Voor de wandeldag van mei heeft het Charles heel wat meer zweet gekost om een paar wandelliefhebbers te mobiliseren. Reacties op het mailtje om opnieuw in het Dommeldal op stap te gaan, laten lang op zich wachten. Jan is echter snel met de mededeling dat hij in Portugal vertoeft. Daarna is er tot zondagavond 3 dagen voor het geplande uitstapje op 12 mei radiostilte. Harrie is onderweg in Spanje en is zeker niet van de partij. Jan Willem en Marlien zijn niet thuis en hebben drukke dagen. Peter is met de familie in de Elzas, maar reageert als eerste nog voordat hij het reiskoffer heeft uitgepakt. Hij gaat mee en zal Jan Willem en Marlien maandag nog bezoeken en vragen om mee te gaan. Zo weet Charles op maandagavond dat hij woensdag kan vastleggen, als er een telefoontje uit Oosterhout komt, dat ook Marlien present zal zijn. Afgesproken wordt om elkaar op 12 mei rond de klok van 8.30 uur te treffen in Loon op Zand.
Wat later dan afgesproken, maar daaraan is de omleiding vanwege de kermis in Loon op Zand schuld, wordt er vanaf de Andromeda vertrokken. Charles heeft voor deze gelegenheid uit zijn archief een rondwandeling door natuurgebied De Geelders opgeduikeld. Dus we wandelen opnieuw in de buurt van Liempde en Kasteren. Deze rondwandeling vertrekt vanaf Café ’t Groene Woud in het buurtschap Kasteren. Over het voormalige Duitse lijntje en door de Schutstraat betreden we het natuurgebied van Staatsbosbeheer De Geelders. De route slingert door dit oerbos en via de Leemskuilen komen we in het buurtschap Langenberg. Hier wandelen we naar het Dommeldal en over oude akkergronden en beekdalgronden naar Gemonde. Dan gaat de wandeling langs Landgoed Gasthuiskamp terug naar natuurgebied De Geelders en de bossen van de Marggraff Stichting. Het laatste deel van de wandeling leidt langs het voormalige Duitse Lijntje naar het vertrekpunt Café ’t Groene Woud in Kasteren.
Aangekomen op het startpunt voor onze rondwandeling bij Café ’t Groene Woud aan de Kasterensestraat in het buurtschap Kasteren, is hier alles nog in diepe rust. Het café is nog gesloten. Dus de wandelschoenen aan en op pad. Kasteren hebben we al op onze laatste wandeling leren kennen en weten dat de oudste vermelding stamt uit 1367 en zou duiden op een versterkte plaats, schans of legerkamp. Toch is de buurtschap vooral bekend door de Kastersche watermolen, waarvan tot 1960 de restanten aan de Dommel hebben gestaan. Het eerste document waarin deze molen nadrukkelijk wordt genoemd stamt uit 1294. Dan blijkt Willem van Cuijk (1260-1319), Heer van Boxtel, de molen te leen te hebben van de Hertogin Johanna van Brabant. De opvolgende Heren van Boxtel verpachten de watermolen aan particuliere molenaars. Uiteindelijk komt de laatste Heer van Boxtel, Frederik van Salm Kyrburg, aan zijn einde in 1794 door de Franse guillotine en wordt de molen omstreeks 1800 verkocht aan particulieren. Nadat de watermolen in de eerste helft van de 19e eeuw nog in gebruik is als oliemolen, raakt ze gaandeweg in verval. Uiteindelijk koopt het Waterschap De Dommel de molen op in 1925. In 1936 worden de sluis en de oliemolen afgebroken. De graanmolen, die ondertussen door een oliemotor wordt aangedreven, is in 1949 verkocht aan de Coöperatieve Aan- en Verkoopvereniging (CAV) te Liempde. In 1960 treft de bliksem de watermolen en deze brandt vrijwel geheel af. De molengang wordt gedempt met houtafval van de Liempdse klompenindustrie. In 1986 worden opgravingen uitgevoerd en is er een stichting opgericht met als doel om de watermolen te herbouwen.
We vertrekken vanaf de parkeerplaats bij Café ’t Groene Woud, waar onze aandacht direct getrokken wordt door een heus insectenrestaurant 'Bij 't Lijntje". De route voert ons over de spoorwegovergang van het voormalig Duits Lijntje. Dit in 1873 door de Noord-Brabantsch-Duitse Spoorweg Maatschappij (NBDS) geopende spoorlijn is alweer enige tijd buiten gebruik is. Het Duitse lijntje is ooit tot stand gekomen door de heren W.H. van Meukeren, notaris in Rotterdam en rechter mr. A.H. Verster uit Boxtel, die in 1867 een concessie aanvragen voor de aanleg en voor de bedrijfsvoering van een spoorlijn tussen Boxtel en Kleef, die beiden al aan het spoorwegnet aangesloten zijn. Aanvankelijk wordt de aanvraag door de Nederlandse regering afgewezen, maar met een aanpassing wordt in 1869 de concessie verleend en de NBDS opgericht. In februari 1872 verleent de Pruisische regering de jonge Maatschappij een definitieve concessie voor de aanleg en de bedrijfsvoering van de spoorlijn. De bouwwerkzaamheden en de start wordt gekenmerkt door financiële en organisatorische problemen. Op 15 juli 1873 kan desondanks en met een schuld van meerdere miljoen gulden het eerste stuk van de spoorweg van Boxtel naar Gennep in gebruik worden genomen. Bij de ingebruikneming is deze spoorlijn een schakel in het treintraject tussen Londen en Berlijn en verder oostwaarts richting het in Rusland gelegen Vladivostok. Ooit hebben hier keizers, koningen en vorsten gereisd en heeft het spoor gezorgd voor een rechtstreekse korte verbinding tussen de zeehavens Vlissingen, Antwerpen en Rotterdam en het Duitse achterland. Ook is de lijn van betekenis geweest voor de uitgestrekte heideontginningen van de Peel tussen 1873 en circa 1930. In 1950 wordt de lijn voor personenvervoer gesloten. En in 2004 beëindigt de NS het goederenvervoer op het laatst overgebleven stuk van Boxtel tot Veghel.
De route leidt ons over de Savendonksestraat tot we na een paar honderd meter rechtsaf de Schutstraat inlopen. Het is een breed onverhard pad tussen rijen grote populieren door. Deze populieren zijn zo kenmerkend voor deze omgeving met zijn ooit bloeiende klompenindustrie. Het is een zeer vochtig gebied. Dat is ook meteen te merken: kletsnatte schoenen en de broekspijpen worden opgerold. Charles heeft de gamaschen uit voorzorg al aangedaan en dat levert nu geen natte broek op. Het gebied links heet Savendonk en rechts Buitenkamp. Aan het einde van deze laan, bij een T-splitsing worden we het natuurgebied De Geelders van Staatsbosbeheer in geleid. In De Geelders kunnen we loslopende GalIowayrunderen tegenkomen die het gebied begrazen. Zij houden voor Staatsbosbeheer op die manier het gras langs de paden kaal. De Geelders is verdeeld in diverse stukken die afgezet zijn met draad. Klephekjes zorgen ervoor dat wij wel en de runderen niet naar een ander stuk kunnen. Op deze T-splitsing leidt de geelwitte markering ons naar rechts om dan even verderop naar links af te buigen. Over een smal dijkje betreden we het natte bosgebied van het natuurgebied De Geelders met bos, weiland en enkele kleine heideveldjes, dat deel uitmaakt van het Nationaal Landschap Het Groene Woud.
De naam Geelders wordt voor het eerst vermeld in 1386 als Gheerlaer, wat weer een korte schrijfwijze is voor: Geelinxlaer, ofwel het “goed van Geerlinc”. De edelman Geerling van den Bossche, naar wiens hoeve De Geelders genoemd is, bezit in de 14e eeuw in dit gebied veel heidegronden. Vervolgens gaat het bezit over aan Ludolph van der Water, kanunnik in 's-Hertogenbosch. Hij vermaakt het gebied aan de Kartuizermonniken die sinds 1470 in Brabant gevestigd zijn. Na de Vrede van Munster in 1648 worden de goederen verbeurd verklaard en in 1655 wijken de monniken uit naar de Spaanse Nederlanden. Na een rechtszaak krijgen ze hun goederen terug om deze in 1658 aan Pieter Lus te verkopen. Deze stierf in 1674. Via de familie Van Rijckevorsel is uiteindelijk de familie Marggraff de bezitter van een deel van De Geelders geworden. Het andere deel wordt uiteindelijk in 1951 door Staatsbosbeheer opgekocht.
Dat natuurgebied De Geelders een nat gebied is, komt door een leemlaag in de bodem die hier tijdens de ijstijd door de wind is afgezet. En niet alleen hier maar in het hele laaggelegen gebied tussen de Dommel en de Aa. Dit gebied staat bekend als "de centrale slenk", een inzinking van de bodem, veroorzaakt door een diepgelegen breuk in de aardkorst. De opvulling van dit gebied met onder andere deze leem, ook wel Brabantse leem et löss genaamd, is in de loop van tienduizenden jaren van bittere kou tot stand gekomen. Later, in wat vriendelijker tijden, toen de zomertemperatuur tot enkele graden boven het nulpunt steeg, is deze leem door dooiwater gedeeltelijk verspeeld en met een laag stuifzand bedekt. Aan die leem heeft het dorp Liempde zijn naam te denken. Al in de Middeleeuwen is er op deze plek al sprake van een bos. Dit bos "sneuvelt" tijdens de Tachtigjarige Oorlog. In 1750 wordt opnieuw bos aangeplant, een eikenbos. De schors van het eikenhakhout (ook wel eek genoemd) wordt gemalen en gebruikt in de leerlooierij om de leerlooiers van looistof te voorzien. In de jaren '30 van de 20e eeuw worden door werklozen greppels gegraven en met het vrijgekomen zand worden rabatten opgeworpen, waarop eiken worden geplant die geriefhout moeten leveren dat aan boeren wordt verkocht. Brede dreven dienen voor de afvoer van dit hout. De aanleg van rabatten zorgt voor verdroging. Het hakhoutbeheer is omstreeks 1965 gestopt, waarna het beheer gericht wordt op het krijgen van een meer natuurlijk bos en het verhogen van de grondwaterspiegel.
Op het smalle dijkje wandelend slaan we linksaf door het klaphekje en komen op een T-splitsing met een breed graspad. Dit gebied wordt op de topografische kaart aangeduid met Het Speet. Aangekomen op de kruising met het heideveld gaat de route naar links om dan vervolgens op de volgende kruising even naar rechts te gaan. Nog voor de slagboom wandelen we naar links en volgen het pad dat al kronkelend in noordelijke richting zijn weg zoekt door een nat bosgebied en schrale, natte grasakkertjes met wilgen. De blauwe paaltjes duiden erop dat we hier het uitgezette Marggraff-Route van Staatsbosbeheer volgen. We wandelen over deze route tot we aan de noordzijde de weilanden bereiken, die de noordzijde van natuurgebied De Geelders begrenzen. Westwaarts leidt ons de geelwitte markering en we worden met de klok mee langs een talud geleid dat een huis afschermt. Naar rechts gaan we tot op een kruising met een laantje dat zuidoostwaarts loopt en op de kaart staat aangeduid met Leemkuilen. Hier treffen we ook de markering van het Laarzenpad, ook een wandelroute van Staatsbosbeheer door natuurgebied De Geelders. Het laantje volgen we tot aan het open gebied van Savendonk en we bereiken door een klaphek via De Speet de verharding van de Savendonksestraat.
We volgen het asfalt even naar rechts en kiezen in de bocht het onverharde pad rechtuit, de Hoogstraat, die we uitlopen langs enkele boomkwekerijen tot op de Koppenhoefstraat. Het gebied aan onze rechterzijde staat bekend als Leemskuilen met vierkante kampen, omgeven door houtwallen en het duidt op de aanwezigheid van natte omstandigheden door vergraving van leem. Al vanouds is er hier bewoning in dit gebied. Net voor bouwmaterialen Van Aarle slaan we links de Vennekens in en bereiken zo de drukke Schijndelse Dijk, die we oversteken en richting buurtschap Langenberg inslaan door de Oude Boomgaard. Waar de Oude Boomgaard naar rechts afbuigt lopen we rechtdoor langs de monumentale boerderij de Groensteeg in die wordt omzoomd met statige populieren. Hier in het buitengebied krijgen we zicht op het Dommeldal en het dorp Gemonde. Het gebied wordt gekenmerkt door oude akkergronden en beekdalgronden, welke nog goed herkenbaar zijn. De open akkers vertonen een duidelijke samenhang met de bewoning in Gemonde en met de lager gelegen graslanden langs de Dommel. De verkaveling in de beekdalgronden is minder gaaf, maar de graslanden zijn nog wel duidelijk herkenbaar, evenals de dode Dommelarmen. Door de aanwezigheid van diverse bosperceeltjes, boomgroepen en wegbeplantingen van de randwegen, heeft het Dommeldal hier een wat kleinschalig karakter.
De Groenesteeg wandelen we uit tot we op de Schoonberg komen. Hier gaat het naar rechts en op de Kriekelaar aangekomen volgen we de geelwitte routemarkering naar de Dommel. Nu blijven we op de oostelijke oever van de Dommel het jaagpad stroomafwaarts volgen. Op de andere oever hebben we zicht op het bosgebied van Zegenrode. Hierdoor is het Dommeldal aan de westzijde sterk ruimtelijk begrensd, wat het kleinschalige karakter van het gebied versterkt. Net voor de dode Dommelarm gaat het door een tweetal klaphekjes langs de visstekjes van de Eerste Gemondse Hengelsportvereniging. Over het Waaipad en de het Kerkeind bereiken we de bebouwing van Gemonde. Hier even naar links door de Lariestraat en dan naar rechts door de Kruisstraat komen we in het hart van Gemonde.
Het dorp Gemonde is zeer oud en komt al voor in een register van de Abdij van Echternach uit het jaar 698-699. In die tijd wordt de plaatsnaam nog geschreven als Datmunda, te lezen als Gaimunda, verwant aan het Latijnse woord “mons” of “montis”, wat zoveel betekent als “berg” of “hoogte”, wat betrekking heeft op de ligging op een landschappelijke hoogte langs de Dommel. De vondst van een urnenveld in het ten noorden van Gemonde gelegen buurtschap Wielse Hoeven duidt op al duizenden jaren bewoning in de omgeving van Gemonde. Het huidige dorp is ontstaan uit vier gehuchten, die elk deel hebben uitgemaakt Boxtel, Sint-Michielsgestel, Schijndel en St. Oedenrode. De verklaring van deze vreemde situatie voert terug tot 1314, als de zogenaamde Bodem van Elde door de Hertog Jan III van Brabant wordt uitgegeven. Het is in die tijd een moerassig en onbewoonbaar gebied. Vier heren delen in dit gebied het gezag.
Als het Ancien Régime wordt afgeschaft en vervolgens in 1802 de moderne gemeentelijke structuur wordt ingesteld, wordt het gebied dus over vier gemeenten verdeeld. Bij de herindeling op 1 januari 1996 komt hieraan een einde en gaat het kerkdorp Gemonde in zijn geheel over naar de Gemeente St. Michielsgestel. Het kunstwerk “De Vierklank” van beeldend kunstenaar Herman van Belkom op de hoek Gasthuisstraat met Kruisstraat verwijst naar dit verleden en geeft dit uitstekend vorm in de contrabas spelende sculptuur. De vier snaren symboliseren de vier gemeenten die tot dan samen in goede harmonie Gemonde besturen en de vier snaren beelden ook de vier gemeenten uit die altijd veel muziek hebben gemaakt.
Midden in het dorp staat de R.K. Parochiekerk St. Lambertus, ontworpen door de architect Wolter te Riele (1867-1937), die als een van de meest vernieuwende architecten van de Neogotische stijl in Nederland geldt. Het is een Neogotisch bakstenen kerkgebouw waarvan de gewelven van schoon metselwerk zijn. Hierop zijn tussen 1925 en 1950 een aantal gewelfschilderingen aangebracht. In de kerk is een preekstoel te vinden van omstreeks 1850, vervaardigd door de firma Gebr. Goossens uit 's-Hertogenbosch. In het priesterkoor zijn een vijftal glas-in-loodramen aangebracht en merkwaardigerwijs bevindt zich daar ook het orgel. Het beeld van Christus op de Koude Steen is uit de 18e eeuw en gemaakt van beschilderd eikenhout. Het christendom is in deze streek vermoedelijk vanuit Maastricht gebracht door missionarissen uit de omgeving van de Heilige Lambertus, waaraan de huidige parochie haar naam dankt. Vermoedelijk is er hier in de 8e eeuw al een kapel die afhankelijk is van de Abdij van Echternach. Maar ook opgravingen hebben ook de resten van een 11e eeuwse kerk aan het licht gebracht. Geleidelijk krijgt deze kerk een meer gotisch karakter en wordt in 1648 bij de vrede van Münster toegewezen aan de Protestanten. De katholieken zijn voor hun eredienst aangewezen op schuurkerken. Weliswaar krijgen de katholieken in de Napoleontische tijd hun kerk weer terug, maar deze wordt in 1824 afgebroken. De stenen gebruikt men voor de bouw van een nieuwe kerk, die echter te klein wordt en in 1924 wordt vervangen door de huidige R.K. Parochiekerk St. Lambertus.
Naast de R.K. Parochiekerk St. Lambertus vinden we Huis Twijnmeer, een Empire landhuis uit het begin van de 19e eeuw en gelegen op een klein landgoed, waarop zich ook een koetshuis bevindt. In 1815 wordt dit landgoed voor het eerst bewoond. Mogelijk heeft hier voordien een slotje gelegen. Voor de voordeur is een bordes van drie treden en op het bordes twee pilaren met daarboven een fries met opschrift 'Twijnmeer'. Links en rechts van de voordeur twee boogranden en op de bovenverdieping zien we drie ramen. Tegen de linker en rechter zijgevel lage aanbouw. Op het gazon staat een zonnewijzer en Huis Twijnmeer is omzoomd door bomen. Natuurlijk vinden we in de nabijheid van de kerk ook een café. Maar de oorspronkelijke naam De Zwaan, die nog steeds boven de deur prijkt, heeft plaats moeten maken voor Café Zaal De Schuif.
Dit Café Zaal De Schuif, alias De Zwaan is voor ons een uitstekend moment om zo rond het middaguur neer te strijken. De koffie en de cappuccino smaken goed en ook het broodje kroket wil er wel in. De uitbaatster is duidelijk blij met ons gezelschap en we moeten oppassen dat ze zich niet al te veel in ons gesprek mengt! Bij vertrek doet ze nog een uiterste poging om ons langer aan haar te binden. Maar we nemen resoluut afscheid en gaan weer op weg.
Door de Dorpstraat en de St. Lambertusweg wandelen we zuidwaarts tot we naar links de afslag Het Hof zien. Hier langs voert ons de route tot buiten de bebouwing van Gemonde. De verharding gaat over in een breed onverhard pad, dat ons naar de T-splitsing met de Koudenbergstraat brengt. Wij kiezen hier voor de afslag naar rechts en volgen de Koudenbergstraat, die later naar links overgaat in de Hooghemertseweg. Hier passeren we het verzetsmonument van Gemonde. Het houdt de herinnering levend aan de leden van de Gemondse verzetsgroep die in september en oktober 1944 een groep Amerikaanse militairen verborgen gehouden hebben in de bossen van Landgoed Gasthuiskamp. Twaalf bemanningsleden van uit koers geraakte zweefvliegtuigen waarmee de geallieerde troepen de Duitse bezetters te lijf gaan, landen hier in een weiland en worden gered door tien inwoners van Gemonde. Hun namen staan op het verzetsmonument, dat ontworpen is door de uit Boxtel afkomstige Broer van Houtum. Het bestaat uit twee stalen silhouetten: een boer op klompen, de verzetsstrijder, die de geallieerde soldaat voorgaat naar een schuiladres. Daarnaast is een plaquette met het insigne van de 101e Airbornedivisie waarvan de Amerikanen die hier destijds met de het zweefvliegtuig geland zijn, deel uitmaken.
We wandelen de Hooghemertseweg uit, die overgaat in de Gasthuiskampen ons leidt naar het Landgoed Gasthuiskamp. Landgoed Gasthuiskamp is een natuurgebied van 68 hectare dat bestaat uit loofbos, waaromheen zich akkers bevinden en gelegen aan weerszijden van de Schijndelse Dijk. In het zuiden sluit het gebied aan op het natuurgebied De Geelders en in het noorden op het Landgoed Vossenholen van de Marggraff Stichting. Ooit is het landgoed eigendom van het echtpaar Hoogerwou van Liempt. Jan Hendrik Hoogerwou van Liempt was een natuurliefhebber en zijn weduwe heeft het gebied aan de Stichting Brabants Landschap geschonken. In de ondergroei van het bosgebied broedt de houtsnip, maar ook de Das komt er voor. Het Landgoed Gasthuiskamp is vrij toegankelijk, maar een net van doorgaande paden is er niet. Dus slaan we bij het bord met doodlopende weg rechtsaf en wandelen door tot aan de Schijndelse Dijk. De route voert langs het gebied waar de Gemondse verzetsstrijders met gevaar voor eigen leven de Amerikanen verbergen. In een droge sloot houden zich daar ook de Amerikanen schuil die eerder op de Schoonberg zijn neergestreken. Verzorgd door deze groep Gemondenaren blijven de militairen daar gedurende 45 dagen, tot het moment dat de Duitsers zich terugtrekken.
De route steekt de Schijndelse Dijk over en het bospad leidt ons langs de noordoost zijde van natuurgebied de Geelders. Op de T-splitsing gaat het naar links en via de Eekhoorn komen we op de Boxtelseweg, die we naar rechts inslaan. Over het asfalt lopen we door tot we aan onze rechterzijde het toegangsbord zien van natuurgebied De Geelders. Hierheen lopend vallen aan de straatzijde van de Boxtelseweg al een tweetal toegangshekken op met de letter M. Deze duiden erop dat we langs de bossen van de Marggraff Stichting lopen. Pas als we rechtsaf de Gilders inslaan bij het toegangsbord naar De Geelders betreden we ook de bossen van de Marggraff Stichting.
Oorspronkelijk is het gebied eigendom van Pieter Lus, oud President-Scheepen van ’s-Hertogenbosch, grootgrondbezitter, onroerendgoedmagnaat, huizenbaron, die in 1659 alle bezittingen en verwaarloosde goederen van de kartuizermonniken koopt. Zij hebben vanaf het midden van de 15e eeuw veel bezittingen in het afgelegen gebied tussen Kasteren en Olland in eigendom. Naar Pieter Lus is ook de Lussedreef vernoemd, die we verderop nog zien. Veel later komt het gebied in bezit van de familie Marggraff, van oorsprong een juristenfamilie uit Duitsland, met landgoederen in Boxtel, Lith, Sint-Michielsgestel, Sint-Oedenrode, Vinkel en Vught. De letter M in de toegangshekken duidt op in 2003 bij een brand op landgoed Zionsburg in Vught omgekomen Ewald Marggraff, oud lid in de Orde der Advocaten, grootgrondbezitter, onroerendgoedmagnaat, huizenbaron. Na zijn dood moet de Marggraff Stichting zorgen dat de landgoederen 200 jaar behouden blijven zoals vastgelegd in het testament van de vorige eigenaar, Ewald Marggraff. Zo heeft de Marggraff Stichting in 2005 een belangrijk deel van haar terreinen in deze regio opengesteld voor het publiek, dat met welkomstborden waarop het wapen van de familie Marggraff prijkt, wordt recreanten uitgenodigd te genieten van de vaak weelderige natuur op de particuliere terreinen.
Het zandpad de Gilders brengt ons langs de natte weilanden van Baarseind en de Lussedreef naar Kasteren. Het laatste gedeelte van deze rondwandeling voert ons langs het Duitse lijntje tot aan de spoorwegovergang bij de Savendonksestraat. Hier bereiken we ook ons vertrekpunt en is Café ’t Groene Woud een prima plek om de wandeling af te sluiten. We staan verbaasd over het tijdstip dat we hier aankomen. Het is net kwart over twee en dit betekent dat we op de wandeling flink hebben doorgestapt. Op het bankje voor het etablissement eten we nog even onze laatste boterhammen op om dat binnen in dit café, waar de tijd lijkt te hebben stilgestaan als we naar het interieur en de aankleding kijken, een lekkere Leffe te nuttigen. Daarna keren we huiswaarts en spreken met elkaar af om wellicht nog een maal voor de zomervakantie er op uit te gaan.
Charles Aerssens
15 mei 2010
Lange Afstand Wandelvereniging "VIA-VIA".
Gegenereerd op 15-05-2010 door C.P.J. Aerssens