twee ongehuwde broers en een zuster, personeel en pluimvee. Zij is ongetwijfeld de meest bekende boerin van Ginneken en omstreken geweest. De boerderij is op 29 oktober 1944 afgebrand en later opnieuw opgebouwd. Direct achter de stuw wandelen we naar rechts langs de Mark en volgen het voetpad naar links. We houden het voetpad aan dat het meest links verloopt over een dijkje dat uitzicht biedt op het hier brede Markdal, waar door de herinrichting het regenwater tijdens extreme buien meer ruimte krijgt. De kans dat kelders en tuinen in het zuidelijk deel van Breda onderlopen, wordt hierdoor beperkt. Want als we over de Mark in oostelijke richting kijken, zijn het inderdaad mooie tuinen en villa’s, die direct aan het Markdal richting Ulvenhout liggen. Allereerst valt de grote villa van Raming, met een eigen tennisbaan erbij, op. In 1910 bouwt de architectencombinatie P.A. Oomes (1855-1927) en L. van der Pas (1849-1914), in opdracht van J.C.Raming, een groot landhuis op de Ulvenhoutselaan 12, dat ontworpen wordt naar voorbeelden rond Antwerpen en dat Neo-Classistische trekken heeft.

© L.A.W.V.VIA-VIA

Over het dijkje noordwaarts passeren we allereerst aan onze linkerzijde het in 2010 nieuw gebouwde onderkomen Hof van Bouvigne van het Waterschap Brabantse Delta, gelegen op het terrein van Kasteel Bouvigne. Langs de achterzijde van deze buitenplaats en naar links voert de route ons ook langs de Bredase natuurijsbaan IJsvermaak, schilderachtig gelegen in de schaduw van Kasteel Bouvigne, ingesloten door de Mark en het Mastbosch. Deze natuurijsbaan stamt uit 1907, als Mr. Pels Rijcken contact opneemt met de dienst der Staatsdomeinen over een terrein tussen de Duivelsbruglaan en Kasteel Bouvigne om hier een nieuwe ijsbaan aan te leggen. Er moeten wel enige aanpassingen aan het terrein plaatsvinden, zoals aanleg van dijken en egaliseren of vlak maken van de grond. De kosten daarvan worden geraamd op tweeduizend gulden. Voor de bemaling en de verlichting worden daarnaast een elektromotor en verlichtingsmateriaal aangeschaft bij de Nieuwe Elektriciteit en Waterleiding Maatschappij te Ginneken, die ook voor de installatie ter plaatse zou zorgen. De oppervlakte en vorm van het terrein, dat in 1907 van de Staatsdomeinen wordt gepacht is tot in onze tijd grotendeels hetzelfde gebleven.

Zo komen we op de Galderseweg en naar links staan we dan bij Landgoed Bouvigne, nu eigendom van Waterschap Brabantse Delta en het historisch erfgoed van Breda: Kasteel Bouvigne. Eén van de bekendste schilderijen is “Siège de Breda” over het beleg en de overgave van Breda aan Spinola, vervaardigd door de Franse tekenaar Jacques Callot in 1628. De eerste vermelding van Kasteel Bouvigne is in een officiële akte dateert van 1554. Door allerlei verbouwingen, waaronder het verhogen van de toren met een tweede verdieping, krijgt het kasteel in de periode van 1611 tot 1614 zijn huidige vorm en komt dan in handen van de Prinsen van Oranje. Zij hebben nooit veel belangstelling voor Bouvigne gehad, ze laten er hun rentmeesters wonen. Deze rentmeesters onderhouden het kasteel slecht, want in 1774 is het zo vervallen dat er opdracht gegeven wordt om het 'Casteel van Boeverijen', de oorspronkelijke naam van dit kasteel, te slopen. De plaatselijke bevolking weet dit te verhinderen en het wordt opgeknapt. Toch doet Prins Willem V het kasteel in 1775 van de hand. Gedurende de volgende anderhalve eeuw wisselt de Kasteel Bouvigne vaak van eigenaar. In 1971 verkoopt de Gemeente Breda, die na een grenswijziging in 1942 eigenaar is geworden, het landgoed aan het voormalige Hoogheemraadschap van West-Brabant, dat in 2004 is opgaat in Waterschap Brabantse Delta. De restauratie van het kasteel is in 1977 voltooid. De kasteeltuinen zijn aangelegd naar een Frans, een Engels en een Duits tuinmodel. De beelden in de tuinen van landgoed Bouvigne maken het tot een fraai geheel.

© L.A.W.V.VIA-VIA

Bij Kasteel Bouvigne aan de Galderse Weg steken we over en wandelen de Bouvigne Dreef in. We komen in Boswachterij het Mastbosch, 570 hectare groot, de trots van Breda en het oudste cultuurbos van Nederland. Op de landkaart maakt het Mastbosch een armzalige indruk, ingeklemd tussen snelwegen A16 en A58 en de stad Breda. Meer een stadspark aan de zuidelijke stadsrand, maar als je dieper in de natuur doordringt, treedt je in de betovering van een sprookjesbos, het rijk van reeën, vossen, reigers, kikkers, spechten, eekhoorns, salamanders en adelaarsvarens. Het Mastbosch hoort tot de eerste houtvesterijen, die al meer dan 100 jaar geleden onder de hoede van Staatsbosbeheer gekomen is. Tot 1899 behoort het bos toe aan het koningshuis. Als 500 jaar geleden op deze plaats nog heide met verspreid wat eikenbosjes ligt, geeft in 1515 Graaf Hendrik III van Nassau zijn rentmeester Hendrik Montens opdracht op de domeingronden van het Huis Oranje Nassau in de omgeving van Breda naar de mogelijkheden voor de aanplant van grove dennen te kijken. Via de Duitse tak van de Nassaus heeft hij gehoord van de succesvolle dennenteelt bij Neurenberg. Montens laat een Duitse specialist overkomen om de hoger gelegen grond tussen de beekdalen van de Aa of Weerijs en de Mark te keuren. Die oordeelt positief. En is het Hendrik aanvankelijk niet zozeer om de bosbouw te doen, hij beschouwt het dennenbos eerder als wildpark bij zijn kasteel dan als plantage. Op sommige plekken zijn nog resten te vinden van de oude aarden wallen die zijn bedoeld om wild binnen, en niet zoals te doen gebruikelijk buiten te houden. In latere jaren verandert het Mastbosch steeds meer in een productiebos. Rechthoekige bosvakken worden aangelegd door de loodrecht op elkaar staande dreven. Nu zien we dat het traditionele naaldbos steeds meer in een gemengd bos verandert. De grove den wordt niet alleen meer afgewisseld met de Amerikaanse eik, die destijds vooral als 'drijfhout' werd aangeplant, om de groei van de rechte dennenstammen op te jagen. Ook inheemse loofbomen als berk, wilg en lijsterbes krijgen een kans.

We volgen de Bouvigne Dreef tot aan wandelknooppunt 17 en gaan schuin links voor het bospad in. Dit is het Eeuwig Laantje, dat in zuidwestelijke richting verloopt. De groen-witte markering brengt ons naar wandelknooppunt 4 met uitzicht op een ven. Op de Stouwdreef komen we uit en wandelen zuidwaarts voorbij aan wandelknooppunt 5 tot we wandelknooppunt 6 bereiken. Aan de oostzijde van deze Stouwdreef ligt het voormalige militaire oefenterrein, dat de toepasselijke naam “De Kogelvanger” draagt. De Kogelvanger is een niet-vrij toegankelijk natuurgebied in het Mastbosch dat officieel De Schietbaan heeft. Eigenlijk behoort de naam Kogelvanger toe aan het dijklichaam dat in 1899 aan de zuidkant van de Schietbaan is opgeworpen om de kogels van de oefenende militairen tegen te houden. Vanaf 1978 wordt de Schietbaan niet meer als zodanig gebruikt en sinds 2000 is het 41 hectare grote gebied eigendom van Staatsbosbeheer. De vennetjes op de Schietbaan, die 50 tot 75 cm diep zijn, zijn een ideaal biotoop voor amfibieën als alpenwatersalamander, vinpootsalamander en heikikker. Op en rond de poelen broeden veel water- en moerasvogels, zoals wintertalingen, kuifeenden, dodaarzen en heel af en toe een waterral. Ransuil, boomvalk, sperwer, groene specht, goudvink, gekraagde roodstaart en boompieper vinden het ook een aantrekkelijk broedgebied. Het oppervlak aan ven en moeras is aanvankelijk veel kleiner, maar Staatsbosbeheer heeft waterafvoerende sloten rondom de Schietbaan afgedamd om het terrein te vernatten. In 2009 is een deel van de bodem gesaneerd in verband met aanwezigheid van lood en koper als overblijfsel van de militaire activiteiten in het verleden.

© L.A.W.V.VIA-VIA

Vanaf wandelknooppunt 6 gaat de route naar links en komt het eindpunt van deze rondwandeling in zicht. We wandelen nu langs de aarden wal met gracht aan de zuidzijde van de Kogelvanger. In deze gracht links worden sinds jaar en dag boomstammen gewaterd, waardoor het hout goed geconserveerd wordt. Opvallende waterplant hier is onderwaterweiden van duizendknoopfonteinkruid. Elke zomer zijn hier wel meer dan tien roodwangschildpadden te zien en natuurlijk is er kans op een ijsvogel. Naar rechts hebben we zicht op een moerassig ven. Dankzij de inspanningen van Staatsbosbeheer is het oorspronkelijke monotone weiland achter de Kogelvanger als natuurontwikkelingsgebied in een moeras veranderd. De vruchtbare bovengrond is weggehaald, allemaal in het kader van venherstel. Zo bereiken we aan het eind van dit pad de drukke Galderseweg, waar een faunatunnel is aangelegd.

Hier aan de Galderse weg staat op de hoek ook het oorlogsmonument ter herinnering aan de fusillade door de Duitse bezetter in september en oktober 1944 van 11 verzetsstrijders. Op 10 september sterven 3 uit Baarle-Nassau afkomstige verzetsstrijders door het Duitse vuurpeloton hier op de schietheide. Op donderdagmorgen 5 oktober 1944 worden na een kort verhoor 8 medewerkers van de OD op dezelfde plek in het Mastbosch terechtgesteld. De gevangen genomen verzetsstrijders worden met kleine tussenruimte naast elkaar voor de kogelvanger van de schietbaan opgesteld. Voor hen staat een vuurpeloton van negen Feldgendarmen onder bevel van Oberleutnant Adolf Balhüff. De verzetsstrijders behoren tot een Radiopost in de Vloeiweide bij Rijsbergen en een Bewakingsgroep van het Gewest 16 van de Ordedienst. In de vroege morgen van 4 oktober 1944 is door de Duitsers een overval uitgevoerd op een Radiopost in de Vloeiweide bij Rijsbergen, die is ingericht in de boswachterswoning van boswachter Neefs. Vijf medewerkers van de Ordedienst en gezinsleden van boswachter Neefs komen om het leven en als represaille worden acht medewerkers gevangen genomen, die op 5 oktober 1944 geëxecuteerd worden op de Kogelvanger.

Nog even de Galderseweg oversteken en we zijn terug op het vertrekpunt bij Café-Restaurant de Kogelvanger. We nemen afscheid van elkaar en spreken de wens uit om bij de volgende wandeling met toch wat meer personen op pad te gaan en eens te denken aan een andere dag, bijvoorbeeld vrijdag. We zullen zien!!

Charles Aerssens
24 oktober 2012



Lange Afstand Wandelvereniging "VIA-VIA".

Gegenereerd op 24-10-2012 door C.P.J. Aerssens