© L.A.W.V.VIA-VIA

Nu de dagen van een normaal arbeidzaam leven weer op gang gekomen zijn en de dagelijkse plicht roept, wordt het opnieuw tijd om weer na te denken over de maandelijkse wandeldag op woensdag. Een datum is snel gepland en ook de fervente wandelaars melden zich via de mail om op 14 september weer mee te wandelen. De nieuwe wandelroutenetwerkkaart Wijde Biesbosch Noord heeft ons al een prachtige wandeling bezorgd en ook nu lijkt de omgeving van het Kapelsche Veer een ideaal wandelgebied. Charles stelt een traject samen met als naam: De Zuiderbroek Polder Route. Het wordt een wandeling, die ons vanaf het Kapelsche veer over de Bergsche Maas in westelijke richting met een ruime lus rond Dussen en het gelijknamige riviertje langs Kasteel Dussen zal voeren. Via de noordkant van de Zuiderbroek Polder komen we vervolgens in Meeuwen, het dorp van wielrenster Marianne Vos, om naar het oosten over een oude dijk langs het Oude Maasje naar Drongelen te wandelen. Bij het Drongelense veer nemen we eerst het voetpad langs de noordelijke oever van de Bergsche Maas om dan over de dijk de Waarderweg te volgen langs het gemaal Hagoort. Van hier gaat de route over het geasfalteerde fietspad langs de zuidzijde van de Zuiderbroek Polder terug naar het Kapelsche veer.

Volgens afspraak zullen we elkaar treffen aan de Veerweg op de zuidelijke veerstoep van het Kapelsche veer. We starten voor deze rondwandeling aan de zuidzijde van de Bergsche Maas aan het Kapelsche veer, een historische plek, waar in de barre winterdagen van 1944-1945 een bloedige strijd gewoed heeft tussen de oprukkende geallieerde troepen en het Duitse leger. Aan de noordoostzijde van de Overdiepsche Polder herinnert enkel nog de eenzame treurwilg, die ooit deel uitgemaakt heeft van een groep bomen rond een kantonnierwoning bij het Kapelsche veer, aan deze bittere gevechten, die in een prestigeslag tussen de Duitsers en de Geallieerden zijn ontaard. Na de bevrijding van de westelijke Langstraat, begin november 1944, komt de geallieerde opmars tot stilstand bij de Bergsche Maas. Het gebied ten noorden van deze rivier blijft dan nog in Duitse handen en het font stabiliseert, waar enkel gepatrouilleerd wordt. Dit verandert drastisch als het Duitse opperbevel naast het Ardennenoffensief midden december onderdelen van Heeresgruppe H onder commando van Generaal Kurt Student (1890-1978), bestaande uit de 712e Infanterie-Division en 6e Fallschirm-Jäger-Division, in het kader van Operatie Fall Braun van boven de grote rivieren naar de Bergsche Maas laat oprukken om zoveel mogelijk geallieerde troepen langs de Nederlandse frontlijn te binden. Bij het Kapelsche veer is een van de oversteekplaatsen in de richting van Breda, waar op 21 december 1944 de bestaande voorpost aan weerszijden van de veerstoep door de Duitsers wordt uitgebouwd tot een klein bruggenhoofd.

© L.A.W.V.VIA-VIA

Deze actie trekt de aandacht van de 1st Polish Armoured Division, die verantwoordelijk is voor dit gedeelte van de frontlinie. Daarom laat Generaal Stanislaw Wladyslaw Maczek (1892-1994), commandant van de Poolse 1e Pantserdivisie, in de nacht van 28 op 29 december 1944 een patrouille de Duitse posities bij het veer verkennen en stoten op hevige Duitse weerstand. Het Poolse 9th Infantry Battalion, onder leiding van Luitenant-Kolonel Zygmunt Szydlowski, voert in de nacht van 30 op 31 december 1944 vanaf drie kanten een aanval uit op het Duitse bruggenhoofd aan het Kapelsche veer, waarbij het bataljon 11 doden verliest en 38 gewonden. Het wordt een catastrofe en ze slagen er niet in de Duitsers te verdrijven. Operatie Fall Braun is intussen afgelast door Generaal Kurt Student, de commandant van de Heeresgruppe H, en toch draagt hij Duitse troepen uitdrukkelijk op het kleine bruggenhoofd bij Kapelsche veer te versterken en hardnekkig te verdedigen. Een tweede Poolse aanval in de nacht van 6 op 7 januari en op 7 januari 1945 vanuit dezelfde posities als eerder door het 9th Infantry Battalion van Luitenant-Kolonel Zygmunt Szydlowski loopt ook op een mislukking uit. De verliezen aan Poolse zijde zijn hoog: 134 man, waarvan er 34 sneuvelen. In het kader van Operation Horse krijgt Generaal Stanislaw Wladyslaw Maczek tijdelijk 400 man van de Britse elite-eenheid het 47th Royal Marine Commando met een Noorse commando eenheid onder bevel van Luitenant-Kolonel Patrick M. Donnell om het Duitse verzet te breken. Zij zetten een aanval in in de nacht van 13 op 14 januari 1945. Ook deze aanval eindigt met grote verliezen zonder het doel bereikt te hebben. Er zijn 49 doden, onder wie 9 Noren, en vele gewonden te betreuren.

Uiteindelijk zou het op aandringen van de Britse Generaal Sir John Tredinnick Crocker (1896-1963), die koste wat kost het Duitse bruggenhoofd wil vernietigen, de 4th Canadian Armoured Division onder bevel van Generaal-Majoor Christopher Vokes (1904-1985) lukken de Duitsers zo onder druk te zetten dat zij Kapelsche veer moeten ontruimen. Generaal-Majoor Christopher Vokes stelt echter als voorwaarde dat hij 28 kano's krijgt om over de rivier een verrassingsaanval uit te kunnen voeren en denkt dat de hele operatie hierdoor zal worden afgelast. Tot zijn verbazing worden uit Canada speciaal voor dit doel kano's overgevlogen. En dus moet hij Operation Elephant in gang zetten. Op 26 januari 1945 wordt een grote dagaanval gedaan door eenheden van de 4th Canadian Armoured Division, bestaande uit het 29e Reconnaissance Regiment South Alberta Regiment en de New Brunswick Rangers en de 10th Canadian Infantry Brigade bestaande uit het Lincoln and Welland Regiment onder bevel van Majoor J. F. Swayze met de Argyll and Sutherland Highlanders of Canada, die een leidende rol spelen. Bij verrassing zal via de Bergsche Maas nog een kano-eenheid van 60 man het Duitse bruggenhoofd in de rug aanvallen. Eenheden van het Lincoln and Welland Regiment met de toegevoegde Argyll and Sutherland Highlanders of Canada rukken op vanuit het oosten naar het bruggenhoofd Kapelsche veer aan, terwijl vanuit het westen andere eenheden van het Lincoln and Welland Regiment aanvallen met ondersteuning van het South Alberta Regiment. Vijf dagen zullen de gevechten aanhouden en in de vroege morgen van 31 januari 1945 trekken de Duitsers zich vrijwillig van het bruggenhoofd Kapelsche Veer terug. De vijf weken durende strijd tussen 21 december 1944 en 31 januari 1945 om Kapelsche Veer heeft als trieste eindbalans in totaal ongeveer 1200 militairen het leven gekost, waarbij zowel de Duitse als de geallieerde legerleiding niet van wijken heeft willen weten.

Vanaf de zuidelijke oever van de Bergsche Maas betreden we de veerstoep van het Kapelsche veer en gaan met de pont naar de overzijde. Het asfalt van de Veerweg volgend komen we langs wandelknooppunt 15 en wandelen over het Noorder Afwateringskanaal door tot aan de T-splitsing van de Veerweg met de Zuiderbroekse Dijk en de Oude Kerkstraat, die linksaf in de richting van het dorp Dussen verloopt. Wij kiezen deze richting naar links over een smalle dijk en passeren al meteen een wiel, een restant van een dijkdoorbraak een groot aantal jaren geleden. Zo zijn we na goed 2 kilometer aan de doorgaande Provinciale weg, de N283 en komen in het centrum van Dussen. Het dorp Dussen dankt zijn naam aan het gelijknamige riviertje en zou afgeleid zijn van het Oud-Germaanse dosôn, dat ruisen of stromen betekent en verbasterd wordt tot Dussan of Dusna. Het dorp ligt in het Land van Altena en heeft sinds 1200 tot het Graafschap Holland behoort. Dussen bestaat eigenlijk uit de voormalige Heerlijkheden Munsterkerk, Muilkerk en Heeraartswaarde, dat tijdens de St. Elisabethsvloed in 1421 door de golven is verzwolgen. Eeuwen later is op deze plaats het dorp Hank verrezen. De Heerlijkheid Munsterkerk, ten zuiden van het riviertje de Dussen, wordt voor het eerst vermeld in 1330 en duidt op een klooster. De Heerlijkheid Muilkerk ten noorden van de Dussen stamt uit 1156. Opvallend in Dussen is het kasteel, het domein van de Heren van Munsterkerk, die zich graag de Heren van Dussen noemen, waarmee de Heren van Muilkerk niet blij zijn, zeker omdat ligging van het kasteel zich strikt genomen op het op grondgebied van Muilkerk bevindt.

© L.A.W.V.VIA-VIA

We steken de N283 over en wandelen de Molenkade op. Niets wijst er op dat hier oorspronkelijk een uitwateringssluis is geweest in de dijk, de Munsterkerksche Sluis, als in 1461 de Kornsedijk wordt opgeworpen om bescherming te bieden tegen het buitenwater. Er ontstaat op deze plek buitendijks een aanlegplaats voor schippers, die zich in de loop der tijden ontwikkelt tot een haventje. Vermoedelijk zijn het vooral schippers die rond het haventje van Dussen aan de dijk een nieuwe bewoningskern stichtten. Deze bebouwing breidt zich steeds verder uit en ontwikkelt zich in de 19e eeuw tot het nieuwe centrum van Dussen Munsterkerk, dat door dorpsbranden in 1842 en 1892 wordt verwoest en ook te lijden heeft gehad van de oorlogshandelingen tijdens de slag om het Kapelsche veer in 1944-1945. Zo komen we even verderop aan wandelknooppunt 53 bij Hotel Restaurant De Koppelpaarden, gebouwd in 1898 door Hubertus Wilhelmus Hendrikus Garsten op de plek waar voor de brand van 1842 de boerderij van Cornelis Rombouts heeft gestaan. Deze boerderij wordt herbouwt en bewoond door Adriaan van Honsewijk, de latere burgemeester van Dussen, maar brand ook af in 1892. Op het vrijgekomen perceel verrijst dan Café De Koppelpaarden, dat in de loop der jaren enkele keren van eigenaar heeft gewisseld en is uitgebouwd tot het huidige Hotel Restaurant De Koppelpaarden.

Tegenover wandelknooppunt 53 wandelen we de Dorpsstraat in en passeren op de hoek het voormalige statige Hotel de Zwaan, in 1892 gerealiseerd door Willem Heessels, herbergier en oorspronkelijk afkomstig uit Woudrichem. Hotel De Zwaan, waarvan de aanbouw in 1946 werd gerealiseerd, is in 1980 omgevormd tot notariskantoor. Daarbij ging helaas de oorspronkelijke ingang aan de sluiskant verloren. Wat gebleven is, is een pand van architectonisch en sociaal-historisch belang met als getuige de gevelversiering van een zwaan boven de statige ingangsdeur. Deze smalle Dorpsstraat omzoomd met kleine dijkhuisjes gaat verderop, na de Oude Zeedijk en Nieuwe Steek over in de Dussendijk. Hier zien we links de monumentale langgevelboerderij de Putte, waarvan het voorhuis dateert uit 1710. De boerderij is genoemd naar de wielen die hier als gevolg van diverse dijkdoorbraken talrijk aanwezig zijn geweest. Nu ligt er alleen nog een wiel binnendijks, maar oorspronkelijk lagen er buitendijks langs de Nieuwe Steeg ook een paar, die echter na de oorlog gedempt zijn met huisvuil en daarna afgedekt. Bij de oprichting van het kadaster in 1832 is de boerderij in bezit van Johannes Janssen van Dijk. Hij is tevens eigenaar van het binnendijkse wiel tegenover zijn boerderij. Het pand wisselt nogal eens van eigenaar, maar voerman Adriaan Cornelis Bullens is van 1923 tot 1964 de vaste bewoner. Kenmerkend aan deze monumentale en straatbeeldbepalende boerderij zijn de hoge schuurdeuren direct aan de straat.

© L.A.W.V.VIA-VIA

Aangekomen op de T-splitsing van de Dussendijk met de Oudestraat passeren we bij Wandelknooppunt 55 en 56 nog een tweetal historische boerderijen. Tegenover de Oudestraat staat binnendijks aan de Klein Zuidveld Polder de boerderij van Nico A.C. van Honsewijk. In 1832 staat op deze plaats de boerderij van de weduwe Jan Withoven, die in 1838 in bezit komt van Antonie van Honsewijk en sindsdien altijd in de familie is gebleven. In 1909 brandde het pand af door blikseminslag en met gebruikmaking van oude materialen wordt het opnieuw opgebouwd. Er zijn meer van dergelijke boerderijen uit een eerdere periode in de streek te vinden, maar deze is nog helemaal origineel. Aan de voorgevel is de oorspronkelijke loop van de Hoek te herkennen. Opvallend is de gevelversiering van de daklijst. Verderop langs de zuidflank van de Dussendijk zien we een uit 1759 daterende boerderij van het Altenase dwarsdeeltype met invloeden van de late Vlaamse schuurvorm, thans bewoond door Jos Verhoeven. Rechtsaf de Hoek op zien we binnendijks een hoeve waarvan de oorsprong volgens de jaartalankers in de voorgevel teruggaat tot 1782. De boerderij van Jos Verhoeven is in 1832 eigendom van Johannes van Iersel, en heeft toebehoort aan het niet onbemiddelde boerengeslacht van de familie Van Kooten.

Op de splitsing van de Hoek en de Muilkerk verloopt de route naar rechts en volgen we de Hoek langs de zuidoever van de Dussen. Zo komen we langs villa Casa Cara met Appelschuur. De huidige eigenaresse Eveline Lammers Van Toorenburg is druk doende in de tuin en geeft ons tekst en uitleg over haar pand, dat nu te koop staat en op 23 september uitgebreid onder de aandacht wordt gebracht in het SBS6-Programma Huizenjacht. Oorspronkelijk heet het hier Schalkenwerf en de boomgaard Welgelegen. In 1865 laat de erfgenaam van Dirk van Dijk, Leonardus Bouman, in de boomgaard naast zijn huis een nieuwe woning bouwen. Beiden worden in 1896 verkocht aan de particulier J.E. de Koning-Kooij en infanterieluitenant C.J. Tijken. In 1900 vindt herbouw in plaats in de typische koloniale chaletstijl. Waarschijnlijk is in eerste aanleg het lage bouwblok als opzichtershut gebouwd, maar al snel uitgebouwd tot opzichterwoning en zo verbonden met de fruitteelt in de streek. De omringende kleinere huisjes worden één voor één gesloopt. De in de boomgaard gelegen appelschuur wordt al in 1895 door de compagnons Koning en Tijken gerealiseerd. Samen met een identiek magazijn aan de overzijde van de weg, dient het als opslag en kantoor voor het fruit- en stroopbedrijf van een van oorsprong veel groter gebied aan boomgaarden. Hier gaat het asfalt over in een onverhard pad dat ons naar de oever van de Dussen leidt. We blijven op de zuidelijke oever van de Dussen tot we bij het eerste bruggetjes het stroompje kunnen oversteken naar Muilkerk, dat gedeelte van Dussen, dat ooit de Heerlijkheid Muilkerk is geweest.

© L.A.W.V.VIA-VIA

De historische waarde van Muilkerk valt nu nog af te leiden uit een aantal andere markante boerderijen en woningen, die we op onze route langs de ruime bocht van de Dussen tegenkomen. Zo zien we op Muilkerk 28 een boerderij uit de eerste helft 19e eeuw, onder een hoog rieten wolfdak. Het heeft een voorgevel met vensters, waarin 16 en 20 ruitschuiframen zitten. De vensters aan de zijgevel hebben 12 en 9 ruitramen en luiken. Verderop bij Muilkerk 24 staat een imposante boerderij uit eind 18e of begin 19e eeuw met een rieten wolfdak, met dwarshuis en dwarsdeel. Het beschikt over schuiframen met kleine roedenverdeling. Doorlopend bereiken we wandelknooppunt 54 op het kruispunt met de Noorderveldse Weg en blijven aan noordzijde van de Dussen lopen tot we de toegang naar links naar het Kasteel Dussen bereiken. Een bezoekje aan dit Kasteel Dussen laat ons alleen toe over de toegangsbrug naar de binnenplaats. Het gebouw dat een aantal jaren dienst gedaan als gemeentehuis en wordt sinds 2003 geëxploiteerd door het Monumenten Fonds Brabant.

Al sinds 1331 heeft Dussen een eigen kasteel op de oeverwallen van het stroompje de Dussen. In 1378 wordt de oorspronkelijke donjon, een woontoren met 4 verdiepingen, door Arend II van der Dussen verbouwd tot een slot, dat in het Hollands-Brabants grensgebied ligt en voor die tijd zeer modern is aangelegd. Alleen de kelders zijn uit die tijd nog overgebleven. De St. Elisabethsvloed van 1421 maakte het trotse, pas 30 jaar oude kasteel tot een ruïne en de muren die zijn blijven staan, worden afgebroken door teruggekeerde bewoners van de streek om er hun huizen weer mee op te bouwen. In 1456 begint Floris I en later zijn zoon Jan V van der Dussen met de wederopbouw van het kasteel, dat door een brede slotgracht is omgeven. Het bestaat uit drie woonvleugels om een binnenplaats, aan de noordzijde afgesloten door een toegangspoort tussen twee zware halfronde torens. De toegangspoort en de onderste ronde gedeeltes van de torens zijn nog restanten van voor die wederopbouw. Als het kasteel door de Spanjaarden in zeer slechte toestand is achter gelaten, koopt Walraven, Baron van Gent en Heer van Ooijen, het van Anna van Brecht (dochter van Cornelia van der Dussen). De bouw van fraaie Toscaanse Renaissance zuilengang op de binnenplaats is een van de vele werkzaamheden, die door de Baron zijn uitgevoerd. Het jaartal 1609 op de gevelsteen boven de deur is een stille getuige van het met smaak uitgevoerde werk. Toen zijn ook de zuid- en oostvleugel met één verdieping verhoogd. Helaas zijn de aankoopsom en de kosten van de verbouwing teveel en moet het kasteel in 1626 verkocht worden aan Eduard van Axel. Deze bouwt de westelijke vleugel, verhoogt beide torens en laat een vierkante toren bijbouwen, die verwoest is in 1944 en niet meer herbouwd.

© L.A.W.V.VIA-VIA

Het Kasteel Dussen gaat door vererving in 1682 over aan de Familie van der Schueren van Hagoort. De familie bewoont het kasteel niet maar laat een rentmeester het bezit beheren. In 1758 komt het kasteel opnieuw door vererving in bezit van de Belgische adellijke Familie de Croix en later de Familie d'Ursel. Nadat de Familie d'Ursel het aanwezige meubilair, boekenbezit en het archief mee naar Brussel heeft genomen, bieden ze in 1901 het kasteel aan als tijdelijke behuizing aan de Zusters Karmelietessen die, ten gevolge van de seculariseringspolitiek uit Frankrijk moeten vertrekken. Op wens van de zusters wordt er aan de oostzijde een kapel, boven het water gebouwd met een loopbrug over de gracht. In 1920 keren de Zusters Karmelietessen terug naar Frankrijk en staat het kasteel vier jaar leeg. In 1924 koopt de Familie Suringar het kasteel. Rolina Suringar (1876-1931), een excentriek lid van een Zeeuwse familie, wordt bewoonster van het Kasteel Dussen. Zij laat zich 's nachts bewaken door zes mannen uit het dorp, die voor dat doel de nacht op de galerij doorbrengen. Voor haar ezel is een torenkamer beschikbaar. Anton Coolen vindt in haar leven inspiratie voor zijn boek: "De vrouw met de zes slapers". Na de plotselinge dood van Rolina Suringar wordt het kasteel aangekocht in 1935 door de gemeente Dussen. In de Tweede Wereldoorlog wordt het kasteel zwaar beschadigd en is na de restauratie in 1953 tot en met 1997 in gebruik als Gemeentehuis. Tot het interieur behoren enkele 17e en 18e eeuwse schouwen, waarvan sommige altijd tot het kasteel hebben behoord en andere van elders afkomstig zijn. Op het wapenbord boven de toegangspoort staan de heraldische tekens van de families Van der Dussen, Suringar, Van Brecht, D' Ursel, Van Gendt, De Croix, Van Axele, Groesbeek en Van der Schueren.

Terug aan de Noorderveldse Weg kiezen we voor het vervolg van de wandelroute de zuidzijde van het riviertje de Dussen, omdat hier weinig verkeer gebruik van maakt. Opvallend zijn ook hier aan weerszijden van het riviertje de Dussen de hoge populieren, die herinneren aan het Middeleeuwse pootrecht, het recht om bomen langs de openbare weg te planten, in dit geval populieren voor de klompenmakers. Rechts naast het kasteel zien we de slothoeve die gedateerd wordt tussen 1800-1880. Deze hoeve is dus in delen gebouwd en heeft oorspronkelijk tot de eigendommen van de Heren van Dussen behoord. In de voorgeveldeurstijlen is het familiewapen weergegeven. De woning heeft als rentmeesterhuis en tussen 1894 en 1915 als woning van Burgermeester Adriaan H. van Honsewijk. Ernaast prijkt Villa Anna Maria, rond 1875 gebouwd door Lambertus Johannes Verberne uit Asten, van beroep kleermaker die daarnaast 30 jaar lang (1865-1895) het notarisambt in Dussen uitgeoefend heeft. De villa wordt voor de oorlog bewoond door Sjef van Steen, geboren in Dinteloord en van oorsprong schipper en eigenaar van het motorschip: Anna Maria. Hij is wethouder en vernoemd zijn woning naar zijn beide dochters. Een glas-in-lood voorstelling in het trappenhuis herinnert aan zijn redersverleden. Behalve cultuurhistorisch waardevol is het pand een goed en gaaf voorbeeld van een voornaam herenhuis van eind 19e eeuw. Als we doorlopen op de zuidelijke oever van de Dussen buigt de route verderop van het riviertje af naar rechts en passeren we de achterzijde van het fraaie herenhuis Binnen 34, dat in 1860 eigenhandig gebouwd is door de Dussense aannemer/timmerman Kasper Haspels, tevens gemeenteraadslid in Dussen. Het is voor zijn tijd al een aanzienlijk pand met prachtige gevel en grote vensterpartijen, ook aan de achterzijde. Vanaf 1897 tot 1947 was het eigendom van Notaris Rietstra, die een aantal veranderingen laat aanbrengen. In 1948 komt dit pand in bezit van Dokter Van Vuure die het laat verbouwen tot artsenwoning. Ook zijn opvolger Dokter De Jong voert praktijk vanuit dit pand. Het is een van de weinige gebouwen die gespaard zijn gebleven van het ooit monumentaal bebouwde Binnen.

© L.A.W.V.VIA-VIA

Het voetpad komt uit bij wandelknooppunt 62 op de overgang van het asfalt van het Binnen naar de Baan. Hier op de grens van het Binnen en de Baan staat de midden 19e eeuwse boerderij van Michael, poortwachter van het ambachtelijke De Baan, oorspronkelijk domein van boeren, sigaren- en klompenmakers. Wij wandelen naar rechts de Baan op en lopen door tot de T-splitsing met de Diebacht, waar we naar links aanhouden tot we aan de N283 staan. Ten zuiden van deze N283 ligt de Zuiderbroek Polder, waaraan deze rondwandeling haar naam ontleent. Hier gaat de Baan verder als Bosschen parallel aan de Provincialeweg Zuid. Plotseling zijn we op een heuse filmset beland. Er worden filmopnamen gemaakt voor het conservenmerk Hak. Op een grote container met sperziebonen wordt tekst en uitleg gegeven over de oogst, het productieproces en de verwerking van de sperziebonen. Wij komen niet in beeld. We zijn zeker niet fotogeniek genoeg!

Aangekomen op de splitsing met de Meeuwensesteeg en de Dorpsstaat hebben we naar links zicht op het Kasteel Meeuwen of ‘t Huis te Meeuwen. Dit Kasteel Meeuwen aan de westrand van het dorp Meeuwen is het restant van een grotere vesting met een geschiedenis die getekend is door vernielzucht, plundering, brand en de strijd om de rivieren ten tijde van WOII. Het oorspronkelijke kasteel moet een groot complex geweest zijn. Het heeft bestaan uit een hoofdburcht, die op een omgracht eiland is gelegen, en een voorburcht. Het huidige huis is een dwarshuisboerderij in Neo-Renaissance stijl. Het hoofdgebouw van het huidige huis heeft een rechthoekig bouwlichaam van drie verdiepingen onder een zadeldak, welk aan weerszijden wordt afgesloten door een trapgevel. Aan de achterzijde van het huis, bevindt zich links van het midden nog een trapgeveltje, welk het trappenhuis aangeeft. In het verlengde hiervan bevindt zich een achtkantige klokkentoren met een koperen spits met windvaan en een lantaarn. De ramen met kruiskozijnen hebben allen halve luiken. Haaks op het hoofdgebouw is de boerderijvleugel geplaatst. Twee bouwlagen onder een zadeldak, dat aan de kant van de binnenplaats doorgetrokken is tot aan de eerste bouwlaag. Dit dak is gedekt met rode pannen. Ook de gracht om de voormalige hoofdburcht is nog gedeeltelijk aanwezig.

© L.A.W.V.VIA-VIA

Het Kasteel Meeuwen is omstreeks 1350 gebouwd door Jan van Drongelen. Hij krijgt de Heerlijkheid Eethen en Meeuwen als een erfleen van Willem IV, Graaf van Holland, als compensatie op zijn aanspraak op de Heerlijkheid Heusden. In 1431 wordt Katharina van Drongelen met de Heerlijkheid Meeuwen beleend en zij verkoopt het door aan Dirk van der Merwede, bijgenaamd "Dolle Dirk", die uit een belangrijke familie uit de buurt van Dordrecht stamt. Het kasteel kwam vervolgens steeds in handen van andere families, voornamelijk door vererving. In 1701 komt het kasteel in bezit van Diederick van Hemert, burgemeester van Heusden, die het kasteel weer nalaat aan zijn zoon Johan Maurits van Hemert, die burgemeester is van Gorinchem. Abraham van Bleiswijk is in 1794 eigenaar en nazaten uit deze familie verkopen Kasteel Meeuwen in 1832 aan Gerrit Vermeulen uit Waspik. In 1794 is Abraham van Bleiswijk eigenaar, en in 1832 wordt het huis verkocht aan Gerrit Vermeulen uit Waspik. Zijn weduwe van Gerrit Vermeulen verkoopt het goed in 1844aan schoonzoon Hendrik Willem Bosch en deze laat het slopen, om er het huidige gebouw voor in de plaats te zetten. In 1904 koopt grootgrondbezitter Z. Verhagen de Heerlijkheid met de gebouwen en bij zijn dood wordt zijn dochter Cornelia Wildervanck-de Jong-Verhagen eigenaresse van het kasteel. Zij woont er tot haar overlijden in 1953 samen met haar zoon. In 1956 komt het huis in bezit van de familie Van de Vendel, die het nu nog in gebruik heeft als agrarisch bedrijf.

We steken de N283 over en wandelen Meeuwen binnen door de Dorpsstraat, waar we bij wandelknooppunt 61 naar links de Dorpsstraat blijven volgen. Zo komen we aan een klein parkje voor de Hervormde kerk. Het kerkgebouw heeft een vlak opgaande toren uit de eerste helft van de 14e eeuw. Het is een in baksteen opgetrokken zaalkerk met vierkante toren met boogfries en hoeklisenen met zadeldak en Romaanse pannen. In de gevel zien we glas-in-lood ramen met segmentbogen en bakstenen stijlen. Door de oorlogshandelingen in 1944 wordt het 14e eeuwse rechtgesloten koor en het in 1660 vernieuwde schip verwoest. Het schip wordt in 1952 herbouwd naar een ontwerp van de architecten Ir. F.J.A. den Tax en J. Hillebrants en in het najaar van 2008 geheel gerestaureerd, waardoor het nieuw oogt. De zwaar beschadigde toren met hoeklisenen, die door een boogfries verbonden zijn, wordt in 1953 hersteld. In de kerk is de grafzerk van de in 1452 gestorven Diederik van der Merwede. Het orgel uit 1953 is gebouwd door de Alkmaarse firma B. Pels & Zoon. Voor de kerk staat een sculptuur van beeldhouwer Richard van der Koppel, voorstellend de liggende hond van Ridder van de Merwede uit de Middeleeuwen, symbool voor trouw en eerlijkheid. De twee duiven zijn een reflectie van het dynamische karakter van het dorp dat ooit internationaal bekend gestaan heeft als postduivencentrum. Het zes-spakige wiel is symbool van de eeuwigheid en de onderlinge verbondenheid met de andere dorpen in het land van Heusden. De bakstenen sokkel staat symbool voor de oudst bekende en beschreven geschiedenis van het dorp, die terug gaat tot de Romeinse tijd. Het kunstwerk is in 2010 onthuld.

© L.A.W.V.VIA-VIA

We wandelen de hele Dorpsstraat uit tot aan Moleneind bij het bankje dat herinnert aan de bekendste inwoner van Meeuwen op dit moment: de wielrenster Marianne Vos. Het is hier geplaatst na haar wereldtitel veldrijden op 30 januari 2010 in de Tsjechische plaats Tábor. Gezeten op dit bankje heb je een prachtig uitzicht op de Witte Molen van Meeuwen, een ronde stenen grondzeiler uit 1740, getuige de fraaie gevelsteen met opschrift. Hij heeft een eenvoudige baard met aan de onderzijde aardige rozetten, donkergroen geverfd, wit afgebiesd, zonder opschrift. De molen is gebouwd als windgraanmolen voor Johan Maurits van Hemert, Vrijheer van Eethen en Meeuwen. Doordat de weduwe van Johan Maurits hertrouwt met een Van Bleyswijk Parre gaat de molen over in het bezit van deze familie. Vanaf omstreeks 1850 is Gerrit Vermeulen en vervolgens zijn weduwe eigenaar. De molen is daarna overgegaan op Piet Walraven en vervolgens A. Walraven. In 1922 worden de gebroeders Vos, eigenaars van de voederfabriek en postduivenkweekstation N.V. de Witte Molen moleneigenaar. De markante Witte Molen is nog steeds hun handelsmerk. Als de oorlogsschade van WOII is hersteld, wordt hij nog gebruikt als opslagruimte, maar raakt langzamerhand in verval. Vanwege de windbelemmering van de voederfabriek met hoge silo wordt de molen in 1986 verplaatst naar de huidige locatie ten noorden van de N283 en in 1996 maalvaardig gerestaureerd door de huidige eigenaar, de Molenstichting Het Land van Heusden en Altena. In 2005 wordt een bilmachine, ooit eigendom van molenaar Kock uit Den Hout en later van molenmaker Straver, aan de molen geschonken. De kammen van het bovenwiel zijn van essenhout, die van de bonkelaar van azijnhout, het spoorwiel heeft weer essenhouten kammen en de steenschijven hebben respectievelijk pokhouten en azobé staven.

Vanaf het bankje volgen we het Moleneind tot aan het afwateringskanaaltje. Voor het bruggetje gaat de route naar rechts en wandelen we langs de voederfabriek de Witte Molen over de Matersteeg komen we op een T-splitsing komen bij wandelknooppunt 20. Hier gaat de route van deze dagwandeling naar links over de Eindsestraat in de richting van Drongelen. Ten zuiden van deze straat zien we op verschillende plaatsen de restanten van het Oude Maasje, de oude Maasbedding die is overgebleven nadat omstreeks 1273 de Maas bij Hedikhuizen wordt afgedamd. De Maas wordt dan omgeleid in noordwestelijke richting naar Gorinchem over een traject wat nu de Afgedamde Maas heet. Als in 1904 de Bergsche Maas wordt gegraven, volgt deze min of meer de oude bedding. Op dit gedeelte van het Oude Maasje wat we hier zien komen enkele afwateringssloten vanuit het Land van Heusden en Altena uit. Dit Oude Maasje, dat ten noorden van de Bergsche Maas ligt, begint in Drongelen en eindigt bij het in 1963 gestichte Gemaal Hagoort en gaat aan beide zijden over in het Noorder Afwateringskanaal, dat parallel aan de Bergsche Maas verloopt. Aangekomen bij wandelknooppunt 21 gaan we naar rechts de Gansoyen in, vernoemd naar een buurtschap nabij Drongelen met een slotje van de Heren van Drongelen, dat verdwenen is bij de aanleg van de Bergsche Maas.

© L.A.W.V.VIA-VIA

Zo komen we in het centrum van Drongelen. Al in de Middeleeuwen staat er een kerk in Drongelen, die 1509 bij een dijkdoorbraak wordt verwoest. Hierbij ontstaat een wiel en de volksoverlevering wil dat bij lage waterstand de torenspits te zien zou zijn en men de klok kan horen luiden. Bij de invasie van de Fransen in 1672 is het een zekere Jan Boll, die paarden aan het Franse leger levert. Hoewel het lang duurt voordat de Fransen tot betaling overgaan, krijgt Jan Boll het verschuldigde geld en laat daar in 1700 een kerk van bouwen. Aan de buitenkant bevindt zich een gedenksteen met het familiewapen van Boll. Door de ligging aan de Bergsche Maas komt Drongelen in de wintermaanden van 1944-1945 in de frontlinie onder vuur te liggen van Geallieerd geschut. Vrijwel alle huizen worden verwoest en ook de kerk. De bewoners van Drongelen moeten hun toevlucht nemen tot een houten noodkerk, die in 1946 door Zweedse geloofsgenoten is geschonken. In 1951 komt er een nieuwe, bakstenen kerkgebouw onder architectuur van C.W. Schaling en heeft sinds 1987 een orgel van de Firma Pels & Van Leeuwen uit 's-Hertogenbosch.

Door de Burgemeester van der Schansstraat verlaten we de bebouwing en slaan naar rechts af in de richting van het Drongelense Veer over de Bergsche Maas, die voor verbinding met Waalwijk zorgt. Het Drongelense Veer moest er komen door de Maasmondwet uit 1883, want door het graven van de Bergsche Maas heeft men het isolement van de streek ten noorden ervan willen voorkomen. Daarom is het ook een gratis veerpont, zoals ook het Kapelsche Veer. Voor de veerpont wandelen we naar rechts zoeken onze route direct langs de oever van de Bergsche Maas, omdat het aangegeven wandelpad op de dijk moeilijk te vinden is. Deze Bergsche Maas vormt de zuidelijke begrenzing van het Land van Heusden en Altena en is gedeeltelijk door de oude Maasbedding van voor 1273 gegraven, waarvan tegenwoordig het parallel lopende Oude Maasje nog een restant is. De dorpen Gansoijen en Hagoort, moeten voor de aanleg van deze gegraven rivier wijken als tussen 1888 en 1904 op initiatief van Ingenieur Cornelis Lely (1854-1929) de Bergsche Maas gegraven wordt. Door deze herinrichting van het Land van Heusden en Altena worden vanaf dat moment de rivieren Waal en Maas van elkaar gescheiden. Door die ingrijpende veranderingen in de waterafvoer van de omringende polders zijn de restanten van het Oude Maasjes gebleven om de polders te kunnen blijven afwateren.

© L.A.W.V.VIA-VIA

Omdat de wandelroute direct op de oever van de Bergsche Maas niet duidelijk is en door het voortdurend moeten openen en sluiten van de hekken tussen de verschillende percelen, zoeken we toch de hoger gelegen dijk op en dalen aan de andere zijde af naar de Waarderweg bij het hekwerk van het waterwingebied. We vervolgen deze Waarderweg in westelijke richting tot aan het gemaal Hagoort. Dit gemaal is in 1963 gebouwd in het kader van de ruilverkaveling in de regio en ontleend zijn naam aan het nabijgelegen buurtschap, dat verdwenen is bij het graven van de Bergsche Maas tussen 1888 en 1904. Van hier zijn we meteen bij wandelknooppunt 12, waar we links aanhouden en de dijk langs de Bergsche Maas aanhouden. Over het geasfalteerde fietspad zijn het nog slechts 2 kilometer tot aan het Kapelsche Veer, waar we onze dagwandeling begonnen zijn. Op dit traject hebben we naar het noorden opnieuw uitzicht over de Zuiderbroek Polder. Bij het Kapelsche Veer aangekomen brengt de veerpont ons naar de overzijde van de Bergsche Maas waar we de Zuiderbroek Polder route gestart zijn. We moeten ons hier wel even haasten, want als de veerpont aanlegt, hebben we nog een alleraardigste ontmoeting met oud collega Ran Reuvers, die de pont afrijdt. Er is genoeg gespreksstof maar wij willen naar de overkant en dus moeten we opschieten!!

Charles Aerssens
4 oktober 2011



Lange Afstand Wandelvereniging "VIA-VIA".

Gegenereerd op 04-10-2011 door C.P.J. Aerssens