Nu het voorjaar echt begonnen is, kriebelt het om met een fris zonnetje hoog aan de hemel onze volgende wandeldag te plannen. Omdat we al heel wat wandeltochten in Midden Brabant hebben gelopen en we onze belangstelling de laatste wandeldagen wat meer oostwaarts hebben verlegd, heeft Charles een aantal wandelroutes in de Meierij bestudeerd. Voor 14 april heeft hij het gebied rond Liempde en het Dommeldal onder de loep genomen. Intensief mailverkeer is ook nu nodig en het blijkt dat Peter opnieuw moet afhaken van deze wandeling. De Brabantse Sahara heeft hem parten gespeeld en zijn rugklachten zijn er niet beter op geworden. Hierdoor heeft hij zelfs zijn geplande fietstocht met Lorenz begin mei moeten afzeggen. Marlien en Jan Willem zijn op vakantie. Zo reageren Arie en Harrie, maar ook Jan heeft er zin in en is graag weer van de partij. Hij heeft immers het laatste halve jaar verstek moeten laten gaan door andere verplichtingen. Met veel enthousiasme meldt hij zich.
Op woensdag 14 april met Jan zich bij Charles in Loon op Zand en vanaf hier vertrekken Jan, Arie en Charles naar Liempde. Harrie gaat op eigen gelegenheid naar de plek van vertrek. Druk verkeer en korte files hebben geen invloed op de tijd van vertrek. Afgesproken is om elkaar in Liempde in de Dorpsstraat bij de parochiekerk St. Jans Onthoofding te treffen. Klokslag 9.00 uur zijn we allemaal ter plekke en marsbereid. De rondwandeling van vandaag zal ons vanuit Liempde in noordelijke richting voeren naar het buurtschap Kasteren, waar de we de Dommel oversteken en over het zogenaamde Duitse lijntje het natuurgebied van Staatsbosbeheer De Geelders betreden. We verlaten het natuurgebied De Geelders via de Hoge Beek en komen aan de westzijde van de Schijndelsche Heide. Vanhier brengt de route ons naar Olland en wandelen langs de zuidzijde van de Schijndelsche Heide richting St. Oedenrode. Als we de Ollandse Weg zijn overgestoken bereiken we het brede Dommeldal, waar we op de oostelijke oever de Dommel stroomafwaarts volgen, nu eens dicht op de oever dan weer wat verder af door een populierenlaantje en de kenmerkende bolle akkercomplexen in de Meierij. Langs het Groot Duijfhuijs wandelen we naar het St. Janspontje en steken de Dommel over om terug te keren naar ons vertrekpunt in Liempde.
Voor deze rondwandeling vertrekken we vanuit Liempde, gelegen in de Meierij van ’s-Hertogenbosch met in de directe omgeving het zeer schilderachtige dal van de Dommel. Het dorp heeft een vrij gaaf gebleven dorpskern en maakt deel uit van de Gemeente Boxtel. Liempde wordt in de oudste documenten geschreven als: Lijmt, Lijmde, of Limde. Het kan als zodanig zijn ontstaan uit het Germaanse lim, wat leem of kalk betekent. Deze verklaring is aannemelijk gezien de leemrijke bodem in de omgeving. De eerste ontginningen vinden in de vroege Middeleeuwen plaats op de vruchtbare bosgronden langs de Dommel, als Liempde deel uit maakt van het Graafschap Rode. Met de verkoop van het Graafschap Rode in 1232 door de Graaf van Gelre aan de Hertog van Brabant komt Liempde in de 13e eeuw bij het Hertogdom Brabant als onderdeel van de Meierij van ’s-Hertogenbosch. In 1391 schenkt Hertogin Johanna van Brabant het dorp Liempde als een hoge Heerlijkheid aan Ridder Willem van de Meeren van Boxtel. Liempde bestaat in die tijd uit een aantal buurtschappen en van een dorpskern is nog geen sprake.
Vanaf 16e eeuw gaat het slecht met de Meierij en heeft ook Liempde te lijden onder de verschillende oorlogen die de Meierij teisteren, met name de Tachtigjarige Oorlog. Na 1648 wordt Liempde onderdeel van de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden. Aangezien de Meierij van 's-Hertogenbosch en al haar toebehoren wordt toegewezen aan de Staten, heeft de omgeving van Liempde onder de Staats-Brabantse een functie als militaire buffer voor het gewest Holland en daardoor weinig mogelijkheden om tot economische groei te komen. Bovendien onderdrukken de protestantse Staatse overheid dit van oorsprong. Katholieke gebied. Na de inval van de Franse troepen in 1672 krijgen de katholieke inwoners van Liempde toestemming om tegen de betaling van een recognitiecijns de mis te vieren in een schuurkerk aan het huidige Kerkeind. Om deze schuurkerk ontwikkelt zich een klein centrum met enige ambachtslieden en in 1787 wordt een raadhuis gebouwd naar een ontwerp van de Boxtelse architect, cartograaf, landmeter en waterstaatkundige Hendrik Verhees.
Het huidige centrum van Liempde ontwikkelt zich om dit raadhuis heen. Pas in 1795, als de Fransen binnenvallen, krijgt Liempde haar vrijheden terug en wordt een volwaardig onderdeel van het Koninkrijk der Nederlanden. Ondanks de ligging aan de Steenweg van 's-Hertogenbosch via Eindhoven naar Luik, die omstreeks 1750 wordt aangelegd, blijft de economische activiteit van Liempde beperkt. Alleen tegen het einde van de 19e eeuw is de klompenmakerij erg belangrijk voor Liempde, vooral door de vele populieren die dankzij het voorpootrecht in de streek te vinden zijn. Op dit moment is nog steeds één klompenfabriek in bedrijf.
Het startpunt voor deze rondwandeling ligt bij de R.K. Kerk St. Jans Onthoofding aan de Dorpsstraat. Deze Neo-Gotische kerk stamt uit 1887 met een toren uit 1894 naar een ontwerp van de Tilburgse architect Hendrik Jacobus van Tulder (1819-1903). Het is een driebeukige kruiskerk van het pseudo-basilicale type. De voorkant van de kerk heeft een toren met een octogonale naaldspits naar een gewijzigd ontwerp van J. Heykants. Op de viering van de kerk staat een octogonale dakruiter met zeer slanke spits. Het schip en de transeptarmen hebben een zadeldak en op het driezijdig gesloten koor een omlopend schilddak. De kerk is gedekt met leien in Maasdekking. Het schip, transept en koor hebben een gelijke nokhoogte maar verschillende dakvoet. Door de tegenstelling tussen het lage schip en het hogere muurwerk van transept en koor sluit de kerk aan bij de dorpse architectuur in de kom van Liempde en is als zodanig typerend voor het vroege werk van Hendrik Jacobus van Tulder. Het gebouw is opgetrokken uit in kruisverband gemetselde baksteen met toepassing van profielsteen bij gevelopeningen en hardsteen voor lijsten, afzaten, sluitstenen, raamtraceerwerk en dekplaten op schouderstukken van gevels, de versnijdingen van steunberen en de projecterende plint. Het schip telt vijf traveeën, het transept een travee met een dwergtravee, het koor een travee met 5/8 sluiting.
Achter de parochiekerk ligt het in 1860 aangelegd kerkhof met een smeedijzeren hek met zandlopers en doodskoppen, omgeven door een beukenhaag. Op het kerkhof staan een aantal hardstenen monumenten waaronder het stenen mausoleum met familiewapens aan de zijkanten van Johannes Henricus Mahie (1802-1871) en zijn vrouw Geertruida Antonia van Son (1809-1876). Ook vinden we er het graf van Van de Mortel (1869) en het grafmonument van de familie Van Boeckel.
Het interieur van de kerk heeft oorspronkelijk een afwisseling tussen gepleisterd en gepolychromeerd metselwerk en wit gestuukte gewelven, maar het metselwerk is nu geheel wit gepleisterd. Het schip en koor hebben een tweedelige opstand met in de lichtbeuk van het schip blinde rozetten waaronder platte scheibogen aanzetten op eenvoudig geprofileerde zware pijlers met oorspronkelijk anders gepolychromeerde kapitelen. De wit gestuukte kruisribgewelven zijn in de viering beschilderd met engelenfiguren. Het gebouw bezit een Neo-Gotische inventaris. Het houten hoogaltaar (1879-80) is vermoedelijk ontworpen door Hendrik Jacobus van Tulder en verder zien we een triomfkruis uit dezelfde tijd en een fragment van de preekstoel (1897). De gebrandschilderde ramen in het koor hebben als voorstelling Johannes Onthoofding, het H. Hart van Maria, de doop in de Jordaan en het H. Hart dat aan Maria Margaretha Alacoque verschijnt. In de transepten zien we de levens van Maria en Jozef en in het schip de attributen van de 12 apostelen. Tenslotte heeft het kerkinterieur een koperen doopvont en enige 19e en vroeg 20e eeuwse beelden. Het orgel stamt uit 1889 en is gebouwd door Gebr. Franssen uit Roermond. De kerk is herhaaldelijk hersteld en gerestaureerd. Het oorspronkelijk deels gepolychromeerde metselwerk in het interieur is later in een egaal grijs-witte tint geschilderd en de kerk heeft een gewassen betonvloer gekregen. De laatste restauratie dateert uit 1986-1990, waarbij de oorspronkelijke polychromie deels is hersteld.
Vanaf de R.K. Kerk St. Jans Onthoofding wandelen we noordwaarts door de Dorpsstraat, voorbij de splitsing met de Cattestraat naar het Tooseplein. Op de hoek met de Kapelstraat staat het beeldje Nillis de Klompenmaker van Pier van Leest, een uit Zevenbergen afkomstige beeldhouwer. Dit beeldje op een bakstenen sokkel staat symbool voor de klompenmakerij die eens in de Meierij een belangrijke bron van inkomsten is geweest. Langs dit beeld gaat de route naar links de Kapelstraat in. Hier passeren we een aantal historische en monumentale langgevelboerderijen en de laatst overgebleven klompenfabriek in Liempde van de familie Traa. We komen nu op de drukke Boxtelseweg, die we even naar rechts volgen en dan nemen we de eerste gelegenheid opnieuw naar rechts De Bocht in. Hier gaat het asfalt over in een onverhard pad dat op de Molendijk uitkomt. Deze weg leidt ons naar het buurtschap Kasteren en de Dommel. Als we de Dommel zijn overgestoken bereiken we de plek waar eens de Kastersche watermolen heeft gestaan.
De geschiedenis doet vermoeden dat hier al in de 12e of 13e eeuw een watermolen heeft gestaan, die aanvankelijk gebruikt is als graanmolen. Het eerste document waarin deze molen nadrukkelijk wordt genoemd stamt uit 1294. Dan blijkt Willem van Cuijk (1260-1319), Heer van Boxtel, de molen te leen te hebben van de Hertogin Johanna van Brabant. Het Hertogdorp Liempde wordt in 1391 door de Hertogin beleend, maar het leen is verdeeld over diverse eigenaren. In 1466 echter komt de Heerlijkheid geheel in het bezit van Henric van Ranst, die Heer van Boxtel is. De opvolgende Heren van Boxtel verpachten de watermolen aan particuliere molenaars. Uiteindelijk komt de laatste Heer van Boxtel, Frederik van Salm Kyrburg, aan zijn einde in 1794 door de Franse guillotine. Deze Frederik van Salm Kyrburg heeft ook schulden, die na zijn dood vereffend moeten worden en daarom wordt de molen omstreeks 1800 verkocht aan particulieren. Nadat de watermolen in de eerste helft van de 19e eeuw nog in gebruik is als oliemolen, raakt ze gaandeweg in verval. Er komen klachten over de molenaar die het water teveel opstuwt, waardoor weilanden onder water lopen. Uiteindelijk koopt het Waterschap De Dommel de molen op in 1925. In 1936 worden de sluis en de oliemolen afgebroken. De graanmolen, die ondertussen door een oliemotor wordt aangedreven, is in 1949 verkocht aan de Coöperatieve Aan- en Verkoopvereniging (CAV) te Liempde. In 1960 treft de bliksem de watermolen en deze brandt vrijwel geheel af. De molengang wordt gedempt met houtafval van de Liempdse klompenindustrie. In 1986 worden opgravingen uitgevoerd en is er een stichting opgericht met als doel om de watermolen te herbouwen.
In het buurtschap Kasteren, waarvan de oudste vermelding stamt uit 1367 en zou duiden op een versterkte plaats, schans of legerkamp, leidt de wandelroute ons eerst over de Kasterensestraat om dan naar links de Gemondsestraat in te wandelen. Zo staan we aan het voormalige Duits Lijntje, de in 1873 door de Noord-Brabantsch-Duitse Spoorweg Maatschappij (NBDS) geopende spoorlijn, die nu alweer enige tijd buiten gebruik is. Dit Duitse lijntje is ooit tot stand gekomen door de heren W.H. van Meukeren, notaris in Rotterdam en rechter mr. A.H. Verster uit Boxtel, die in 1867 een concessie aanvragen voor de aanleg en voor de bedrijfsvoering van een spoorlijn tussen Boxtel en Kleef, die beiden al aan het spoorwegnet aangesloten zijn. Aanvankelijk wordt de aanvraag door de Nederlandse regering afgewezen, maar met een aanpassing wordt in 1869 de concessie verleend en de NBDS opgericht. In februari 1872 verleent de Pruisische regering de jonge Maatschappij een definitieve concessie voor de aanleg en de bedrijfsvoering van de spoorlijn. De bouwwerkzaamheden en de start wordt gekenmerkt door financiële en organisatorische problemen. Op 15 juli 1873 kan desondanks en met een schuld van meerdere miljoen gulden het eerste stuk van de spoorweg van Boxtel naar Gennep in gebruik worden genomen. Bij de ingebruikneming is deze spoorlijn een schakel in het treintraject tussen Londen en Berlijn en verder oostwaarts richting het in Rusland gelegen Vladivostok. Ooit hebben hier keizers, koningen en vorsten gereisd en heeft het spoor gezorgd voor een rechtstreekse korte verbinding tussen de zeehavens Vlissingen, Antwerpen en Rotterdam en het Duitse achterland. Ook is de lijn van betekenis geweest voor de uitgestrekte heideontginningen van de Peel tussen 1873 en circa 1930. In 1950 wordt de lijn voor personenvervoer gesloten. En in 2004 beëindigt de NS het goederenvervoer op het laatst overgebleven stuk van Boxtel tot Veghel. Opvallend is het kunstwerk aan de verlaten spoorwegovergang, dat op symbolische wijze een oude wagon uitbeeld met de Pruisische dubbele adelaar op de wagondeuren.
Vanaf de spoorwegovergang hebben we naar rechts zicht op het oude station van Liempde. Oorspronkelijk bij de aanleg van het Duitse Lijntje is er in Liempde geen station. Met ingang van de zomerdienst 1884 wordt er een eenvoudige kleine halte met een gebouwtje van nog geen twee bij twee meter geïnstalleerd. In 1893 volgt het eerste station en pas in 1903 na veel geharrewar tussen de Gemeente Liempde en de NBDS komt het huidige, voor een dorp als Liempde zeer grote, stationsgebouw gereed. Omdat het wat later gebouwd is, heeft het niet het typische gladde, witte NBDS uiterlijk van de andere stations langs dit traject was stijlvol in schoon metselwerk opgetrokken en heeft afwijkend van andere NBDS stations een hoog wolfdak. Het station wordt op 15 mei 1936 gesloten en doet nu dienst als woonhuis.
De route leidt ons verder over de Gemondseweg, waar we langs het eerste huisje rechtsaf slaan. Het paadje lijkt uit te lopen in een drassig gebied met bossages en weilanden. Met de GPS in de hand zoeken we de weg langs de bosrand, waarbij we ook over het prikkeldraad moeten klimmen. Een ogenschijnlijk op de topografische kaart aangeduid bospad kunnen we niet vinden. Dus avontuurlijk langs de bosrand en een omgeploegde akker zoeken we onze weg tot op de Savendonksestraat. Hier even naar rechts en na een paar honderd meter links af de Schutstraat in. Het is een breed onverhard pad tussen rijen grote populieren door. Deze populieren zijn zo kenmerkend voor deze omgeving met zijn nog bloeiende klompenindustrie. Het is een wat vochtig gebied. Het gebied links heet Savendonk en rechts Buitenkamp. Aan het einde van deze laan, bij een T-splitsing worden we het natuurgebied De Geelders van Staatsbosbeheer in geleid. In De Geelders kunnen we loslopende GalIowayrunderen tegenkomen die het gebied begrazen. Zij houden voor Staatsbosbeheer op die manier het gras langs de paden kaal. De Geelders is verdeeld in diverse stukken die afgezet zijn met draad. Klephekjes zorgen ervoor dat wij wel en de runderen niet naar een ander stuk kunnen. Op deze T-splitsing gaan we naar links om dan even verderop opnieuw naar links te wandelen. Na goed 500 meter waar het brede graspad naar rechts afbuigt bij een rustbank volgen we het gemarkeerde Laarzenpad van Staatsbosbeheer naar links.
In het bos komen we een informatiepaneel tegen van Staatsbosbeheer waarop we de geschiedenis van natuurgebied De Geelders kunnen lezen. Het gebied met bos, weiland en enkele kleine heideveldjes maakt deel uit van het Nationaal Landschap Het Groene Woud.
De naam Geelders werd voor het eerst vermeld in 1386 als Gheerlaer, wat weer een korte schrijfwijze is voor: Geelinxlaer, ofwel het “goed van Geerlinc”. De edelman Geerling van den Bossche, naar wiens hoeve De Geelders genoemd is, bezit in de 14e eeuw in dit gebied veel heidegronden. Vervolgens gaat het bezit over aan Ludolph van der Water, kanunnik in 's-Hertogenbosch. Hij vermaakt het gebied aan de Kartuizermonniken die sinds 1470 in Brabant gevestigd zijn. Na de Vrede van Munster in 1648 worden de goederen verbeurd verklaard en in 1655 wijken de monniken uit naar de Spaanse Nederlanden. Na een rechtszaak krijgen ze hun goederen terug om deze in 1658 aan Pieter Lus te verkopen. Deze stierf in 1674. Via de familie Van Rijckevorsel is uiteindelijk de familie Marggraff de bezitter van een deel van De Geelders geworden. Het andere deel wordt uiteindelijk in 1951 door Staatsbosbeheer opgekocht.
Natuurgebied De Geelders is een nat gebied. Dat komt door een leemlaag in de bodem die hier tijdens de ijstijd door de wind is afgezet. En niet alleen hier maar in het hele laaggelegen gebied tussen de Dommel en de Aa. Dit gebied staat bekend als "de centrale slenk", een inzinking van de bodem, veroorzaakt door een diepgelegen breuk in de aardkorst. De opvulling van dit gebied met onder andere deze leem, ook wel Brabantse leem et löss genaamd, is in de loop van tienduizenden jaren van bittere kou tot stand gekomen. Later, in wat vriendelijker tijden, toen de zomertemperatuur tot enkele graden boven het nulpunt steeg, is deze leem door dooiwater gedeeltelijk verspeeld en met een laag stuifzand bedekt. Aan die leem heeft het dorp Liempde zijn naam te denken. Al in de Middeleeuwen was er sprake van een bos op deze plek: `t Gheerlaer. Dit bos "sneuvelt" tijdens de Tachtigjarige Oorlog. In 1750 wordt opnieuw bos aangeplant, een eikenbos. De schors van het eikenhakhout (ook wel eek genoemd) wordt gemalen en gebruikt in de leerlooierij om de leerlooiers van looistof te voorzien. In de jaren '30 van de 20e eeuw worden door werklozen greppels gegraven en met het vrijgekomen zand worden rabatten opgeworpen, waarop eiken worden geplant die geriefhout moeten leveren dat aan boeren wordt verkocht. Brede dreven dienen voor de afvoer van dit hout. De aanleg van rabatten zorgt voor verdroging. Het hakhoutbeheer is omstreeks 1965 gestopt, waarna het beheer gericht wordt op het krijgen van een meer natuurlijk bos en het verhogen van de grondwaterspiegel.
Het gemarkeerde smalle Laarzenpad zoekt slingerend zijn weg in het oostelijk deel van natuurgebied De Geelders. Je moet goed opletten en het is avontuurlijk, klimmend
over omgevallen bomen en klotsend over knuppelbruggetjes, soms soppend in de modder. Op de kruising met een breed bospad aangekomen verlaten we voor even het Laarzenpad en wandelen naar rechts tot we opnieuw op het Laarzenpad stuiten. Hier naar rechts en opnieuw de markering van het Laarzenpad volgen tot we de achterzijde van een met een aarden wal afgeschermde woning bereiken. Nog steeds volgen we het Laarzenpad. Als er de mogelijkheid is naar links af te buigen naar de parkeerplaats aan de Schijndelse Dijk, nemen we de route naar rechts en worden we door het bos geleid naar een brede zandweg naar het heidegebied ’T Speet. De route voert ons even naar rechts om dan langs het heidegebied zuidwaarts te leiden. Op de eerste kruising verlaten we het Laarzenpad en stappen door. Op de T-splitsing even naar rechts en meteen naar links komen we doorlopend in een gedeelte van De Geelders dat bekend staat als de Bossen van de Marggraff. We komen er op de Lussedreef en door het hekwerk met daarin de letter M komen we op een breed onverhard pad, dat parallel loopt aan het Duitse Lijntje, De Gilders.
Deze bossen van de Marggraff met de Lussedreef hebben een rijk verleden. De Lussedreef, die nog net op het grondgebied van Liempde ligt, is vernoemd naar Pieter Lus, oud President-Scheepen van ’s-Hertogenbosch, grootgrondbezitter, onroerendgoedmagnaat, huizenbaron, die in 1659 alle bezittingen en verwaarloosde goederen van de kartuizermonniken koopt. Zij hebben vanaf het midden van de 15e eeuw veel bezittingen in het afgelegen gebied tussen Kasteren en Olland in eigendom. Veel later komt het gebied in bezit van de familie Marggraff, van oorsprong een juristenfamilie uit Duitsland, met landgoederen in Boxtel, Lith, Sint-Michielsgestel, Sint-Oedenrode, Vinkel en Vught. De letter M in het toegangshek duidt op in 2003 bij een brand op landgoed Zionsburg in Vught omgekomen Ewald Marggraff, oud lid in de Orde der Advocaten, grootgrondbezitter, onroerendgoedmagnaat, huizenbaron. Na zijn dood moet de Stichting Marggraff zorgen dat de landgoederen 200 jaar behouden blijven zoals vastgelegd in het testament van de vorige eigenaar, Ewald Marggraff. Zo heeft de Marggraff Stichting in 2005 een belangrijk deel van haar terreinen in deze regio opengesteld voor het publiek, dat met welkomstborden waarop het wapen van de familie Marggraff prijkt, wordt recreanten uitgenodigd te genieten van de vaak weelderige natuur op de particuliere terreinen.
Het zandpad De Gilders naar links volgend brengt ons langs de natte weilanden van Baarseind en rechts aanhoudend naar de Boxtelseweg. Hier gaat de route even naar rechts om dan onmiddellijk weer neer links het pad de Hoge Beek langs het Duitse lijntje te volgen tot de spoorwegovergang aan Hofstad. Hier bereiken we het verste punt van deze rondwandeling. Nu wandelen we richting Olland, eerst over Hofstad en bij de eerste mogelijkheid naar rechts Stok in. Aangekomen op de T-splitsing even naar rechts en dan naar links tot we de buitenwijk van Olland bereiken, rechtsaf Horst op en linksaf via Roest.
Door het Binnenveld komen we in het centrum van het kerkdorp Olland bij de R.K. Kerk St. Martinus. Hier vinden we Café De Dorpsherberg, een prima plek voor een pauze.
Het kleine dorp Olland ligt onder de rook van St. Oedenrode en de naam 'Olland' is afgeleid van 'Onlant', wat 'slechte grond' betekent. In de Middeleeuwen is er geen sprake van een kern zoals wij die nu kennen. Er zijn slechts een aantal verspreide boerderijen in een gebied dat bekend is als de 'Bodem van Elde'. Bestuurlijk en kerkelijk is dit gebied verdeeld onder diverse plaatsen en parochies. In 1314 krijgen de bewoners gemeenterechten van Jan III van Brabant en in 1462 werd ook pootrecht verleend. Tegenover het recht om bomen te planten staat de betaling van een zogenaamde 'houtschat'. De Bodem van Elde wordt in 1802 over diverse gemeenten verdeeld, te weten Liempde, Sint-Michielsgestel, Schijndel en St. Oedenrode. In de 19e eeuw groeit de wens om een zelfstandige parochie op te richten. Zo doen in 1854 de bewoners en grondeigenaren een verzoek aan het gemeentebestuur van St. Oedenrode om grond te mogen verkopen om een kerk te bouwen. In 1865 wordt die wens werkelijkheid en wordt de St. Martinuskerk ingewijd onder pastoor Jacobus Wilhelmus Smits. De kerktoren wordt op 4 oktober 1944 echter door de Duitsers opgeblazen, waarna in 1951 de huidige nieuwe kerk in gebruik wordt genomen.
Vanaf Café De Dorpsherberg wandelen we door de Pastoor Smitsstraat langs de R.K. Kerk St. Martinus tot aan de Roest. Hier gaat de route naar links om dan op de splitsing rechts de veldweg de Locht in te gaan. Aan het einde naar links, de Schootsedijk, om vervolgens de eerste gelegenheid opnieuw naar rechts, de Nieuwstraat, in te wandelen langs fraaie boerderijen, waarvan sommige omzoomd met beukenhagen. We passeren er een nieuw hekwerk met daarop “Limiet Bodem van Elde”en een bijgevoegd informatiepaneel. De Hertogen van Brabant gaan in de 13e eeuw over tot het in eeuwigheiddurend erfpacht uitgeven van de gemeenschappelijke gronden, zo ook van de Bodem van Elde. De Bodem van Elde is dan een uitgestrekt vochtig bos- en heidegebied, dat moeilijk toegankelijk is en moeizaam te ontginnen vanwege de sterk leemhoudende bodem. De rentmeester van Hertog Jan II van Brabant geeft in 1314 dit gebied aan de Heren van Schijndel, St. Michielsgestel, Boxtel en St. Oedenrode, die in samenspraak met de Hoogschout van ’s Hertogenbosch moeten toezien op het gebruik, financieel beheer en onderhoud van de Bodem van Elde. Gezamenlijk worden acht gezworenen aangesteld om alle rechten van de Bodem van Elde te handhaven en fraude of onrechtmatig gebruik tegengaan. Zij moeten onpartijdig optreden en zich niet laten beïnvloeden door giften, haat en nijd of vriendschap en familierelaties. Ook zijn ze verantwoordelijk voor het onderhoud van wegen en waterlopen en het herstellen van oorlogsschade. Deze structuur blijft bestaan tot en met 1802, daarna is de Bodem van Elde verdeeld over de vier gemeenten.
De Nieuwstraat vervolgen we tot op de 3-sprong met de Brugse Kampen. Hier slaan we af naar rechts en tussen kassen door komen we aan de Ollandseweg, die we oversteken. Het zandweggetje brengt ons naar Het Achterom. Even naar rechts en vervolgens het zandpad naar links. We volgen de oranje markering en komen voorbij een oude waterpomp, waarvan we niet goed weten wat voor functie deze nog heeft. Hier betreden we duidelijk zichtbaar het Dommeldal met zijn meanderende Dommel, een traagstromende laaglandbeek, die kronkelend op weg naar het noorden haar weg zoekt in het brede dal van de Meierij van ’s-Hertogenbosch met weidse uitzichten. Hier tussen de buurtschappen Olland en Kasteren bestaat het beekdal uit beemden of natte wei- en hooilanden, die dichtbij het water liggen en uit bolle akkers die wat verder van de beek af op de hogere gronden liggen.
Ooit was de Dommel een belangrijke rivier. In de Romeinse tijd wordt er waarschijnlijk al op gevaren. Vermoedelijk heeft de rivier vroeger sneller gestroomd en is dieper uitgesneden in het landschap. Dit verandert als de mens ingrijpt en de oeverbossen kapt om daar hooilanden van te maken. Dit proces is omstreeks 1450 afgerond. Zand krijgt vrij spel en hier en daar wordt de rivier daardoor afgesneden, er ontstaan dode armen en er vormen zich stroomversnellingen. Daardoor gaat de Dommel meanderen. Omstreeks 1890 worden trajecten van de Dommel gekanaliseerd en recht getrokken. Dit gebeurt tot in de tweede helft van de 20e eeuw. Het doel is om het water sneller af te voeren en grond te winnen. In het eerste decennium van de 21e eeuw heeft het Waterschap De Dommel, opgericht in 1863, weer plannen ontwikkeld om de Dommel een natuurlijker karakter te geven en de kanalisatie over aanzienlijke stukken ongedaan te maken. Hierdoor kan de waterbergingscapaciteit van de Dommel toenemen en nemen overstromingen af. Bovendien is door de bouw van waterzuiveringsinstallaties ook de vervuiling van het water afgenomen nemen en kan de waterkwaliteit, die door de intensieve landbouw en veehouderij erg achteruit gegaan is, toenemen.
Onderweg zien we, de oranje markering volgend, op ons pad, nu eens dicht langs de oevers van de Dommel dan weer op enige afstand, populieren en knotwilgen, oude afgesneden rivierarmen en verruigde beemden met grote grazers. We wandelen over het Morgenstraatje langs een bankje met overweldigend uitzicht op en grote slingerbocht in de Dommel. Even verderop steken we de Ollandse Loop over, die hier als zijbeek in de Dommel uitmondt. Zo komen we op de Karthuizerweg waar een informatiebord melding maakt dat hier eens aan de oever van de Dommel een Karthuizer klooster heeft gestaan. In 1464 schenkt de rijke kanunnik Ludolph van der Water enkele gronden in het westelijk deel van Olland aan de karthuizers van Roermond op voorwaarde dat de monniken op deze plek een klooster stichten. Dionysius de Karthuizer krijgt deze opdracht om volgens de strenge regels van de karthuizers op deze zeer afgelegen locatie, op een zandige hoogte aan de Dommel, een houten klooster, bestaande uit een kapel en vier monnikenhuisjes met bijgebouwtjes te bouwen. Maar de keuze om direct aan de Dommel een klooster te vestigen blijkt geen gelukkige. Door de natte en drassige omgeving houden de monniken het er slechts één winter uit en vertrekken in 1467 alweer. Van het Laat-Middeleeuwse klooster rest nu niets meer. De fundamenten zijn in de 17e eeuw uitgegraven en afgevoerd.
Na dit informatiepaneel op de Karthuizerweg nemen we de eerste mogelijkheid naar rechts, ook hier heet het Karthuizerweg. Duidelijk aan het landschap zijn hier de kenmerkende Meierijse bolle akkercomplexen te zien. Sommige bolakkers in deze omgeving bestaan al eeuwenlang in dezelfde vorm en zijn door hun compleetheid zeer goed te herkennen. Door de kleinschalige verkaveling, het patroon van zandpaden en kleine bosjes is dit typisch landschap ontstaan met populierenlaantjes. Vanaf 1750 zijn hier veel populieren aangeplant op de vochtige broekgronden waardoor het zo kenmerkende Meierijse "Peppellandschap" is ontstaan. In 1770 wordt vanuit Amerika een nieuwe populierensoort ingevoerd: de Canadese populier, die het als snelle groeier vooral goed deed op deze leemhoudende grond. De Brabantse naam voor deze populieren is dan ook "Canadassen" maar ook wel "peppeIs" genoemd. Dit landschap is in feite puur economisch, aangezien de populierenteelt grotendeels in dienst heeft gestaan van de klompenindustrie, die nu zo goed als verdwenen is.
De Karthuizerweg nog steeds volgend bereiken we het drassige bosgebied, waar we op de T-splitsing naar links de Maai inlopen. De route brengt ons langs enkele boerderijen richting Kasteren. We lopen door tot de Hoevendreef, die we inslaan. Hier op deze splitsing hebben we naar links zicht op een ooievaarsnest, dat sinds kort bewoond wordt. Een bord geeft aan dat deze richting ons naar het St. Janspontje leidt, dat ons over de Dommel moet zetten. Met de bocht meewandelend komen we aan het uit de 17de eeuw stammende Groot Duyfhuis, een boerderij met Heerenkamer, overblijfsel van een 16e eeuwse havezate, en een vrijstaande duiventoren, een parel in het landschap. De huidige boerderij dateert uit de 18e eeuw en is in het derde kwart van de 19e eeuw verbouwd. De boerderij behoort tot het Brabants staldeeltype van de hallehuisgroep en is een rijksmonument.
In de buitengevel van de Heerenkamer van het Groot Duyfhuis bevindt zich een van donkere bakstenen gemetseld maalteken. Dit, uit de middeleeuwen daterend maalteken, is een ‘teken van recht’. In de 15e eeuw, als Liempde ongeveer 700 inwoners telt en de oude herengoederen vervallen zijn tot kleine buurtschappen, bestaan er nog enkele grote hoeven. Een daarvan is “t Goed ten Acker”, waaruit waarschijnlijk het Groot Duyfhuis is ontstaan. De eerste keer dat hiervan melding wordt gemaakt is in 1400 bij een verkoop voor de Schepenen van Liempde. De latere bezitters zijn vaak ook mede-eigenaar van de Kastersche watermolen. Zo is in 1427 de hoeve in bezit van Jan Wautgerss van Casteren en wordt in 1449 Ludolph van der Water eigenaar van het Groot Duyfhuis. Op het eind van zijn leven schenkt Ludolph van der Water in 1471 zijn goederen met o.a. deze hoeve aan de Kartuizers, die hier aan de Dommel een klooster stichten. Na de vrede van Munster (1648) worden alle goederen van de Kartuizers in beslag genomen en komt de hoeve in 1659 in handen van Pieter Lus, die waarschijnlijk in 1661 de stenen duiventoren bouwt, waaraan de hoeve zijn huidige naam, het Groot Duifhuis, te danken heeft. In het midden van de 19e eeuw is het Groot Duyfhuis in handen van Vrouwe Elisabeth Clara Vermeulen, weduwe van Bernardus van Rijckevorsel. In 1862 wordt het Groot Duyfhuis openbaar verkocht aan Adriaan van Esch, een landbouwer in Liempde, die het een jaar later verkoopt aan Jan Schoenmakers. De Familie Schoenmakers is tot in de jaren tachtig van de vorige eeuw eigenaar van deze hoeve. Op dit moment is het Groot Duyfhuis eigendom van Stichting Brabants Landschap
Opvallend is de vrijstaande stenen duiventoren met spits. Deze telt drie verdiepingen en een ‘marterkraag’. Dit is een kraag rondom de toren van schuin omlaag stekende planken die de steenmarter moeten beletten de vliegopeningen voor de duiven binnen te gaan. De eigenaar van de hoeve het Groot Duyfhuis bezit, als een van de weinige in de streek, het recht deze duiven te houden. Het tekort aan mest is meestal de voornaamste drijfveer om een duiventoren te bouwen. De, soms honderden duiven, leveren behalve een regelmatig mals boutje, deze vele honderden kilo’s fosfaatrijke mest. Het tekort aan meststoffen is vaak aanzienlijk dus de duiven zijn een welkome bron. De omliggende landbouwers zijn, door de voedselbehoefte van de duiven, over het algemeen weinig gecharmeerd van de vele duiven op de duiventoren. Maar ook de Duitsers hebben er tijdens WOII in 1942 nog meer dan 230 duiven afgeschoten. De functie van deze toren is echter al lang vervallen.
Even verderop aan de Hoevedreef is vlak bij het Groot Duyfhuis de duiventoren een prachtige originele Jeroen Bosch schuur herbouwd. Deze schuur is de meest typische schuur in de Middeleeuwen maar in Noord-Brabant en het landschap van de Meierij helaas verdwenen. In de tijd van Jeroen Bosch en Breughel, en nog lang daarna zijn er bijna geen andere type schuren te vinden dan het type schuur dat nu weer in Kasteren staat. De oudste elementen van deze schuur die Jeroen Berkhout aan de Hoevedreef heeft opgericht, stammen uit ongeveer 1750 en komen uit het Oost-Vlaamse Brakel. De bouwconstructie van dit type schuren maakt ze verplaatsbaar en kon destijds door de pachter naar de volgende boerderij worden mee genomen. Toch is de schuur niet meer volledig in originele staat, maar is met hulp van deskundigen van 'Domein Bokrijk' in België in bijna oorspronkelijke staat herbouwd. Deze Jeroen Bosch schuur sluit zo bijna naadloos aan op de prachtig gerestaureerde langgevelboerderij van de eigenaar.
Vanaf de Hoevedreef wandelen we naar rechts richting St. Janspontje, dat weer in ere is hersteld. Tot 1955 bestaat er een trekpontje tussen Kasteren en de Kerkakkers van Liempde. Jarenlang heeft de familie Koppens mensen overgezet met het pontje zodat de kerkgangers uit Kasteren naar de eerste eigen parochiekerk van Liempde, de Sint-Janskapel, kunnen. De Stichting Behoud Cultureel Erfgoed Liempde en de Stichting Roois Cultureel Erfgoed hebben nauwgezet samengewerkt om dit trekpontje opnieuw in de vaart te zetten. Financiële ondersteuning door het Innovatieplatform Duurzame Meierij en de Gemeente Boxtel hebben dit mogelijk gemaakt. Bij de feestelijke ingebruikneming in 2008 is ook Mien van Haaren-Koppens aanwezig. Zij is het laatste nog in leven zijnde gezinslid van de familie Koppens, die tot 1955 de veel passanten naar de overkant van de Dommel heeft overgezet.
Eenmaal de Dommel over met het St. Janspontje passeren we op de westelijke oever van de Dommel een artistiek vervaardigde insectenschuilplaats. Langs het weiland lopen we richting Liempde en bereiken de Smaldersestraat. Hier wandelen we even naar links en komen aan de eerste huizen van Liempde. Rechtsaf door de Strijpenhof. Daar waar de straat met de bocht naar links buigt, steken we tussen de huizen door en komen op een oud pad, dat we naar de Kapelstraat volgen. In de Kapelstraat voert ons de route even naar links om dan langs het beeldje Nillis de Klompenmaker van Pier van Leest de Dorpsstraat in te gaan. Hier bereiken we ons startpunt aan de R.K. Kerk St. Jans Onthoofding, waar we deze rondwandeling zijn begonnen.
Charles Aerssens
30 april 2010
Epiloog
Terwijl ik bezig ben met de verslaglegging van deze rondwandeling in het Dommeldal, moet ik in het Brabants Dagblad van maandag 26 april lezen dat op zaterdagavond 24 april rond de klok van kwart voor tien brand is uitgebroken bij het St. Janspontje in Liempde. Buurtbewoners zien vanaf enige afstand ter hoogte van het St. Janspontje of in de nabije omgeving ervan metershoge vlammen en waarschuwen daarop de Liempdse brandweer die met hun tankautospuit ter plaatse komt. Omdat het voetveer niet in de nabijheid van een openbare weg ligt moet de brandweer via een nabijgelegen weiland aanrijden om in de buurt te komen van het pontje. Bij aankomst van de brandweer grijpt het vuur snel om zich heen. Binnen enkele minuten heeft de brandweer het vuur onder controle en blijkt dat alleen de opstapplaats nabij het Dommelsteegje in brand te hebben gestaan. Het pontje zelf is waarschijnlijk door de brand losgeraakt en afgedreven want deze ligt aan de overkant enkele tientallen meters vanaf de andere opstapplaats. Voorlopig is het Sint Janspontje uit de vaart. De opstapplaats is zodanig verwoest door de brand, dat deze niet meer gebruikt kan worden. Het vermoeden is dat vandalen het St. Janspontje in brand hebben gestoken. Dit betekent dat het St. Janspontje voorlopig opnieuw uit de vaart is. Jammer voor de wandelaars in het Dommeldal!!
Lange Afstand Wandelvereniging "VIA-VIA".
Gegenereerd op 30-04-2010 door C.P.J. Aerssens