© L.A.W.V.VIA-VIA

Met veel goede voornemens zijn we het nieuwe jaar 2012 begonnen en dit betekent dat we ook met de enthousiaste wandelvrienden van L.A.W.V.”Via-Via” opnieuw maandelijks op een woensdag op pad zullen gaan. De mail, die rondgezonden wordt, laat natuurlijk zien dat op woensdag 11 januari opnieuw een harde kern van 5 personen de wandelschoenen onder zullen binden. Charles heeft in verband met de nog late opkomst van de zon besloten om toch bijtijds te vertrekken. De wandeling, die op het programma staat, is een dagwandeling van rond de 20 kilometer door het buitengebied van Oosterhout, Oosteind, Dongen en Raamsdonk langs de Dongepolders en het riviertje de Donge. Vanaf de Sint Paulusabdij aan de Hoogstraat in Oosterhout zal ons de route door een cultuurhistorisch interessant landschap voeren, waarvan nog een aantal elementen zijn terug te vinden, maar waar de oprukkende bebouwing en verstedelijkingsdruk van Oosterhout toeneemt.

We maken een wandeling door het polderlandschap ten noord en noordoosten van Oosterhout en ten westen van het riviertje de Donge, een typische laaglandbeek, ontstaan in het grensgebied tussen Alphen en Baarle-Nassau waar grond- en regenwater zich vanuit een groter gebied geleidelijk aan clusteren tot een beek. Het riviertje stoomt door het stedelijk gebied van Tilburg en voert vanaf Dongen naar de monding in de Amer. In het stroomgebied van de Beneden Donge liggen de Dongepolders waartoe de Gecombineerde Willemspolder, de Dongendijksche Polder en de ten noorden van Oosterhout gelegen Polder Hooislobben en de Oranjepolder of de Blokken langs het Kromgat behoren. De waterstaatkundige toestand in het gebied van de Beneden Donge is in het verleden erg ingewikkeld omdat meeste Dongepolders zo laag gelegen zijn dat hun zomerpeil maar weinig boven het laagwater niveau ligt. Bij ongunstige omstandigheden is er veel hinder van een teveel aan water geweest. In 1940 vindt een reorganisatie plaats van de waterschappen in het gebied en is er de oprichting van een nieuw waterschap De Gecombineerde Dongepolders. In het kader van de ruilverkavelingen in het gebied is het waterlopenstelsel voor de ontwatering en watervoorziening sterk verbeterd en uitgebreid. In 1965 wordt bestaande waterschap opgeheven en behoort nu tot het Waterschap Brabantse Delta.

© L.A.W.V.VIA-VIA

Op die woensdagmorgen van 11 januari hebben we afgesproken elkaar te treffen op de parkeerplaats bij de Sint Paulusabdij aan de Hoogstraat in Oosterhout. Deze voormalige Benedictijnenabdij is één van de drie abdijen in “De Heilige Driehoek” en gesticht door Benedictijnermonniken uit Wisques die door de antiklerikale wetten van Emile Combe in het Frankrijk van rond 1900 niet meer mogen bestaan en uitgewezen worden. Eerst vestigen zij zich in Honnay en later in Montignies Saint Christophe. Het Benedictinessenklooster van Wisques heeft zich dan in Oosterhout gevestigd in de Onze Lieve Vrouweabdij en de Abt van Solesmes wil beide abdijen weer bij elkaar in de buurt vestigen. Daarop kopen de monniken een gebied van 2 ha nabij het vrouwenklooster. Er wordt onder monnik architect Dom Paul Bellot (1876-1944) een priorij gebouwd, het eerste grote werk van deze architect, een kunstwerk in baksteenarchitectuur. In 1910 word de priorij tot abdij verheven met Dom Jean de Puniet de Parry als eerste abt. Ofschoon de monniken na 1918 naar Frankrijk mogen terugkeren, blijft het merendeel hier, omdat ook al een aantal Nederlandse monniken zijn ingetreden. In 1928 wordt de Sint Paulusabdij een zelfstandige abdij, die behoort tot de Congregatie van Solesmes. In 1930 wordt de kapittelzaal gebouwd onder monnik architect Dom Hans van der Laan (1904-1991) en samen met zijn broer Nico van der Laan (1908-1986) ontwerpt hij ook het gastenverblijf. Hij is een van de leidende figuren van de Bossche School, die met de theorieën over getalsmatige verhoudingen in de bouwkunst, onder andere over het plastisch getal, een grote invloed heeft.

Er traden veel Nederlanders in in de Sint Paulusabdij en in 1941 zijn er ongeveer 100 monniken. Ook de abdijbedrijven komen tot bloei. Zo zijn er een boerderij, een kippenvermeerderingsbedrijf, een orchideeënkwekerij, een pottenbakkerij, het schilderen van iconen en het restaureren van voorwerpen. Tenslotte wordt in 1956 nog een nieuwe basilicale kerk gebouwd, ontworpen door Johan H. Sluijmer Sr. (1894 -1979), aangezien de oude te klein geworden is. Aan het einde van de jaren zestig van de vorige eeuw begint de naoorlogse ontkerkelijking zich te manifesteren. Dit leidt ertoe dat er nauwelijks novicen meer zijn waardoor de kloostergemeenschap kleiner wordt en sterk gaat vergrijzen. Steeds meer activiteiten zoals het landbouwbedrijf worden afgestoten en komen in particuliere handen. Uiteindelijk moet de Sint Paulusabdij in 2006 door de Benedictijnen worden verlaten en de vele kunstvoorwerpen waarover de Sint Paulusabdij beschikt worden geschonken aan het Museum Catharijneconvent te Utrecht. De laatste monniken vertrekken gezamenlijk naar het Kloosterverzorgingshuis Zuiderhout in Teteringen. Er zijn dan nog 17 monniken, maar de jongste was 55 en de gemiddelde leeftijd bedraagt 78 jaar. De abdij wordt nu bevolkt door leden van de Franse Communauté de Chemin Neuf, een oecumenische gemeenschap met een apostolisch karakter die zich sterk richt op jongeren en gezinnen. Maar het unieke Gregoriaanse kerkelijke gezang van de Benedictijner monniken vult nog geregeld de ruimte van de Sint Paulusabdij als de koorleden van de Schola Cantorum Oosterhout hier repeteren en in zwarte gewaden op statige wijze achter elkaar al zingend door de abdij lopen en zo het authentieke Gregoriaans als kostbaar cultureel erfgoed bewaren.

Als we de poort van de Sint Paulusabdij uitlopen, volgen we de Hoogstraat in oostelijke richting over de A27. We laten de bebouwing achter ons om dan naar rechts de Heikantsestraat in te slaan. We komen hier in het buurtschap Heikant gelegen ten zuidwesten van het dorp Oosteind. Het is een gebied dat dicht tegen de vroeger bestaande heidegronden ligt en sluit aan bij het gebied rondom de drie kloosters van de Heilige Driehoek aan de overkant van de snelweg A27. De Heikant is een van de oudste gebieden van Oosterhout. De bodem van de zandgronden stijgt hier tot wel zes meter en blijft dus gespaard voor winterse overstromingen. De boeren hebben zich vooral gevestigd langs ’t Rulletje, een snelstromend beekje, om mens en dier blijvend van water te voorzien. De huidige kronkelweg volgt de loop van het water. De boerenhoeven die er nu nog staan, stammen uit het begin van de 18e eeuw en behoren tot het Brabantse langgeveltype met er liggende typische Vlaamse schuren met hun grote mendeuren, waar de hooggeladen karren met hooi en schoven graan onderdoor kunnen en aan de achterkant de kleine mendeuren voor de lege karren. Een mooi voorbeeld passeren we op nummer 43. Om hun akkers tegen stuifzand te beschermen, hebben de boeren houtwallen aangelegd van struiken en bomen. Tevens dienen die als afpaling van de landerijen en leveren zij aan de boeren het benodigde geriefhout. Deze houtwallen vormen het zogeheten coulisselandschap. De akkers zijn bolakkers, die er door omlaaglopende zijkanten voor zorgen dat er voldoende afwatering is. Dit is het best te zien vanaf het Oude Heikantsepad, in de volksmond ‘De Strek’ genoemd, bij het gebied dat op de topografische kaart staat vermeld als Everdenberg. Tot het eind van de jaren zeventig van de vorige eeuw liggen hier beboste heuvels op de zogeheten Everdenberg. , dat we even verderop aan de Heikantsestraat passeren.

© L.A.W.V.VIA-VIA

Met de bocht mee aan de Heikantsestraat naar links komen we aan het witte landhuisje ’t Schele Eendje, waar we bij wandelknooppunt 86 naar rechts het onverharde pad van de Oude Dongense Baan, de vroegere weg naar Dongen, inslaan. Bijna aan het einde van dit pad ligt aan onze rechterhand Het Blik, een bosgebiedje dat geplant is op stuifduinen. Hier ligt ook het laatste restje stuifduinen dat in Oosteind overgebleven. Zo komen we op de T-splitsing met de Groenstraat of Hogedijk. Naar links steken we de drukke verbindingsweg van Dongen naar Oosterhout over en vervolgen de route over de Groenstraat of Hogedijk door het gelijknamige buurtschap. Deze straat is een topografisch curiosum, omdat de gemeentegrens precies door het midden van de straat loopt, heet de Oosterhoutse kant Hogedijk en andere helft op Dongens gebied nog steeds Groenstraat. De bebouwing is vaak 200 tot 300 jaar oud en gebouwd naar het voorbeeld van grote Vlaamse kloosterboerderijen met oude Vlaamse schuren, die herinneren aan vroeger tijden. In het midden van de vorige eeuw doet ook op deze boerderijen de mechanisatie zijn intrede. Dankzij de Marshallhulp kunnen de landbouwers moderniseren. Het gemengde bedrijf verdwijnt en de veeteelt wordt hoofdbron van bestaan. Vele boerderijen worden later omgebouwd tot woonhuis. Maar het landschap is grotendeels gaaf gebleven. Dit hebben wij te danken aan de agrariërs die hun land met zorg bewerken. De oude bestrating in de Groenstraat of Hogedijk met vijfduimers, klinkers die met een handkar uit Gilze gehaald zijn, is deels behouden gebleven, maar de Gemeente Dongen en Oosterhout zijn het pas in februari 2010 eens geworden welke gemeente verantwoordelijk is voor de weg, de bermen en de sloot.

Aangekomen bij wandelknooppunt 88 gaat de route naar links tot aan wandelknooppunt 87 bij de Berkenhoeve, waar we naar rechts de Berkenstraat volgen tot op de kruising met de Griendsteeg. Hier gaan we noordwaarts door het agrarische gebied in de richting van de bebouwing aan de Provincialeweg in Oosteind. Aangekomen op de Provincialeweg voert de route ons naar rechts. Het nieuwbouwproject op deze plek laat niet meer zien dat hier tot voor kort de voormalige zuivelfabriek De Eendracht, die van 1899 tot 1973 in bedrijf is geweest, gestaan heeft. Opvallend voor Oosteind is de lintbebouwing langs deze straat. Niets doet vermoeden dat geschiedenis van Oosteind teruggaat tot in de 14e eeuw, als het op 24 augustus 1308 voor het eerst vermeld wordt als Ulendonc in een document van de Abdij van Tongerlo hier bezittingen heeft. Oosteind ontstaat op de grens van land en water, met in het noorden een moerasgebied en in het zuiden de hogere zandgronden met heidevelden en stuifduinen. Het wordt naar het oosten toe begrensd door het riviertje de Donge, die vroeger de grens vormt tussen de Baronie van Breda en het Graafschap Holland, waartoe 's Gravenmoer behoort. Het is begrijpelijk dat boeren zich hier vestigen, want er is kwelwater beschikbaar. Op de droge zandgrond kan men wonen en het veengebied in het noorden levert turf en biedt weidegronden en hooiland. Zo ontstaat er op de grens van zand en klei een lint van boerderijen. Uiteraard heeft het land ten noorden van Oosteind te lijden van de Sint Elisabethsvloed van 1421 en het moerassig gebied wordt in 1708 uiteindelijk ingepolderd, waarbij de Gecombineerde Willemspolder ontstaat. De inwoners hebben zich bovendien al sinds de Middeleeuwen bezig gehouden met leerlooien en later met het vervaardigen van schoenen. Rond 1900 zijn er maar liefst zo’n twintig leerlooierijen in Oosteind. Begonnen als nevenactiviteit, is het voor velen dan het hoofdmiddel van bestaan. Nog slechts één is er in bedrijf en wel dat van Pierre Driesen, dat in 1995 honderd jaar bestaat, aan de Provincialeweg 122, nadat medio jaren zeventig van de vorige eeuw de meeste bedrijven verdwenen zijn door de hoge milieueisen. Het zijn nu vooral agrarische bedrijven, die we passeren.

© L.A.W.V.VIA-VIA

Zo bereiken we aan het einde van de Provincialeweg de T-splitsing met opnieuw de Groenstraat of Hogedijk. Opvallend is hier aan de gevel van Provincialeweg 237 een kunstwerk van Ad van Bekhoven, die hier woont en zijn atelier heeft. We zijn hier in het kleine buurtschap ’t Hoekske op de grens van het kerkdorp Oosteind en bereiken de brug over de Donge, die ook de grens vormt tussen de Gemeente Oosterhout en ’s Gravenmoer. De Donge of Donga dankt haar naam aan het samengestelde woord “Donk” en “Aa” en betekent zoveel als water dat langs een donk (hoogte) stroomt. Eeuwenlang heeft dit riviertje de scheiding gevormd tussen het Hertogdom Brabant en het Graafschap Holland met aan de ene kant het Katholieke Zuiden en aan de ’s Gravenmoerse zijde het Protestantse noorden, ieder met hun eigen bestuur, belastingen en munten. In de late Middeleeuwen zijn hier aan de Donge nog voorden, ondiepe doorwaadbare plaatsen. Hiervoor moeten de oevers niet te steil zijn en de bodem niet te zacht en oneffen. In 1325 wordt deze brug over de Donge tussen Oosteind en ’s Gravenmoer voor het eerst vermeld onder de naam Batenbrug en gebouwd om de karren met graan naar de molen van ’s Gravenmoer te rijden. Al in die tijd is het riviertje de Donge van vitaal belang voor deze streek, zowel voor het drinkwater, de visserij, scheepvaart en later ook voor het looien van het leer. Wij vervolgen onze wandeling op de westelijke oever van de Donge in noordelijke richting, waar we na een paar honderd meter een stuw met bruggetje passeren.

In oostelijke richting aan de overzijde van de Donge aan de Kerkdijk zien we tussen de begroeiing nog net de kerktoren van Nederlands Hervormde kerk. Dit Rijksmonument bestaat, na verwoesting door de Fransen in 1672, uit een driezijdig gesloten koor van twee traveeën Het heeft uit de 15e eeuw twee lage dwarsarmen, die in de 19e eeuw zijn ingekort, een 15e eeuws schip van vijf traveeën later met een noordbreuk vergroot en een ingebouwde 14e eeuwse toren met steunberen aan de westzijde, een boogfries onder de spits en een gewelf over de benedenruimte. Inwendig vind je zuilen met lijstkapitelen en houten tongewelven. De restauratie is in 1963 voltooid. In het interieur vallen op de eiken kansel, het doophek en bijbehorend koperwerk uit 1680, en verschillende 17e en 18e eeuwse grafzerken. Het orgel met hoofdwerk en positief stamt uit 1821 en is gemaakt door J.C. Schmidt en P. Verbeek en in 1965 gerestaureerd. We bereiken opnieuw een brug met stuw. De fietsroute Vrachelen en Dongeroute komen er naar de westzijde en vervolgen de dijk. We komen hier een gebied van Staatsbosbeheer met kamperen bij de paal. Het is een nat broekbosje, dat uitkijkt over de Dongendijksche Polder. We komen er op een kruising van waterwegen: westwaarts stroomt de Donge, in noordelijke richting het afwateringskanaal naar Raamsdonk en oostelijk een tak van de 's Gravenmoerse vaart. Onze route volgt de Donge tot aan het wandelknooppunt 55 bij het voormalig gemaaltje Groenendijk aan de Groenendijkse straat.

© L.A.W.V.VIA-VIA

Hier zijn nog slechts de restanten zichtbaar van wat eens de Groenendijkse Haven is geweest, een vaart die vanaf de Donge zuidwaarts gelopen heeft naar het buurtschap Groenendijk, dat deel uitmaakt van Oosteind. Als Dongen in 1672 door de Fransen is platgebrand is er veel materialen voor de wederopbouw nodig en wordt de behoefte aan een betere verbinding nijpend. Op initiatief van de Gemeente Dongen en met toestemming van de Prins Willem Hendrik van Oranje Nassau wordt dan op 30 april 1675 de Groenendijkse haven met loskade aangelegd op Oosterhouts grondgebied voor het vervoer van bouwmateriaal naar Dongen, Gilze, Rijen en Alphen. Later wordt het haventje gebruikt voor de aanvoer van hooi en riet uit de Biesbosch, voor zaaghout en voor eikenschors ten behoeve van de leerlooierijen. Verder komen producten als wol, koloniale waren en vloeimest via de haven aan. Dongen legt hiervoor een weg aan en bouwt een brug over de Donge. De betreffende vaart loopt parallel aan de huidige Groenendijkse Straat naar het huidige buurtschap Groenendijk, waar ze eindigt in een havenkom. De haven is bijna 6 meter breed en daarmee alleen bevaarbaar voor kleine schepen. Het kleine havengehuchtje Groenendijk wordt al als buurtschap vermeld in 1349 als Gronendyck in documenten van het Kartuizerklooster Het Hollandse Huis in Geertruidenberg. In 1422 wordt het vermeld als Gruenendyck. In documenten uit 1435, 1512 en 1624 is er sprake van een dijk, die dient als waterkering voor de Donge.

Met de komst van de suikerfabriek Van Campenhout & Compagnie in 1871, die voor die tijd één der grootste van Nederland is, komt de Groenendijkse Haven tot grote bloei door aanvoer van bieten en steenkool. Tijdens de campagne in 1874 werken er 300 mensen. Als Van Campenhout in 1886 sterft en wordt de fabriek verkocht aan J. Bressers uit Dongen. De fabriek breidt nog aanzienlijk uit maar men is ontevreden over de toestand van de haven en in 1893 komt er tijdelijk een smalspoorbaan van de haven naar de fabriek. Volgens de jaaropgave van de havenmeester van 1895 worden er in de Groenendijkse Haven dat jaar totaal 1459 schepen gelost. In 1897 wordt er zelfs een elektrische smalspoorbaan aangelegd, een noviteit in die dagen. Geleidelijk verschuift de suikerbietenteelt echter naar de Zuid-Hollandse eilanden. De fabriek komt ongunstig te liggen en in 1901 fuseert ze met Jansen, Van Weel, Smit & Co. uit Roosendaal tot de N.V. Beetwortelsuikerfabriek Groenendijk. Na de campagne van 1902 wordt de Groenendijkse suikerfabriek stilgelegd in 1905 gesloopt. Als in 1916 ook het Wilhelminakanaal gereed komt, is het met de Groenendijkse Haven zo goed als gedaan en het laatste stuk van de vaart op de voormalige haven verdween tijdens de ruilverkaveling van 1981. Niets ter plaatse herinnert nog aan deze levendige periode aan de Groenendijkse Haven waar tijdens de hoogtijdagen er maar liefst vijf cafés in het buurtschap Groenendijk gestaan hebben.

© L.A.W.V.VIA-VIA

Aan het einde van de Groenendijkse haven bij de enigszins vervallen boerderij Quist heeft ooit in 1774 het nu verdwenen schansje Borstlappenfort gelegen, dat deel uitgemaakt heeft van de door Menno van Coehoorn bedachte verdedigingslinie voor Geertruidenberg. Hier is ook het inmiddels verdwenen Borstlappenveer geweest, een oud smokkelveer tussen het Hertogdom Brabant en het Graafschap Holland. Maar waarschijnlijk is het voetveer vernoemd naar de Familie Borstlap, die hier tot 1672 op de noordelijke oever van de Donge hebben gewoond. De Donge kiest hier even voor een noordelijke loop. Bij de volgende brug voert er een pad over het riviertje de Donge naar Raamsdonk. Wij vervolgen de route voorbij een voetveer dat alleen door het Waterschap benut kan worden en hebben naar het zuiden zicht op de grote, weidse Gecombineerde Willemspolder.

Deze Gecombineerde Willemspolder is in het verleden een voorbeeld van een agrarisch weinig toegankelijk en nat moerassig gebied als gevolg van de vele dijkdoorbraken ook nog na de beruchte Sint Elisabethsvloed op 17 en 18 november 1421. De Willemspolder wordt als polderorganisatie opgericht op 10 maart 1712, nadat hij in de jaren 1708-1711 bedijkt is, als Prins Willem Hendrik van Nassau (1649-1708) octrooi verleend heeft voor het bekaden van een stuk land en het aanstellen van een polderbestuur. De polder ten noorden en noordoosten van Oosterhout ligt overigens ook voor een deel in Raamsdonk. In het omdijkte gebied worden diepe lange sloten gegraven om het water af te voeren via sluizen. De grond wordt gebruikt om de percelen op te hogen. Zo ontstaan lange smalle percelen, het slagenlandschap. In de Gecombineerde Willemspolder liggen verschillende hogere gebieden, zoals Kraanschot, Kijlen en Horstenblokken, die via dijken als de Kraanschotsedijk, Kijldijk, Rijsdijk en Groenendijk toegankelijk gemaakt zijn. Loodrecht op deze wegen vinden de ontginningen plaats. Toch blijft de slechte waterstaatkundige toestand in het gebied van de Donge tot ver in de 20ste eeuw problemen opleveren. Tot de afsluiting van het Haringvliet en het Volkerak staat dit gebied onder invloed van de getijbeweging van de zee regelmatig onder water en treft gedeelten van de Provincialeweg, de Groenendijk en de Hoge Dijk onder water. In 1970 behoren deze overstromingen tot het verleden en kan er begonnen worden met de uitvoering van de watervrijmaking van de Gecombineerde Willemspolder.

© L.A.W.V.VIA-VIA

Nog 2 kilometer scheiden ons van de A27. Duidelijk is te zien dat de meeste boerderijen in dit poldergebied dateren uit de periode 1970-1980, als met de watervrijmaking van de Gecombineerde Willemspolder ook de ruilverkaveling van het gebied wordt uitgevoerd. Aangekomen bij de A27 duikt de Donge voorbij de Inahoeve onder de snelweg door en vervolgen we de wandeling over de Polderweg die ons tot aan de Oosterhoutse Weg brengt. Hier staat het voormalige gebouw van het Waterschap Noord-Brabant, het Centraal station Maasmond voor de bemaling van de Dongepolders, dat in 1901 is gebouwd. Het hoofdgebouw heeft halfronde ramen en de bogen in het metselwerk onder de dakrand bepalen mede de stijl die voor die tijd typerend is voor bedrijfspanden. In het gebouw heeft een grote stoommachine voor de bemaling van de Dongepolders gezorgd en verder vinden we in het gebouw een grote generator om stroom op te wekken voor elektrische bemaling, vervaardigd zijn door de maatschappij voor Scheeps - en Werktuigbouwkunde Fijenoord uit Rotterdam. In 1901 voor Nederland uniek omdat het om de eerste elektrische bemaling gaat. Ten opzichte van de toen gebruikelijke stoommachine is levert dit het voordeel op dat de elektromotor een veel kortere opstarttijd heeft en dus gebruiksvriendelijker is. Daarnaast maakt de kleinere elektromotor de bouw van kleinere en daardoor goedkopere gemaalgebouwen mogelijk. In de gevel vinden we de tekst “Maasmond Bemaling Dongepolders Anno 1901” en het gemaal wordt omgeven met machinistenwoningen.

We wandelen bij wandelknooppunt 49 even naar rechts over de drukke Oosterhoutse Weg tot aan het monumentje waar op 22 november 2001 de 13-jarige Kevin Joore op noodlottige wijze bij een roekeloos verkeersongeluk om het leven is gekomen. Als leerling van het Hanze College Oosterhout is dit voorval nog steeds in herinnering bij onze wandelaars! Hier steken we over en vervolgen de wandelroute over de Beelaertsweg langs de zuidzijde van het plassengebied van Raamsdonksveer, ook wel Plas van Caron genoemd i.v.m. zandwinning. Zo komen we aan wandelknoopunt 42 en gaan linksaf tot aan de Kwestieuze brug over het Kromgat, een oude kreek met ooit de getijden van eb en vloed. Deze waterloop ontspringt in het verleden voor de aanleg van de A27 in het Oosterhoutse buurtschap Heikant en verloopt nu tussen de wijk Dommelbergen en de A27 als miezerig watertje noordwaarts om dan door de Oranjepolder in het uiterste noorden in de Donge uit te stromen. Uit een akte van 1749 blijkt dat hier ooit een eendenkooi gelegen heeft aan de zuidzijde van het Kromgat.

Meteen na de Kwestieuze brug over het Kromgat bij wandelknooppunt 41 volgen we het fietspad naar links langs het Kromgat in de richting van wandelknooppunt 76. Hierbij hebben we naar het westen steeds zicht op de Oranjepolder of De Blokken. Deze Oranjepolder ten noorden van Oosterhout is een zeekleipolder, een zuidelijke uitloper van de Biesbosch, en vroeger ook onderhevig aan het tij met eb en vloed. Oosterhout zelf ligt op de grens van het zandgebied en het kleigebied. De Oranjepolder toont een ander, ouder verkavelingpatroon. De kavels zijn kleiner en minder vlak. Het voormalige riviertje het Kromgat heeft zijn naam gegeven aan die ruilverkaveling in de jaren zestig van de vorige eeuw. We blijven het fietspad op de westelijke oever van het Kromgat volgen tot we voorbij het sportcomplex de Elsken de Kreeksluisweg oversteken en de route vervolgen over het bruggetje naar links. Het Kromgat is hier nog maar een klein stroompje dat helemaal ingeklemd ligt tussen de A27 en de woonwijk Dommelbergen, gebouwd vanaf eind jaren zeventig van de vorige eeuw en ruim opgezet met volop groenvoorzieningen. Het oorspronkelijke wegennet in de polder is hierdoor verdwenen. Op dit stuk van onze wandeling zijn nog slechts enkele restanten met moeite herkenbaar. Zo heeft hier langs de bovenloop van het Kromgat de nu verdwenen oude Veerseweg gelopen en is nog op één plek het nauwelijks zichtbaar Kromgat sluisje te zien. Op deze plaats moet ook het café "Het Witte Huis" gestaan hebben dat rond 1930 afgebrand is. Het pand van de laatste eigenaar Kees de Leeuw is nooit meer opgebouwd.

© L.A.W.V.VIA-VIA

Aangekomen bij wandelknooppunt 76 wandelen we verder over de Effentweg, van oorsprong een oude 15e eeuwse dijk ten zuiden van de Kromgat Polder, tot we bij wandelknooppunt 75 linksaf slaan over het Kamillepad richting Papendonk. Bij wandelknooppunt 74 gaan we naar links via de Windvaan door het voetgangers- en fietstunneltje onder de Bovensteweg door. Naar links lijkt het dat we de drukte van de stad achter ons laten en in een landelijke omgeving terecht komen. Langs het MEK, Milieu Educatie en Kinderboerderij bereiken we het Helleke en staan dan meteen bij het Geel Huis, een heel oude boerderij, waar ooit een herberg is geweest en tol wordt geheven. Dit karakteristieke pand ligt aan een kruispunt van oude straten: het Helleke, de Leijsenstraat, de Leijsendwarsstraat en Vijfhuizen. Rond het jaar 900 staan hier al boerderijen te midden van een Middeleeuws landbouwgebied. Met de realisatie van de A27 in het midden van de zestiger jaren van de vorige eeuw wordt er hier een haarscherpe grens door het landschap getrokken, waardoor er een enorme ingreep in het cultuurhistorisch landschap ontstaat. De wegen en paden worden afgesneden, zoals de Leijsenstraat, en het gehucht Vijfhuizen wordt zelfs door midden gesneden. Zo wordt het gebied van de Heilige Driehoek niet alleen afgesneden van zijn historische, ecologische en functionele relaties met het oostelijk gelegen cultuurlandschap, maar komt tevens klem te zitten tussen de nieuwe harde oostgrens en de langzaam oprukkende bebouwing en verstedelijkingsdruk van Oosterhout.

Onze wandelroute gaat vanaf het Geel Huis door de Leijsenstraat, een Provinciale weg, die al in de 19e eeuw is verhard met kasseien. Naast de vele karakteristieke huizen en boerderijen is te zien dat de Leijsenstraat een gewilde locatie is geworden voor inpassingen met vooral luxe woningen waardoor het oude straatbeeld verstedelijkt en verdicht. Zo komen we aan wandelknooppunt 70 op de hoek van de Kloosterdreef, waar we in de berm ook een oude hardstenen markering vinden, die aangeeft dat hier vroeger ooit de provinciale weg naar Dongen heeft gelopen. Op dit punt gaat de Zandheuvel verder naar Oosterhout. Wij slaan naar links de Kloosterdreef in die ons door het hart van de Heilige Driehoek voert. Hier op de hoek is aan de westzijde het ommuurde terrein van het klooster van de zusters Benedictinessen. Oorspronkelijk richt hier in 1823 op de kruising Kloosterdreef en Zandheuvel aan de rand van de Oosterhout de vermogende Oosterhouter Louis Laurent het landgoed Vredeoord in en creëert daarbij een bomentuin, zoals weergegeven op een schilderij uit 1873, waarin rondom dit landgoed de fraaie parkachtige tuin wordt weergegeven, met sparren, treurwilgen, sierstruiken en een opgeworpen heuvel met een bankje. Vooral het zuidelijke deel van die tuin kent een bosachtig karakter. Na 1883 wordt dit een jongenspensionaat gevestigd en wordt het landgoedhuis uitgebreid. In 1901 staat het pand leeg en wordt Vredeoord het nieuwe onderkomen voor de zusters Benedictinessen met Abdis Thérèse Bernard uit het Noord Franse Wisques. Zij moeten Frankrijk verlaten op last van de overheid, die het bestaan niet tolereert van slotkloosters zonder aantoonbaar maatschappelijk nut.

De Benedictinessen betrekken Vredeoord, maar al snel is het gebouw te klein en wordt het uitgebouwd. Tussen 1906 en 1911 breiden de Benedictinessen het landhuis aan de Zandheuvel uit met nieuwe vleugels en een kloosterkerk van de Franse architect Vilain. Het klooster van de Onze Lieve Vrouwe Addij van de Benedictinessen is in Neogotische stijl gebouwd met een kruisgang rond een gesloten binnenhof met aan de noordzijde de kloosterkerk, aan de oostzijde de kapittelzaal en het abdisverblijf, aan de westzijde de bibliotheek. Op de oostelijke en westelijke vleugels zijn twee verdiepingen gebouwd voor de wooncellen van de zusters en voor ateliers. Dit gedeelte van het klooster is tot vandaag in gebruik. Vanaf 1970 tot 1987 wordt er weer gebouwd en vernieuwd, onder leiding van architect Ruys. In de kloosterkerk vindt een ingrijpende vereenvoudiging plaats, die al in 1961 is ingezet onder leiding van architect Marinus Jan Granpré Molière (1883-1972). De liturgische vernieuwing van het Tweede Vaticaans Concilie werkt ook door in de inrichting van de kerk. De Neogotische koorbanken voor de zusters verdwijnen om plaats te maken voor een strak vormgegeven koorgestoelte. De sfeer van beslotenheid maakt plaats voor ruimte en licht. Vanaf 1972 vindt er nieuwbouw plaats. Het oude Vredeoord is bouwvallig en te klein geworden. Met een vleugel voor het gastenverblijf ontstaat op het noorden een open binnenhof. Een tweede gesloten binnenhof wordt gevormd door ontvangst- en vergaderruimten voor de zusters, de algemene ruimtes, de ateliers en eetzaal en de recreatiezaal voor de zusters. Op het Zuiden ontstaat rond een bloementuin een open binnenhof die oud en nieuw verbindt. Er is een vleugel gebouwd voor refter en keuken, met op de eerste verdieping een ziekenafdeling en nog een tweede verdieping met wooncellen. De nieuwbouw van deze laatste fase ademt een heel eigen sfeer. De architect laat zich inspireren door het gedachtegoed van de architect en Benedictijn Dom Hans van der Laan, die in de nabij gelegen Sint Paulusabdij heeft gewoond.

© L.A.W.V.VIA-VIA

We vervolgen onze wandeling over de Kloosterdreef, die al op een kaart uit 1650 een laanbeplanting met drie bomenrijen heeft. Mogelijk zijn dit de ‘lije ende eyckebomen’ die al in 1562 worden genoemd. Ook op de topografische kaart van rond 1840 is deze laanbeplanting herkenbaar. Zo komen we aan De Blauwe Camer, het klooster van de zusters Norbertinessen: Sint Catharinadal, dat op een "echt" kasteel lijkt. Rond 1400 wordt hier binnen het agrarische gebied van de Leijsenakkers door Claes de Voocht Peters Schaertszoon een ‘huysinghe en hovinghe’ gebouwd, beter bekend als het slotje De Blauwe Camer. Maar al in 1412 verkoopt hij dit slotje aan Herberen van Emmichoven, kleinzoon van de voorheen machtige Heer van Oosterhout Willem van Duvenvoorde (1290-1353). Rond 1420 wordt het slotje verkocht aan de Orde van de Johannieters, die rond 1450 de toren aan het slotje bouwen. De Blauwe Camer groeit in de daarop volgende eeuwen uit, niet alleen met een toegangspoort maar ook in omvang met de omliggende gronden. In 1645 komt het slotje in handen van de zusters Norbertinessen, die met toestemming van Prins Frederik Hendrik van Oranje (1584-1647) van het Bredase St. Catharinadal naar De Blauwe Camer vertrekken. De bescherming van het Huis van Oranje in die moeilijke tijden heeft tot op de dag van vandaag bijgedragen tot een hechte band met het koningshuis. Sint Catharinadal wordt in 1647 uitgebouwd met een klein klooster. Het al aanwezige grachtenstelsel rondom het slotje zorgt voor kleinschalige agrarisch coulisselandschap met een stelsel van drie meter brede hagen om de akkers. Binnen de kloostermuren is in eerste instantie waarschijnlijk een tuin aangelegd die vooral functioneel is met een begraafplaats, een groenten- en kruidentuin en een boomgaard.

Voorbij wandelend aan Sint Catharinadal hebben we door het poortgebouw, dat uit het einde van de 18e eeuw stamt, zicht op het voormalige kasteeltje De Blauwe Camer met de hoge geveltoren en trapgevels en aangrenzende panden. Daarachter ligt het 17de eeuwse kloostergebouw met binnenhof. Het carré is in 1930 afgesloten met een vleugel in zakelijke stijl. Op het terrein staan verschillende gebouwen en opstallen, zoals een wasserij uit 1711, een voormalig schoollokaaltje annex bergruimte uit 1826 en een werkplaats, oorspronkelijk boerderij van rond 1900. Ook een kippenschuur en een glazen serre behoren tot de voormalige agrarische opstallen. Het klooster krijgt in de 20ste eeuw diverse uitbreidingen, zoals een ketelhuis in 1954 en een nieuw, lager kerkgebouw in 1965 ter vervanging van de bouwvallige Neo-Gotische kerk. In 1978 wordt voor het belangrijke archief van het klooster een nieuw onderkomen gebouwd en in 1989 is een uitbreiding noodzakelijk voor de oude bibliotheek. Deze uitbreidingen zijn uitgevoerd in een aangepaste, bij de oorspronkelijke bouw passende stijl. Daarnaast liggen er binnen het geheel ommuurde terrein nog diverse tuinen met vijvers, een bloementuin, een kerkhof en een deel van het akkerbouwgebied van het klooster. Aangrenzend maar buiten de ommuring ligt het overige deel van het landbouwgebied, waarvan de landbouwfunctie bewust door de gemeenschap in stand wordt gehouden.

We wandelen de Kloosterdreef uit en komen aan de Hoogstraat bij ons vertrekpunt vanaf de parkeerplaats van de Sint Paulus Abdij. Deze dagwandeling heeft ons door het buitengebied van Oosterhout, Oosteind, Dongen en Raamsdonk langs de Dongepolders en het riviertje de Donge gevoerd, een cultuurhistorisch landschap waarvan nog een aantal elementen terug te vinden zijn, maar waar de oprukkende bebouwing en verstedelijkingsdruk van Oosterhout toeneemt.

We zijn ruim op tijd terug, zo tegen de klok van 14.30 uur. Genoeg tijd over om Marlien niet teleur te stellen en op haar uitnodiging in te gaan om aan de Weeldenberg nog even neer te strijken voor een heerlijk soepje. De mannen met de auto zijn er natuurlijk zo, Peter en Jan Willem hebben nog een ritje met de fiets voor de boeg. Maar ook zijn laten niet op zich wachten, de kilometers van de wandeling zijn niet in de benen geslagen. Gezelligheid sluit de wandeling af en voorzichtig worden al de plannen gemaakt voor de komende maand. Wellicht opnieuw een etappe van het Hertogenpad. Dan gaat een ieder huiswaarts met dank aan Marlien voor de heerlijke soep.

Charles Aerssens
20 januari 2012



Lange Afstand Wandelvereniging "VIA-VIA".

Gegenereerd op 20-01-2012 door C.P.J. Aerssens