Al vanaf het allereerste begin van L.A.W.V.“Via-Via” in 1993 is het Ardennenweekend een vast onderdeel geweest van onze jaarlijkse wandelactiviteiten. Altijd hebben we hier een gastvrij en goed onderkomen gehad in Laidprangleux in de Gîte La Spinette of le Fournil van de familie Daco. Één telefoontje was voldoende en ons verblijf was er geregeld!! En ook de wandelingen in de Ardennen waren super! Maar na onze start van de Eifelsteig afgelopen zomer en de goede ervaringen met dit wandeltraject in een weer totaal ander landschap dan de Ardennen, hebben we na rijp beraad toch besloten een nieuwe weg in te slaan en ons weekend naar de Eifel te verleggen. Dit betekent dat er een nieuw onderkomen moet worden gezocht. Hotel Zur Post in Simmerath was voor het eerste traject van de Eifelsteig een goed uitgangspunt, maar nu we op pad gaan van Blankenheim naar Hillesheim vraagt deze optie te veel reistijd om het logistieke gebeuren van elke dag in goede banen te leiden. Dus gaat Charles op zoek naar een nieuw logeeradres.
Het internet afzoekend naar een eenvoudig onderkomen, waar we ook gemoedelijk kunnen overnachten en we niet hoeven te koken en voor het ontbijt te zorgen, vraagt enig speurwerk. Logies met ontbijt en halfpension is zo langzaam aan voor iedereen de aangename en makkelijke optie geworden. Dus niet meer thuis de maaltijden voorbereiden, drank en nootjes inslaan om dan uitgeteld de avond door te brengen. We zijn wellicht verwend geraakt om na de wandeling ons eerst op te frissen en dan met een drankje aan tafel aan te schuiven en te genieten van wat het menu ons biedt. Via de site van de Eifelsteig komen we in contact met Gästehaus Leiff in Leudersdorf. Even bellen met en een mailtje naar Maria Leiff zijn voldoende om ons verblijf in de Eifel te regelen. Ook het eten is geregeld en zo zijn we voor een prijs van € 31,- met halfpension onder de pannen. Hiervoor hebben we een vakantiehuisje voor 4 personen en een extra gastenkamer tot onze beschikking.
Een bijkomend voordeel van ons verblijf in Leudersdorf is het feit dat het bijna direct aan de route van de Eifelsteig ligt. We zullen weinig reistijd kwijt zijn om naar begin- en eindpunt te rijden. Want met 6 personen onderweg zijn, betekent enige logistieke planning. We moeten immers altijd met 3 auto’s naar het eindpunt rijden, hier één auto achterlaten en met de andere twee auto’s met alle wandelaars naar het startpunt rijden. Op het eindpunt aangekomen, moeten dan de chauffeurs naar het beginpunt gebracht worden om er de twee auto’s weer op te halen en terug te rijden naar het eindpunt om het gezelschap weer compleet te maken. Pas dan kunnen we naar ons verblijf!! Bij een rondwandeling is er geen vervoersprobleem.
Nu alle geregeld is en iedereen per mail op de hoogte is gebracht van de afspraken, is het wachten tot zondag 25 oktober. Op deze zondag zullen we al vroeg vertrekken om rond de klok van 12.00 uur elkaar te treffen in Alendorf het eindpunt van de eerste wandeletappe. We willen immers toch 2 dagtrajecten van de Eifelsteig met een totale afstand van ongeveer 45 kilometer afleggen in drie dagen en daarom wandelen we op de eerste dag al 14 kilometer. De wandelaars uit Twente zijn goed op tijd en dus moeten Lorenz en Wilma even wachten op de Brabanders. Kitty heeft in Loon op Zand nog vlug voor koffie gezorgd en zo ontstaat er een Brabants kwartiertje!! Maar nog net voor de klok van 12.00 uur is het gezelschap compleet. Op naar Blankenheim, waar de auto’s worden geparkeerd bij de Raiffaisen Bank en Hotel Kölner Hof. Wandelschoenen aan en op weg voor een nieuw traject van de Eifelsteig!
Deze etappe loopt van vandaag vanuit Blankenheim start vanaf de bron van de Ahr voor het grootste deel over het oude Brotpfad, waarbij we na de Schillertsberg de Nonnenbach oversteken en verderop door de Salchenbusch afdalen in het Schafbachtal. Vervolgens bereiken we de hoogvlakte bij Ripsdorf. Vanhier verloopt de route afwisselend door weiden en bossages over golvend terrein. In dit gebied vinden we jeneverbesstruiken in kleine Naturschutz gebiedjes, zoals Griesheuel. Bij het oude bedevaartskerkje St. Agatha met een klein oorlogskerkhof eindigt de dagwandeling.
We vertrekken in het centrum van Blankenheim aan de bron van de rivier de Ahr in de Middeleeuwse stadskern aan de voet van de burcht van Blankenheim, die hoog boven het stadje uittorent. Het Eifelstadje kan terugkijken op een bewogen geschiedenis. Het zijn de Kelten die rond de 4e eeuw voor Christus dit gebied bevolken en die omstreeks 150 na Christus moeten wijken voor de Germanen nadat ze de Romeinen hebben verjaagd. Op 23 juni 721 wordt Blankenheim voor het eerst in een oorkonde vermeld. In 1115 bouwt Gerhard I de burcht als stamslot van de Heren van Blankenheim, die in 1380 tot Graaf worden uitgeroepen, en dit blijft tot de Franse Revolutie. Na de Vrede van Wenen in 1815 komt het gebied en de stad aan Pruisen.
De Ahr ontspringt in Blankenheim temidden van mooi gerestaureerde vakwerkhuizen onder een huis uit 1721 en stroomt dan door een gemetseld kanaal het oude Middeleeuwse stadje door. Wij wandelen naar de kruising van "Auf der Insel" met de Johannesstraße, waar de stenen replica van de H. Johannes Nepomuk in priesterkleding staat, een bijna levensgroot, eenvoudig en natuurgetrouw beeld uit het begin van de 18e eeuw. Het origineel vinden we in het Eifelmuseum. Hier hebben we zicht op de R.K. Parochiekerk Maria Himmelfahrt, gebouwd tussen 1495 en 1505 op initiatief van Graaf Johann l van Manderscheid-Blankenheim en zijn vrouw Margaretha. Rond 1950 zijn de Laat-Gotische plafondschilderingen blootgelegd en gerestaureerd. Pronkstukken zijn drie gebeeldhouwde altaren, absolute Laat-Gotische meesterwerken van een Vlaamse meester. Bovendien bezit de kerk een van de oudste orgels uit het Rheinland en andere kunstwerken.
Net voor we de Ahrstrasse inlopen wordt onze aandacht getrokken door een blues orkest met een pittige blonde zangeres, die op dit vroege middaguur met haar rauwe stem liederen van Joe Cocker ten gehore brengt. Even luisteren dus! Als we in de Ahrstrasse zijn, lonken heerlijks taarten van lunchroom Skotz naar ons. We besluiten deze Eifeldagen met een stevig kopje koffie en een overheerlijke Bienenstich te beginnen. Tenslotte hebben we ook vakantie. Dit alles betekent wel dat we nog geen stap zijn opgeschoten op het traject van de Eifelsteig. Dus toch maar in de benen. In de Ahrstrasse gaat de route naar rechts omhoog door Am Lühberg, over Unter dem Heltenbusch, en de trappen op naar de Lühbergerstrasse. We wandelen door en winnen aan hoogte, zodat we een mooi zicht hebben op het Eifelstadje. Waar de weg een bocht naar rechts maakt, gaan we naar links. Het onverharde pad voert ons door het bos naar de Nonnenbacher Weg, die we naar rechts al klimmend volgen. Waar de bebouwing ophoudt gaat de route naar links en volgt de Eifelsteig ook de markering van de HWW4, de Josef Schramm Weg. Langs de bosrand bereiken we de Schillertsberg. Boven steken we de veldweg over en dalen door het bos, eerst steil en dan geleidelijk verder in het Wallbachtal. Zo komen we in het Nonnenbachtal. Even naar rechts en over de Wallbach en vervolgens links over de Nonnenbach. De K70 steken we over en klimmen sterk door het bos over het hier aangegeven Brotpfad.
Dit Brotpfad dankt haar naam aan de tijd dat de dorpelingen van het verderop gelegen Ripsdorf deze weg gebruikt hebben om naar Blankenheim te gaan om er met de verkoop van hun brood de belastingen te kunnen betalen en andere noodzakelijke dagelijks dingen te kopen. Het pad voert ons door het Salchenbusch voorbij aan een wel heel luxueuze Schutzhutte, waar zelfbediening mogelijk is en er vertrouwd wordt op de eerlijkheid van de wandelaar. Vanaf hier dalen we af en het valt op dat er hier een aantal beekjes ontspringen die met ons dalwaarts gaan naar het Dreisbachtal. Net voorbij een vennetje gaat de route naar links en volgend nu eens klimmend dan weer dalend de bosrand en langs open gebied. Langs bremstruiken op de hoogvlakte dalen we af in het Schafbachtal. In het dal volgen we de beek, die zijn oorspronkelijke bedding heeft behouden, stroom opwaarts. Elzenstruiken omzomen het meanderende stroompje tussen de weilanden. Aangekomen bij de doorgaande weg K69 wandelen we naar links over de stenen brug bij de Ripsdorfer Mühle om dan vervolgens links aanhoudend, het asfalt te verlaten en door het bos richting Ripsdorf te marcheren. Duidelijk zichtbaar zijn hier de verwoede pogingen van beuken zichtbaar, die zich met de wortels willen vasthechten in de steile, rotsige bodem. De route naar rechts volgend komen we in de Tränkgasse met het 17e eeuwse vakwerkhuis, het Brothaus, dat aan een zijde een typische uitbouw heeft, waar vroeger het brood is gebakken.
Zo komen we in de Hauptstrasse in het centrum van Ripsdorf. Het dorp Ripsdorf maakt deel uit van de Gemeente Blankenheim en ligt midden op een hoogvlakte op ongeveer 500 m tussen Kyll en Ahr met in de nabijheid de riviertjes de Schafbach, de Ahr en de Lampertsbach. Het is ontstaan op de plek van een voormalige Romeinse nederzetting en Merovingische graven wijzen op vroeg Frankische bewoning, die bij de toenmalige volksverhuizing moet zijn ontstaan. Een Frankische edelman, een voorouder van de Eifelgraven en de Graven van Are krijgt Ripsdorf in bezit. Het dorp heeft in de loop der tijd andere namen: Rypstof (1203). Rypstorp (1316) en Rupstorp in de 15e eeuw. Omdat Ripsdorf geen zelfstandige Heerlijkheid is geweest, kennen we ook geen samenhangende geschiedenis. Gerhard von Loen, Heer van Jülich en Graaf van Blankenheim koopt Ripsdorf in het jaar 1457. Ten tijde van de Hertog van Alva zouden Spaanse troepen hier ingekwartierd zijn. In de 16e eeuw krijgt de Familie Metternich bezittingen in Ripsdorf toegewezen. Tot aan de Franse Revolutie blijft het gebied in handen van de Hertogen van Jülich. Dan valt Ripsdorf onder de Mairie Dollendorf in het Kanton Blankenheim. Bezienswaardig is de Laat-Gotische St. Johann Baptist Kirche. Opvallend is er de doopvont en een gebrandschilderd raam dat opgedragen is aan een bekende inwoner van Ripsdorf: de herbergierszoon en latere Benediktijnerabt Benedikt Reetz (1897-1964).
We volgen de Hauptstrasse westwaarts tot we bijna aan het einde van de bebouwing zijn en slaan linksaf Auf der Reusch in, die iets afloopt tot aan de Weierstrasse. Hier gaat de markering naar rechts en betreden we een open landschap. Tussen het uitgestrekte landbouwgebied met weilanden en akkers door en tenslotte naar rechts langs een meidoornhaag tot aan de K43. Even naar links en schuin naar rechts oversteken betreden we het Naturschutzgebiet Griesheuel, dat deel uitmaakt van de Alendorfer Kalktriften, een viertal kalkheuvels rondom het dorpje Alendorf. De voornaamste vormen de Kalvarienberg, de Hämmersberg en de Eierberg. Duidelijk is de afwisseling in het landschap te zien, die grotendeels wordt bepaald door het reliëf. Aan de linkerzijde zien we de eerste dennenbomen en de vegetatie bestaat uit kalkgraslanden begroeide hellingen, waarin jeneverbessenstruiken groeien. Tussen deze stekelige struiken groeien allerlei bijzondere planten waaronder orchideeën, Wildemanskruid en gentianen. Bovendien is het een paradijs voor dagvlinders. Op een hoogte van 554 meter hebben we naar het noordwesten zicht op het lager gelegen dorpje Waldorf en met de bocht mee naar links verlaten we in de volgende bocht het asfalt en wandelen langs enkele houten wegkruisen het graspad in. Langs de bosrand krijgen we even verderop zicht op het witte bedevaartskerkje St. Agatha.
Deze voormalige katholieke parochiekerk St. Agatha, gebouwd in 1414, ligt net buiten het dorp Alendorf. En staat temidden van enkele dikke beuken binnen de kerkhofmuur. In het koor zijn fraaie schilderingen en een 15e eeuwse sacramentsnis te zien. De toren staat aan de westzijde. Graaf Salentin Ernst von Blankenheim (1644- 1694) laat in 1663 op de plek van het huidige kruis een kapel bouwen. Bovendien worden vanaf de parochiekerk St. Agatha tussen 1663 en 1680 zeven kruiswegstaties uit rode zandsteen geplaatst. Deze beelden scènes af van de veroordeling tot de kruisiging van Christus. In de 19e eeuw vond een uitbreiding plaats tot de gebruikelijke 14 staties. Nog altijd trekt, naar oud gebruik, op Goede Vrijdag een processie naar de top van de Kalvariënberg. Deze kruisweg begint vlakbij en leidt naar het kruis op de top van de Kalvarienberg. Naast de St. Agatha kerk is een klein oorlogskerkhof waar een 70-tal Duitse soldaten zijn begraven, die tijdens de zware beschietingen in de winter van 1944-1945 aan de Ahr het leven hebben gelaten.
Vanaf de St. Agatha Kirche wandelen we terug naar de dorpskern van Alendorf waar we deze morgen de auto hebben geparkeerd. We hebben al zicht op de Kalvarienberg, waar de roodbruine zandsteen kruiswegstaties duidelijk in het landschap afsteken en de moeizame klim naar de top markeren. Dit zal de start zijn van ons volgende traject morgen. In het centrum blijven Wilma, Marion en Peter achter, terwijl de chauffeurs nog even terug naar Blankenheim rijden om er de auto’s op te halen. Een kwestie van een klein half uurtje!! Terug in Alendorf gaat het hele gezelschap naar ons logeeradres in Leudersdorf. Met het navigatiesysteem is dit een fluitje van een cent. En zo bereiken we Gästehaus Maria Leiff, waar we allerhartelijkst worden ontvangen door Maria zelve. De twee echtparen betrekken de vakantiewoning en Peter en Charles krijgen een kamer onder het dak. Er is nog voldoende tijd om ons op te frissen en tegen halfzeven schuiven we aan tafel aan in de keuken. Een soepje en een Eifelteller met een groot aantal vlees- en kaassoorten met verschillend typisch Duitse brood. Een Weizenbier erbij en je hebt het echte gevoel in Duitsland te zijn! We genieten nog even na in de woonkamer, maar voor de uitslagen van het Nederlandse voetbal zijn we aangewezen op sms-berichtjes! Op tijd gaan we naar bed en hopen op een goede nachtrust, want morgen wacht opnieuw een dagwandeling van rond de 18 kilometer. Daarvoor hoeven we gelukkig niet voor dag en dauw uit bed. Het ontbijt is immers om 8.00 uur.
Als we goed uitgerust aan tafel aanschuiven, is de dis gedekt en staan koffie en thee klaar. Het is prettig dat er voor alles gezorgd is. Vandaag gaat de route weer over geaccidenteerd terrein. Zo vertrekken we vanuit Alendorf, maar moeten eerst met de auto’s naar de Nohner Mühle, ons eindpunt. Alendorf is gelegen op de waterscheiding tussen de bronnen van de Ahr en Kyll temidden van drie met jeneverbesstruiken begroeide kalkhellingen: de Kalvarienberg (524 m), de Eierberg (548 m) en de Hammersberg (524 m). In de Romeinse tijd loopt hierlangs een Heirbaan vanuit Jünkerath via Esch, Alendorf en Waldorf naar Blankenheim en is er een Romeinse nederzetting. Vanaf het jaar 400 wordt dit gebied door de Franken bewoond. Het zijn akkerbouwers, die zich hier vestigen vanwege de vruchtbare grond van de "Alendorfer Kalkmulde". In een oorkonde uit 1271 wordt het dorp vermeld als Aldhindorph en in 1277 als Aldendorp. Mogelijk betekent deze naam “Altes Dorf” (oud dorp) of “Dorp van Aldo”, een afkorting van Aldebrando, een oude Duitse voornaam.
In 1253 draagt de Abdij van Malmedy het patronaat over Alendorf over aan het klooster in Frauenkron. Vanaf 1277 is Gerlach van Dollendorf en Kronenburg patronaatsheer, daarna in 1289 de abdij van Steinfeld en na 1317 de Johanniterorde. Alendorf is een van de oudste parochies van het dekenaat Blankenheim en wordt in de eerste parochielijst uit de 13e eeuw als Aldendorp vermeld. In het midden van de 14e eeuw wordt Alendorf bij de Heerlijkheid Jünkerath gevoegd. Vervolgens komt het dorp in 1498 in bezit van Graaf Johann I von Blankenheim en blijft tot aan de Franse Revolutie in 1794 in het bezit van de Graven van Blankenheim. Vanuit Alendorf emigreren inwoners naar Noord-Amerika. Zo hebben Amerikaanse families met namen als Molitor, Lenz, Vogelsberg en Hecker hun wortels in het kleine Eifeldorp. Ze vestigen zich in de staten Illenois, Wisconsin en Ohio, waar het grootste deel van de bevolking uit Duitse kolonisten bestaat en daar van de akkerbouw leven.
Net buiten Alendorf is een parkeerplaats en hier pakken we de markering van de Eifelsteig op bij het bedevaartskerkje St. Agatha met het ernaast gelegen klein oorlogskerkhof waar een 70-tal Duitse soldaten zijn begraven, die tijdens de zware beschietingen in de winter van 1944-1945 aan de Ahr het leven hebben gelaten. Voor ons ligt de Kalvarienberg, die oprijst in het landschap en waarop het kruis op het hoogste punt duidelijk zichtbaar aanwezig is. Het is Graaf Salentin Ernst von Blankenheim (1644-1694) die als vrome vorst met te weinig geld voor een pelgrimsreis naar het Heilige Land hier op deze plek een kruisweg opstelt met een zevental zandstenen kruiswegstaties, die naar de top van deze uitzichtberg loopt. De 524 meter hoge Kalvarienberg is zo een plek, waar de hemel dichtbij is, niet alleen tijdens de processies in de Goede Week. Hier immers heeft het Naturpark Nordeifel ook een spectaculaire "Eifel-Blick" opgesteld met een panoramisch uitzicht tot wel 20 kilometer bij helder zicht.
Als we de helling van de Kalvarienberg afdalen om de Eifelsteig te vervolgen, voert de route ons tussen de vele slanke jeneverbesstruiken door naar de Lampertsbach. Het gebied van de Lampertsbachtal is bekend om zijn unieke hellingen met deze jeneverbesstruiken, hier Wacholder genoemd. Deze conifeer is een altijd groene boom of struik, die in het wild groeit op de vlakten van Europa, de takken spreiden zich soms fier recht omhoog maar ook vaak grillig in alle richtingen. De boom heeft een roodbruine bast en het sap uit de boom vormt een dikke harslaag op de stam en takken. Jeneverbessenstruiken hebben gele mannelijke bloemen en groene vrouwelijke op aparte planten. De blaadjes zijn naaldvormig. De bessen zijn geen echte bessen maar zijn eigenlijk de blauwzwarte, zachte schalen van de sparappels, die bij de jeneverbes zacht en vlezig zijn. Deze bessen zijn pas rijp na twee jaar en bevatten ook medicinale stoffen, die o.a. gebruikt worden in massageolie voor of tegen reuma en spierpijn. Meer bekend is hun culinair gebruik in zuurkool en als grondstof tijdens de bereiding van jenever en gin.
We volgen de Lampertsbach stroom opwaarts. Het dal van de Lampertsbach ligt in een tamelijk beschut en warm gedeelte en dit wordt nog versterkt door de beschermende heuvels rondom. Het gebied heeft een kalkrijke bodem, droge naast natte gebieden en de invloed van veel of weinig zon is duidelijk merkbaar. Het belangrijkste echter is het beheer van gronden. Sommige stukken worden al honderden jaren door schapen begraasd waardoor verruiging of bosvorming wordt tegengegaan. Deze agrarische werkwijze en het beheer dragen bij aan het in stand houden van dit unieke natuurgebied. Aan weerszijden van de Lampertsbach liggen uitgestrekte vochtige graslanden, waar in juni duizenden bloemen bloeien. De flanken van het dal bestaan uit droge krijthellinggraslanden beplant met grove dennen. De vochtige hellinggedeelten zijn begroeid met beukenbos. De ondergroei van deze kalkbeukenbossen is rijk aan allerlei bijzondere planten: zoals het longkruid, het boswalstro en de gele anemoon. In de lucht boven dit dal zweven regelmatig roofvogels: zoals de buizerd en rode wouw.
De route van de Eifelsteig verloopt eerst aan de linkerzijde van de beek, die meanderend haar weg zoekt in dit romantische dal. Een routeaanduiding brengt ons via doorwaadbare plaats met een bruggetje over de Lampertsbach langs de bosrand tot aan de plek waar een rotsblok met plaquette duidelijk maakt dat hier op 4 april 2009 de Eifelsteig op de grens van Nordrhein-Westfalen en Rheinland-Pfalz officieel in gebruik is gesteld. Even verderop, op de plek waar de Mirbach samenvloeit met de Lampertsbach wandelen we naar rechts en verlaten het brede dal en volgen de Mirbach al klimmend stroom opwaarts door het stille dal.
Zo bereiken we de eerst huizen van het kleine Eifeldorpje Mirbach met zijn imponerende Erlöserkapelle.
De naam Mirbach wordt voor het eerst vermeld als Keizer Lodewijk de Vrome op 8 november 816 in een oorkonde een bosperceel aan de Abdij van Prüm in de Eifel schenkt. In het "Liber aureus" van de Abdij van Prüm is dit neergeschreven: "inde ad merbach finit", wat zoveel bekent als: ”dat aan de Merbach ophoudt”. Deze kleine beek, die in de Ahr uitmondt, ontspringt uit een van de talrijke kratermeren en heeft als oude namen: Merbach of Meyrbach, die later verbasteren tot Mirbach. Ook een afleiding van de oude Keltische naam mar, me of mir voor "stromende beek" is denkbaar. Mirbach is ook de bakermat van een oeroud adellijk geslacht uit het Rijnland met die naam. In de tweede helft van de 13e eeuw duikt voor het eerst de naam Theodoricus, Heer van Mirbach op in een oorkonde. Dit oude adelijke geslacht maakt ook deel uit van de Rheinische Ritterschaft, opgericht op 21 januari 1837 in het toenmalige koninkrijk Pruisen, maar heeft in de 19e eeuw nog weinig binding met het dorpje Mirbach.
Toch is het de Protestant Ernst Freiherr von Mirbach, nazaat van de Familie Mirbach, kamerheer en vriend van Keizer Wilhelm II, die op zoek naar zijn familiewortels op een heuvel in de buurt van het kleine Mirbach een namaak kasteelruine uit 1901, één van de merkwaardigste kunsthistorische objecten in de Eifel, en in 1902 de imposante Katholieke Erlöserkapelle laat bouwen. Aanleiding voor dit kerkgebouw is de dood van een dochter en de voltooiing van de Verlosserkerk in Jeruzalem 1898. Het wordt een merkwaardig bouwwerk in Neo-Romaanse en Oud-Duitse stijl naar eigen idee en gerealiseerd door de Berlijns architect Max Spitta (1841-1902) en Franz Schwechten (1841-1927), de bouwmeester van de Kaiser Wilhelm Gedächtniskirche in Berlin. Het geld wordt bijeen gebracht door de familie Mirbach, leden van het Evangelisch Kirchliche Hilfsverein en de Evangelische Kirchenbauverein in Berlin, maar ook het Duitse keizerpaar. De bouw begint op 9 april 1902 en ingewijd door Vicarisgeneraal Reuss uit Trier op 25 september 1903. Keizer Wilhelm II brengt er op 20 oktober 1906 een bezoek.
Toch is de bouw van de Erlöserkapelle van Mirbach niet onomstreden. Ze wordt meer gezien als een gedenkplek van de familie Mirbach, omdat het dorp geen behoefte heeft aan een gebedshuis en niet de financiële middelen heeft het gebouw te onderhouden. Zo blijft de kerk ook na WOI eigendom van Freiherr Ernst von Mirbach en draagt hij zorg voor het onderhoud en de financiën. Maar bij gebrek aan geldelijke middelen raakt de kerk in verval. In 1956 schenkt de familie Mirbach de kerk aan de gemeente en deze wordt door Landkreis, Land en bisdom tussen 1956 en 1959 en daarna nog eens in1974-1975 ingrijpend gerestaureerd. Door een massief eikenportaal betreden we de kerk. In het interieur vallen de pronkvolle mozaïeken op van August Oetken (1868-1951), die al eerder met de architect Max Spitta heeft samengewerkt. Het zijn voor die tijd de top kunstenaars van het Duitse Keizerrijk van Wilhelm II (1890-1918) die voor de bouw verantwoordelijk zijn. Dat geldt ook voor het mooie beeldhouwwerk van Rudolf Bauer.
Vanaf de Erlöserkapelle dalen we over de trappen af naar de Mirbach. Hier is een overdekte picknick plek, die ons uitnodigt om er de middagpauze te houden. Als we ons hebben geïnstalleerd, gaan de dames op zoek naar een toilet. Het naastgelegen gemeenschapshuis is open en de mevrouw achter het buffet is zeer welwillend en is zelfs bereid koffie te zetten. We genieten van de gastvrijheid van het dorp Mirbach en ervaren dat de officiële opening ven de Eifelsteig in april 2009 een goede aanzet kan geven om het toerisme in deze streek op een hoger plan te brengen. Na het gezellige onderonsje en de noodzakelijke sanitaire stop vervolgen we de route. Eerst een klein stukje langs de beek en dan naar links onder de L26 door om dan meteen weer naar links een veldweg in te slaan, die ons omhoog leidt tussen de akkers en weilanden door. Vanhier hebben we een prachtig zicht op de Erlöserkapelle van Mirbach, die gelegen op een heuveltje duidelijk boven Mirbach uitsteekt. Gestadig stijgen we de markering volgend tot aan de bosrand en slaan linksaf. Op een kruising van halfverharde paden bij een wegwijzer kiezen we voor de richting Leudersdorf-Kerpen. Hier volgen de het bospad dat eerst nog licht stijgt om dan geleidelijk weer te dalen. Het pad zoekt slingert met ruime bochten zijn weg door het Oberbusch. We steken de Michelsbach en de Etzelbach over en eerst een scherpe bocht naar rechts om de heuvelrug. Dan is het oppassen. Met de bocht naar links verlaten we het bospad en krijgen we zicht op een open stuk weiland. Voor ons doemt een Schutzhütte op, waar de Junggesellenverein van Leudersdorf in de zomermaanden hun feesten vieren.
We dalen licht vanaf de hut om dan naar rechts over de Weiherbach het weidegebied ten zuiden van Leudersdorf te betreden. Een veldweg volgen we tot een T-splitsing, waar we naar rechts in de richting van een communicatiemast wandelen. Hier aangekomen gaat de route naar links langs de bosrand. We steken het dennenbos door en over het asfaltweggetje gaat de route verder tussen de weilanden door tot de K69, die we oversteken. Een klein stukje verder doen we dit opnieuw bij de L10 en lopen door tot aan het hekwerk van de waterleiding. Hier opnieuw naar links langs de bosrand tot we aan onze rechterzijde een steengroeve krijgen. Steeds rechtdoor tot we even verderop naar links inslaan tot bijna aan de bovenloop van de Mühlenbach. Na een paar honderd meter naar rechts tot we het asfalt van de K70 bereiken bij Paulushof.
Op de K70 wandelen we ongeveer 7 meter naar links om dan over de Mühlenbach rechtsaf de oever van dit kleine beekje te volgen in oostelijke richting tot aan de grote steengroeve. We gaan over een brug van de voormalige spoorlijn naar rechts en blijven parallel aan de fietsroute de veldweg volgen. Zo komen we in het Ahbachtal met het riviertje de Ahbach, die hier het centrale deel van de oostelijke Hillesheimer Kalkmulde met gesteende uit de Midden-Devoon doorsnijdt. De hellingen zijn begroeid met beukenbos met veel parelgras erin. In het Ahbachtal vinden wij een rijke kalkflora met langs de beek onder meer blauwe en gele monnikskap. Andere bijzondere planten in dit dal zijn klein wintergroen, brave Hendrik, elsbes, rode kamperfoelie, bleek bosvogeltje, stofzaad, knikkend nagelkruid, alpenbes, steenbraam en prachtklokje.
De Ahbach volgend staan we plotseling bij de Nohner of Dreimühlener Wasserfall, in de volksmond ook wel "Drömmeler Spröetz" genoemd. Deze kalksteenwaterval wordt in 1938 als natuurmonument aangewezen. De waterval is ontstaan uit drie sterk carbonaathoudende bronbeken van de Ahbach. Ze bevatten circa 200 milligram calcium per liter. Het water heeft een temperatuur van 8° C. Deze drie bronbeekjes hebben sinds het einde van de Laatste IJstijd (circa 10.000 jaar geleden) een 300 meter lange en 100 meter brede kalkband afgezet. Hier bovenop ligt de ruïne Dreimühlen. Als in 1912 de spoorweg tussen Lissendorf aan de Kyll en Dümpelfeld aan de Ahr gebouwd wordt, worden de drie bronbeekjes tot één grote stroom samengevoegd. Hierbij wordt het water onder het baantracé door geleidt en hierdoor groeit het kalklichaam niet meer over een breed front, maar slechts in één smalle vooruitstekende punt, die langzaam steeds verder het dal van de Ahbach ingroeit. De kalkneus is nu reeds negen meter in het Ahbachdal geschoven en bereikt op de plek waar het water naar onder valt een hoogte van circa 5 meter. Toch wordt gevreesd dat de waterval in haar huidige vorm haar langste tijd gehad heeft omdat er in de vooruitspringende punt een brede scheur te zien is. Echt erg zou dat overigens niet zijn, want ieder jaar opnieuw groeit de waterval weer verder uit.
Het gesteente in de buurt van deze Dreimühlener waterval maakt deel uit van de Cürten-Formatie van het Bovenste Midden-Devoon. Onder de 13 meter dikke kalklaag, die bestaat uit lagen met veel Brachiopoden en die de marmerwand ten westen van de waterval vormt, ligt mergel. Boven op de mergel verzamelt zich het water dat door spleten en holtes in de kalk- en dolomietgesteentes van het badkuipvormige middendeel van de Hillesheimer Mulde naar dit punt stroomt. Het Ahbachtal snijdt deze aquifer (watervoerende laag) aan en het water treedt aan de voet van de marmerwand uit krachtige bronnen naar buiten. Met name in het mos zet de kalk zich af. Dit komt omdat er in het bronwater een hoog gehalte aan CO2 aanwezig is hetgeen zorgt voor het vrijkomen van de kalk en ook het snelle uitvallen van de kalk bij het stromen over het mos en allerlei planten verklaart. Het CO2 is hierin terecht gekomen vanuit het vulkaangebied nabij Hillesheim en Gerolstein. Tussen het verharde mos ontstaan holle ruimtes en daarboven groeit de kalkpunt met 12 tot 13 centimeter per jaar, waarbij er jaarlijks meer dan 4,4 ton kalk wordt afgezet.
We volgen het nu smalle pad dicht langs de oever van de beek, nu eens klimmend, dan weer dalend. Daar waar de Ahbach met een ruime bocht om de beboste helling maakt, nemen wij de routemarkering van de Eifelsteig naar rechts om dan even verderop weer bij de beek uit te komen. Vanhier lopen we door naar de Nohner Mühle, het eindpunt van onze dagwandeling. Deze historische banmolen ligt aan de bovenloop van de Ahbach en is omgeven door hoog oprijzende kalkmergelrotsen. Het kleine restaurant waarin oorspronkelijk de molen is geweest, biedt gelegenheid om na te genieten van dit prachtige traject van de Eifelsteig door een aantal romantische beekdalen. We nemen ruim de tijd om eerst in het café te genieten van een heerlijk verfrissend Weizenbier met een hartversterkertje in de vorm van enkele typische Duitse worsten met brood. Dit hebben we wel verdiend!
Ook hebben we de gelegenheid het complex van de Nohner Mühle nader te bekijken. Het is een watermolen die eens heeft toebehoord aan de Kurfürsten van Trier, aan wie de boeren uit de streek middels het malen van hun graan belasting moeten betalen. De naam van dit molencomplex is nauw verbonden met die van Johann Christoph Blumenthal en zijn zoon Thomas Blumenthal, die aan het eind van de 18e eeuw en de eerste helft van de 19e eeuw de molen gerund hebben. Johann Christoph Blumenthal betrekt in 1778 onder Kurfürst Clemens Wenzeslaus de molen en het aangebouwde woonhuis, dat tot voor kort nog door zijn familie bewoond is. Als in 1794 de Franse troepen binnentrekken komt het verdrag van de Kurfürst met Johann Christoph Blumenthal te vervallen en koopt Blumenthal de molen van de Franse staat. Thomas Blumenthal neemt in 1825 de molen met succes over als de Fransen vertrokken zijn en zijn vader overleden is. Het gaat hem voor de wind en het vermogen van de familie groeit aanzienlijk! Zijn zoon Matthias krijgt het familiebezit volgens akte op 1 mei 1863 en dit blijft in de familie tot in 1987 als het molencomplex van de Nohner Mühle die tot 1984 in bedrijf gebleven is, door Hans Blumenthal, van de 6e generatie, verkocht wordt.
Na een grondige restauratie komt in januari 1996 Martha Reif-Kändler in bezit van de Nohner Mühle en wordt het een Café en congrescentrum. Veel van de originele bouw is bewaard gebleven en je kunt nog steeds zien dat de Kurfürsten van Trier niet gierig zijn geweest met dit een stenen bouwwerk met leistenen dak. Het massieve gebouw ligt naar Frankische bouwwijze tegen het woonhuis aan met een binnenhof. De zware eiken toegangsdeur is voorzien van siergroeven, spijkers en een ringvormige deurklopper met erboven het jaartal 1778. Opvallend is de heteluchtkachel in het café dat in de oude watermolen is ondergebracht. Toch heeft de Nohner Mühle door de jaren heen een en ander te verduren gehad. Het hoogwater catastrofe van 1804 brengt door het opgestuwde water in de nauwe kloof grote schade toe aan de molen, het woonhuis en de stallen. En in de nacht van 10 mei 1959 wordt de molen voor een tweede keer geteisterd door hoogwater. Een geweldige watermassa verwoest de brug.
Na de koffie en de hartige snack volgt weer het gebruikelijke ritueel: de chauffeurs halen de auto’s op en de passagiers wachten geduldig op het eindpunt bij de Nohner Mühle tot ze worden opgepikt. Vandaag is het slechts een kort ritje terug naar Leudersdorf naar Gästehaus Maria Leiff. Voor het avondeten is er nog tijd genoeg voor een pilsje en de nootjes. Natuurlijk even onder de douche en dan aan tafel. Stevige kost, maar we hebben wel eens beter gegeten! Als ontspanning kunnen we die avond het Duitse Tv-programma “Boer zoekt vrouw” bekijken. Unaniem zijn we het er over eens dat die Germaanse “Bauern” heel wat wereldvreemder zijn dan in Nederland en dus hun ogen voor het vrouwelijk schoon niet zo goed getraind hebben!! Zelfs de presentatrice kan nog heel wat leren van “onze” Yvonne Jaspers. Ook nu bijtijds onder de wol. Maar Peter en Charles moeten de ruimte boven delen met een plotselinge gast. Pas de volgende morgen wordt duidelijk dat dit een Amerikaanse Eifelloopster is, die in één ruk het hele traject van Kornelimünster naar Trier wil wandelen.
Bij het ontwaken beseffen we weer al te goed dat de laatste dag van het Eifelweekend is aangebroken. Noor een laatste etappe naar Hillesheim en dan zit het er op. Na het ontbijt betekent dit spullen pakken en kamers opruimen. Als de rekening is voldaan en we afscheid hebben genomen van Maria Leiff rijden we linea recta naar Hillesheim, waar we de auto parkeren bij de Norma Discount aan de Wallstrasse. Vanhier gaat het naar de Nohner Mühle, de startplek van vandaag. Om de markering van de Eifelsteig op te pakken volgen we vanaf de Nohner Mühle de Ahbach even stroomafwaarts tot aan het oude spoorbaanviaduct. Hier gaan we naar links onder dit viaduct door en opnieuw naar links. We volgen het geasfalteerde fietspad naar Niederehe op de oever van de Niedereher Bach. Deze is pas zichtbaar als we het bos achter ons laten en we zicht krijgen op het beekdal. Net voor we aan de beek komen bij opnieuw een vervallen spoorviaduct voert de route ons rechts omhoog over dit voormalige, overwoekerde spoorbaantracé waarvan de helling begroeid is met jeneverbesstruiken. Zo komen we op de K74 bij het kruispunt met de K59. We steken deze Kerper Strasse en de Niedereher Bach over en lopen door de Loogherstrasse het dorpje Niederehe binnen.
Niederehe ligt op een hoogte van 420 meter in het dal van de Niedereher Bach, ook wel Felschbach genaamd. Niederehe wordt voor het eerst in een oorkonde in de 10e eeuw vermeld als Hiea. Het dorpsbeeld wordt bepaald door het voormalige klooster van de Augustinessen, dat tussen 1162 en 1175 gebouwd is. Het klooster is in 1803 opgeheven. Bijzonder is de oude kloosterkerk St. Leodegar, die tegenwoordig dienst doet als parochiekerk, waarvan het oudste gedeelte Romaans is en uit de 12e eeuw stamt. In de kerk vinden we koorbanken uit 1539 en waardevolle beelden uit de 17e eeuw. Opvallend is het graf met twee levensgrote marmeren beelden, voorstellend Philipp von der Mark (1548-1613) en zijn vrouw Katharina von Manderscheid (1560-1594).
Maar de meeste aandacht in de kloosterkerk St. Leodegar gaat toch uit naar het kerkorgel van de beroemde Duitse orgelbouwer Balthasar König (1684-1756). Dit Barokke orgel stamt uit 1714 en is zijn eerste werk en daarmee het oudste kerkorgel in Rheinland-Pfalz. Vermoedelijk is de orgelkast gemaakt door de timmerwerkplaats van het klooster. Het orgel beschikt oorspronkelijk over 9 registers, een manuaal met 49 toetsen en een pedaal met 17 toetsen. In 1868 bouwt orgelbouwer Johann Josef Müller uit Niederehe het orgel uit en in 1923 vindt een grote ombouw en aanpassing van het oorspronkelijke orgel plaats door orgelbouwer Burkart in opdracht van de Firma Klais. Orgelbouwer Hubert Fasen voert in 1997 in samenwerking met monumentenzorg een restauratie uit waarbij de opnieuw gevonden registerplaatjes op het manuaal van het oorspronkelijke Balthasar König orgel worden aangebracht en het orgel de oorspronkelijke klank en toonzetting terugkrijgt.
We lopen rond het kerkhof en de kloosterkerk St. Leodegar heen met de klok mee. De kloosterkerk is gesloten en jammer genoeg kunnen we het interieur niet aanschouwen. Voorbij Landgasthaus “Schröder” komen we opnieuw aan de K59, die we oversteken om dan naar rechts Im Bungert in te wandelen. Iets verder gaat de weg naar links over het voormalige spoorbaantracé en langs rotswanden, die gedeeltelijk bebost zijn. Opnieuw komen we aan de K59 bij grote rotsblokken en een parkeerplaats. Als we doorlopen en over de Nollenbach zijn, begint naar rechts een stevige klim door het bos. Voorbij een stevig hekwerk aan onze linkerzijde betreden we het open landschap van de Rossberg. Naar links over een veldweg gaat het richting burcht Kerpen, waarvan de toren zichtbaar is boven de bomen. Het pad is omzoomd met vele verschillende boomsoorten. Eerst nog even naar rechts en dan linksaf tot we in het bos afgeleid worden naar het grafmonument van Fritz Gustav August Julius Philipp Rudolf von Wille (1860-1941).
Deze Fritz Gustav August Julius Philipp Rudolf von Wille, geboren uit een Hessisch adelgeslacht, is landschapschilder en bewoont van 1911 tot 1941 de Burcht Kerpen. Als kunstenaar maakt hij deel uit van de “Düsseldorfer Schule“, die de onderwerpen met het oog van een romanticus bekijkt, maar met een losse en impressionistische penseelstreek. Hij heeft vooral de Eifel vereeuwigd door brede landschappen met uitgesproken wolkenpartijen en een doordachte lichtinval. Zijn beste werken stammen uit de periode tussen 1890 en 1910. Van stilistische vernieuwingen aan het begin van de 20e eeuw blijft hij verre, slechts enkel schilderijen uit de tijd tussen 1900 en 1910 vertonen kenmerken van Jugendstil. Sinds 1905 maakt hij naam als “Eifelmaler”. Verschillende Musea, o.a. Berlijn, Keulen, Düsseldorf, Krefeld, Düren, Aachen, Bonn en Stuttgart, kopen zijn schilderijen.
Maar zijn grootste succes heeft hij op de grote Berlijnse Kunsttentoonstelling in 1908 als Kaiser Wilhelm II zijn eerste schilderij van “Die blaue Blume” koopt, voorstellend de kerk van Weinfeld temidden van een bloemenzee. Dit maakt Fritz von Wille beroemd en een aantal keren gebruikt hij hetzelfde motief. Het origineel in bezit van Kaiser Wilhelm II gaat verloren als hij in ballingschap gaat naar Doorn in Nederland. Met zijn verhuizing naar de burcht Kerpen verkiest de conservatieve kunstschilder steeds meer de aansluiting aan zijn tijdgenoten. Zijn conventionele schilderijen gaan voorbij aan de moderne opvattingen en met de ondergang van het Duitse Keizerrijk raakt ook Fritz von Wille in de vergetelheid, maar kunnen nog wel op enige bewondering rekenen in de Nazi tijd, omdat ze enigszins beantwoorden aan het kunstideaal van de Nationaal Socialisten. De kunstenaar raakt ook in financiële problemen en overlijdt in 1941 in zijn atelier in Düsseldorf.
Voorbij het grafmonument dalen we af naar de Burcht Kerpen. De route van de Eifelsteig gaat voor de oude toegangspoort naar links. Wij betreden eerst nog even door poort het voorplein van de Middeleeuwse burcht Kerpen met zijn 23 meter hoge slottoren, waar we vanaf de omwalling zicht hebben op het centrum van Kerpen met zijn vakwerkhuisjes in Trierer bouwstijl en kleine straatjes. De oorsprong van het dorp Kerpen gaat wellicht terug tot in de tijd van de Romeinen. De vondst van een Laat-Romeinse zandstenen sarcofaag in 1935 ten noorden van het dorp doet dit vermoeden. Ook de vondst in 1932 van een graf uit de Merovingertijd ten zuiden wijst op een ver verleden. De Middeleeuwse burcht wordt voor het eerst vermeld in een oorkonde uit 1136, waarbij het gaat om Sigibertus de Kerpene of zijn zoon Heinrich I (1142-1177). In 1265 geeft Theoderich II von Kerpen de burcht ter leen aan de Keulse Aartsbisschop Engelbert II. von Falkenburg, die het later deelt met zijn broer Wilhelm II. De Heren van Kerpen blijven in bezit van de burcht tot in 1346 Konrad von Kerpen-Mörsdorf een deel verkoopt aan Wilhelm II von Sombreff. Zijn familie wordt in 1448 alleenbezitter van het kasteel. Als Friedrich von Sombreff kinderloos sterft, gaat de burcht over aan zijn zus Margarete, die gehuwd is met Graaf Dietrich von Manderscheid-Schleiden en zo komt het bezit aan het begin van de 16e eeuw in handen van de Graven Manderscheid-Schleiden.
Burcht en gebied zijn lange tijd strijdpunt bij erfopvolging en worden door een gerechtelijke uitspraak in 1674 toegewezen aan de Hertogen van Arenberg. Zij blijven tot 1749 in bezit van de burcht, die intussen vervallen is tot een ruïne, totdat de resten na de inval van Napoleon in het Rijnland in 1803 verkocht worden. Het is Johann Heinrich Dün die in 1893 de bouwval koopt en er het huidige kasteel opbouwt. Aan het begin van de 20e eeuw koopt Fritz Gustav August Julius Philipp Rudolf von Wille, de beroemde schilder van de Eifel, het pand om er vanaf 1911 zijn zomerverblijf te maken. Hij laat het grondig restaureren en verbeteren. Als hij in 1941 overlijdt wordt hij op de heuvel in de nabijheid van de burcht begraven. Nog in datzelfde jaar koopt de Firma DEMAG de burcht en in de jaren 50 van de vorige eeuw wordt er nogmaals verbouwd en gerestaureerd. Vanaf 1969 is de burcht Kerpen eigendom van de Kreis Neuss en sinds 2007 in privébezit.
Bij de bezichtiging van de Burcht Kerpen zien we dat deze bestaat uit een drietal ringvormige terrassen, die in het noorden door een 15 meter diepe droge gracht het kasteel naar de berg toe beschermen. De 23 meter hoge slottoren staat op het hoogste terras met boven in de toren de kerker. Op het middenterras hebben de nu verdwenen bijgebouwen gestaan met als enige restant de 35 meter diepe waterput uit de Middeleeuwen. De onderste ring, die te bereiken is via een poort, heeft een verdedegingsmuur die met stevige pijlers gestut wordt. Hier hebben tot in de 17e eeuw nog bijgebouwen en huizen gestaan, die in 1672 door de Franse troepen zijn verwoest.
Aan de voet van de burcht tegen de oprijzende kasteelmuur staat op een klein plateau net boven de dorpscentrum van Kerpen de in 1506 in Gotische stijl gebouwde Burgkapelle. Via trappen kom je op het kleine kerkplein met een ingetogen oorlogsmonument voor de slachtoffers van WOI en WOII. De Kapel St. Stephanus en St. Sebastianus is aan het begin van de 16e eeuw gebouwd als slotkapel, maar wordt al in 1486 vermeld. Sinds 1703 wordt er elke zondag misgelezen. Dit voorrecht bestaat ook nu nog.
Als we de kapel betreden komen we in een breed middenschip, waarop een kleiner afgeschermd gewelfd koor aansluit met een grote sluitsteen met de Hemelvaart van Maria. Verder zien we er het wapen van de in 1551 gestorven Graaf Diedrich von Manderscheid, die in 1506 Magaretha von Sombreff als zijn vrouw naar Kerpen gehaald heeft en ook de stichter van deze Kapel St. Stephanus en St. Sebastianus is geweest. Het hoofdaltaar stamt uit 1791 en heeft een schilderij van de H. Familie. De beide zijaltaren (1778) zijn gewijd aan St. Stephanus en St. Sebastinus, de patroonheiligen van de kapel, en zijn van de hand van Meister Osterspey uit Antweiler. De preekstoel is uit 1789 en het meubilair wellicht uit 1681. Rond 1830 bezit de kapel 2 klokken. Een uit 1674 met het inschrift: Anno 1674 Joannes Wickroth me fecit en een grotere uit 1732 met de tekst: Michael Koll hat mich gegossen in Coeln anno 1732. De kapel is enkele keren gerestaureerd, voor het laatst in 1975-1976.
Langs de Burgkapelle dalen we over de trappen af tot aan de Bachstrasse, die we oversteken en aan de overzijde door Am Hermesturm komen we in de Fritz von Wille Strasse. Op de hoek met de Illingerstrasse staat de buste van Fritz Gustav August Julius Philipp Rudolf von Wille, die in gepeins verzonken en met een aristocratische blik wellicht nadenkt over zijn schilderijen van de Eifel. Vanuit de Illingerstrasse slaan we naar links de Adenauerstrasse in en verlaten de bebouwing van Kerpen. Hier gaat een klein asfaltweggetje onder de L10 door en verloopt de route door het open landschap in westelijke richting, voortdurend stijgend.
Waar het asfalt overgaat in een graspad staat een prachtig nieuwe bank. Een ideale plek om te pauzeren. We zijn er ook aan toe, want in Kerpen is geen enkele horecagelegenheid open. Dit hebben we al een aantal keren gemerkt op onze wandelingen. Bij de horeca moet beslist nog het besef groeien dat een toenemend aantal wandelaars van deze nieuwe Eifelsteig onderweg graag wil pauzeren en iets willen eten en drinken. Iedereen opent zijn rugzak en veel lekkers komt te voorschijn. Aan lekkernijen geen gebrek!! Weer op weg volgen we het graspad tot aan een T-splitsing, waar we rechtsaf wandelen. Naar links volgt een geleidelijke klim richting Weinberg tot aan een elektriciteitsgebouwtje. De route van de Eifelsteig leidt ons naar links door een indrukwekkende steengroeve met rood-geel gekleurde kalksteen. Een infobord geeft uitleg over het ontstaan van deze kalk- en dolomietlagen uit het Midden-Devoon en zijn tussen de 20 en 100 meter dik. De kalksteenlagen zijn ontstaan uit kalkafzettingen van zeelelieresten uit de zee, die ten tijde van het Midden-Devoon de Eifel bedekt heeft. Het uit deze steengroeve afkomstig "Kerpener Marmor" is o.a. gebruikt voor het Hauptbahnhof van Bonn.
We verlaten de steengroeve en komen aan de noordzijde van de Weinberg (554m). Hier wandelen we naar links in de richting van Berndorf. Nog op de Weinberg passeren we een gedenkkruis voor Hugo Voss (1924–1944), vliegenier bij de 3e Staffel van het 4e Jagdgeschwader van de Deutsche Luftwaffe, die hier op 3 december 1944 met zijn Messerschmitt 109 verongelukt is. Langs de bosrand gaat het over de hoogvlakte en voor we in Berndorf aankomen, lopen we nog door een oud eikenbosje. Bij de eerste huizen gaat het linksaf door de Lindenstrasse tot aan de Birkenstrasse. Deze volgen we naar rechts tot we in het centrum van Berndorf komen aan de Pastor Fuhrmann Strasse.
Berndorf wordt voor het eerst vermeld in een oorkonde uit 1121 als Paus Innocentius II bevestigt dat de Norbertijner Abdij Steinfeld de helft van het dorp Berndorf, dat dan nog Berendorf heet, met de kerk in bezit krijgt. Aartsbisschop Philipp van Köln stelt 1187 eenzelfde oorkonde op. Maar het dorp is wellicht al een Frankische nederzetting van voor het jaar 1000. Sinds de 14e eeuw behoort het dorp tot het Kurfürstentum Trier en valt onder het Amt Hillesheim. Sedert het jaar 1379 hebben ook de Markgraven van Jülich rechten in Berndorf. Als de Fransen onder Napoleon hun krijgstochten door Europa beginnen komt de streek in 1794 onder Frans bestuur en behoort vanaf 1798 tot het Kanton Daun in het Departement Saar. Nadat het Rheinland in het jaar 1815 door het Verdrag van Wenen aan het Koninkrijk Pruisen wordt overgedragen, valt Berndorf onder de burgemeester van Kerpen, dat vanaf 1816 tot de Kreis Daun behoort. Nu ligt het in Rheinland-Pfalz in de Gemeente Hillesheim.
Als we de Pastoor Fuhrmann Strasse oversteken, hebben we zicht op de parochiekerk van Berndorf, die uit 1927 stamt. Maar het dorpsbeeld wordt toch het meest bepaald door de in het oog springende, voor ons de op een hoogte gelegen, Wehrkirche St. Petrus, die wellicht al in eerste aanzet tijdens de kerstening van de Franken is gebouwd en omgeven is door een stenen omwalling. Het oorspronkelijk in Romaanse stijl opgetrokken kerkje wordt voor het eerst vermeld in een oorkonde uit 1121 als bezit van het Norbertijnenabdij Steungeld. Het huidige kerkgebouw is tussen 1513 en 1515 omgebouwd door Pastoor Peter Titelt met kruisgewelf en met Middeleeuwse geschilderde ornamenten van rond 1580. De kleine Romaanse ramen hebben plaatsgemaakt voor Gotische waardoor de fresco’s van de 12 apostelen op de muren grotendeels verloren gegaan zijn.
De Wehrkirche is al in 1545 toegewijd aan de H. Petrus. Zijn beeld is in steen gehouwen boven de kerkdeur te vinden en voorzien van het jaartal 1545. Uit datzelfde jaar stamt ook de kerktoren, waarvan de torenspits door een storm in 1665 verloren gegaan is en pas in 1684 is hersteld. Door blikseminslag op 19 juli 1748 gaat de uivormige torenspits in vlammen op en gaan ook de klokken verloren. Pastoor Jacobs Hoofdman laat er in 1748 een spitse toren op zetten en er worden ter plekke door klokkengieter Heit uit Trier twee nieuwe klokken gegoten, toegewijd aan de H. Petrus, H. Douanes, H. Antonius en H. Donateurs, die nu in de klokkentoren van de parochiekerk hangen. Door blikseminslag in 1948 moet opnieuw de torenspits worden hersteld en dit gebeurt ook met het zadeldak, dat door de eeuwen heen aan restauratie toe is. De laatste restauratie is omstreeks 1963.
Het interieur is gedeeltelijk Laat-Gothiek wat te zien is aan het kruisribgewelf, maar ook Romaanse kenmerken zijn zichtbaar en wellicht heeft het schip een vlak plafond gehad. Vermeldenswaard is het altaar dit door Pastoor Inkmann is geplaatst en dat in de plaats is gekomen van een stenen altaar. De altaaropbouw draagt het jaartal 1612. De nog aanwezige oude beelden hebben wellicht op zijaltaren gestaan. Een Piëta staat op een van de Zijaltaren en we vinden er gepolychromeerde beelden van de H. Barbara (rond 1680) en St. Leonardus (rond 1750).
Over de trappen bij de Wehrkirche St. Petrus komen we langs de kruisweg en volgen deze naar links langs de muur met steunberen waarachter de Wehrkirche met het kerkhof goed verscholen ligt om in het verre verleden bescherming te bieden aan de bewoners van Berndorf tegen onverwachte indringers. Op het asfalt verloopt de route naar rechts en we wandelen met de klok mee om de Buberg. Terugkijkend krijgen we een goed beeld van het kerkje dat we zojuist achter ons hebben gelaten. Het is een duidelijk en markant punt in het landschap. Opnieuw worden we omringd door jeneverbesstruiken en jong dennenbos. Zo komen we aan een asfaltweggetje, waar we even naar links gaan en over een beekje komen. Meteen naar rechts over een graspad tot aan de bosrand en opnieuw naar links langs de bosrand van de Mahlberg. Links voor ons doemt een windmolen op, die beslist niet van een recente datum is.
We komen opnieuw op een asfaltweg uit en wandelen hier zo’n 150 meter naar rechts om dan linksaf tussen wat onduidelijke bulten in het landschap in de richten van een communicatietoren te gaan. Hier passeren we een speeltuin en Schutzhütte. Even naar rechts en we krijgen zicht op Hillesheim, einddoel van deze wandeling. In de bocht daten we over een onverhard pad steil af naar de eerste huizen van Hillesheim. Onder het viaduct door van de voormalige spoorlijn geeft de markering aan dat we de 2e weg naar rechts in moeten slaan om dan vervolgens naar links over enkele trapjes in de Koblenzerstrasse uit te komen. We zijn nu in het centrum van Hillesheim, waar het een goede afsluiting is om nog even een bezoekje te brengen aan Café Sherlock, in de Augustinerstrasse. Hier is in de historische oude leerlooierij in Hillesheim het Kriminalhaus ondergebracht. Onder een dak vinden we er naast een zeer uitgebreide verzameling detective literatuur met 26.000 boeken ook het eerste “Krimicafé” van Duitsland, waar je te midden van antiek meubilair, moordwapens en kaarsenluchters in alle rust kunt genieten van een “Chocolat Poirot” of “Miss Marple's Teatime” genieten. Je hebt het gevoel alsof je in het gezelschap verkeert van Sherlock Holmes, Miss Marple, Alfred Hitchcock, Hercule Poirot, Siggi Baumeister of inspecteur Maigret. Foto’s, schilderijen en attributen zijn alom aanwezig! De koffie heet er “Schwarzer Tod” en de zelfgebakken taarten smaken voortreffelijk!
Hier genietend van de koffie met gebak beseffen we dat er ons uitstapje naar de Eifel bijna op zit. De chauffeurs moeten eerst nog even naar de Nohner Mühle om er de auto’s op te halen en eenmaal terug in Hillesheim volgt er overleg hoe verder. Heel belangrijk is het dat we nog een Aldi in de buurt kunnen aandoen. We willen immers nog wat drank inslaan. Het is de gele Grand Marnier, bij sommigen beter bekend als het “Charles drankje”, die mee naar huis wordt genomen. Navraag heeft duidelijk gemaakt dat we hiervoor naar Junkerath moeten. Zo gezegd zo gedaan en dus op weg. De Aldi is snel gevonden en zo verdwijnt een aantal flessen in de achterbak. Charles wordt verrast met zo’n gele fles en een Prosecco voor Kitty voor zijn inzet en dat hij ook deze keer in de Eifel op korte termijn een onderkomen heeft kunnen vinden.
We besluiten voordat we huiswaarts keren om nog gezamenlijk in Junkerath te blijven eten. Na enig zoeken komen we terecht bij Restaurant Römerwall, dat door een Nederlands tweetal wordt gerund. Omdat we er voor de klok van 17.00 uur zijn, is het even wachten om binnen te kunnen. Maar de waard is de beroerdste niet en opent voor ons zijn tent. Degelijk Duits is de kaart en een keuze is snel gemaakt. Natuurlijk ook frites!! Even na 19.00 uur nemen de Brabanders en de Tukkers afscheid van elkaar en vertrekken huiswaarts. Het is inmiddels donker geworden en het navigatiesysteem zorgt in het donker voor een goede thuisreis. Bert, Marion en Peter gaan nog even als ruggensteunde met Charles mee naar Loon op Zand. Als ook zij thuis zijn zit het uitstapje naar de Eifel er definitief op. Maar iedereen is het er over eens dat de nieuwe uitdaging van wandelen in de Eifel een vervolg verdiend!!
Charles Aerssens
10 november 2009
Lange Afstand Wandelvereniging "VIA-VIA".
Gegenereerd op 10-11-2009 door C.P.J. Aerssens