De planning van de traditionele wandeldag op woensdag levert in de maand juni even wat problemen op. De examenvergadering van13 juni 2012 op het Hanze college is voor Charles een bittere noodzaak en dus moet er uitgeweken worden naar een andere datum. Het telefoontje van Lorenz vanuit Enschede zorgt gelukkig voor een makkelijke keuze. Hij en Wilma zijn dinsdag en woensdag 19 en 20 juni in de buurt en geven aan graag weer eens mee te willen lopen. Was het oorspronkelijk de bedoeling om weer eens een etappe van het Hertogenpad te wandelen, de keuze voor een rondwandeling dicht bij huis is nu snel gemaakt. Charles kiest voor een rondwandeling in de buurt van Den Hout. Het wordt de Emilia Polder route, een wandelroute die zijn naam ontleent aan de Emilia Polder, gelegen tussen Made, Drimmelen en Geertuidenberg. We zullen vanaf het vertrekpunt op Houtse Heuvel in Den Hout door het buitengebied Eind van den Hout wandelen langs de Voormalige Linie van Den Hout. De route leidt dan onder de A59 door langs de westzijde van Made en Oud Drimmelen door de Emilia Polder naar Drimmelen met zijn jachthavens. Door glastuinbouwgebied van de Plukmadese Polder keren we dan naar Den Hout terug over de oude Stelvenseweg.
De mail gaat rond voor woensdag 20 juni en uit de reacties blijkt dat we met 7 personen op pad gaan: Peter, Harrie, Lorenz, Wilma, Vic. Anne en Charles. Zij zullen elkaar bij Peter in Den Hout treffen rond de klok van 8.30 uur om vandaar op stap te gaan. Natuurlijk moet er eerst koffie gedronken worden. Daarna steken we door naar het Ruiterspoor en rechts naar de Houtse Heuvel, het definitieve startpunt van de route. Deze Houtse Heuvel is dé ontmoetingsplaats van het dorp en het belangrijkste element in de ruimtelijke inrichting van Den Hout. Een uniek kenmerk van de Houtse Heuvel is dat de 3,5 hectare grote brink, van oorsprong een collectieve weide voor vee, eigendom is van de omwonenden, verenigd in een vereniging van eigenaren, de zogenaamde gelanders. Hierdoor heeft de authentieke brink zijn historische vorm en uitstraling kunnen behouden. De mooie driehoekige brink met de waterpoel, de kriskraspaadjes en het bladerdak van oude kastanjes, eiken en beuken is een schoolvoorbeeld van een Kempisch dorpsplein en dateert waarschijnlijk uit de 13e eeuw. Hier komen uit meerdere richtingen de invalswegen die niet bij elkaar in een kruispunt maar vormen met elkaar een Frankische driehoek, die de brink omsluiten. Rond de brink zijn de belangrijkste functies van het dorp gegroepeerd: de R.K. Parochiekerk St. Cornelius, Katholieke Basisschool de Achthoek, het dorpshuis ‘Den Brink’ en twee cafés.
Het kerkdorp Den Hout ligt in het buitengebied van Oosterhout, dat de naam draagt die verraadt dat Den Hout er als oriëntatiepunt pal oostelijk eerder is. De bewoningsgeschiedenis van Den Hout gaat terug tot de IJzertijd, omstreeks 500 voor Christus. Pas vanaf omstreeks 500 na Christus ten tijde van de koning Clovis, die zich bekeert tot het christendom, zijn er weer aanwijzingen voor bewoning. Later komt het gebied onder de Norbertijnerabdij van Middelburg, die de turfwinning in het gebied ten westen van Den Hout in handen heeft. De veldnaam Munnikenhof verwijst hiernaar. Daarna verschuift vanaf 1100 het bestuurlijk centrum naar Oosterhout, alwaar zich de kerk en het kasteel bevindt van Willem van Duivenvoorde, Heer van Oosterhout. Pas in 1385 is er sprake van een kapel in Den Hout, die hoort bij een gasthuis, gewijd aan Antonius Abt. Er ontwikkelt zich een devotie voor de H. Cornelius. Door het Beleg van Geertruidenberg in 1593 raakt de kapel en een aantal huizen in Den Hout zwaar beschadigd. Bij de Vrede van Münster na de Tachtigjarige Oorlog (1568-1648) krijgen de Gereformeerden het hier voor het zeggen. Clandestien wordt er nog wel Katholiek godsdienstonderricht gegeven, want Den Hout kent naast de officiële Gereformeerde Staatsschool ook een Paapse bijschool.
In 1787 onderneemt Den Hout een aantal pogingen om zich af te scheiden van Oosterhout en wordt er een eigen parochie nagestreefd. De Staten Generaal geeft toestemming om een schuurkerk te bouwen. Het is oorspronkelijk de bedoeling dat die komt op de plaats van de oude kapel. Toch gebeurt dit niet en zo wordt de kerk door de schenking van de grond op een andere plek gebouwd. In 1838 doet Den Hout opnieuw een poging voor zelfstandigheid bij koning Willem I, maar ook nu zonder succes. De negatieve beschikking van het Ministerie van Binnenlandse Zaken komt op 30 december 1840 en ontvangt men een brief uit ’s-Hertogenbosch, die aangeeft dat Oosterhout de belangen van Den Hout niet uit het oog mag verliezen. Nog steeds behoort Den Hout tot de Gemeente Oosterhout.
Aangekomen op de kruising met Ruiterspoor, de Houtse Heuvel en Eindsepad bij wandelknooppunt 93, wandelen we westwaarts het Eindsepad op en laten de bebouwing achter ons. Aan het landschap is te zien dat de weilanden hier lager liggen. We bevinden ons hier op een Middeleeuws industrieterrein, waar vroeger veen gelegen heeft, waarmee de Zeeuwen hun huizen warm gestookt hebben. De handel in turf is in die tijd in handen van de Norbertijnerabdij van Middelburg en het heet hier nog steeds het Munnikenhof. Als het veen is afgegraven, ontstaat er moeras en later weiland. Bij wandelknooppunt 93 slaan we rechtsaf de Dordrechtseweg in met nog de oorspronkelijke kasseienbestrating, die wellicht uit 1910 stamt als de Houtse boeren de handen ineen slaan om het Eindsepad te verharden. Via wandelknooppunt 94 gaan we naar links de Moerstraat in. Ook hier verwijst de straatnaam naar de tijd dat er in dit gebied turf is gewonnen. Zo komen we tussen de weilanden door aan het buurtschapje dat op de kaart vermeld staat als “Eind van Den Hout”. Het wordt 1572 voor het eerst genoemd, maar zal wel heel wat ouder zijn en is wellicht al een Middeleeuwse nederzetting geweest. Het bestaat uit verspreide boerderijen langs de Eindhoutse Straat aan de westzijde van Den Hout en ligt duidelijk in de periferie van het cultuurlandschap van Den Hout, dus duidelijk aan de rand van de gemeenschap.
Bij wandelknooppunt 89 voert de route ons naar rechts en bereiken we aan het einde van de verharding het bospad dat ons door de Voormalige Linie van Den Hout leidt. Vanuit historisch en biologisch perspectief gezien, is de Linie van Den Hout bijzonder te noemen. Al jaren heeft de natuur hier de vrije loop gekregen in het vroegere verdedigingswerk dat eigendom is van Staatsbosbeheer. Het is een vervallen stelsel van aarden wallen en grachten in 1701 aangelegd door de vestingbouwkundige Menno van Coehoorn (1641-1704) in de tijd van de Spaanse Successieoorlog als onderdeel van de militaire stelling tussen Breda en Geertruidenberg met een zaagvormig tracé en een drietal redoutes. De vijand in die tijd is het Frankrijk van koning Lodewijk XIV, die de zuidelijke Nederlanden in de strijd om de erfopvolging na de dood van de Spaanse koning Karel II wil veroveren. Maar tegen de Fransen is de linie nooit gebruikt. In het onrustige jaar 1784 wordt de linie opnieuw herzien en in de Noord-Brabantse of Zuiderwaterlinie opgenomen. Vanaf 1830 geeft Defensie toestemming om de, voordien kale, wallen met eiken te beplanten, die de boeren gebruiken als geriefhout. In de twintigste eeuw is de Linie van Den Hout van geen enkel belang meer voor de verdediging van het land en kreeg de natuur er vrij spel en dreigt verloren te gaan door afgraving. Gelukkig blijft de Houtse Linie daarvoor gespaard en heeft de natuur er een uniek landschapsmonument van gemaakt. In 2004 wordt in het oosten van de schans een deel van de eiken gekapt om de zigzagvorm weer beter zichtbaar te maken.
Over de Linie van Den Hout komen we uit op de Houteindsestraat, waar we naar rechts onder de A59 door bij wandelknooppunt 5 uitkomen op de kruising met de Kievitstraat en de Stuivezandsestraat. Rechtdoor langs het zwembad vervolgen we de route door het buitengebied van Made tot we aan de T-splitsing zijn met de Klaassenstraat. Deze Klaassenstraat komt uit op de Zuideindsestraat. Hier zijn we in de bebouwde kom van Made, dat vanaf de 10e eeuw tot de bezittingen van de Graaf van Holland behoort op de grens met het Hertogdom Brabant. Made is in de 14e eeuw de stadsweide van Geertruidenberg en krijgt zo een eeuwenlange bevoogding door de stad Geertruidenberg. Er wonen dan voornamelijk landbouwers op de hoger gelegen schrale heidegrond. Tijdens de St. Elisabethsvloed in 1421 blijft de dorpskern van Made gespaard voor de golven. In 1512 komt er een klein kerkje als dependance van de Grote Kapittelkerk van Geertruidenberg op dezelfde plaats als de huidige Nederlands Hervormde Kerk, die nog bestanddelen uit het begin van de 16e eeuw heeft. Tijdens de Tachtigjarige Oorlog raakt die kerk in verval en wordt de Gereformeerde Kerk staatskerk. Na de komst van de Fransen in 1795 slaagt Made erin zich los te maken van Geertruidenberg door de erkenning van de Provisionele Representanten van het Volk van Holland bij decreet van Napoleon op 8 november 1810 om een jaar later met het iets noordelijker gelegen vissersdorp Drimmelen te worden samengevoegd tot één gemeente.
Als we de Zuideindsestraat zijn overgestoken, gaan we meteen naar links de Oude Kerkstraat in. Zo blijven we op de grens van Made met het westelijk buitengebied tot we op T-splitsing met de Kerkdijk uitkomen. We volgen de Kerkdijk even naar rechts om dan verderop naar links de Geraniumstraat in te wandelen door de Polder De Vierendelen. Op de Witteweg aan gekomen even naar rechts en bij de volgende gelegenheid bij wandelknooppunt 25 linksaf de Daliastraat in de richting Oud Drimmelen. Verderop bereiken we het goederenspoorlijntje, van de inmiddels stilgelegde spoorverbinding van Lage Zwaluwe naar ’s Hertogenbosch, bekend als Langstraatspoorlijn, In de volksmond wordt deze spoorlijn ook wel Halve Zolenlijn genoemd, refererend aan de schoenenindustrie en natuurlijk ironisch bedoeld voor de inwoners van deze streek. De spoorlijn is aangelegd tussen 1881 en 1890 en is volledig gefinancierd met de opbrengsten uit Indië. Lage Zwaluwe fungeert als overlaadpunt voor scheepvaart naar Rotterdam, maar het transport en de exploitatie blijft beperkt. Tegenwoordig is alleen nog een deel vanuit Lage Zwaluwe naar Oosterhout als goederenspoorlijn in gebruik.
Het poldergehucht Oud Drimmelen midden in de polders tussen Hooge Zwaluwe, Made en Drimmelen, bereiken we bij wandelknooppunt 20 aan de gelijknamige polderweg. Oud Drimmelen telt 9 huizen. In 1421 wordt het dorp Drimmelen geheel verzwolgen door de Elizabethsvloed. Waarschijnlijk is er op die plaats geleidelijk een nieuw dorp ontstaan, dat ook Drimmelen heet. De watersnood in 1640 zorgt voor de bedijking van de Emiliapolder met een sluis. Daarnaast ontstaat er in 1645 vlakbij een andere kern die ook Drimmelen genoemd wordt, bij een reeds bestaande sluis. Al snel gaan de twee dorpen samen en wordt het bestaande Drimmelen voortaan Oud Drimmelen genoemd en het andere Nieuw Drimmelen. In 1730 verwoest een grote brand het grootste deel van Oud Drimmelen. In 1768 bestaat het dorp uit 31 huizen.Tot 1792 wordt er gedoopt en getrouwd in de kerk van Oud Drimmelen. Maar in 1793 wordt deze kerk verkocht voor afbraak. Opvallend is dat veel gronden van Oud Drimmelen in die tijd in handen van het geslacht Nassau zijn en verpacht aan de inwoners. Aan het begin van de 19e eeuw worden Oud- en Nieuw Drimmelen samengevoegd met Made.
Als we aan het einde van het poldergehucht zijn, hebben we aan onze rechterzijde het bomenlaantje dat naar de monumentale begraafplaats leidt nog altijd de fundamenten van het 17e eeuwse kerkje. De ligging en toegang maken deze begraafplaats tot iets bijzonders. Hij ligt midden in de velden en op Franse wijze leidt een door bomen omzoomd pad naar dit kerkhof. Beuken, knotwilgen en allerhande schoons op bomengebied begeleiden de doden naar hun laatste rustplaats. Het kerkhof is ommuurd en jammer genoeg afgesloten voor bezoek. Maar gelukkig liggen de mooiste graven net buiten de muren. Blijkbaar worden oude grafstenen naar buiten verplaatst als de graven geruimd zijn. Overleden inwoners van Drimmelen werden per boot over de Breede Vaart tussen Drimmelen en Oud Drimmelen naar hun laatste rustplaats in Oud Drimmelen vervoerd. In 1884 krijgt de kerk een eigen bijschuift en bij ijsgang, als de Breede Vaart tussen Drimmelen en Oud Drimmelen niet bevaarbaar is, plaatst men de kist met de overledene op een slee en gaat men over het ijs naar Oud Drimmelen. De buren hebben de plicht om de lijkschuit, over het pad langs de vaart, te trekken. Achter de buren volgt dan de stoet met familieleden en overige inwoners. Onder klokgelui wordt dan de tocht naar Oud Drimmelen gemaakt. De plaats, de oude bomen maken dit kerkhof zo tot een heel speciale plek.
Oud Drimmelen achter ons latend gaat de verharding over in een fietspad met ernaast de Breede Vaart. Hier betreden we de Emiliapolder, die in 1645 wordt drooggelegd en als naamgeefster Amalia van Solms heeft. Het gebied van de Emiliapolder ligt tussen de gemeenten Geertruidenberg, Made en Drimmelen en Hooge en Lage Zwaluwe. Voor 1795 is de staatkundige indeling van het gebied ingewikkeld en in bezit van het Huis Oranje Nassau, dat van betekenis is voor de geschiedenis van het waterschap. Na de stormvloeden in 1421-1422 en de bedijking bestaan hier omstreeks 1500 een aantal omdijkte polders, zoals de Witboom, de Ganzeweiden, de Korte Maten, de Kijfhoek, de Worppolder, de Princepolder, de Lange Maten, de Zeggepolder, Vinkenland, de Plukmade, en de Vierendeelen, die waterstaatkundig behoren tot de Grote of Zuid-Hollandse Waard. Na het ontstaan van de Biesbosch en de Amer, als één van de oude Maasarmen, wordt de situatie voor het land nabij het buitenwater er niet beter op voor de waterschapsorganisatie. Op 3 augustus 1640 worden alle polders bij een stormvloed overstroomd. De Raad en rekenkamer van de Prins van Oranje besluiten op 27 februari 1645 tot bedijking over te gaan en zo ontstaat de Emiliapolder.
Na 1653 worden nieuwe statuten, door Prins Willem II op 20 juli 1650 uitgevaardigd, ingevoerd en naast een dijkgraaf worden vijf heemraden aangesteld, die de grondslag van het polderbestuur van de Emiliapolder vormen en verantwoordelijk zijn voor het beheer en onderhoud van de ringdijk. Al deze functionarissen worden door de Prins van Oranje benoemd en ontslagen, wat tot conflicten leidt in 1668 en 1679. Na de overstroming van de polder in 1682 wordt de Emiliapolder herbedijkt. Na het overlijden van Prins Willem III in 1702 twisten de Friese Stadhouder en de Koning van Pruisen over de rechten op zijn nalatenschap, waaraan een einde komt als in 1754 de Koning van Pruisen zijn Heerlijkheden in de Republiek aan de Erfstadhouder Willem IV overdraagt. Na 1795 begint voor dit gebied een verwarde periode. Na in 1797 gaat de Emiliapolder afwisselend over in Franse of Nederlandse handen, totdat na de val van Napoleon in juli 1814 het gebied ten zuiden van de Biesbosch definitief bij de huidige provincie Noord-Brabant komt. In 1846 gaat de provincie zich echter intensiever met de waterschapszaken bezighouden en stelt het bestuur van de Emiliapolder nieuwe 'reglementaire bepalingen', die pas in 1866 van kracht worden. Dit bijzondere reglement blijft tot 1954 van kracht.
Het fietspad verloopt in noordoostelijke richting en we steken de Koekoekweg over in de richting van wandelknooppunt 35. Rechts van de Breede Vaart ligt de Maten polder en de Zeggepolder, waar in de ochtend van 25 mei 1944 tijdens WOII de Halifax Mk.III bommenwerper LW 137 van het Bomber Command, No 6 Group, 429 Bison Squadron van de RCAF neerstort. Het toestel heeft als bemanning: Pilot Officer Thomas Rawlinson, Lee Caunt, John Murphy, Albert Bates, Walter Bush, Cas Shierlaw en James Cochrane en is, na vanaf de basis Leeming in Yorkshire Engeland te zijn opgestegen voor een raid op het spoorwegemplacementen Rote-Erde in Aken, op de terugweg. De Halifax LW 137 wordt even na middernacht onderschept door de Messerschmitt BF 110 G4 van Oberfeldwebel Karl-Heinz Scherfling en zijn boordschutter Feldwebel Herbert Winkler van het Nachtjagdgeschwader 1, die zijn opgestegen van hun basis in het Belgische St. Truiden. Het brandende toestel stort neer en Walter Bush, Lee Gaunt en Cas Shierlaw weten zich doormiddel van hun parachute in veiligheid te brengen maar worden later opgepakt door de Duitsers, de andere vier bemanningsleden komen om het leven.
Eenmaal bij wandelknooppunt 35 voert ons de route naar links en komen we in het Natuurreservaat De Worp ten westen van Drimmelen, een gebied van 13 hectare en eigendom van Staatsbosbeheer. In het laaggelegen gebied is ooit veengrond geweest, waar en vroeger turf gestoken is. Hierdoor zijn kreken ontstaan met oevers die bestaan uit wilgenstruweel en rietland, waar tal van vogels nestelen. Later wordt er griend aangeplant, evenals populieren. Langs de natuurlijke paden ontstaat elzenbroekbos en ook zijn er enkele soortenrijke graslandjes in het gebied te vinden. De flora in natuurreservaat De Worp bestaat onder meer uit pluimzegge en moerasmelkdistel. Ook is er de waterspitsmuis gesignaleerd, die veel voorkomt in de nabijgelegen Biesbosch.
Op de Koekoekweg wandelen we naar rechts en hebben nu zicht op het aan natuurgebied De Worp grenzende Landgoed De Koekoek, een mooi, authentiek landschapsdomein aan de rand van Nationaal Natuurpark De Biesbosch. Het domein ligt op land dat in 1421 tijdens de St. Elisabethvloed onder water is komen te staan. In de eeuwen daarna wordt alles stukje bij beetje weer ingepolderd en is vruchtbare land ontstaan met landbouwgronden. Al eeuwen graast hier het vee en wordt het land bewerkt. Het huidige gebied en Landgoed de Koekoek komen in 1838 in bezit van de familie Smits van Oyen. Rond 1900 gaat het nog om een aantal kleine polders met daartussen een terp waarop het buitenhuis van de familie staat en enkele boerderijen. Op het land bij de Buitendijk staat nu nog het ruim 250 jaar oude koetshuis. Vroeger heeft het een woon- en kroeggedeelte, paardenstal en koetsenstalling. Van hieruit gaat men per schuit naar het land op de terp. Dat is zo gebleven tot aan het begin van de 20ste eeuw. Als zich tijdens WOII in 1944 Duitse soldaten in de omgeving verschansen, worden het oorspronkelijke huis met de boerderijen kapotgeschoten door Engelse tanks die bij het oude koetshuis staan. Het koetshuis staat er, weliswaar erg vervallen, nog steeds, maar het huis en de boerderijen zijn na de oorlog niet meer herbouwd. Intussen is een nieuw stijlvol landhuis verrezen aan de Koekoekweg en heeft het landgoed weer het karakter van een historische buitenplaats.
De Koekoekweg volgend komen we over de buitendijk en gaan op de kruising met de Ruilverkavelingsweg naar rechts. Over het asfalt bereiken we de rivierdijk langs de Amer bij wandelknooppunt 21. Een opstapje maakt het mogelijk om het voetpad boven op de dijk te betreden en zo wandelen we over het dijklichaam oostwaarts tot we in de bebouwing van Drimmelen komen aan de Batterij. Door de smalle Batterij komen we in het centrum van Drimmelen aan de Herengracht, ontstaan in 1645 aan een spuisluis bij de Amer als de Emiliapolder ten noordoosten van Oud Drimmelen tot stand komt door indijking. Het oorspronkelijke dorp is hier tijdens de St. Elisabethsvloed van 1421 van de kaart geveegd en veel verder landinwaarts gelegen als Oud Drimmelen opgebouwd. Dit Nieuw Drimmelen en Oud Drimmelen horen bij elkaar. De Hervormde Kerk en de begraafplaats blijven lang in Oud Drimmelen gevestigd en in 1730 wordt een groot deel van Oud Drimmelen door brand verwoest. Dan verplaats zich het zwaartepunt van de bewoning geleidelijk naar het huidige Drimmelen. Als in Drimmelen de kerk gereed komt in 1792, wordt de kerk van Oud Drimmelen voor sloop verkocht. Alleen de begraafplaats blijft er nog aanwezig, evenals de fundamenten van het kerkje. Naast Hervormden komen er ook Gereformeerden, die van 1898 tot 1909 hun godsdienstoefeningen in een woning aan de Dorpsstraat houden. Nog even verhuizen ze naar een kleine ruimte achter een woning aan de Weitjes, om in 1935 een kerkje te betrekken aan Batterijstraat 16. Dit kerkje wordt in 1996 verlaten en is nu een woonhuis.
Vanaf de gedempte sluis aan de Herengracht bij wandelknooppunt 33 wandelen we door de Dorpstraat voorbij het verzetsmonument, een natuurstenen gedenkmuur met een reliëf gemaakt door Jan van Gemert (1921-1991) en onthult in 1957. Langs een aantal historische panden en het bronzen beeld van een griendwerker van Niek van Leest komen we op de rotonde net buiten de bebouwing. Naar links gaat onze wandeling om vervolgens naar rechts via de Biesboschweg bij de jachthavens van Drimmelen uit te komen. Allereerst komen we langs de oude jachthaven, die direct langs de oever van de rivier de Amer ligt met aan de overzijde zicht op Nationaal Park De Biesbosch. Het wordt tijd voor een rustpauze met een kopje koffie met appelvlaai. Het gebied rondom de oude havens is voornamelijk eigendom van de Gemeente Drimmelen. De nieuwe jachthaven en het uitbreidingsgebied is aanvankelijk eigendom van de Beheermaatschappij Jachthaven Drimmelen B.V, waarvan de aandelen voor 90% ook in handen van de Gemeente Drimmelen zijn. Maar de jachthaven heeft jarenlang met grote verliezen gekampt, waardoor er een schuldenlast ontstaat en de Gemeente als grootaandeelhouder in een financiële en een politieke crisis raakt. De nieuwe jachthaven heeft veel ruimte en faciliteiten en aan de imposante zeilboten en motorjachten is van een crisis weinig te zien. De infrastructuur, die nog verre van compleet, is laat dit hoogstens vermoeden!
Langs de zuidzijde van de nieuwe jachthaven Marina wandelen we over de Marinaweg in oostelijke richting en houden naar links aan. De groen-gele markering van het wandelroutenetwerk leidt ons opnieuw naar links langs enkele scheepswerven tot we aan de rivier de Amer staan. We lopen door over het fietspad tot we op het punt zijn aangekomen waar de Amertak, als verlening van het Wilhelminakanaal, in de Amer uitkomt. Aan de overzijde van het kanaal hebben we zicht op de Amercentrale, de kolengestookte elektriciteitscentrale van Essent, waar biomassa wordt meegestookt. De centrale bestaat uit 2 eenheden die samen 1245 MW aan vermogen aan het elektriciteitsnet leveren en 600 MW aan warmte voor de verwarming van woningen en de glastuinbouw. De centrale voorziet een groot deel van Zuid-Nederland van elektriciteit, en levert daarnaast restwarmte aan de glastuinbouwbedrijven rond Made en voorziet de steden Tilburg en Breda van stadsverwarming. Over de Standhazensedijk vervolgen we onze wandeling langs de waterweg van de Amertak, die op 21 juli 1993 door Rijkswaterstaat is vrijgegeven voor het scheepvaartverkeer en de Amer verbindt met het Wilhelminakanaal. Dit deel van het kanaal is gegraven omdat de Donge voor de doorgaande scheepvaart richting Oosterhout en Tilburg te smal en te ondiep is geworden en daarom voor de beroepsvaart moeilijk te bevaren is.
Over de Standhazensedijk langs de westoever van de Amertak en Wilhelminakanaal is het ruim 2 kilometer rechtdoor. Na goed 1 kilometer bereiken we bij wandelknooppunt 38 opnieuw de Langstraatspoorlijn, die hier op het laatste traject van parallel aan het Wilhelminakanaal naar het industrieterrein Weststad in Oosterhout verloopt. Onder der bug van de N263 door, de doorgaande weg van Geertruidenberg naar Made, gaat de route over de oude dijk richting wandelknooppunt 63. We steken de rails over en komen in het glastuinbouwgebied van de Plukmadese Polder met een oppervlak van ongeveer 250 hectare. Dit buitengebied van Made en Drimmelen met een aaneenschakeling van enorme kassencomplexen is daarmee al meer dan 25 jaren de grootste werkgever in de Gemeente Drimmelen. Een bijzonderheid is dat veel glastuinbouw bedrijven hun warmtebehoefte onttrekken van de restwarmte van de Amercentrale. Ook nemen glastuinbouw bedrijven CO2 af. Door CO2 te gebruiken die anders toch de lucht in zou gaan, kunnen glastuinders energie besparen en hogere tuinbouwopbrengsten realiseren.
Na de oversteek van het spoorlijntje wandelen we over de Steelhovensedijk, die de zuidzijde vormt van de Emiliapolder. De markering voert ons naar links door het buurtschap Steelhoven, dat vroeger onder het dorp Den Hout, behoord heeft. Steelhoven wordt doorsneden door een heel oude dijk die vroeger toegang gegeven heeft naar Holland. Dat is ook de reden dat er een tol gestaan heeft aan het begin van de dijk. Rond 1625 komt de dijk al voor op kaarten, zoals de oude kaart bovenaan deze routebeschrijving. Vanaf 1681 wordt er hier tol geheven. Dit komt omdat de wateroverlast vanaf 1485 zo erg is, dat Philips de Schone (1478-1506) in verband met de handel tussen Holland en Brabant Geertruidenberg maant deze weg te verbeteren, maar aan deze oproep wordt geen gevolg gegeven! Tweehonderd jaar later in 1681 geeft Willem Hendrik van Nassau (1649-1708), toestemming tot het heffen van tol “van de Steeloofschen Dijk tot bij en naar den Houtschen Heuvel” onder speciale conditie, dat deze weg geregeld zal geïnspecteerd worden.
De route gaat over de Stelvenseweg, een verbastering van Steelhoven, door het uitgebreide kassencomplex van de Plukmadense Polder tot we bij wandelknooppunt 63 uitkomen op de
T-splitsing van de Stelvenseweg en de Brieltjesweg. Naar links gaat het over de Stelvenseweg om dan op de rotonde met de Weststadweg richting Den Hout te kiezen, nog steeds de Stelvenseweg volgend. Midden op deze rotonde op het industrieterrein Weststad III van Oosterhout staat een opmerkelijk kunstwerk: de Bromtol, naar een ontwerp van kunstenaar Piet Hohmann. Dit grote en kleurige kunstwerk is aan de Gemeente Oosterhout geschonken door de Oosterhoutse betonfirma Martens en bestaat uit 800.000 kg. RVS, waarvan het hoogste punt zich bevindt zich op 9 meter. De verharding volgend komen we door het buurtschap Hespelaar met enkele mooie boerderij, maar opvallend op de hoek richting Den Hout is een wel bijzonder modern huis gebouwd met muren van afwisselende tegels, die de grond raken en een deel van het huis heeft een rieten dak dat doorloopt tot aan de bestrating. Bij wandelknooppunt 97 betreden we de noordzijde van de Houtse Heuvel.
Hier op de hoek met de Achterstraat vinden we een interessant infobord: het tolbord Den Draaiboom. Hierop zien we hoeveel tol er vroeger betaald moest worden en wat de verschillende tarieven zijn voor tolheffing “van de Steeloofschen Dijk tot bij en naar den Houtschen Heuvel” in 1681.Op de Houtse Heuvel aangekomen wandelen we langs de oostzijde naar ons vertrekpunt bij de R.K. Parochiekerk St. Corneliuskerk. Het plein met de eeuwen oude kastanjebomen is hier nog smal maar verbreedt zich aan akkerzijde aan de westzijde. Aan beide zijde zien we statige vrijstaande, maar eenvoudig ogende herenhuizen, terwijl er aan de westzijde veelal gerestaureerde langgevelboerderijen staan, waarvan een aantal zijn gedekt met rieten daken.
We wandelen langs de R.K. Parochiekerk St. Corneliuskerk, in 1878 gebouwd op de plaats waar tot die tijd de eerder genoemde schuurkerk uit 1787 heeft gestaan en die in 1836 nog een flinke verbouwing heeft ondergaan. Het huidige kerkgebouw is uit 1877 en ontworpen in een voor Nederland unieke Neo-Gotische stijl die sterk is beïnvloed door de Belgische Neo-Gotiek. De kerk is een van de eerste werken van architect Petrus Johannes van Genk (1844-1919), de belangrijkste architect van kerken in het bisdom Breda in de laatste drie decennia van de 19e eeuw. Het is een in schoonwerk opgetrokken basilicale kerk op rechthoekige plattegrond met een middenbeuk van vijf traveeën en transeptarmen. Tegen de westgevel staat een vierkante toren onder met leien gedekte, ingesnoerde naaldspits en met aan weerszijden een achtkantig traptorentje onder met leien gedekt tentdak. In het verlengde van de zijbeuken vinden we de in 1904 opgetrokken doopkapel aan de zuidzijde en kapel van de H. Antonius aan de noordzijde. Het interieur is gaaf, wit gepleisterd met lichtbruin gesausde afzonderlijke onderdelen. De muurschilderingen (1908) zijn van het atelier Pierre Cuypers (1827-1921) uit Roermond. De vele pronkstukken die de kerk nu rijk is, zijn er dankzij de gulheid van de parochianen in de eerste decennia die volg op de inwijding. Historisch waardevol is ook de kruiswegstaties van F. van Beers, geschilderd tussen 1883-1889. Kerk en interieur zijn in 1987 geheel gerestaureerd. Voor de R.K. Parochiekerk St. Corneliuskerk staat een groot Christusbeeld (1878) van Johannes Wilhelmus Ramakers uit het Limburgse Schinnen.
We verlaten de Houtse Heuvel door de Vrachelsestraat en slaan bij het kunstwerk “In Harmonie” (1998) van de beeldhouwster Renée van Leusden rechtsaf de Herstraat in. Nog even door en dan zijn we weer op het vertrekpunt van deze wandeldag bij Peter. Hier spreken we, nagenietend met een heerlijk kopje soep en een pilsje, af om de eerstvolgende wandeldag te plannen in september. De komende maanden wil iedereen immers nog op vakantie! We nemen afscheid en hopen elkaar weer gezond en wel te treffen op de volgende wandeldag.
Charles Aerssens
28 juni 2012
Lange Afstand Wandelvereniging "VIA-VIA".
Gegenereerd op 28-06-2012 door C.P.J. Aerssens