© L.A.W.V.VIA-VIA

Januari en weer een nieuw jaar! 2009 is zo’n jaar waar we met de mannen van L.A.W.V.’Via-Via” al reikhalzend naar uitkijken. Immers op 26 januari vieren we het 3e lustrum en in augustus staat onze 2-jaarlijkse wandelweek op het programma. Reden genoeg om de wandelschoenen soepel te houden! De gebruikelijke maandelijkse wandeling is dan een goede voorbereiding. Zo gezegd, zo gedaan. En dus is één mailtje voldoende om iedereen te vragen mee op stap te gaan op woensdag 7 januari 2009. Voor een rondwandeling van 21 kilometer over de Castelreesche Heide melden zich Jan, Jan-Willem, Marlien, Peter en Charles. De route zal ons vanuit het monumentenrijke Hoogstraten voeren door het Markdal naar het dorpje Castelré, dat met de Castelreesche Heide een merkwaardig en grillig grensverloop vertoont en als een wig in het Belgisch grondgebied ligt. Door de bosrijke omgeving van de voormalige Rijksweldagigheidskolonie van Wortel-Kolonie met zijn rechte lanen komen we opnieuw in het beekdal van het riviertje de Mark. Door het rustieke Wortel en langs het voormalige kasteel van Hoogstraten, het Gelmelslot, nu jeugdgevangenis, zullen we terugkeren in Hoogstraten.

Maar als de wandeldag nadert, blijken de weergoden iets heel anders voor ons in petto te hebben. IJzige koude, vriesweer met sneeuw en ijs noodzaken ons om te overleggen of de woensdag wel geschikt is. We stellen het een dag uit en besluiten op donderdag 8 januari naar Hoogstraten af te reizen. Of dit een goede keuze is zal pas na afloop blijken. Charles geeft aan via Den Hout te rijden om daar Peter en Jan-Willem op te halen. Marlien laat op deze donderdag verstek gaan. Voor hen is de rit naar Hoogstraten geen probleem en via de A1 en de lokale weg door Meer en Minderhout wordt het startpunt nog voor de afgesproken tijd van 9.00 uur bereikt. In het centrum is het vinden van een gratis parkeerplaats geen probleem. Jan meldt zich ook op het tijd, hij hoeft immers niet zover te rijden vanuit Etten-Leur.

We starten in het centrum van Hoogstraten. De oorsprong van Hoogstraten gaat terug tot in de 9e eeuw als volgens een legende de Viking Gelmel met zijn schip de kleine rivier de Mark is opgevaren tot de plaats die nu Hoogstraten heet. Hier bouwt hij een fort, dat uitgroeit tot een kleine nederzetting. In de vroege Middeleeuwen schenkt Hendrik I, Hertog van Brabant, in 1210 Hoogstraten stadsrechten. Het is een duistere tijd en de overwegend arme bevolking beschikt niet over afdoende middelen om zich tegen rovers, plunderaars en vreemde troepen te verdedigen. Onder Antoon I van Lalaing (1480-1540), Graaf van Hoogstraten en van Culemborg, wordt Hoogstraten in 1518 de hoofdplaats van het Graafschap Hoogstraten. De ligging aan de weg van Antwerpen naar Breda, het bestuurlijke centrum der Lage Landen, zorgt voor economische vooruitgang en ontsluiting van het gebied.

© L.A.W.V.VIA-VIA

Graaf Antoon I de Lalaing, die in 1508 huwt met Elisabeth van Culemborg, laat tussen 1525 en 1540 het kasteel verbouwen tot een indrukwekkend Hoog-Gothisch gebouw met wallen, wachttorens, ophaalbruggen, een wapenzaal en een slotkapel. Daarnaast geeft hij opdracht tot de bouw van het stadhuis, een kapel voor het Clarissenklooster en de imposante en monumentale Sint Catharinakerk (1524-1546). Zijn opvolger Antoon II de Lalaing speelt als vertrouweling van Prins Willem van Oranje een vooraanstaande rol in het verzet tegen Filips II, koning van Spanje en de Spanjaarden. In 1573 wordt Hoogstraten bezet door de Hertog van Alva. Nog jarenlang zijn plunderingen en brandstichting schering en inslag, ziektes breken uit en velen vluchten naar het Noorden. Na de Vrede van Munster (1648) is er voor het eerst in tijden weer sprake van een zekere voorspoed.

In 1657 huwt de laatste telg uit het geslacht de Lalaing, Gravin Maria Gabriëla met Rijngraaf Carolus Florentinus van Salm. Het kasteel is dan inmiddels vervallen tot een ruïne en bij de dood van Gravin Gabriëla in 1709 gaat het Land van Hoogstraten over in handen van haar kleinzoon Vorst Niklaas Leopold van Salm. In 1740 wordt Hoogstraten een Hertogdom. Als de Franse Revolutie in 1794 uitbreekt, komt er abrupt een einde aan het oude feodale regime. Hoewel hertog Konstantijn, Vorst van Salm Salm enigszins tegemoet komt aan de toenmalige maatschappelijke ontwikkelingen, gaat dit voor de bevolking niet ver genoeg en zoekt men aansluiting bij de Franse Republiek. In 1819 maakt Hoogstraten deel uit van de Nederlanden en na 1830 van België. En in 1997 wordt Hoogstraten samengevoegd met de omliggende gemeenten Wortel, Minderhout, Meer, Meerle en Meersel Dreef.

Ons vertrekpunt ligt aan de Vrijheid bij de St. Catharinakerk, die imposant het stadsbeeld van Hoogstraten en de verre ommelanden domineert. Deze kerk, vierkant aan de basis, draagt de handtekening van architect Rombout Keldermans (1460-1531) en wordt bekroond door een 105 meter hoge klokkentoren met achtkantige torenspits,gekroond met een ui, gedekt met leien. Het is een typisch voorbeeld van de Kempense baksteengotiek, ter vervanging van een Romaanse voorganger. Witte speklagen uit zandsteen maken de kerk tot een flamboyant geheel. De monumentale kerk is gebouwd in de jaren 1525-1550 in opdracht van Antoon I de Lalaing, eerste Graaf van Hoogstraten, en zijn echtgenote Elisabeth van Culemborg, dochter van Johanna van Bourgondië, kleindochter van Filips de Goede.. De kerk heeft niet te lijden gehad van de godsdienstrellen in de 16e eeuw, maar op 22 oktober 1944, wordt de kerktoren door het terugtrekkende Duitse leger opgeblazen, zodat de geallieerde strijdkrachten hem niet als uitkijkpost kunnen gebruiken. Hierbij wordt ook grote schade aan het schip toegebracht, en gaan talrijke kunstvoorwerpen onherroepelijk verloren. Bij de restauratie en de heropbouw in de periode 1950 tot 1957 heeft men wel 5 miljoen bakstenen gebruikt van vijftig formaten.

Ook het interieur van de kerk is heel bijzonder. De St. Catharinakerk heeft schitterende glas-in-loodramen, in de jaren 1525 tot 1535 ontworpen door onder andere Anthonis Everts en Claes Mathijs. Verder herbergt de kerk erg waardevolle Brusselse wandtapijten uit 1540. Het meest indrukwekkend zijn echter de praalgraven van Antoon I van Lalaing en zijn echtgenote Elisabeth van Culemborg (1540) en het wandgraf van Philips van Lalaing (1555). Ook is er het praalgraf van Karel van Salm te bewonderen dat in 1676 door Peeter Schoemaekers is ontworpen. Hét pronkstuk is echter het Gotische koorgestoelte, meesterlijk versierd met 172 verschillende voorstellingen. Vooral het 16e eeuws houtsnijwerk met moraliserende volkse taferelen en humoristische spreekwoorden, waarvan sommigen beweren dat ze ooit Pieter Breughel de Oude nog hebben geïnspireerd. Het prachtige koorgestoelte is in de Tweede Wereldoorlog gered. Uit latere eeuwen dateren het hoogaltaar (1854-1856), een kansel uit 1735 en een marmeren en een houten communiebank (beide uit 1767). Het Heilig Bloedschrijn met de Heilig Bloeddoeken, dat Hoogstraten in 1652 verwerft van Boxtel maakt het tot één van de bekendste bedevaartsoorden van de Noorderkempen.

Vanaf de St. Catharinakerk wandelen we over de Vrijheid in noordelijke richting langs het Gemeentehuis van Hoogstraten waar we naar amper 200 meter rechts door een monumentaal hekwerk het Begijnhof met 36 huisjes, een Barokke Begijnhofkerk en een schuur betreden. De driebeukige Begijnhofkerk, toegewijd aan Sint Jan de Evangelist en stammend uit 1680, en het Begijnhof zijn niet alleen een oase van rust maar zijn ook prachtig gerestaureerd en erkend als Werelderfgoed van de Unesco. Het geheel is ommuurd en heeft twee toegangen. Het Begijnhof is gesticht in 1380 door een gift van Catharina van Cuyck, een familielid van Graaf Jan Ill van Cuyck, Heer van Hoogstraten, die het mogelijk maakt dat een dertiental vrouwen en enige niet-vermogende wereldlijke dames in een convent kunnen gaan samenwonen. In 1400 krijgen de begijnen het recht zelf een Parochie te voeren. Al vrij snel daarna probeert men allerlei privileges krijgen van de wereldlijke autoriteiten op het gebied van de belastingen. Spanningen met de stedelijke gezagsdragers blijven dan ook niet uit.

© L.A.W.V.VIA-VIA

Het aantal begijnen dat in de loop van de eeuwen in dit hofje geleefd heeft, varieert nog wel eens. Tijdens de 80-jarige Oorlog zijn er bijna geen begijnen meer. Toch zijn er op het einde van de 17e eeuw weer een tachtigtal begijnen, maar de begijnenpopulatie neemt in de 18e en 19e eeuw af. Langzaam aan worden de huisjes verhuurd aan buitenstaanders. Met de Franse tijd vanaf 1797 komt er een einde aan de begijnen en komen de huisjes in handen van de Kerk. De Begijnhofkerk wordt gedegradeerd tot hooimagazijn. Na 1802 kan het begijnenleven hervat worden maar de laatste begijn overlijdt in 1972 en raakt het Begijnhof in verval. Met de restauratie wordt enige jaren later begonnen en nu is het patrimonium toevertrouwd aan de goede zorgen van de VZW Het Convent en is het Begijnhof weer volledig bewoond.

De enige begijn die we hier nu tegenkomen, vinden we in het perkje links bij de entree van het in winterse tooi gestoken Begijnhof, waar je aan de linkerkant wordt begroet door een fijn gestileerd beeldhouwwerkje (1999) van de plaatselijke beeldhouwer Jef Martens, dat een begijn voorstelt. In de aan dit hofje gelegen voormalige conventshuis komen we meer te weten over de geschiedenis van het Begijnhof en het unieke restauratieproject. Het conventshuis bevindt zich op het oudste deel van het begijnhof, met huisjes die hoofdzakelijk uit de 17e eeuw dateren. De oudste staan achteraan in de rij, de nummer 14-16, die gespaard zijn gebleven van de vele branden die het hofje in de loop der tijden geteisterd hebben. De Begijnhofkerk bezit een rijk interieur vallen het houten hoogaltaar en de merkwaardige communiebank met beelden van St. Jozef, de H. Begga en St. Catharina.

Het Begijnhof verlaten we naar rechts en komen in de Gelmelstraat, die we naar links volgen tot aan de Gustaaf Segersstraat. Deze slaan we naar links in en komen nu op de ‘s Boschstraat. Naar rechts wandelend laten we de bebouwing van Hoogstraten achter ons en passeren we het riviertje de Mark. De eerste gelegenheid naar links door de Molenstraat brengt ons opnieuw naar de Mark. Hier komen we bij een in de mistige en besneeuwde omgeving opduikende watermolen, de Laermolen. Het is vroeger een dubbele watermolen op de Mark geweest en heeft een geschiedenis die teruggaat tot voor 1405. Reeds vanaf 1381 is sprake van een vermoedelijk houten olieslagmolen, eigendom van de Heer van Hoogstraten. Deze brandt af in 1686 ten tijde van de 80-jarige Oorlog. Daarna wordt de molen meermaals aangepast, in steen opgetrokken (1615) en verdubbeld met een groot strodak (1716). De molen is tot het laatst in gebruik geweest als schors- en oliemolen. De oliemolen op de rechteroever, de schorsmolen op de linkeroever. Omstreeks 1860 wordt de oliemolen stil gezet; de schorsmolen maalt dan nog tientallen jaren verder. In 1913 verkopen de toenmalige eigenaars het stuwrecht, waarna de molengebouwen leeg worden gehaald. Na de Eerste Wereldoorlog wordt het gebouw van de schorsmolen geheel gesloopt en blijven nog enkel een ruïne van de voormalige oliemolen en de sluisvloer over. Sinds 1995 werd door de VZW De Laermolen geijverd om het molenrestant te restaureren tot een werkklare oliemolen. In 2004 worden de restauratiewerken aan de watermolen, die sinds 1998 beschermd is als monument, voltooid.

© L.A.W.V.VIA-VIA

Waar de Molenstraat een bocht naar links maakt, wandelen we rechtuit over het onverharde pad. We zijn nu in het dal van de bovenloop van de Mark, die als laaglandbeek hier meanderend haar weg zoekt. Zij wordt in dit gebied gevoed door een groot aantal zijbeekjes, zoals de Bosloop en de Kleine Mark. Een paar honderd meter verderop komt er nog de Hollandsche Loop bij, die over een aantal kilometers met de Mark de grillige grens vormt tussen België en Nederland. We komen op ’t Withof en lopen door tot de kapel O.L.Vrouw in den Akker in Minderhout, volgens de legende bekend voor de genezing van kwade en koude koortsen. In 1650 laat Pastoor Waltman Van Dijck (1605-1668) een nieuw kapelletje bouwen en zorgt ervoor dat de verering een grote bloei kent. Hij is de broer van de beroemde schilder Antoon Van Dijck. De kapel wordt vergroot in 1661, 1686 en 1691. Op 26 mei 1694 wordt de kapel gewijd door de toenmalige bisschop van Antwerpen, Joannes Ferdinandus Van Beughem. Opvallend is de Barokke deuromlijsting van Arduin. We kijken even binnen.

Voor de kapel O.L.Vrouw in den Akker doorlopend slaan we rechtsaf de Castelréweg in. Op het bruggetje over de Mark steken we de grens over en zijn in Nederland. De route voert ons vanaf de Hoogstratensebaan links af de Schrans op naar de eerst huizen van het gehucht Castelré aan het Groeske. Hier staat opnieuw een kenmerkend bouwwerk van volksdevotie, het kapelletje O.L.Vrouw ter Donken, gelegen aan een Frankische driehoek die omringt wordt door enkel monumentale oude boerderijen, waarbij we op Groeske 3 een eenvoudige, rechthoekige nis in de zijgevel van het woonhuis zien, die dateert van 1957. In de nis heeft ooit een H. Isidoor gestaan, die met een ijzerdraadje op haar plaats werd gehouden, maar is sinds 2006 verdwenen.

Het dorpje Castelré maakt deel uit van de Gemeente Baarle-Nassau en ligt op een vreemde uitloper naar het westen. Het is een van de weinige plekken in Nederland waarvan je kunt zeggen dat ze in het noorden Belgische buren hebben, want samen met de Castelreesche Heide, de Hollandsche Loop en het Merkske vormt het merkwaardig en grillig grensverloop een wig in het Belgisch grondgebied. Castelré ligt op een bolvormige heuvel. Ten zuiden, westen en noorden ligt het landschap een stuk lager dan het dorp zelf. Dit hoogteverschil is ontstaan door erosie door de riviertjes Hollandse Loop, de Mark en het Merkske, die ten noorden van Castelré naar de Mark meandert. Het dorp wordt al vermeld in 1237 als parochie van Minderhout en heeft ooit op het kruispunt van verbindingswegen tussen ’s-Hertogenbosch, Antwerpen en Breda gelegen. In Castelré kwam op 21 november 1870 de eerste (verdwaalde) luchtpost van Nederland aan. Een luchtballon De Archimedes komt uit het door Pruisen omsingelde Parijs met 220 kilo post. Voor de nutsbedrijven is het dorpje afhankelijk van zowel Nederland als België. Water en gas worden door Nederland geleverd, elektriciteit komt uit België.

© L.A.W.V.VIA-VIA

We wandelen naar rechts over het Groeske en kiezen naar een paar honderd meter voorbij een boerderij de onverharde afslag naar links, die ons naar de Haldijk voert. Op de Haldijk gaat het naar links en zo bereiken we de noordzijde van de Castelreesche Heide, waarnaar we onze wandelroute hebben genoemd. De Castelreesche Heide en de overgangszones naar het beekdal van Het Merkske, met zijn natuurlijke en meanderende loop, zijn dekzandruggen in het stroomgebied van Het Merkske waar rond 1900 nog uitgestrekte heidevelden voorkomen. Tegenwoordig bestaan deze gebieden voornamelijk uit landbouwgrond of naaldbos. Van de heidevelden en vennen is zeer weinig gespaard gebleven. Plaatselijk tref je in de bossen nog vergraste of verboste heidevegetaties aan. Van de vennen resteren onder andere het Huisven. Met de herinrichting van natuur en landschap ligt het accent op de ontwikkeling van heischrale graslanden en heidevelden, die afgewisseld worden door vennen, ruigten, struwelen en natuurbossen. We slaan rechts af, net voor de brug over Het Merkske bij de bank aan het fietspad. Op de T-splitsing linksaf voor het bos langs over de Castelreesche Heide en langs de Halsche Beemden.

Even verderop steken we de Hoogstatenseweg over. Na het wildrooster en de Castelreesche Heide achter ons latend komen we over de Nederlands-Belgische grens in het uitgestrekte bosgebied van Wortel-Kolonie, het reusachtige domein van de 'Rijksweldadigheidskolonie' van Wortel. Op de grens geeft een routepaal aan dat er in dit gebied een groot aantal wandelingen is uitgezet. Hier even naar links en meteen rechts bij het bankje een eerste statige laan in. We nemen de tijd om gezeten op het bankje een kopje koffie uit de thermosfles met een boterham te nuttiggen. De 'Rijksweldadigheidskolonie' van Wortel is een voormalig landlopersverblijf in de Nederlandse tijd (1815-1830) gesticht onder de naam Zuid-Frederiksoord door Generaal Johannes Van Den Bosch (1770-1844). De Nederlandse Vereniging van Weldadigheid koopt in 1822 het domein van 632 hectare van de Hertog van Salm-Salm en van bankier-grootgrondbezitter Hennessy. Er wordt een 'vrije landbouwkolonie' opricht, want via werkverschaffing denkt men de landloperij te kunnen beteugelen en de openbare orde te handhaven. Van een woestenij verandert het landschap geleidelijk in een lappendeken van gemengd bos, landbouwgronden, vennen, heidevelden, dreven en grachten met houtkanten. Elk gedeelte van het domein heeft dan ook een heel eigen flora en fauna. Net dat maakt Wortel-Kolonie zo bijzonder. Na 40 jaar lang privé eigendom te zijn geweest van de Koning van Nederland koopt op 20 december 1870 de Belgische staat het domein aan en begint er met de bouw van de kolonie zoals we die nu kennen. De centrale gebouwen, woningen en de boerderij zijn gebouwd tussen 1880 en 1898. De gebouwen van de grote boerderij staan er nog maar zijn niet meer in gebruik. Als in 1993 de wet op de landloperij afschaft, krijgen de andere gebouwen een nieuwe functie als gevangenis voor lichtgestraften. Sinds1999 is het Domein definitief beschermd wegens zijn historische en landschappelijke waarde en wordt het beheerd door het Kempens Landschap.

© L.A.W.V.VIA-VIA

Hier net over de grens voert de route ons zuidwaarts tot op de Torendreef. Hier vinden we even naar rechts het afgelegen kerkhof van de 'Rijksweldadigheidskolonie', dat met zo’n 170 witte betonnen kruisjes het merkwaardigste overblijfsel van de landloperskolonie is. Op sommige kruisjes hangt een loden plaatje met een nummer, een naam, een datum van geboorte en overlijden. In zeldzame gevallen staat er zelfs geen naam, alleen een nummer en de letters RWK (afkorting van Rijksweldadigheidskolonie). Het zijn de graven van de eenzaamste onder landlopers, degenen die ’zonder familie’ zijn gestorven. Enkele graven dateren van 2003. Dat komt doordat de oudste landlopers na de afschaffing van de landloperij in 1993 het ’voorrecht’ kregen in de gebouwen van de kolonie hun laatste levensdagen te slijten.

We lopen over de Torendreef oostwaarts. Zo komen we aan het Bootjesven. Vandaag dicht gevroren en verlaten: er is geen schaatser te bekennen. Het Domein van Wortel-Kolonie telt 14 vennen, kleine meertjes die typisch zijn voor zanderige streken. Het Bootjesven is er één van, waar we langs wandelen. Het is de grootste waterpartij van Wortel-Kolonie. In de tijd van de landlopers wordt er zelfs in gezwommen. Lange tijd is het ven met zijn omgeving beter bekend als de streek van Zwarte Marjan. Marie-Ann, zo heette de dame, is rond de jaren 1820 tot 1830 bij het ven in een gammel huisje komen wonen. Ze is gewoon meegekomen met de Antwerpse gezinnen die bij het ontstaan van Wortelkolonie de streek bevolken. Ze blijft haar klanten drank en andere diensten aanbieden. Als de vrije kolonie werd opgedoekt zit ze zonder klanten en zou zich uit wanhoop hebben opgehangen.

© L.A.W.V.VIA-VIA

Tegenover het Bootjesven verlaten we de Torendreef naar rechts en steken door het bos naar weer een karakteristieke dreef, die we naar rechts volgen tot op het kruispunt van de twee verharde hoofdwegen. Daar staan verscheidene witte gebouwen. Het robuuste gebouw aan de linkerzijde met voorpleintje is ’Den Bayerd’ dat in de zomermaanden uitgebaat als taverne door Widar, een woongemeenschap voor mensen met een handicap. Hier liggen rechts ook de gebouwen van de landlopersboerderij, een oude vierkantshoeve. Het is nu de thuishaven van ’De Bonte Beestenboel’, een vereniging die boerderijklassen organiseert, en van Natuurpunt Markvallei, die er het vogelmuseum de Klapekster heeft ondergebracht. OP dit kruispunt van wegen wandelen we linksaf zuidwaarts langs de strafinrichting Wortel tot we aan de Steenweg op Hoogstraten uitkomen, de N124. Hier naar links en vervolgens over de Papenvoortse Brug van de nog jonge bovenloop van de Mark rechtsaf bij de onverharde weg met routeaanduiding Papenvoort. De nog jonge Mark ontspringt vanaf hier goed 9 kilometer verder bij het gehucht Koekhoven in een wei, nabij het Zwart Water aan de grens met Turnhout. Dit slootje wordt al vlug een volwaardige rivier, die door het groen landschap meandert naar Papenvoort. Hier is vroeger een doorwaadbare plaats.

Na de Papenvoortse Brug leidt de route ons over Papenvoort naar het gehucht Bolk. Het is even opletten na het bos: bij de boerderij linksaf naar Bolk! Eenmaal in Bolk wandelen we door het kleine gehucht met wel een heel opmerkelijke uitspanning: ‘t Bolks Heike. Eenmaal binnen waan je je in een Irish Pub waar je je tegoed kunt doen aan een Guinness van ’t vat. Voor ons een heerlijk rustpunt. We nemen de tijd voor een stevige kom erwtensoep met een Mug Blond. Het is een uitstekende plek om de kou voor een moment te vergeten en ons op te warmen. We verlaten Bolk en voorbij het wegkapelletje slaan we naar links de Koestraat in. Op de Y-splitsing houden we links aan en vervolgen het zandpad Langenvoort, die overgaat in de Zandstraat naar Wortel. Onderweg passeren kleine beekjes als de Laak of Bolkse Beek en de Kleine Mark, die hier net voor de Keirschotsebrug in de Mark stromen. Over de Keirschotsebrug passeren we opnieuw de Mark en bereiken de bebouwing van het dorp Wortel.

© L.A.W.V.VIA-VIA

Aangekomen op het pleintje met dorpspomp en sculptuur steken de N124 over en door de St. Jansstraat en het Kerkpad komen we aan het Poeleinde bij de parochiekerk van Wortel, gelegen op een terp tussen de Klinketstraat en het Poeleinde. De kerk is toegewijd aan St. Jan de Doper. De bouw van de huidige kerk is begonnen rond 1425 en de massieve toren met een vierkant grondvlak met zijden van 8 meter uit 1429. Gebouwd in een sobere gotische stijl in de zogenaamde Kempische gotiek. In de klokkenkamer met aan elke zijde twee spitsbogige galmgaten, hangt het oudste klokje uit de streek (1421). Het benedengedeelte van de kerk wel ouder en in de loop van de eeuwen kent de kerk veel verbouwingsfasen. De Laat-Barokke doopkapel met zijportaal tegen de zuidgevel van de toren dateert uit de 18e eeuw. In de buitengevel bevindt zich nog een kanonskogel, welke vermoedelijk op 11 januari 1814 is afgevuurd door een Franse artillerie-eenheid tijdens de slag bij Hoogstraten om de oprukkende Pruisische troepen te hinderen. In de kerk vinden we een Renaissance hoogaltaar uit de 17e eeuw, versierd met een schilderij dat Sint Jan de Doper bij de Jordaan voorstelt. Het is een werk van de Antwerpse schilder Pieter Abrahamsz Ykens (1648-1695). De glas-in-lood-ramen uit 1935 zijn van Jan Huet (1903-1976), een Wortelse kunstenaar wiens leven en werk sterk verbonden met de Kempen en de streek rondom Hoogstraten en één van de vernieuwers van de Vlaamse glasschilderkunst is. Hij ligt begraven op het omringende kerkhof. Tijdens de Tweede Wereldoorlog wordt de kerk zwaar beschadigd. In 1950 komt de kerk op de monumentenlijst.

We volgen het Poeleinde tot net buiten de bebouwing en slaan linksaf in de richting van Hoogstraten. Wel even opletten en voor de Y-splitsing tussen twee hagen door de route vervolgen! Door de velden bereiken we de achterzijde van het voormalige kasteel van Hoogstraten. Een bord en hekwerk maken duidelijk dat we dit “Verboden Terrein” niet mogen betreden en we worden naar links langs de sloot afgeleid naar de N124, de Klinketstraat. Rechts af over het fietspad bereiken we de Gelmelstraat. Hier hebben we zicht op de voorzijde van het Gelmelslot, het voormalige kasteel van Hoogstraten, dat nu in gebruik is als Penitentiair Schoolcentrum. Van het oorspronkelijke kasteel, een waterburcht, is niets bewaard gebleven. Wat hiervan nu nog rest is de slotgracht en de tweede omwalling van het oorspronkelijk kasteel, dat terug gaat tot in de 9e eeuw als de viking Gelmel hier aan de Mark een houten burchttoren als uitkijkpost en steunpunt bouwt voor zijn troepen. In latere periodes bouwen door de eeuwen heen de adellijke familie Van Cuyck, de familie de Lalaing - van Culemborg en de familie Salm Salm het kasteel uit in de vorm van een pentagram, met op elke hoek stond een vierkante toren, waarop geschut kon worden geplaatst omgeven door een brede gracht, gevuld met water uit de Mark.

© L.A.W.V.VIA-VIA

Na de brand van 1768 wordt het kasteel, dat op de huidige binnenplaats stond, niet meer herbouwd. Behouden is de 16e eeuwse toren links van de toegangspoort. Het is een typische, versterkte toren met dikke muren en Laat-Gotische gewelven, in de 17e eeuw verbouwd en ingericht als duiventoren. Deze toren staat in verbinding met de huidige kapel, de vroegere wapenzaal. Oorspronkelijk heeft deze, aan de kant van de gracht, geen ramen. In de 18e eeuw worden hier Neo-Laat-Gotische ramen in aangebracht. Het altaar in houtsnijwerk en het houten beeld, waarschijnlijk Sint Jan Nepomuk, is vermoedelijk uit de 18e eeuw en afkomstig uit de vroegere slotkapel. In het gebouw links van de hoofdingang is de griffie gevestigd. Het dateert eveneens uit de periode van de familie de Lalaing en heeft met zijn rechthoekige ramen, trapgevels en dakkapellen veel van zijn oorspronkelijke uitzicht behouden. Waarschijnlijk is het in de 18e eeuw door de familie Salm Salm gerenoveerd met typische Vlaams-Renaissance uitstraling. De verticale opbouw wordt enkel onderbroken door de gevellijnen in witte zandsteen. De kruisramen zijn omgeven met smalle stroken witte zandsteen en hebben vensters in loodglas.

De monumentale toegangspoort en haar toren zijn door de eeuwen heen verschillende malen verbouwd. De laatste verbouwing, in Neo-Renaissance stijl dateert uit het einde van de 19e eeuw. De Laat-Gotische toegangspoort is toen gereconstrueerd. In de witte zandsteen aan de buitenzijde zien we nog de ijzeren katrollen van de vroegere ophaalbrug. De eiken poort, beslagen met klinknagels, dateert van 1895, zoals te lezen is op de middenzuil boven de acanthusbladeren. De gebouwen rechts van de poort hebben veel van hun typische karakter verloren. Na de brand van 1768 wordt dit gedeelte ingericht als woning voor de familie Salm Salm met een brede eikenhouten trap in Lodewijk XIV stijl, en prachtige, marmeren schouwen. De hoektoren dateert vermoedelijk uit diezelfde periode. Een mozaïek voor de toegangsdeur toont de wapenschilden van de families Culemborg, de Lalaing en Salm Salm. Het wapenschild van de familie Salm Salm is ook nog terug te vinden in de windwijzer van een torentje, en in de buitengevel van een toren langs de kant van de hoeve. Na de vlucht van de familie Salm Salm wordt onder het bewind van Napoleon de achterzijde van het kasteel dicht gebouwd om er soldaten van de Franse gendarmerie te kunnen onderbrengen. Op de begane grond zijn allerlei voorzieningen terwijl de soldaten op de verdiepingen zijn gelegerd. In 1810 krijgt het een nieuwe bestemming als bedelaarsgesticht en als het latere Toevluchtshuis voor zwakken en zieken in 1929 wordt opgeheven, krijgt het in 1931 zijn huidige bestemming als Penitentiair Schoolcentrum.

© L.A.W.V.VIA-VIA

Bij de verkeerslichten steken we over en keren terug naar het centrum van Hoogstraten door het Hoefijzer, die overgaat in de Lindendreef. Voorbij de moderne bibliotheek staan we aan de achterzijde van de St. Catharinakerk bij het monument van dokter en dichter Hendrik Versmissen (1879-1966). Tussen de St. Catharinakerk en het Gemeentehuis van Hoogstraten zijn we terug op ons vertrekpunt van onze rondwandeling over de Castelreesche Heide, het Domein van Wortel-Kolonie en het beekdal van de meanderende Mark met zijn vele kleine beekjes. In Brasserie 'De Gulden Coppe', een historisch pand waarvan de eerste sporen teruggaan tot het jaar 1525, genieten we na van deze winterse, sneeuwrijke wandeling en concluderen eenstemmig om onder normale omstandigheden met een heerlijk zonnetje deze rondwandeling nogmaals te maken. Voldaan rijden we huiswaarts en spreken af in februari opnieuw op pad te gaan.

Charles Aerssens
14 januari 2009



Lange Afstand Wandelvereniging "VIA-VIA".

Gegenereerd op 14-01-2009 door C.P.J. Aerssens