Het Ardennenweekend zal er dit jaar iets anders uitzien! Al in de voorbereiding wordt duidelijk dat we niet met dezelfde personen als de afgelopen jaren op pad zullen gaan. Marion heeft al in een vroeg stadium aangekondigd in deze herfstvakantie met haar dochters naar Marokko te gaan voor een “kookweek”. Jan maakt net, voordat de mail wordt rondgestuurd met een eerste inventarisatie van de taken tijdens deze dagen, kenbaar dat hij pas op de plaats maakt en van deelname afziet. Het is voor het eerst sinds 1993 dat hij andere bezigheden heeft in deze periode. Jammer!! Zo is er geen overleg en wachttijd noodzakelijk wie welk klusje voor zijn rekening zal nemen. Alles is eigenlijk als vanzelfsprekend en duidelijk: Bert beheert de financiën, Peter zorgt voor één warme maaltijd, Lorenz wordt hofleverancier van Grolsch en treedt op als sommelier, zonder certificaat! Charles neemt het ontbijt voor zijn rekening en zoekt zoals gebruikelijk de wandelingen uit.
Het wordt dan ook een klein groepje van 5 personen: Wilma, Lorenz, Peter, Bert en Charles, dat staat te popelen om op zondag 12 oktober naar de Baraque de Fraiture af te reizen. Twee auto’s zijn voldoende. De Tukkers crossen met hun nieuwe VW Golf via het Land van Heusden en Altena met hun navigatiesysteem langs Vielsalm naar de plek van afspraak. De Brabanders rijden gezamenlijk en zoals gebruikelijk via Maastricht en Luik naar de Baraque de Fraiture. Bijna exact op het afgesproken tijdstip van 18.00 uur bereiken de beide equipes de Friterie. Bij de auto van Bert wordt direct bij aankomst geconstateerd dat er iets niet in de haak is met de remmen. Stank, rook en een heet linkerachterwiel doen vermoeden dat het mis is met de handrem. De ANWB wordt gebeld en deze zorgt voor contact met de Belgische zusterorganisatie. Zij bellen ons en na goed een uur verschijnt de wegenwacht vanuit Houffalize. De monteur ziet snel het euvel, verhelpt het ongemak en geeft de raad meteen bij thuiskomst het mechaniek van de handrem te laten herstellen. We kunnen zonder noemenswaarde schade verder rijden. Voor de zekerheid plakken we de handrem vast!
Omdat we al op voorhand hebben afgesproken op de Baraque de Fraiture een hapje te eten, hebben we geen tijdverlies met de het oponthoud door het mankement aan de auto van Bert. We laten ons de Belgische frites met mayonaise en pittige goulash goed smaken. Bij het huisje in Laidprangleux aangekomen is alles voor ons geregeld en zorgt de verwarming voor een aangename temperatuur. We hoeven de open haard niet aan te steken. Eenmaal binnen en de slaapkamers betrokken kunnen we onderuitgezakt genieten van een pilsje en de extra bijvoeding. Het is geweldig te moeten ervaren hoe Lorenz, nu wonend in het zicht van zijn alom geprezen brouwerij, als een ware ambassadeur zijn streekproduct onder de aandacht brengt. Het paar Palmpjes dat gedronken wordt, valt hierdoor helemaal in het niet. Hij heeft daarom van dit merk maar weinig flesjes meegebracht en die blijken na de tweede avond niet eens allemaal te zijn genuttigd! Er is tijd om de 2-jaarlijkse wandelweek in de komende zomer voor te bespreken en de datum daarvan vast te stellen op de voorlaatste week van de schoolvakantie, dus vanaf 23 augustus 2009. Charles heeft al wat voorwerk verricht en materiaal over de Eifelsteig verzameld. Een drietal suggesties voor overnachtingen worden besproken en Charles zoekt een en ander verder uit.
Nog even voor het slapen gaan een blik op het weerbericht. Het ziet er goed uit en we kunnen rekenen op prachtig wandelweer. Zo duiken we voor onze doen redelijk vroeg, nog voor 23.00 uur, onder de wol. We hebben deze keer zoveel slaapplekken dat eenieder dat elk van ons over een eigen kamer kan beschikken. Wat een luxe!! Afspraak is om de wekkers om 7.00 uur te laten aflopen. Als dit op maandagmorgen gebeurt, blijkt dat niet iedereen een geweldige nachtrust heeft gehad. Zo heeft Charles vanwege problemen met een kou op zijn rug slecht geslapen en hebben anderen nog even moeten wennen aan een vreemd bed. Tegen 7.30 uur zitten we allemaal aan tafel en genieten van een eerste kopje koffie of thee. Het blijkt dat de boterhammenzakjes door Charles vergeten zijn! Geen nood, dan maar ieder zijn boterhammen smeren en in de gezamenlijke broodzak doen. Bert ontfermt zich over dit uitgebreide lunchpakket. Even na half negen rijden we richting Saint Hubert. Het navigatiesysteem in de auto van Lorenz brengt ons feilloos via Saint Hubert naar Awenne. Hier heeft Charles een rondwandeling uitgezet, die ons gedeeltelijk over het traject van de Transardeense Route voert.
Awenne hebben we al op een eerdere wandeling aangedaan en we weten waar we moeten vertrekken. De auto wordt in het centrum achter de Église St. Martin geparkeerd bij de Rue Joseph Calozet, vernoemd naar de hier geboren en getogen Waalse schrijver Joseph Calozet (1883–1968). Een informatiebord achter de Église St. Martin verteld dat de naam Awenne, in het Waals Nôwinne, is afgeleid van het Latijnse “Aquana”, wat verwijst naar een vochtige plaats. De vondst van krabijzers, pijlpunten en gepolijste bijlen op het grondgebied van dit gehucht heeft aangetoond dat hier al sinds mensenheugenis bewoning is geweest. Toch is het moeilijk de geschiedenis van Awenne te reconstrueren. Maar verluidt bouwen de monniken van St. Hubert er een kerk in de 9e eeuw, maar er zijn echter nooit overblijfselen van teruggevonden. In de 19e eeuw is het dorp welvarend, vooral dankzij een plaatselijke ambacht: de klompenmakerij. In 1895 werken ongeveer 100 mensen in die sector. De inwoners staan overal in de Ardennen bekend als de Sabotîs d'Nôwinne, de klompenmakers van Awenne. Voor de Tweede Wereldoorlog zijn er nog slechts een vijftiental. Nu zijn de klompenmakers uit Awenne verdwenen. De welstand van de meester-klompenmaker uit de 19e eeuw is nu nog merkbaar in de straten van het dorp. Zo treffen we er bijvoorbeeld nog talrijke grote Ardeense huizen in blokken zandsteen aan
We staan bij de Église St. Martin, die is opgetrokken in neogotische stijl (1881-1882). Het timpaan boven de hoofdingang beeldt de H. Martinus uit, die zijn mantel deelt met een arme. In de kerk bevindt zich een bezienswaardig altaar, vervaardigd uit marmer afkomstig uit Rochefort en gemarmerd hout, gedeeltelijk polychroom en verguld, versierd met een groot beeld van St. Sebastiaan. Deze sculptuur, een juweeltje van de Luikse beeldhouwkunst en gemaakt in 1750, is van de hand van Guillaume Evrard. De beeldhouwer was in dienst van de Prins-bisschoppen van Luik. Het beeld sierde het privé altaar van de abt van St. Hubert. In 1797 wordt het door de Luikse revolutionairen te koop aangeboden. Het schip en de zijbeuken wordt gedragen door 12 zuilen, die de 12 apostelen voorstellen. Een aantal gebrandschilderde ramen is origineel en opvallend is ook de preekstoel met houtsnijwerk voorstellend de apostelen Petrus en Paulus, de vier evangelisten en twee Benedictijnen. Maar ook de biechtstoelen en de communiebank zijn juweeltjes.
Op het kleine pleintje voor de kerk staat ook een andere bezienswaardigheid van het plaatselijke erfgoed. Het is een van de 8 smeedijzeren fonteinen, die in dit dorpje zijn geplaatst in de 19e eeuw op kosten van de gemeente als gevolg van de vele en hevige dorpsbranden. Elke fontein bestaat uit een bekken in gietijzer met in het midden een fonteinpijp waaruit het water stroomt. Toch dienen ze nu niet meer als drinkplaats of waterbron voor de inwoners. Ze zijn onlangs gerestaureerd en tijdens de zomer worden ze met bloemen versierd. Op elke fontein prijkt de naam “Zoude Btre” en “1886”. Deze aanduiding gaat niet om een fabrieksmerk aangezien ze werden gegoten in 1859 door de hoefsmid van Forrières. Het is de datum van de eerste restauratie onder het burgemeesterschap van Prosper Zoude. Het voortdurend geluid van stromend water geven dit dorp een bijzonder fris cachet.
We gaan de Rue du Souvenir in en wandelen opnieuw langs zo’n typische smeedijzeren fontein tot voorbij het kerkhof en het standbeeld van het H. Hart. Vervolgens slaan we niet meteen langs dit beeld naar rechts in, maar het tweede, dat kronkelend naar beneden loopt langs de Grottes Notre Dame de Lourdes naar de Ruisseau de Bellerose, die in een kleine ingesloten vallei ligt, waar het vaak erg modderig kan zijn. In het begin is het pad moeilijk begaanbaar door enkele ontwortelde bomen die de weg versperren. Na 1,3 kilometer in het onderhout aan de helling van La Soufleûre, komen we, tegenover een vijver, op de Rue de Mirwart uit, de doorgaande weg van Awenne naar Mirwart. We steken de drukke Grand Route N803 over en vervolgen de Rue de Mirwart langs de Chapelle Notre Dame de Walcourt (1881) op een 3-sprong bij Wimonste. Na 3 kilometer bereiken we het dorpje Mirwart door de Rue du Bois d’Oingt. Boven het dorp links rijst het statige silhouet van de Église St. Roch uit. Ook deze kerk is in Neo-Gotische stijl tussen 1869-1870. Opvallend is het mooie in hout uitgevoerde hoofdaltaar. Hierop zien we boven de verrezen Christus met het kruis in de hand. Centraal op het altaar de kruisiging en graflegging van Christus, aan de zijkanten geflankeerd door de apostelen Petrus en Paulus. Zeer mooie gebrandschilderd glazen beelden de verrijzenis uit. Het kleine gepolychromeerde altaar en de kansel zijn van Jean William uit 1981. Dichte bij de kerk vinden we een sculptuur, die een zaaier voorstelt.
Mirwart is een bijzonder gezellig dorp met fraaie, oude huizen met vakwerkgevels opgetrokken in kalksteen, blokken zandsteen of baksteen. De bewoners hebben als bijnaam: “Paardenkoppen”. Zij hebben die te danken aan een oude legende waarin de heks van Mirwart ’s nachts in de gedaante van een paard met sardonisch gekrijs de bewoners van het gehucht en het nabij gelegen Smuid lastig valt. Ze slaan het paard dood en rijgen zijn kop op een spies, die naar Mirwart wordt gedragen. Later op de route zullen we de plek passeren waar dit voorval zich moet hebben afgespeeld.
Vanaf de Église St. Roch van Mirwart volgen we de Rue du Bois d’Oingt, die overgaat in de Rue du Château, die ons richting Château de Mirwart leidt. Het dorp wordt beheerst door dit kasteel, gelegen op een rotsachtige uitloper die zich uitsteekt boven een meander in het dal van de Lomme. Het is een U-vormig gebouw met op de vier hoeken een ronde toren. De achtergevel biedt uitzicht op het dorp, over uitgestrekte grasperken heen. Het kasteel kent een bewogen geschiedenis. Talrijke vernielingen en herstellingen hebben elkaar tot heden steeds weer opgevolgd. De oorsprong van dit kasteel gaat terug tot een vesting uit het begin van 11e eeuw, gebouwd door de Heren van Lotharingen om hen te beschermen tegen de strijdlustige Heren van Bouillion en Orchimont. Als schaamteloze onderdrukkers worden de Heren van Mirwart door de abdij van Saint Hubert tot de orde geroepen en vervolgens door de Prins-bisschop van Luik, Henri I van Verdun, die de monniken te hulp snelt, verdreven uit het gebied. Het is de abt van Saint Hubert die de vesting in 1083 laat ontmantelen. Dit gebeurt tegen de wil van Prins-bisschop Otbert, die na het verwerven van het domein van Mirwart, de vesting weer opbouwt. Hij staat na 1099 het gebied af aan Bovon van Waha. In 1293, wordt het domein door Jean van Avesnes gekocht, maar de verkoop wordt door de Prins-bisschop van Luik betwist. Dit conflict stelt Prins-bisschop Jean van Sponheim tegenover de Graven van Hainaut, Luxemburg, Namen, en Looz alsmede de Hertog van Brabant. Ze betwisten elkaar deze belangrijke heerlijkheid die zich over een ontzaglijk gebied uitstrekt, waarvan de economie op bosbouw en metaalnijverheid steunt.
Het kasteel verandert vervolgens opnieuw van eigenaar en komt toe aan Jean van Luxemburg, die het bij gebrek aan financiële middelen van de hand doet aan Prins-bisschop Adolphe II van Marck. Onheil achtervolgt het kasteel door conflicten met Spanje, Oostenrijk en Frankrijk. In het begin van de 18e eeuw komt het kasteel in een rustiger vaarwater en het krijgt tussen 1706 en 1734 zijn huidige vorm en uitstraling als lustslot. In de 19e eeuw wordt het kasteel gekocht door de kristalontwerper Vonêche Houden-Gabriel d’Artigues, waarna het achtereenvolgens overgaat naar de families Van der Linden van Hoogvorst, d’Arrigade en Von der Becke. In de 20e eeuw raakt het kasteel in verval door vandalen en plunderaars, die een groot deel van het interieur en de versieringen vernietigen of weghalen. Nu is het in bezit van de provincie Luxemburg, maar duidelijk is te zien dat er weinig activiteit is waar te nemen.
We gaan even rechtuit en lopen voor het Château de Mirwart met de klok mee rond het kasteel en dalen af over Au Vieux Moulin naar de tweesprong aan het einde van de helling. Linksaf gaat de route over het asfaltweggetje Rue du Moulin naar het laagst gelegen gedeelte van de vallei van de Lomme. Zo bereiken we de Moulin de Mirwart, een voormalige watermolen gelegen aan het riviertje de Lomme, in een heel bosrijk gebied. Het natuurstenen gebouw met één verdieping is gerenoveerd, maar het waterrad is verwijderd. Het sluiswerk is nog wel aanwezig. Rond de molen is een parkje met zitbanken. De lange geschiedenis van deze watermolen is er een van welvaart, leegstand en verval en is nauw verbonden aan het bewogen verleden van het kasteel van Mirwart. In het originele gebouw, dat zich rechts van het huidige bouwwerk bevindt, stond de machinerie van de molen, één enkel rad, één paar molenstenen. Het was tevens de woonstede van de molenaar en zijn familie, tot een tweede rad wordt geplaatst. Ze vestigen zich dan een dertigtal meter naar achteren buiten het bereik van de overstromingen. In de loop van de 17e en de 18e eeuw wordt de molen verder uitgerust en herhaaldelijk verbouwd, waardoor het tweede rad kan worden verwijderd. Na de WOI van 1914-1918 wordt de watermolen volledig stilgelegd en vervalt beetje bij beetje tot in 1951. Dan koopt de Provincie Luxemburg de molen aan en verbouwt deze tot slaapgelegenheid voor wandelaars.
De weg loopt verder onder de lelijke betonnen brug van de spoorweglijn Brussel-Luxemburg, een storend landschapselement, en over de Lomme. Het is een zijrivier van de Lesse die ontspringt nabij Bras in de buurt van Saint Hubert op een hoogte van ongeveer 460 meter. Na ongeveer 46 kilometer mondt de Lomme bij Éprave, in de Famenne, even voorbij Rochefort, uit in de Lesse op een hoogte van 150 meter. We verlaten het asfalt dat naar links de Route de Smuid volgt en lopen rechtdoor de vallei van de Marsau in. De Marsau is een bijriviertje van de Lomme en voedt hier talrijke vijvers, die eigendom van de provincie Luxemburg zijn, die hier een grootschalige visteeltproject heeft ontwikkeld met het doel weer pootvis uit te zetten in alle waterlopen in de streek. We volgen de geel-witte markering van de Transardense route. Bij de tweede groep vijvers vormt het hobbelige weggetje een Y- vormige tweesprong. Hier gaan we rechts een zo nu en dan drassige bospad op dat tussen twee vijvers in loopt. We blijven een tijdje de vallei volgen om na een volgende groep van 5 vijvers naar links af te dalen. Hier komen we aan een Gué, een doorwaadbare plaats, in de Marsau en de afsplitsing van de Ruisseau de la Pierre au Charme. Hier vinden we aan onze rechterzijde het Etang Noir, de Zwarte Vijver, een in het bos gelegen ven. Vanaf Mirwart hebben we nu 3 kilometer afgelegd.
Terwijl we rechtdoor de heuvel beklimmen, komen we op een kruising van boswegen. Een markeringsbord geeft aan dat we bij de voormalige Fourneau de Marsole zijn aangekomen. Ooit is hier een klein centrum van metaalnijverheid, Marsole genaamd, geweest. Jean-Pol Weber, een bezield onderzoeker, heeft er de overblijfselen van een oude oven opgegraven, die volgens hem al in onbruik is sedert 1572. Er zijn ook opgravingen geweest om de overblijfselen van het verdwenen miniatuurgehuchtje Marsole bloot te leggen. Uit archiefstukken blijkt dat het dorpje omstreeks 1537 is gesticht ver van alle gewoel. Toch is de pest er in de 16e eeuw waarschijnlijk in geslaagd op die eenzame plek dodelijk toe te slaan. Deze viersprong van aardewegen is ooit een belangrijk kruispunt van de wegen Tellin-Smuid en Transinne-Mirwart geweest. Hier gaat de Transardeens Route naar rechts. Wij slaan linksaf voor onze rondwandeling en wandelen verder door het dal van de Marsau in zuidoostelijke richting. Na goed één kilometer ligt rechts in het bos verscholen het Etang du Grand Campe. Doorlopend door het bosgebied dat als Taille des Près Mouffles op de topografische kaart vermeld staat, bereiken we het asfalt van de Rue des Loches dat ons naar links bij de eerste huizen van het dorpje Smuid brengt.
Smuid is een schilderachtig en erg rustig dorp op ongeveer 8 kilometer ten westen van Saint Hubert. Het dorp is omgeven door uitgestrekte wouden, onder andere het domeinbos van Mirwart. Het is dan ook niet toevallig dat Smuid een houthakkerdorp is. Vele van haar inwoners leven van oudsher van bosontginning. We wandelen in de Rue des Loches voorbij de Chapelle St. Monon. Deze kapel is toegewijd aan de Ierse monnik Mono, die zich omstreeks 630 in deze omgeving als kluizenaar heeft gevestigd. Het kerkgebouwtje is rond 1880 in gebruik als dorpsschooltje en wordt in 1900 kapel, die in 1999 is gerestaureerd. Naar rechts wandelen we Smuid in met zijn fraai kerkje uit 1824, de Église Ste. Marguerite, en de typische Ardeense huizen.
Tegenover de kerk vinden we het Hostellerie des Tilleuls, een oude boerderij uit 1684 die is uitgebouwd tot een hotel-restaurant. Maar zoals gebruikelijk op onze wandelingen op maandag ook hier gesloten! Gelukkig staat het terras er nog uitnodigend bij en het is voor ons een geweldige plek om in de herfstzon onze lunchpaketten tevoorschijn te halen en de middagpauze te genieten. De uitbater komt even kijken en we maken van de gelegenheid gebruik om ons op zijn terras door hem digitaal te laten vereeuwigen.
Na de middagpauze vervolgen we onze rondwandeling en verlaten Smuid over de route de Mirwart, die ons noordwaarts leidt. Als we door het open landschap na goed één kilometer de bosrand bereiken, voert de route ons op de Y-splitsing rechtuit het bos van Grande Taille in. Met een ruime bocht met de klok mee dalen we over een breed bospad af naar het riviertje de Lomme. We zijn hier aan de middenloop van de Lomme, die van zuid naar noord haar kronkels door dit bosrijke gebied trekt. Het gaat stroomafwaarts en onder de spoortunnel van de lijn Brussel-Luxemburg door tot aan het punt waar een brug ons over de Lomme leidt bij Rocher Marie Gobaille.
Het is hier dat volgens de eerder genoemde legende Marie Gobaille, de heks van Mirwart, die de inwoners van Mirwart en Smuid ’s nachts in de gedaante van een paard behekst, bij een poging van de met stokken bewapende mannen van Mirwart en die van Smuid met aangelijnde wolven in het nauw gedreven is. De wolven worden losgelaten en men gaat haar met stokken te lijf. Het paard wordt in stukken gehouwen, maar de kop blijft ongedeerd en als trofee meegevoerd naar het dorp. De bewoners van Mirwart leven voort als de paardenkopen en die van Smuid als de wolvenjagers.
Over de brug gaat de route klimmend door het bos A Cwan’tin naar een hoogte van 450 meter. Het bospad zoekt zijn weg slingerend in oostelijke richting tot aan het kapelletje Notre Dame De Bon Secours in het bos Cheny du Mont. Oorspronkelijk in 1833 gebouwd, maar herbouwd in 1866. Een picknickplaats maakt duidelijk dat hier wellicht vaker pelgrims komen.
Voor ons een ideale plek voor opnieuw een rustpauze in het uitgestrekte beukenbosperceel. Vanhier gaat de wandeling langs de het kapelletje Notre Dame De Bon Secours bijna noordwaarts tot aan een breed bospad en een duidelijk open gebied waardoor in een strakke lijn hoogspanningsmasten staan opgesteld. Hier even naar links en onmiddellijk weer rechts het bos Dexière Arville in, waar de route met de klok mee verder loopt tot op de kruising van bospaden. Hier wandelen we naar links tot een klein bosbeekje.
Maar hier gaat het fout!! Even niet goed op de kaart kijken en we nemen het pad naar links als we het beekje overgestoken zijn. Na een tijdje lopen krijgen we de indruk te veel westwaarts te gaan en op de asfaltweg aangekomen is het niet de plek waar we denken uit te komen. We steken over en houden zo veel mogelijk rechts aan. Als we het bos verlaten en zicht hebben op het boerderijcomplex voor ons, wordt pas duidelijk waar we ons op de topografische kaart bevinden. We zijn ongeveer een kilometer te veel naar het westen opgeschoven tussen Trou du Bois en het Bois St. Michel. Een route correctie is nodig en zo lopen we neer rechts tot aan de N803. Volgens de kaart kunne we hier oversteken en een afkorting door het bos nemen naar Awenne. Maar overeenkomstig de Wet van Murphy gaat het opnieuw mis. We lopen os vast in een moerassige gebied en zijn gedwongen rechtsomkeer te gaan. Het autoverkeer op de N803 is een goed oriëntatiepunt om snel en direct door het bos terug te keren op het asfalt. De afslag naar Awenne is dichtbij en vermoeid dalen we over de Rue du Souvenir af naar Awenne. Bijna een uur later dan gepland bereiken we de auto en kunnen we terug rijden naar La Spinette in Laidprangleux.
Eenmaal terug in ons verblijf is er eerst tijd voor een heerlijk gekoeld pilsje van dat overbekende merk uit Tukkerland. Natuurlijk even de benen strekken en dan om beurten snel douchen. De keukenploeg gaat aan de slag voor het avondeten! De goede samenwerking tussen Peter en Bert zorgt ervoor dat we binnen de kortste keren aan tafel kunnen voor het driegangen menu: pompoensoep als voorgerecht, macaroni met ham en kaas als hoofdgerecht en gemengde yoghurt als dessert. Dit alles onder het genot van een heerlijke witte wijn. Om de vaatwasser niet onbenut te laten gaat de afwas erin en hebben we de rest van de avond om nog even de dag door te nemen en plan-de-campagne te maken voor morgenvroeg. Eenmaal onder zeil zijn de vermoeienissen snel vergeten en stijgt er uit enkele kamers een licht snurken op. Om 7. 00 gaat de wekker af en binnen de kortste keren gonst La Spinette opnieuw van de activiteit: tafeldekken, koffie zetten, opruimen en vegen. Tegen de klok van 9.00 uur vragen we ons af of Anne-Françoise Daco zich zal melden voor de eindafrekening. Maar als niemand zich meldt rijden we voor de zekerheid naar Bois de Tave. Het blijkt een goede gok, want men heeft ons totaal vergeten! We betalen, reserveren voor het volgend jaar en rijden door Luik naar onze dagbestemming.
Deze keer hebben we wederom gekozen voor een wandeling in de Westelijke Voerstreek en door een deel van het Land van Herve. De gekozen route gaat vanaf Berneau door de weilanden langs de Berwinne naar Dahlem en van daar door pittoreske dorpjes in het Franstalige gebied ten zuiden van de Voerstreek. Berneau bereiken we via de A2 afslag Eijsden om dan bij grensovergang Withuis rechtdoor te rijden. In het kleine centrum van Berneau aan de Rue du Viaduct parkeren we de auto’s voor de muur van een grote typisch ommuurde hoeve naast het Château de Longchamp van Berneau, dat schuil gaat achter een hoge muur en dat gedeeltelijk in de steigers staat, waardoor het gebouw grotendeels aan het zicht onttrokken is. Berneau, al ten tijde van de Romeinen bekend, hoort vanaf de 5e eeuw tot de bezittingen van de monniken van St. Servaas uit Maastricht en valt zo onder het machtsgebied van de Duitse Keizer. Vanaf 1081 hoort Berneau tot het Graafschap Dalhem, een klein zelfstandig gebied tussen Luik en Maastricht. De St. Servaaskerk stamt uit 1297.
We lopen westwaarts het dal in naar het riviertje de Berwinne, waar we voor het bruggetje naar links de oever van de Berwinne volgen en onder de 250 meter lange spoorbrug van de spoorlijn 24, de Montzenroute, die het dal van de Berwinne overspant, door wandelen. Berneau heeft tussen 1921 en 1957 een eigen station aan deze spoorlijn 24. Het is duidelijk aan de routemarkering te zien dat hier ook de GR5 hetzelfde traject volgt als de GR563 die door het Lande van Herve voert. Langs het riviertje de Berwinne, door groene weilanden en langs een bosrand lopen we richting Dalhem. We steken de Rue de Mons over en moeten goed opletten naar de rood-witte routemarkering die naar links door een dicht bosje omhoog klimt door de weilanden naar het gehucht Les Trihes, waar we een gevelkruis aan de Chemins de Surisse passeren. We volgen het asfalt in zuidelijke richting om voorbij de laatste huizen rechtsaf een bospad in te slaan, dat vermeld staan als Les Clouquettes. Dit pad daalt door het bos en weilanden af naar de Rue de Cronwez. Net voor de brug bij de Ferme de Cronwez loopt er een voetpad naar links door de weilanden. Hier hebben we aan de overzijde van de Berwinne zicht op het kasteel van Dalhem, ook wel Château Cronwez genoemd, dat eruit ziet als een oude burcht maar gebouwd is in 1914. Hier worden educatieve activiteiten, studiedagen, seminaries en conferenties gehouden.
We bereiken in Dalhem de Rue du Capitaine Piron aan de brug over de Berwinne, die we oversteken om dan meteen links af de klim naar de bovenstad van Dalhem, het oudste gedeelte, te nemen door de smalle Rue du Général Thys. Hier ligt de Église St. Pancrace, waarvan de toren uit 1714 stamt en het schip en koor uit 1829-1830. Net voor het statige oude gemeentehuis staat het monument voor Generaal Albert Thys (1849-1915), Commandant van de 1e Legerdivisie. Hij is in Dalhem geboren en sinds 1877 Belgisch koloniaal pionier en adjudant van koning Leopold II wiens belangen hij in Kongo-Vrijstaat behartigt tot in 1904. Hij is vooral bekend als de bouwer van de spoorweg van Matadi naar Leopoldstad in het toenmalige Belgisch Congo. Hier tegenover vinden we “le Wichet des Roses”, een middeleeuwse versterkte poort uit 1620 die in 1920 gerestaureerd is, vanwaar een trap naar het benedengedeelte van het stadje leidt. Dit oude centrum van Dalhem heeft zijn middeleeuws karakter goed bewaard en zo bereiken we het hoogste punt van Dalhem waar we langs de restanten van de oude burcht lopen. Hiervan rest nog slechts het indrukwekkende donjon met muren van meer dan 3 m dik. Er is een kleine deur in gekapt, die toegang geeft tot een privé-huis, dat op het oude kasteelterras staat. Helaas is dat poortje bijna altijd gesloten. Helemaal aan de andere kant van het vroegere kasteelterrein is er een doorsteek naar enkele privé-tuintjes. Vroeger lag hier de voorhof. Nu zijn alleen nog een paar restanten van de torens zichtbaar, die de ophaalbrug flankeerden.
Als we verder wandelen passeren we aan onze linkerzijde een woning uit 1612 met daaraan vast een boerderij uit 1794. Op het smalste deel op de plek en de tussen resten van een voormalige stadspoort van Dalhem zien we aan onze rechterhand een prachtig vakwerkhuis leunend tegen deze vroeger toegangspoort tezamen met verschillende mooie huizen die tegen de muur van de stad gebouwd zijn. Voorbij het kapelletje laten we de bebouwing van Dalhem achter ons en slaan een onverharde weg in naar links. Weldra staan we in het open veld met een mooi uitzicht over het dal van de Ruisseau de Mortier, een van de kleine beekjes in het Land van Herve, die bij Dalhem in de Berwinne uitmondt. We dalen af door een holle weg naar deze Ruisseau de Mortier in het gehucht Laiwisse en gaan naar rechts. Over het bruggetje en op de Y-splitsing nemen we de Chemin des Crêts naar links. Het asfalt voert ons over een afstand van 2 kilometer naar het volgende dorpje, het op een hoogte gelegen Saint André, dat ook deel uitmaakt van de gemeente Dalhem.
Het kleine centrum wordt gedomineerd door een bakstenen Neo-Klassiek kerkje, de Église St. André, uit 1859 met rondboogramen en een 12e eeuwse spitse toren van breuksteen. De muren van de toren hebben een dikte van 1,2 meter. Oorspronkelijk is het gebouw heel eenvoudig en klein. Rondom het kerkgebouw ligt het kerkhof met een aantal hardstenen kruisen, waar een Gotisch exemplaar uit 1548 opvalt. Opmerkelijk zijn de vele Vlaamse namen in dit Franssprekend gebied. Tegenover de kerk vinden we een groot houten kruis met crucifix onder een afdak tegen de gevel van een statig pand. In het kleine parkje voor de Église St. André biedt een bank een ideaal plekje voor de middagpauze. De Chemin des Crêts vervolgend komen we aan de Chaussée de Julemont, de N627. Deze drukke doorgaande weg volgen we een paar honderd meter naar rechts om dan naar links tussen enkele huizen door het voetpad te nemen dat ons brengt naar het dal van de Ruisseau d’Asse. De route loopt dwars door de weilanden langs enkele draaipoortjes en daalt af naar de Ruisseau d’Asse, een beekje dat bij Mortroux uitmondt in de Berwinne. We wandelen naar rechts door een holle weg met over het beekje naar het noordoosten zicht op het hellingbos, het Bois de Mortroux.
Aangekomen in het gehucht Asse kiezen we naar links op de kruising het voetpad naar links dat ons tot aan de Ruisseau d’Asse brengt. Een bruggetje voert ons over het water en loopt steil omhoog door het bos boven het dal uit om dan met een ruime bocht naar links boven het Bois de Mortroux langs in noordwestelijke richting te gaan. Na goed één kilometer bereiken we de verharding en lopen bij de grote boerderij linksaf over het asfalt van de Voie des Morts. Langs de Clos du Grand Sart bereiken we het centrum van Mortroux. Dit dorpje maakt ook deel uit van de gemeente Dalhem en ligt ook aan de Berwinne. Het is al bekend in de 9e eeuw als Lodewijk de Vrome de heerlijkheid Mortoriolus schenkt aan de Abdij van Kornelimünster bij Aken. Midden in het dorpje aan de Ruisseau d’Asse vinden we de Église Ste. Lucie met haar Middeleeuwse toren. De rest van de kerk dateert uit de 18e eeuw. Vooral het kerkorgel is bezienswaardig. Het dateert van het einde van de 17ee eeuw en is door orgelbouwer Henri Müseler gebouwd voor de kerk van de Premonstratenzerabdij van Beaurepart te Luik. In 1807 komt het orgel naar Mortroux. De orgelkast is in Rococostijl en dateert van het einde van de 18e eeuw. In 1991 is het orgel beschermd als monument en sinds 2003 wordt het gerestaureerd. Het einde van de restauratie is voorzien tegen einde 2009. De H. Lucia staat ook op het wapen van Mortroux.
Aan de brug over de Ruisseau d’Asse en bij het grote H. Hartbeeld kiezen we voor de Rue Davipont, dus rechtsaf. Hier stond omstreeks 1250 een brouwerij. Zo passeren we de stenen brug (1863) over de Berwinne en komen aan de doorgaande weg naar Val Dieu. Deze steken we over en er volgt een steil klimmetje naar Les Brassines tot Croix Madame, de weg die naar Warsage leidt. Bij de grote bomen aan de linkerzijde van de weg lopen we door tot voorbij de boerderij en slaan op de volgende kruising met zandpaden bij een wegkruis linksaf het zandpad in dat zich lijkt vast te lopen in het akkerland. De boeren hebben de wegen ondergeploegd en van de weg, zoals op de topografische kaart aangegeven, is geen enkel spoor meer te herkennen. Voor ons is hier geen weg om rechtstreeks naar Bombaye te lopen. We zijn gedwongen links aan te houden en door een bieten veld en langs weilanden uit te komen op de drukke N627, de Chausée des Wallons. We keizen ervoor de laatste drie kilometers langs de N627 terug te lopen naar Berneau. Dat het hier gevaarlijk is geeft een fel gekleurd waarschuwingsbord aan, dat aan het begin van Bombaye langs de weg staat. Het gehucht Bombaye laten we rechts liggen. Nog even volhouden en als we onder de spoorbrug door komen, zijn we terug in Berneau. Bij de parkeerplaats in de Rue de Viaduc aangekomen gaan de wandelschoenen uit en kleden we ons tussen de deuren van de auto’s om, zodat we weer enigszins toonbaar op zoek kunnen naar een eetgelegenheid.
Het voorstel is om in ’s Gravenvoeren nog gezamenlijk te gaan eten. Zo komen terecht in Gasthof Blanckthys, waar we ook het afgelopen jaar zijn neergestreken van de wandeling. Deze schitterend gerestaureerde eeuwenoude vierkantshoeve in Maaslandse Renaissance stijl dankt zijn naam aan Thierry Blancheteste, zoon van een linnenverver uit Dolhain bij Verviers. Hij verwerft in 1534 het pand na de dood van zijn schoonvader Jacob Ratko. Vanaf dat ogenblik staat het in de geschriften vermeld als Blanckthyshof. Thierry Blancheteste zelf verdwijnt van het toneel als hij omstreeks 1569 wordt verbannen omdat hij zich heeft aangesloten bij de Gereformeerden. Eerst even op het terras onder het genot van een pilsje de menukaart bestuderen en dan tegen de klok van 17.00 uur aanschuiven. De keuze is snel gemaakt en iedereen kies voor forel! Na het dessert nemen we afscheid van elkaar en keren voldaan huiswaarts met de herinneringen aan twee prachtige wandeldagen. Het traditionele Ardennenweekend zit erop. Volgend jaar weer op herhaling en hopelijk met de hele ploeg!! Wilma en Lorenz rijden direct terug naar Enschede via Venlo. De Brabanders hebben een minder lange reistijd nodig, zij zijn rond de klok van 21.00 uur weer op hun thuishonk.
Charles Aerssens
25 oktober 2008
Lange Afstand Wandelvereniging "VIA-VIA".
Gegenereerd op 25-10-2008 door C.P.J. Aerssens