Het moest er toch weer eens van komen. De winter is voorbij en op en laatste wandeling is de wens naar voren gekomen de draad van het Grenslandpad opnieuw op te nemen. Terugkijkend in het archief is het namelijk alweer een jaar geleden dat we de laatste keer op pad geweest zijn op de LAW11. Was toen het traject van Borkel en Schaft naar Eersel actueel, voor nu zal de route tussen Rattekaai en Kapellebank onder de wandelschoenen genomen worden. Het is immers de wens van de harde kern van L.A.W.V.”Via-Via” om tot ’s Heerenhoek aan het begin van de tunnel onder de Westerschelde de route af te maken. Daarna komt het stuk van Thorn naar Borkel en Schaft aan de beurt. Mailverkeer wordt in werking gezet en uit de reacties blijkt dat we op 9 april met Peter, Jan-Willem, Harrie en Charles aan de start zullen verschijnen. Van Jan geen reactie, maar volgens goed ingelichte bronnen geniet hij van een zonnige vakantie op een ver strand! Lorenz heeft aangegeven door zijn verhuizing naar Enschede nog volop bezig te zijn met de inrichting van zijn appartement en dat hij de uitnodiging nog even naast zich neerlegt.
Op de dag van afspraak betekent het in elk geval vroeg uit de veren! Charles is al voor 7.00 uur onderweg, want hij moet zo’n 130 kilometer rijden om rond de klok van half negen in Kapelle-Biezelinge te zijn. Gelukkig is het alleen autoweg, maar files blijken soms voor oponthoud te zorgen. Vandaag in elk geval niet! Hij is dan ook de eerste op de afgesproken plek aan afrit 34 van de A58. Jan-Willem, Harrie en Peter komen niet veel later. Aan de Schoorse Zeedijk bij Kapellebank wordt de auto van Charles geparkeerd. Met de auto van Jan-Willem rijden we binnen 20 minuten terug naar Rattekaai, de plaats van vertrek.
Vandaag voert ons het te wandelen traject vanaf Rattekaai buitendijks langs de Oosterschelde met zijn slikken, schorren, geulen en platen naar Krabbendijke. Van hier maken we dan de doorsteek zuidwaarts naar de Westerschelde. Aan deze zeearm met zijn drukke scheepvaartverkeer voor de haven van Antwerpen wandelen we opnieuw grote delen buitendijks. De route leidt ons via Kruiningen naar de sluizen van Hansweert aan het Kanaal door Zuid-Beveland. Vanhier opnieuw buitendijks naar een ruime bocht in de Westerschelde naar het eindpunt van vandaag aan de Schoorse Zeedijk bij Kapellebank.
We vertrekken vanaf het oude getijdenhaventje van Rattekaai en volgen de dijk Middenhof zuidwaarts. De route loopt met een haakse bocht naar rechts. Goed 2 km wandelen we buitendijks over Westgat langs het Verdronken Land van Zuid-Beveland. In dit gedeelte van Zuid-Beveland hebben vroeger achttien dorpen en de stad Reimerswaal gestaan. Ze zijn in 1530 door de Sint Felixvloed verzwolgen. In de loop der eeuwen hebben zich dit schorren- en slikkengebied gevormd, dat nu onderdeel van Nationaal Park Oosterschelde is, het grootste Nationaal Park met 35.000 hectare getijdenwater met schorren, slikken en platen en binnendijks kreken, inlagen en karrevelden. Er is veel ruimte voor de bodem- en waterdieren, vogels en bijzondere planten. De natuur staat er bovenaan en vervolgens komen visserij, scheepvaart en recreatie. Op de grens van land en water valt altijd veel te zien en te beleven. Er groeit strandkweek en Engels slijkgras, een grassoort die zich hier snel uitbreidt en daarom ook wel ’schorrenpest’ wordt genoemd. Andere plantensoorten in het gebied zijn zeekraal, lamsoor en gewone zoutmelde. Op de schorren broeden wilde eend, bruine kiekendief en steltlopers als kluut, tureluur en scholekster.
Als we bij een afrastering van een schapenwei komen, gaan we links via een trap de dijk over. Hier hebben we zicht op de Tweede Bathpolder. Het gaat naar rechts door een stalen hek met toegangspoortje voor wandelaars en we lopen op een halfverharde weg. Na 2 km nogmaals een zelfde stalen hek door en het halfverharde pad onderlangs de dijk verder blijven volgen tot de plek waar deze een dijk oversteekt. De dijk via de halfverharde grindweg oversteken en binnendijks langs de blijven lopen over Tarweplaat. Deze Tarweplaat gaat met een bocht naar rechts over in Pietermanskreek langs boomgaarden. Duidelijk is dat de fruitteelt dominant aanwezig is in dit gebied. Vooral na 1900 is de fruitteelt die op Zuid-Beveland altijd al aanwezig is geweest, zich sterk uitgebreid heeft. Naast de toegenomen exportmogelijkheden via de aangelegde spoorweg en havens, heeft ook de intensivering van de fruitteelt door het beschikbaar komen van allerlei nieuwe rassen en teeltmethoden daaraan meegeholpen. In plaats van grote hoogstambomen zien we hier lage en speciaal gesnoeide fruitboompjes met hoge en dichte windschermen om de boomgaarden heen.
We passeren een stalen slagboom, waarna de grindweg overgaat in een asfaltweggetje. Zo bereiken we de huisjes van Roelshoek. Waar de dijk een scherpe bocht naar links maakt, zien we rechts een dijktrap. We gaan hier naar boven en komen uit bij een klein strandje met primitief haventje. We hebben zicht op het gedeelte van de Oosterschelde dat op de topografische kaart staat aangeduid als Schoudee. De oudste geschiedenis van dit gebied is in nevelen gehuld. Waarschijnlijk is de stormvloed van 1134 de aanleiding om de hoger gelegen delen in dit gebied systematisch te gaan bedijken. Dat gebeurt door monniken van de Cisterciënzer orde van de Abdij en van Ten Duinen (Kokszijde) en Ter Doest (bij Brugge). Dankzij hun omvangrijke bedijkingswerk ontstaan vanaf de 12e eeuw er tal van parochies: Krabbendijke, Waarde, Schoudee, Valkenisse, Kruiningen. In eerste instantie worden alleen de hoogst gelegen delen van de schorren die bij vloed niet of nauwelijks meer overspoelden omdijkt. Op die hoogste gronden worden boerderijen en dorpen gesticht en de kerken gebouwd. De lager gelegen gronden worden benut als weide- en moerneringsgrond voor het afgraven van het veen om turf als brandstof te graven of er zout uit te winnen. Bij de hoge stormvloeden van 1530 en 1532 gaan grote delen van dit nieuwe land ten noorden van Krabbendijke weer verloren, zoals Nieuwlande, Schoudee, Loodijke en Reimerswaal.
Rechtdoor een slagboom voorbij op de Noordschans houden we naar rechts het buitendijks pad met betonnen tegels aan. Aan het einde hiervan lopen we links via een dijktrap de dijk over en steken het asfaltweggetje Platte Bank over en vervolgen de route op de Verlengde Noordweg, die na de Karelpolderweg schuin naar links verder loopt. Aan de andere zijde van de Noorddijk lopen we rechtsaf Krabbendijke. Hier steekt de Verlengde Noordweg de spoorlijn Roosendaal-Vlissingen over en gaat als Noordweg het centrum in. Het huidige Krabbendijke is eigenlijk een nieuw opgebouwd dorp. Het oude dorp is bij de vloed van 1530 verdronken en na de herbedijking van de polder in 1595 ontstaan. Het dankt zijn naam aan het Middeleeuwse woord "crabbe", dat dijkversterking met een rij palen in het water als golfbrekers betekent. Het dorp heeft niet bepaald een uitbundige uitstraling. Wellicht ligt de oorzaak hiervoor in het feit dat Krabbendijke een van de strengst protestants-christelijke dorpen van Zeeland is, waar de Staatkundig Gereformeerde Partij een grote aanhang heeft. Het maakt deel uit van de “Bible Belt”, een aanduiding voor bepaalde streken in Nederland waar relatief veel streng gereformeerden wonen die tot de zogenaamde “Zwartekousenkerk” behoren. We wandelen rechtdoor tot de kruising met de Dorpsstraat. Hier steken we over en vervolgen onze route op de Johan Willem Frisostraat.
Na de oversteek met de Oude Rijksweg N289 voert de Zuidweg ons door een bedrijventerrein in de richting van het gehucht Gawege. Hier lopen we Krabbendijke uit. Een ruime bocht naar rechts en links onder de verkeersbrug van de A58 door en we komen in het gehucht Gawege dat uit niet meer dan een aantal woningen en boerderijen op een driesprong bestaat. Op deze driesprong lopen we rechtuit de Gaweegsedijk op. Opvallend is hier het grote bedrijf van Franje Onions B.V. Het laat zich makkelijk raden wat er in de Valkenisse polder wordt verbouwd. We blijven de Gaweegsedijk volgen voorbij de Weelweg en in een idyllisch gelegen wiel tot aan een splitsing met de Emanuelpolder. Hier gaan we rechtsaf. De weg volgen we tot deze aan het eind langs enkele boomgaarden uitkomt op de Westerscheldedijk. We zijn verrast door het wijds uitzicht over de Westerschelde. Een bank aan Zusterzand biedt ons de gelegenheid te genieten van het waterrijk panorama met druk scheepvaartverkeer.
Vanaf de dijk hebben we zicht op de schorren en de golven van de Westerschelde waar eens het historische dorp Valkenisse heeft gelegen in dit verdwenen gedeelte van Zuid-Beveland. Volgens historische bronnen is het dorp gesticht in 1233 door een adellijke Vlaamse familie die ook het plaatselijke kasteel laat bouwen. De kerk van Valkenisse is in 1233 gewijd en behoort tot het kapittel van Oudmunster te Utrecht. Het dorp op de bedijkte schorren, bestaande uit een aantal houten huizen maar ook een enkel stenen huis, heeft het begin te maken met veel overstromingen. De eerste overstroming dateert van het jaar 1431. Bij de Sint Felixvloed in 1530 worden grote delen van het grondgebied door het water verzwolgen. Door de Allerheiligenvloed in 1570 komt Valkenisse aan de uiterste oostrand van Zuid-Beveland te liggen. Een nieuwe dijk wordt opgeworpen, maar de stormvloed van 1682 is toch fataal. Het hele gebied overstroomt en het dorp en het kort daarvoor aangelegde Fort Keizershoofd verdwijnen in de golven.
Slechts een deel van de Valkenissepolder kan worden teruggewonnen op de zee. Het dorp Valkenisse is voor goed verloren en raakt bedekt onder een dikke laag slib en klei van de Westerschelde. Pas in de jaren negentig van de 20e eeuw wordt Valkenisse weer zichtbaar omdat de bedding van de Westerschelde zich heeft verlegd en de laag slib heel langzaam weer wegspoelt. Oude fundamenten van de kerk, de kerktoren en huizen, en de bestrating, het kerkhof, ronde gemetselde waterputten, kortom, de volledige plattegrond van het oude Middeleeuwse dorp komen weer tevoorschijn bij eb. Er wordt serieus archeologisch onderzoek verricht, wat het dorp weer op de kaart zet. Inmiddels is het onderzoek afgesloten en zijn de resten afgedekt met een dikke laag zand om ze te beschermen tegen schatgravers en grafschenners, die op zoek zijn naar lepels, haarspelden, kannetjes, stenen, beenderen en schedels uit de overblijfselen van het verdronken dorp Valkenisse.
Eenzelfde lot heeft ook het Fort Valkenisse getroffen en het is van de kaart verdwenen. Als Fort Keizershoofd ligt het in de Tachtigjarige Oorlog langdurig in het frontgebied. Grote en kleine invallen van Spaansgezinde troepen maken vanaf 1579 de inzet van een landwacht en de bouw van een linie van forten langs de Schelde noodzakelijk. Al vanaf 1596 waren er plannen voor een fort op de landtong van Valkenisse, bij het keizershoofd waar al een redout (wachtpost) was. Door politiek geharrewar en andere tegenslag werd de bouw steeds uitgesteld. In 1627 werd door de Spaanse troepen vanuit het fort bij Zandvliet op de schorren bij Woensdrecht een klein fort opgeworpen en van daaruit een verrassingslanding uitgevoerd op de Bathse schorren. De aanval werd door "couragieus" optreden van een partij soldaten en "huisluyden" afgeslagen. Maar de schrik zat er goed in. De bouw van het fort bij Valkenisse werd serieus opgepakt en stadhouder Frederik Hendrik zelf kwam op 23 en 24 februari 1628 de locatie van het nieuwe fort bezichtigen. Het kostte vervolgens veel moeite om de benodigde gelden voor de bouw van het fort bij elkaar te krijgen.
Het plan voorzag in een middelgroot fort op basis van een vierkant van opgeworpen aarden
wallen met vier bolwerken, omgeven door een gracht. De afstand tussen de punten van de bolwerken bedroeg ca. 150 meter en ieder bolwerk zou van een batterij worden voorzien waarop een kanon kon worden geplaatst. In het fort zou een kapiteinswoning, een kruittoren en stenen huisvesting voor 150 soldaten worden gebouwd. Er was een stenen toegangspoort gepland en daarvoor een houten steiger met twee ophaalbruggen. Het werk werd aanbesteed en aannemers begonnen met het grondwerk. In een donkere nacht in december 1929 echter landden ongeveer 40 Spaanse soldaten op het Keizershoofd en ontvoerden de aannemers Boy Claessen en Jan Passchiersen samen met hun personeel. Hun verblijven werden geplunderd en verbrand. De ontvoerden werden gevangen gezet in Hulst en zouden, zoals gebruikelijk, pas worden vrijgelaten na betaling van losgeld. Of dat is gebeurd is niet bekend.
Besloten werd te bezien of tijdens de verdere bouw van het fort een oorlogsschip bij het werk kon worden gelegd. Voorlopig gebeurde dat niet, maar werden er een aantal soldaten vanuit Goes gelegerd in de hut van de aannemers. Dat gaf overigens ook weer wrijving met de bouwers die zich gehinderd voelden in hun werk door de soldaten. Het werk liep bovendien vertraging op en kon nog niet in 1630 worden opgeleverd omdat er door verzakkingen bressen ontstonden in de opgeworpen steile aarden wallen. Ondertussen voelde men de hete adem van de vijand in de nek omdat de Spanjaarden in Antwerpen grote aantallen sloepen gereedmaakten, naar men vreesde voor een landing op Zuid-Beveland. De tijdelijke dam naar het fort was nog niet vervangen door een steiger met ophaalbruggen en de stenen soldatenverblijven waren ook nog niet gereed en er was nog geen bewaking in het fort aanwezig. In 1630 werden alle aanvullende werken aanbesteed en werd er gewerkt aan de poort en de woningen. Er werden ook kanonnen vanuit Vlissingen naar het fort gebracht. Op 5 november 1630 kwam Frederik Hendrik wederom, nu om het fort te inspecteren. Ook in 1631 viel er nog steeds veel te doen aan het forti, met name omdat er bressen bleven ontstaan in de wallen. Door zware regenval konden die moeilijk worden gedicht.
De gevreesde invasie van een Spaanse vloot was nog steeds uitgebleven, maar nog steeds waren er berichten dat de vijand veel sloepen gereedmaakte en troepen verzamelde. Er werden acht extra stukken geschut geregeld, o,a. via de West-Indische Compagnie. Ook werden extra oorlogsschepen afgemeerd bij het Keizershoofd en verbleven er extra manschappen in het fort zodat nu dag en nacht werd wachtgelopen. Dat alles gaf ook overlast aan de plattelanders, die voortdurend met paarden langs de dijken moesten patrouilleren om plunderende matrozen terug naar hun schepen te sturen. De kerk van Valkenisse werd ingericht als soldatenlogement en als hospitaal om gewonde soldaten te verplegen. De spanning steeg toen de vijand zijn sloepen en schepen ging concentreren bij het fort Anna in Vlaanderen, juist tegenover het Keizershoofd.
Op 18 September 1631 kwam de Spaanse invasie inderdaad tevoorschijn en stak de Schelde over. Het grote moment was daar! Hoewel de vijand op eerbiedige afstand het Keizershoofd passeerde om via de oostelijk gelegen Mosselkreek naar Flakkee door te steken, werd er vanaf het fort driftig op de vijand gevuurd. Er werd wel twaalf keer geschoten met de twaalfponderkanonnen, want die schoten het verst. Het is niet bekend of die schade hebben toegebracht aan de vijand. Zuid-Beveland kwam niet echt in gevaar. Er volgde een zeeslag op het Slaak bij St. Philipsland en daar werd de Spaanse invasiemacht verslagen. De gehele Spaanse vloot werd buitgemaakt en wel drieduizend Spanjaarden werden krijgsgevangen gemaakt.
Toen in 1635 veel forten langs de Schelde in Staatse handen waren, dacht men dat de vijand geen aanvallen meer zou doen, maar niets is minder waar. Er werden in oktober twee landlieden uit Kruiningen ontvoerd en in 1638 vond wel een heel brutale overval plaats. Ruim dertig man kwamen bij Waarde aan wal en ontvoerden daar de predikant Johan Happart. Pp het Kiezershoofd vuurde men nog op de terugtrekkende overvallers, maar Happart werd meegenomen en in Hulst gevangen gezet. Men vroeg een exorbitant hoog losgeld voor zijn vrijlating. Men bood aan om twee geestelijken die op fort Maurits gevangen zitten te ruilen tegen Happart. Het ging niet door. Intussen vroeg de classis Zuid-Beveland van de Gereformeerde Kerk aan de gemeente Goes om toestemming voor het houden van een collecte op het eiland en in heel Zeeland om het losgeld bij elkaar te krijgen. Ze kregen geen toestemming; de bestuurders zonden zelf een bericht naar Hulst dat men niet op enig losgeld hoefde te rekenen en dat men Happart moest vrijlaten en anders op wraak kon rekenen. Deze harde lijn gaf niet het gewenst effect en werd daarna weer verlaten. In 1639 werd Happart dankzij alsnog ingezamelde gaven vrijgekocht en werd hij weer predikant, maar nu in Nisse.
In datzelfde jaar vreesde men opnieuw weer een aanval op het eiland. Via de Staten-Generaal werden er extra oorlogsschepen de Schelde op gedirigeerd en werden Hansweert en Waarde versterkt met sloepen met soldaten. Het bleek allemaal een afleidingsmanoeuvre van de Spanjaarden te zijn die daardoor hun Armada veilig door het Kanaal en over de Noordzee konden loodsen. Admiraal Tromp bracht deze Spaanse vloot echter alsnog een vernietigende stag toe bij Duins op 21 oktober 1639. Het gevaar voor vijandelijke invallen op Zuid-Beveland bleef bestaan, tot de verovering van Hulst door Frederik Hendrik in 1645.
Na de vrede van Munster in 1648 werd het fort ontmanteld, hout en stenen werden verkocht en bij de grote overstroming van Valkenisse in 1682 verdween ook het fort onder de golven.
Vanaf het bankje vervolgen we ruim 2 km de geasfalteerde weg Zusterzand in westelijke richting, waarbij we een radarpost en een gemaal passeren. Tenslotte bereiken we via de Schaarweg het dorp Waarde. Hier ligt buitendijks de kleine getijdehaven van Waarde. Een gedenksteen in de basaltblokken geeft aan dat “Onder de directie van den Hoofd Ingenieur van den Waterstaat A. Caland, Ridder der Orde van den Nederlandschen Leeuw. Het bestuur van den Hoofd Ingenieur titulair K. Schraver en het dagelijksch toezigt van de Opzigter van den Waterstaat J. Bourdrez, door den Aannemer J. Blokland” dit haventje in 1847 is gebouwd. Dit haventje ligt aan de Schaar van Waarde, in een ruime bocht van de Westerschelde. De werking van eb en vloed is duidelijk merkbaar in deze zeearm die tussen Walcheren en Zuid-Beveland aan de noordzijde en Zeeuws-Vlaanderen aan de zuidzijde grote vrachtschepen toegang tot de haven van Antwerpen verschaft. Hier hebben we een alleraardigste ontmoeting met een echte Zeeuw, die op deze prachtige lentedag naar het haventje van Waarde is gereden om te genieten van het uitzicht over de Westerschelde.
Door de Havenstraat gaat de route naar de bewoonde wereld van Waarde. Het gebied van Waarde wordt kort voor 1200 bedijkt door Cisterciënzermonniken van de abdij Ter Duinen uit Koksziide die hier een uithof hebben gesticht. Vanaf 1251 is het een zelfstandige parochie met een 15e eeuwse hallenkerk die in 1589 gedeeltelijk uitbrandt en niet meer is herbouwd, waardoor de late 14e eeuwse toren naast de kerk komt te staan. Het dorp heeft nu een overwegend protestants-christelijk karakter en de meerderheid van de bevolking is lid van de plaatselijke Gereformeerde gemeente.Het dorp heeft vanouds een agrarisch karakter en nog steeds leven veel inwoners van de fruitteelt. Met name appels en peren worden veel verbouwd. Rondom Waarde liggen uitgestrekte landerijen. In de Havenstraat voert ons de rood-witte markering na 50 m rechtsaf de Westveerpolder in. Hier zien we dat de dijk doorsneden wordt door een zogenaamde “coupure”, een plek die bij dreiging van hoog water wordt gesloten door houten balken in de sleuven te plaatsen.
Na 500 m bereiken we de Westerscheldedijk. We beklimmen de grasdijk en gaan deze via het verharde deel van het talud aan de buitendijkse zijde naar rechts volgen. Het asfalt van de dijk volgt hoekig de ruime bocht van de Westerschelde aan de Schaar van Waarde. Duidelijk is te zien hoe geulen en zandbanken voortdurend door de stroming van eb en vloed in beweging zijn. De Westveerpolder gaat over in de Vroondijk en we lopen langs Willebroeksnol, een punt waar de dijk een haakse bocht landinwaarts maakt om na 400 meter opnieuw een scherpe bocht naar de Westerschelde toe te maken. Nog steeds blijven we aan de binnenzijde van de dijk. Na twee kilometer zien we rechts van ons de bossen van het recreatiegebied Den Inkel.
Op het punt waar de naar beneden lopende verharde weg van de dijk af gaat en de route van het Grenslandpad ons rechtsaf de Polderweg in leidt, ligt in de dijk een gedenksteen. Het monument is door het Waterschap Zeeuwse Eilanden geplaatst op de plek waar op 1 februari 1953 de stormvloed door de dijk brak en een diepe geul veroorzaakt heeft. Het huidige natuurgebied van Staatsbosbeheer Den Inkel is een restant van deze ramp. Bij het kruispunt van verharde wegen Polderweg met Blauwhoefseweg gaan we links af. Op het einde hiervan, bij een T-splitsing, houden we rechts aan. Links hebben we zicht op de nu verlaten op- en afritten van de in 2003 uit de vaart genomen veerpont Kruiningen-Perkpolder door de opening van de Westerscheldetunnel. Op de nu vervallen veerhaven, zal de komende jaren een nieuwe woonwijk worden gebouw. Bij de verkeerslichten gaan we linksaf en steken een groot kruispunt over. Zo bereiken we Kruiningen.
Voordat we de eerste huizen bereiken passeren we de Oude Molen, een achtkantige korenmolen van het type grondzeiler gebouwd in 1801 en tot 1953 in bedrijf. De molen heeft oorspronkelijk verderop gestaan. De eerste eigenaar Thomas de Fouw verkoopt de molen in 1837 en de laatste beroepsmolenaar maalt tot 1953 op windkracht. Na een openbare verkoop wordt de Gemeente Reimerswaal in 1959 moleneigenaar voor 2500 gulden. Bij de restauratie van 1964-1965 is de buil op de begane grond verwijderd. Gelijktijdig is een deel van de ijzeren Pot buitenroede gerepareerd en wordt het in 1937 aangebracht stroomlijnsysteem Van Riet met remkleppen vervangen door een nieuwe Oudhollandse tuigage op beide roeden. Het wiekensysteem wordt dan voorzien van flink ingekorte roeden met een vlucht van 20,6 meter, waardoor het geheel nogal grof oogt. Na een langdurige restauratie van 1986 tot 1992 staat de molen er weer prachtig bij, maar wordt de directe omgeving van de molen steeds ongunstiger. Zo raakt de vrij kleine molen meer en meer ingebouwd. Als oplossing wordt op 1 maart 2001 de molen, compleet met opgehekte roeden, door een enorme kraan verplaatst naar zijn huidige plek op een kunstmatige heuvel, waardoor de windvang stukken beter geworden is.
Door de Slagveldstraat wandelen we Kruiningen binnen en gaan rechtsaf de Couwervestraat in. Meteen weer linksaf de Molenmeet in en vervolgens steeds rechtdoor lopen door de Nijverheidsstraat, Voorhoute en Snelle Markt tot op de Markt. Hier staan we in het centrum waar bij de monumentale Johanneskerk een indrukwekkend bronzen beeld staat van een jonge vrouw met een verdronken kind op haar arm, ter herinnering aan de watersnoodramp op 1 februari 1953 in Zeeland. Het is de eerste belangrijke opdracht voor Jan Wolkers. Op het monument vinden we ook een gedicht van Henriëtte Roland Holst: "Hoort gij de zee achter mijn hart ? dan zal ik heen zijn en gij zult met de zee alleen zijn. De golven breken in uw hart ". Door die watersnoodramp is ook Kruiningen zwaar getroffen. De dijken aan weerszijden van de voormalige veerhaven breken en de Kruiningenpolder komt helemaal onder water te staan. De kracht van het water is zo groot dat de veerpont losslaat en door het dijkgat naar binnen drijft en 1,5 km landinwaarts terechtkomt. In totaal 62 inwoners in Kruiningen komen in de rampnacht om het leven.
Deze Johanneskerk van de Protestantse Gemeente Kruiningen is oorspronkelijk gebouwd als kapel bij het kasteel van de Heren van Cruininghe, waar het dorp Kruiningen rondom gebouwd is. De eerste gegevens over de kerk dateren uit 1203. Het is een houten gebouw, dat al vrij snel wordt vervangen door een stenen gebouw, een kruiskerk met een koor aan de oostkant. De huidige kerk bestaat uit een 15e eeuws pseudo-basilicaal schip en is in oost-west richting ten westen van de toren gebouwd, in de stijl van de Brabantse Gotiek. Het schip is deels opgetrokken uit baksteen met witte Brabants zandsteen. Bij de Reformatie als de kerk overgaat naar de Protestanten, raakt het koorgedeelte in verval en stort op 27 mei 1754 in. Het wordt tenslotte geheel gesloopt. Wel is nog steeds de triomfboog, de overgang tussen het schip en het koor, goed te herkennen, zowel aan de buiten- als aan de binnenkant van de kerk. Het meubilair, zoals de preekstoel, luifelbanken en doopvont, stamt uit de 15de eeuw. De opvallende glas-in-lood ramen en het "Van-Vulpen-orgel" zijn in 1956 en 1958 na een ingrijpende restauratie na de watersnoodramp van 1953 aangebracht.
Vanaf de Markt lopen we rechtdoor de Hoofdstraat in en volgen deze een paar honderd meter. Waar de Hoofdstraat naar rechts afbuigt slaan we linksaf de Hansweertsestraatweg in langs het kerkhof. Als de bebouwde kom ophoudt, voert de route ons rechtsaf de Eendenpoelweg in. Aan het einde hiervan gaan we links de hooggelegen Zanddijk op om even verderop naar rechts bij de parkeerplaats de dijk op te lopen. Via de dijk komen we bij het nieuwe sluizencomplex van Hansweert in het Kanaal door Zuid-Beveland, een van de drukst bevaren waterwegen in West-Europa. Vanaf de in gebruikneming van het Kanaal door Zuid-Beveland tot heden zijn douaniers bekende verschijningen op en bij de sluis. Ze controleren de passerende schepen die naar en vanaf België varen. In het dienstgebouw bij de nieuwe sluis is het douanekantoor.
De rood-witte markering van het Grenslandpad volgt het fietspad om het grote sluizencomplex over te steken. Na de sluis wandelen we linksaf de grasdijk op en slaan na ongeveer 200 m voor kijkhuis 'De Nieuwe Wachter' rechtsaf het verharde voetpad Scheldemond op. Hier steken we het drooggelegd, voormalig in 1866 geopende Kanaal door Zuid-Beveland over. Door het in 1839 met België gesloten verdrag, betekent dit kanaal een grote verandering in het tot dat moment rustige boerendorpje aan de Westerschelde. Al in 1869 moet er een tweede sluis worden gegraven en later zelfs nog een derde. Dat brengt een levendige bedrijvigheid met zich mee. In Hansweert vestigen zich sluispersoneel, extra bakkers, slagers, groenteboeren, parlevinkers, bedrijven voor scheepsbenodigdheden, brandstoffen en een scheepswerf. Binnenvaartschepen uit vele landen leggen hier aan en zorgen ervoor dat het dorp zelfs "Klein Antwerpen" en "Petit Paris" genoemd wordt vanwege het grote aantal kroegjes en cafés. Als in 1976 de nieuwe Schelde-Rijnverbinding bij Rilland-Bath wordt opengesteld, loopt het aantal passerende schepen sterk terug. En bij de aanpassing en verbreding van het Kanaal door Zuid-Beveland in de 80-er jaren wordt zelfs geheel Hansweert-Oost gesloopt voor de nieuwe sluizen. Dan is het helemaal gedaan met de bedrijvigheid van het dorp en nu ligt Hansweert klein en stil bij achter de dijk. De oude kleine sluis is nu gedempt en herinnert aan de tijd van toen.
We komen op de Westhavendijk en gaan langs de scheepswerf de Werfdijk op. Verderop gaat de route op de buitenberm halverwege naar het buitendijkse talud van de dijk. Voor deze laatste etappe blijven we dicht langs de Westerschelde, passeren nog een tweetal windmolens en een lichtbaken voor het scheepvaartverkeer aan de Schoorse Zeedijk. Na 2, 5 km bereiken we het eindpunt van ons traject bij Kapellebank waar de dijk een scherpe bocht naar links maakt.
Charles Aerssens
14 april 2008
Lange Afstand Wandelvereniging "VIA-VIA".
Gegenereerd op 14-04-2008 door C.P.J. Aerssens