© L.A.W.V.VIA-VIA

Terugdenkend aan de laatste wandeling in februari met veel mist en nattigheid, zijn we zeer benieuwd wat de weergoden op de eerste woensdag in maart voor ons in petto hebben. Maartse buien teisteren ons de eerste dagen en als we dinsdagavond onder zeil gaan is de wereld nog een beetje bedekt onder een witte deken van verdwaalde sneeuwvlokken. Kijkend op buienradar zijn we wel gerust: het zal morgen fris zijn, maar de zon zal er ook zijn met typische Hollandse luchten. Het belooft een stralende dag te worden. Die woensdag 5 maart laat zich het weer bij het wakker worden al meteen van zijn beste kant zien. We hoeven rond de klok van 8.00 uur alleen nog de ruiten van de auto te krabben. Vol goede moed gaan we op weg naar Hank, waar we afgesproken hebben elkaar om 8.45 uur te treffen bij Lorenz. Het zal de laatste keer zijn dat we bij hem kunnen vertrekken. De verhuizing naar Enschede staat voor de deur! Lorenz zal met Wilma het Brabantse land achter zich laten en terugkeren naar zijn geboortegrond, het Land van de Tukkers.

Keurig op tijd melden zich Jan, Jan Willem, Harry, Charles en Peter voor een kopje koffie aan de Henri Dunantstraat. We hebben er immers nog tijd voor. Rond 9.00 uur vertrekken we naar ons startpunt aan de Wilhelminasluis. De wegsignalering op de A27 geeft herhaaldelijk aan dat we door een 50-kilometer zone rijden. Toch gaat het soepel en na de afslag Werkendam laten we de hectiek van de snelweg definitief achter ons. Via Giessen komen we aan de grens van de provincie Noord-Brabant en Gelderland en parkeren de auto’s over de Afgedamde Bergsche Maas aan de Wilhelminasluis. We zitten nu wel in de uithoek van de provincie Gelderland, maar het landschap is hetzelfde. Charles heeft voor deze gelegenheid een rondwandeling in het poldergebied Munnikenland tussen de Afgedamde Bergsche Maas en Waal in het westelijk deel van de Bommelerwaard uitgezet, die ons voor een groot gedeelte over dijken voert en door plaatsjes als Poederoijen en Brakel. Ook leidt de wandeling langs het slot Loevestein, gelegen op de plek waar afgedamde Bergsche Maas en Waal samenvloeien om verder te stromen als Merwede.

We vertrekken richting Poerderoijen vanaf de rond 1900 aangelegde Wilhelminasluis, die toen is aangelegd om scheepvaartverkeer tussen de Maas en de Waal, die dan gescheiden zijn, mogelijk te maken. Een plaquette in de sluis herinnert aan het leggen van de eerste steen in juli 1902. Het complex ligt aan de N322 die loopt tussen het Brabantse Giessen en het Gelderse Poederoijen. Het plan om de Maas af te dammen, stamt al uit het jaar 1848. Rijkswaterstaat komt dan met het idee om de Maasmond bij Woudrichem te verleggen naar de Amer in de buurt van Dordrecht. Tegelijkertijd zou door het graven van de Nieuwe Merwede, een bestaande kil tussen Hardinxveld en het Hollands diep, voor de Waal een betere waterafvoer geregeld worden. Vanaf Well wordt de huidige Bergsche Maas gegraven. Als dat klaar is wordt de maasbocht bij Well en bij de Poederoijense Hoek afgedamd. Tegelijk met het afdammen van de Maas wordt dan de Wilhelminasluis gebouwd, zo blijft scheepvaart vanaf de Waal mogelijk, en via een gegraven kanaal bij Heusden krijgt de Afgedamde Maas ook verbinding met de Bergsche Maas.

© L.A.W.V.VIA-VIA

Op deze afsluitdijk is ter herinnering aan dat heuglijke feit een monument opgericht, op de provinciegrens tussen Gelderland en Noord Brabant. Koningin Wilhelmina komt deze reusachtige steen 18 augustus 1904 onthullen, in tegenwoordigheid van zijne koninklijke hoogheid, de Prins der Nederlanden, Hertog van Mecklenburg, zoals dat ook op de steen uitgebeiteld is. De koningin komt per boot op de plaats van de onthulling aan. Op twee liggende platen graniet is ook nog een plaat graniet verticaal geplaatst, waarvan de achterzijde ruw gehakt is. Rond de tekst aan de voorzijde van de verticale plaat zijn twee rivieren stilistisch weergegeven, in de vormentaal van de decoratieve Jugendstil. De Duitse tekenaar Otto Eckman maakt voor het eerst dit soort randsversieringen, beïnvloed door tekeningen van Japanners in het tijdschrift ”Die Jugend" (1896-1897). Op de gedenksteen wordt ook verwezen naar de wet van 26 januari 1883 waarin het plan vaste vorm heeft gekregen. De wet wordt gepubliceerd in het staatsblad nr. 4 van dat jaar. De gedenksteen is na het verbreden van de sluisdijk in 2002 hierheen verplaatst.

Even voorbij het monument steken we de drukke N322 over en via een oude sluis in Poederoijensehoek, een klein buurtschap waar de kleine dijkhuisjes bijna in de dijk gebouwd zijn. In deze dubbelsluis is aan de westkant een gedenksteen ingemetseld. Volgens deze gedenksteen is de sluis in 1753 gebouwd in opdracht van Willem Henderik Pieck, Heer van Brakel. Deze Henderik Pieck (1698–1762) is tevens Heer van Enspijk en Zoelen, ambtman van Beesd en Rhenoy. Deze sluis is tot 1970 in gebruik geweest. In de jaren vijftig van de vorige eeuw is het nog een keer gerestaureerd. In 1970 is een nieuwe uitwateringsmond met gemaal in gebruik genomen. We volgen naar rechts over de smalle dijk de weg naar Poederoijen.

Nu komen we aan de voormalige "Batterij onder Poederoijen", gebouwd tussen 1879 en 1886 aan de noordelijke Maasdijk. We betreden het gebied over een dijk met oude fruitbomen. Het voormalige fort maakt deel uit van de Nieuwe Hollandse Waterlinie. Het bolwerk sluit de Afgedamde Maas met de uiterwaarden en de Maasdijk af. Tevens beschermde de batterij de hoofdinlaatmiddelen voor de Bommelerwaard, te weten: de inundatiesluis in de Nieuwedijk en de militaire keersluis in de Maasdijk. Samen met de meer noordelijk gelegen Batterij onder Brakel bestrijkt deze batterij het inundatieveld in de polder Beneden de Meidijk, bij de Nieuwe Dijk tussen Brakel en Poederoijen. De inundatie splitst de waard in twee delen. De aanleg van de batterij verloopt niet gemakkelijk. Door de zachte ondergrond verzakt de opgeworpen aarden heuvel een aantal malen nogal spectaculair. Deze verzakkingen hebben de uiteindelijke vorm van de batterij van Poederoijen beïnvloed. De oppervlakte moet worden verkleind en uiteindelijk wordt het bolwerk ovaalvormig. Ze omvatten een bomvrij gebouw met een begane grond, kelder, een bovenverdieping en remises. De "Batterij onder Poederoijen" verkeert nog in redelijke staat, de wallen zijn geëgaliseerd maar de brug verkeert in zeer slechte staat. Een meerjarenplan voor onderhoud aan het metselwerk, zoals de latrines, en de vloeren is in uitvoering.

© L.A.W.V.VIA-VIA

We vervolgen onze wandeling over de Maasdijk in de richting van Poederoijen. Het gebied van de Bommelerwaard is tijdens de eerste eeuwen van onze jaartelling door de wisselende waterstanden niet permanent bewoond geweest. Romeinen en Bataven maken plaats voor Germaanse stammen in een rivierengebied waarvan de loop van de rivierarmen aanmerkelijk verschillen van de huidige stroombeddingen, in de hand gehouden tussen stevige dijken. Van Poederoijen zijn ons geen tastbare bewijzen in de vorm van bodemvondsten nagelaten waarmee we het ontstaan van het dorp kunnen dateren. Pas in 815 wordt melding gemaakt van een landgoed met hoeve in "Podarwic", zoals Latijnse naam vermeld in een schenkingsakte van Balderic aan de abdij van Lorsch. In de eerste helft van de 13e eeuw lezen we over Puderoygen in de beschrijving van de goederen van de abdij van Berne. In 1327 draagt Arnt van Puderoyen de burcht en de hoge heerlijkheid op aan de Graaf van Gelre, die het in 1347 in leen geeft aan Arnt van Herlaer. Verschillende telgen uit de geslachten van Van Hemert en Van Rossum bezitten Poederoijen. In 1518 krijgt Maarten van Rossum Poederoijen in leen van Karel van Gelre.

Waar de Afgedamde Maas een ruime bocht naar het oosten maakt komen we op de Maasdijk langs de Christelijk Gereformeerde kerk. Deze kerk is gebouwd na 1834, het jaar van de afscheiding, op het land van Jan Martinus Bok. Op 26 juli 1835 worden in Poederoijen door dominee H.P. Scholte de ambten van deze kerk ingesteld. Op 30 juli is er weer een dienst in Poederoijen. Maar dominee Scholte en de ambtsdragers worden ieder door de rechtbank te Tiel veroordeeld tot zestig gulden boete vanwege een dienst in de boomgaard van Wijnant Bok gehouden. In het centrum van Poederoijen passeren we de Nederlandse Hervormde kerk. Het kerkgebouw is in 1836 geheel vernieuwd, maar zestig jaar later, op 13 juli 1897, brandt de kerk geheel uit, ook de toren lijdt schade, van de spits blijft niet veel over. Met de brand is veel historisch materiaal verloren gegaan. De grote wapenborden die tegen de wand hangen die het koor van het overige deel van de kerk afscheidt, gaan verloren. Tevens twee borden die aan de veldzijde van de kerk hangen en waarop in sierlijke letters de Wet der Tien geboden en het gebed des Heeren staan, met fraai schilderwerk versierd. De sierlijke overwelfde bankgestoelten waarin de magistraatspersonen en de familie der Heren van Poederoijen hun zitplaatsen hebben gaan ook in de vlammen op. Bij de herbouw van de toren en de kerk na de brand is waarschijnlijk niet zorgvuldig omgegaan met de restanten uit de beschadigde kerk, het hardstenen doopvont kreeg de bestemming van drinkbak in de tuin van een naburige landbouwer. De grafzerken, sommige met fraai beeldhouwwerk, die nagenoeg de gehele vloer van de kerk bedekt hebben, zijn vernietigd. Behouden gebleven is de zerk van Johan Kirkpatrik, heer van Poederoijen.

© L.A.W.V.VIA-VIA

Over de Maasdijk verder wandelend komen we langs de Oude Pastorie, waar een gevelsteen vermeld, dat de eerste steen van dit gebouw in het jaar 1876 gelegd is door M.J.E. Viruly, Heer van Poederoijen en President Kerkvoogd. Na 1900 hebben de volgende predikanten het huis bewoond: Dominee G.T.H. Smid (1901 tot 1912), Dominee H. Japchen (1916 tot 1920, Dominee A. Prins (1921 tot 1932), Dominee J. van der Haar (1940 tot 1945), de heer K. Asmus (1947 tot 1953) en kandidaat Ph. J. Leenmans (1955 tot 1956). Het een na laatste huis aan de Maasdijk aan de rivierzijde is het oude veerhuis van Poederoijen. Er was ook een café gevestigd en voor tien centen zette de veerman je met behulp van een roeiboot over naar de Veense kant. Op het uithangbord boven de deur stond te lezen: "Telegraaf en Telefoonstation". Vanaf 1936 kon je hier bellen. Drieske van Dalen draaide dan eerst het postkantoor in Zuilichem, vanwaar Hendrik Kanselaar de verbinding tot stand bracht. Aan de andere zijde van de dijk was tot 1934 ook een café en een weegbrug, bedoeld voor de vrachten die vanaf de nabijgelegen aanlegsteiger met de Heusdense of Bossche boot meegingen.

Nu passeren we de plek waar bij de werkzaamheden aan de Maasdijk in september 1999 en oktober 2000 restanten zijn blootgelegd van het voormalige kasteel Poederoijen. Er zijn interessante vondsten gedaan. Er wordt zelfs een stuk slotgracht uitgegraven, de buitenmuur van de keuken, grenzend aan de slotgracht wordt zichtbaar, maar ook een stortkoker waarin het afval uit de keuken is gedeponeerd. Deze stortkoker staat vanuit de keuken rechtstreeks in verbinding met de slotgracht. Ook zijn in de keuken van het kasteel twee ronde ovens blootgelegd. Zelfs asresten zijn bewaard gebleven. Ook is duidelijk dat op dit gedeelte na 1500 nog gebouwd is, terwijl op de andere muurresten die bloot gelegd worden geen sporen van bouw na de verwoesting zijn gevonden. Het is een gewelfde keuken, een tongewelf met drie penanten, drie ronde bogen steunen dan het geheel. In de buitenmuur zitten tussen de penanten ook boogconstructies met daartussen de vensters waardoor het licht naar binnenvalt. Uit de oudste bouwfase is een fundering van rond 1300. Aan de rivierzijde zijn geen sporen van een gracht ontdekt, waardoor waarschijnlijk dit een binnenmuur was, met aangrenzend een binnenplaats.

Rondom het kasteel Poederoijen is vanaf de stichting rond het jaar 1000 veel gevochten. Na herhaalde verwoesting en veroveringen is het nooit meer in de oude oorspronkelijke vorm herbouwd. In 1493 wordt het kasteel in opdracht van Hertog Karel van Gelre door Gerard van Weerdenburg ingenomen en leeggeroofd. In 1505 wordt Poederoijen veroverd door de Bourgondiërs, spoedig daarna door Hertog Karel van Gelre weer heroverd. In de strijd tussen Brabant (de Bourgondiërs) Holland en Gelderland speelt het kasteel Poederoijen met zijn strategische ligging een belangrijke rol. Uit deze periode stammen ook de verhalen van de strooptochten van de zwarte bende. In 1518 werd de heerlijkheid Poederoijen weer beleend door hertog Karel van Gelre. Maarten van Rossum wordt de nieuwe heer van Poederoijen. Dankzij deze ‘leen” heeft Maarten in de loop der jaren macht en aanzien gekregen. Hij laat het kasteel Poederoijen herbouwen. Maar in 1528 wordt het door een groep ruiters uit Den Bosch met behulp van buskruit verwoest en in brand gestoken. Het kasteel is daarna opnieuw door Maarten van Rossum hersteld. Helaas is uiteindelijk het kasteel van Poederoijen in 1672 in de Franse oorlog verwoest.

© L.A.W.V.VIA-VIA

We volgen nog steeds de Maasdijk, die op het punt waar hij naar het noorden afbuigt, overgaat in de Vleugeldijk. Wij kiezen voor de route door de Karel van Gelreweg, die uitkomt op de Verdrietweg. Het is de bedoeling door te steken, maar een hek blokkert de doorgang. Het is hier dat Charles een telefoontje van Marcelle krijgt, dat nog grote gevolgen zal hebben!! Maar dit is voor de insiders. Er zit niets anders op dan terug te lopen naar de Vleugeldijk. Deze kronkelige dijk volgt een klein stroompje als aftakking van de Afgedamde Maas. Deze staat op de topografische kaart aangeduid met De Nes of Esmeer. We komen op de T-splitsing van Vleugeldijk, Leendertdijk en Meidijk. We wandelen naar links in de richting van Brakel over de Meidijk, een binnendijk die in het westelijke deel van de Bommelerwaard tussen de Waaldijk en de Maasdijk ligt en daarmee het laagste westelijke deel van de Bommelerwaard scheidt van het hogere oostelijke deel. Deze Meidijk stamt uit de 14e eeuw en moet in die tijd bescherming bieden tegen wateroverlast uit het westen. Als het oosten van de Bommelerwaard onder water komt te staan wordt de dijk doorgestoken om het water sneller te kunnen afvoeren. Of de dijk breekt zelf al, want de Meidijk is een relatief zwakke dijk. Daarmee is het een van de weinige dijken in Nederland die vanuit twee kanten is doorgebroken. Inmiddels heeft de Meidijk geen actieve functie meer en is een “slapersdijk” geworden. De historische rol van de dijk leeft echter nog steeds onverminderd voort in de aanduiding Boven de Meidijk en Beneden de Meidijk.

We steken de drukke Van Heemstra Weg, de N322 over en hebben naar rechts in de richting van Zuilichem zicht op een achtkantige poldermolen, gebouwd in 1720. Op een balk in de kap is het jaartal 1735 terug te vinden. Op een oude topografische tekening uit 1630, van de heerlijkheid Zuilichem, getekend door de landmeter Manteau, in opdracht van Constantijn Huygens, staat al een molen aangegeven aan de Meidijk op exact dezelfde plaats waar de tegenwoordige molen nog staat, zeer waarschijnlijk gebouwd rond 1530/1540. De Zuilichemse poldermolen heeft tot taak gehad de Bommelerwaard ten oosten van de Meidijk droog te houden en is de laatste die overgebleven is in de Bommelerwaard. De molen heeft dienst gedaan als voormolen om het water van de wetering in de boezem te malen, waarna het richting de Maas gaat. In 1855 komt er ook een stoomgemaal. De poldermolen blijft echter dienst doen, aangezien het stoomgemaal nogal eens problemen kent. De molen aan de Meidijk is zo tot 1950 in bedrijf, totdat de waterloop gewijzigd wordt. In die ruim 200 jaar is de molen bemalen en bewoond geweest door vele generaties Daggelder, vandaar de naam “Daggelder molen”.

De molen is vanaf de bouw tot 1838 in het bezit van het dorp Zuilichem en van 1838 tot 1954 beheert de dorpspolder Zuilichem de molen. Van 1954 tot 1980 is het polderdistrict Bommelerwaard eigenaar van de molen. In de jaren 1970-1973 wordt de molen gerestaureerd en is het door de aanleg van een maalcircuit weer mogelijk om de molen in werking te stellen. De laatste restauratie vindt plaats in 1991. Er is toen een nieuw gevlucht in gekomen. De roeden zijn met hun 27,75 meter de langste van Gelderland. Verder is de kap recht gelegd. De molen is namelijk iets scheef gezakt in de loop der tijden. In de kap is te zien hoe aan één kant 4,5 cm vulhout is gebruikt om het tegen de helling op kruien te verhelpen. Opmerkelijk aan deze molen is o.a. dat ook de buitenroe een wafeling in de hekkens heeft en dat hij op poeren is gebouwd.

© L.A.W.V.VIA-VIA

Tussen de Meidijkse Wielen door lopen de we Meidijk af tot aan de Waaldijk. Hier houden we richting van Brakel aan en hebben naar het noorden zicht op de Waal met zijn brede uiterwaarden en zijn druk scheepvaartverkeer. Links in de polder van de Bommelerwaard wordt het polderlandschap ontsierd door het grote aantal kassen van de glastuinbouw. Na goed twee kilometer, voorbij het kerkhof, slaan we net voor de bebouwde kom van Brakel links af en komen op de Dwarssteeg. Hier kijken we uit op het nieuwe Huis Brakel omringt door het groen van een park in landschapsstijl. Het ontwerp voor dit park is in 1810 vervaardigd door Hendrik van Lunteren, maar de uitvoering wijkt af van de bewaard gebleven ontwerptekening. In 1971-1972 koopt het Geldersch Landschap het landgoed van de familie Van Dam van Brakel, die het geheel sinds 1809 in bezit heeft. Het nieuwe Huis Brakel wordt door de Gemeente gebruikt als dorpshuis. We lopen naar links en gaan rechts het terrein van het landgoed op langs de slagboom, die duidelijk laat zien dat we een terrein van het Geldersch Landschap betreden. Het smalle met rood-wit gemarkeerde bospad, dat is opgenomen in LAW 7, het Pelgrimspad, voert ons naar de ruïne van het Kasteel Brakel aan een idyllisch gelegen vennetje verscholen in het groen. Op een bankje in de zon gezeten genieten we van onze lunchpauze. We moeten het stellen met een kopje koffie uit de thermoskan. Wellicht is er later een moment om in het plaatselijk café even aan te schuiven.

De geschiedenis van het oorspronkelijke kasteel Brakel gaat volgens overlevering terug tot het jaar 870. in dat jaar wordt het kasteel tezamen met de kastelen Aalst en Poederoijen, door de heer van Heusden in het land van Altena, Boudewijn II, nadat de Vikingen hem van zijn bezittingen hebben verjaagd, gesticht. Zeker is dat op diezelfde plek in het midden van de 13e eeuw een burcht heeft gestaan, die in handen is van Eustachius, ridder van Brakel. Naar het schijnt heeft het kasteel al aan het begin van de 14e eeuw de vorm gehad, die het op latere afbeeldingen vertoont en waarvan wij de sporen thans nog ter plaatse kunnen terugvinden. Het complex wordt gevormd door de eigenlijke burcht, een voorburcht en op enige afstand hiervan, aan de toegangsweg, even ten westen van de kerk, een poortgebouw, het zogenaamde Spijker, waar men de lenen verheft en de thijnsen betaalt. Het is tevens verzamelplaats van de tienden en voorraadschuur der Graven. In 1318 blijkt Staeske van Brakel bezitter van de burcht, terwijl het Spijker dan van het slot wordt gescheiden als een 'vrij eigen en niet leenroerig goed'.

Verschillende malen is de omgeving van het kasteel Brakel het toneel van krijgshandelingen. Zo wordt het in 1407, bij de belegering van Gorinchem door graaf Willem VI van Holland, door diens krijgsvolk verwoest. In 1504 wordt het, inmiddels herbouwd, gebrandschat bij de belegering van Zaltbommel door de troepen van keizer Maximiliaan. Vervolgens wordt het in 1574 door Spaanse troepen geplunderd, in 1587 door de Staatse troepen onder Hohenlohe bezet, maar in 1588 door de Spanjaarden onder Mansfelt weer bemachtigd. Niettemin is het kasteel in 1630 nog een aanzienlijk gebouw blijkens een tekening, in dat jaar vervaardigd. In 1672 wordt het door de Franse troepen van Turenne, die optrekken tegen Zaltbommel, verwoest. Het is daarna nooit meer herbouwd. Deze Franse troepen treffen een vierkant gebouw aan met een zware vierkante toren naast de poort en twee ronde hoektorens aan de achterzijde. Een van de ronde hoektorens is nog duidelijk herkenbaar in de ruïne. In 1768 wordt de Heerlijkheid verkocht en wordt aan de oostzijde van het terrein het nieuwe landhuis gebouwd, het huidige Huis Brakel.

© L.A.W.V.VIA-VIA

Het bospad leidt ons om de ruïne van kasteel Brakel heen naar de achterzijde van het huidige Huis Brakel, waar we de rood-witte markering van het Pelgrimspad in noordelijke richting volgen door een laantje. Dit laantje brengt ons naar de Nederlands Hervormde Kerk, die oorspronkelijk gebouwd is als Romaans kerkje gewijd aan St. Martinus, de schutspatroon van het Utrechtse bisdom. Resten van het Romaans kerkje zijn te zien in de noordmuur van het schip waar zich tufstenen bevinden. De rondbogen van het schip zijn een mooi voorbeeld van de Romaanse bouwstijl uit de 11e en 12e eeuw. De spitsbogen tonen ons de gotische bouwstijl, vanaf het eind van de 12e eeuw in ons land toegepast. In de 15e eeuw werd de kerk verbouwd tot een driebeukige pseudo-basiliek. De kerk bezit prachtige koorvensters met gebrandschilderde ramen met de wapens van de Heerlijkheid Brakel en die van de steden van het Nijmeegse kwartier Zaltbommel, Tiel en Nijmegen en van het kwartier zelf tevens wapens van verschillende heren van Brakel. In het schip staat een fraai gesneden preekstoel in Lodewijk lV stijl. Het orgel stamt uit 1895. De jaartallen boven het orgel verwijzen naar veranderingen en verbouwingen aan de kerk. In 1825 is de preekstoel verplaatst, de grafkelder in het koor ontsloten en het ijzeren hek geplaatst. Aan de muur in de consistorie prijken op het predikantenbord de namen van verschillende voorgangers waaronder Jacobus Buys Ballot (1823 - 1850), de vader van de bekende natuurkundige. In april 1945 moest door oorlogsgeweld de spits het ontgelden en is de klok kapot gevallen. Bij de restauratie in 1950 en 1951 is er een nieuwe spits opgezet en is ook het voorportaal bij de ingang gebouwd. In 1995 is op de kerk een nieuw leien dak gelegd.

Ten westen van de Nederlands Hervormde kerk ligt het Spijker, eens de voorraadschuur van het kasteel Brakel. De naam Spijker, afgeleid van het Latijnse woord Spicarium, verraadt de oorspronkelijke bestemming van dit gebouw. Spica betekent korenaar. Het Spijker zou dan vanwege de onveiligheid in de Middeleeuwen een versterkte opslagplaats geweest zijn van koren, waar ook de beheerder van de "graan"-belasting woonde. Het gebouw heeft in de loop der tijden meerdere functies gehad, zo is het een toevluchtsoord in roerige tijden en worden in de leenkamer de zogenaamde tienden, de belastingen geïnd. In de 14e zijn aan de linkerkant van het Spijker cellen aangebouwd, waarin geruime tijd monniken hun verblijf hebben. Volgens de Gelderse volksalmanak is hier zelfs een Commanderij van de Ridders van St. Jan van Jeruzalem of van Malta. Behalve enkele Zaltbommelse burgemeesters is het Spijker ook bewoond door predikantenfamilie ds. J. Jeanette. Van hem gaan verhalen rond dat na zijn dood het spook van de dominee op de dag van zijn uitvaart jaarlijks rond het Spijker dwaalt.

Hierna komt het Spijker in bezit van Godefridus van Everdingen die de oostelijke zeshoekige toren laat afbreken en schuren en stallen worden inricht als "bouwerij" met koeien, varkens en paarden. In 1837 gaat het geheel over aan de familie Wilhelmus van Dam. Een bekende bewoner is Dirk Willem van Dam (1901 - 1991), dijkgraaf van de Bommelerwaard en tijdens de oorlogsjaren werkzaam in het verzet. Na de bevrijding wordt hij districtscommandant van de binnenlandse strijdkrachten in de Bommelerwaard. Het Spijker wordt momenteel nog bewoond door de familie Van Dam. Boven de hoofdingang heeft de familie Wilhelmus van Dam het wapen van Rotterdam laten aanbrengen. Een opmerkelijke details zijn rechts de getraliede nis, waarin zich eertijds een borstbeeld bevond, met daarboven een beschilderde gedenkplaat met een Latijnse wapenspreuk uit een tekst van Vergilius: “Non inferiora secutus” (geen lagere dingen nagestreefd). Deze nis is omlijst door twee Ionische zuiltjes met segmentvormig fronton. De versieringen zijn na 1837 aangebracht. Links van het Spijker is nog een deel van de brug te zien die de verbinding met de kerk vormde.

Langs de noordzijde van de Nederlands Hervormde Kerk en het Gemeentehuis van Brakel komen we op de Dreef. Even naar rechts en we staan in het centrum van Brakel aan de Burgemeester Posweg. Wat we hier missen is een café voor een kopje koffie. We steken over en door de Koningstraat komen we op de Waaldijk. Hier is duidelijk te zien dat door de dijkverzwaring in de zeventiger jaren van de vorige eeuw het karakter van Brakel aan de Waal veranderd is, veel karakteristieke dijkhuizen zijn verdwenen. In vroeger eeuwen heeft de Waal ook hier vele malen zijn bedding verlegd. Tot de bedijking was dit gebied een delta met verhogingen in het landschap, ontstaan door bezinksel van de rivier. De naam “Brakel” is waarschijnlijk een samenvoeging van twee woorden Brako, wat varens betekent, en Loo, een bekend achtervoegsel wat bos betekent. Uit de naam valt af te leiden dat dit gebied oorspronkelijk een wat hoger gelegen bosachtig gebied moet zijn geweest met veel varens. De Heerlijkheid Brakel vinden we al in de 13e eeuw vermeld als afsplitsing van de landen van Altena. Volgens een akte uit 1595 behoort Brakel in die tijd tot de Heerlijkheid Poederoijen. Het patroon van het landschap met verhogingen en kreken is in het landschap nog te herkennen. Toch is er in de loop der eeuwen veel geëgaliseerd.

© L.A.W.V.VIA-VIA

We volgen het geasfalteerde voetpad op de Waaldijk in westelijke richting en hebben zicht op het veer Brakel-Herwijnen. De route op het dijklichaam gaat over in de Waarddijk, die ons na ongeveer 3 kilometer brengt bij de “Batterij onder Brakel”. Ook deze batterij maakt deel uit van de Nieuwe Hollandse Waterlinie en is gebouwd tussen 1879-1884 ten zuidwesten van het dorp Brakel aan de Zuider Waaldijk. Op het terrein staat een overdekte bomvrije schuilplaats voor geschut. Deze remise bevat twee verdiepingen en een kelder. Het bomvrij gebouw is opgetrokken uit baksteen en gemetseld in kruisverband en afgedekt met een 2 tot 3 meter dikke aarden dekking. In het midden van de gevel bevinden zich twee stukken hardsteen, een met het opschrift “BRAKEL”, de ander met het opschrift ‘1880’. De batterij is omgeven door een gracht. In 1888 wordt er een bergloods bij de batterij gebouwd en in 1891 is er een wachterswoning neergezet. In 1894 is de artillerie bewapening geplaatst. Tijdens de mobilisaties in de Eerste en Tweede Wereldoorlog heeft de batterij een militaire bezetting gehad. Verder heeft het alleen gediend als munitie opslagdepot. Na vele jaren van leegstand wordt de “Batterij onder Brakel” in 1956 opgeheven als vestingwerk en in 1988 overgedragen aan Staatsbosbeheer.

Hier bij de “Batterij onder Brakel” gaat de Waaldijk over in de Munnikenlandse Waalkade en betreden we het gebied waaraan onze wandeling zijn naam ontleend: buitenpolder het Munnikenland. Dit gebied in de uiterste westhoek van de Bommelerwaard, op de grens van Holland, Brabant en Gelderland, daar waar de Maas en de Waal samenvloeien, wordt in 1264 door Willem van Horne, heer van Altena, in leen gegeven aan de monniken van het Cisterciënzer klooster te Villers (België). Het bestaat uit een aantal door kreken gescheiden eilanden waarover de daar samenvloeiende Maas en Waal vrij spel hebben. De monniken dempen de kreken en beginnen met de ontginning van het land. In 1333 is de moederabdij van de Cisterciënzer kloostergemeenschap door schulden gedwongen enige verafgelegen goederen te verkopen. Hiertoe behoren ook hun bezittingen in het (latere) Munnikenland die zo weer terugkomen aan de Heren van Horne en Altena.

Aan de Waalzijde in het Munnikenland heeft vroeger een kasteel gestaan. Over de oorsprong van dit kasteel is nog weinig bekend, een eerste vermelding ervan vinden we in het jaar 1616, omdat in dat jaar een verbouwing van het kasteel heeft plaatsgevonden. In de periode ervoor is het Munnikenland door overstromingen een bepaalde tijd onbewoond geweest. Ter hoogte van het kasteel is vroeger een aanlegplaats voor schepen, maar door verzanding van de toevoergeul wordt deze onbruikbaar. Hierdoor verliest het kasteel zijn functie als sterkte en opslagplaats. In 1642 koopt Constantijn Huygens samen met Maurits Huygens en George Gleeser, kapitein van de lijfgarde van Frederik Hendrik, het Munnikenland. Vijfentwintig jaar later vindt er een verdeling plaats van het Munnikenland, waaronder het adelijk huis met schuren, stallen, singels, boomgaarden, grachten en pleinen. Wilhelmus van Dam koopt het kasteel in het jaar 1823 en verhuurt het gebouw met landerijen. In de Gelderse Volksalmanak van 1876 wordt nog gesproken over het Huis te Munnikenland maar in 1901 wordt de Heerlijkheid Rodichem waarop het huis zich bevindt, samen met de benedenwaarden te Brakel publiekelijk verkocht. Op welke wijze het kasteel uiteindelijk is verdwenen, is niet bekend. In 1919 wordt door Peletier, eigenaar van wat nog aan het kasteel herinnert, de kasteelheuvel afgegraven. Met de grond worden de grachten eromheen opgevuld en is alles van de aardbodem verdwenen.

© L.A.W.V.VIA-VIA

De Munnikenlandse Waalkade blijven we dicht langs de Waal volgen en waar deze naar links afbuigt, vervolgen we onze wandeling rechtuit. Even over het hek klimmen en dan het dijkje langs de Waal volgen. Aan het einde opnieuw over het hek en zo staan we op de parkeerplaats voor Slot Loevestein. Het asfalt brengt ons langs de ommuring aan de noordoostzijde naar de ingang van het kasteelcomplex. Over de houten brug en onder de omwalling door betreden we het voorplein met horecagelegenheid. Nog even naar rechts en we staan voor het imposante waterkasteel Slot Loevestein, tussen 1358 en 1375 gebouwd door Dirk Loef van Horne, heer van Altena. Het is verrezen op een strategisch gelegen landtong, op de plaats waar de rivieren de Maas en de Waal zich verenigen tot de Boven-Merwede.

Omdat het omringende Munnikenland nogal eens onder water kan staan, is het echter nooit een aantrekkelijk woonhuis voor edellieden geweest. Tijdens de Hoekse en Kabeljauwse twisten doet Slot Loevestein dienst als gevangenis voor tegenstanders van Jacoba van Beieren. In 1575, na verovering op de Spanjaarden tijdens de Tachtigjarige Oorlog, wordt op initiatief van Willem van Oranje een begin gemaakt met het moderniseren van de middeleeuwse verdedigingswerken rondom Slot Loevestein. Eind 1589 is er een vijfhoekige omwalling met 3 bastions, een half bastion en een rondeel aangelegd. Rondom het kasteel worden vestingwallen aangelegd en een buitengracht gegraven. Binnen de vestingwallen komen een arsenaal, commandantwoning en soldatenhuisjes. Tijdens de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden is Loevestein een staatsgevangenis en zit hier Hugo de Groot vanaf 1619 een levenslange gevangenisstraf uit tot hij in 1621 ontsnapt in de beroemde boekenkist. In 1651 wordt het middeleeuwse rondeel vervangen door een nieuw bastion en vanaf 1673 wordt het Slot Loevestein uitgebouwd tot een permanente verdedigingelement in de Hollandse Waterlinie. Slot Loevestein maakt ook deel uit van de Nieuwe Hollandse waterlinie van rond 1882, maar is die is ooit in werking gesteld.

© L.A.W.V.VIA-VIA

Hier op de binnenplaats hebben we de eerste gelegenheid om even in een cafeetje neer te strijken. Het is zelfbediening. De koffie en cappuccino smaken er niet minder lekker om. Bij het verlaten van Slot Loevestein lopen we in de richting van het voetveer naar Woudrichem, waar de tekst van de oude pontbaas Janus Baks († 1983) nog steeds op het bordje bij de steiger staat: “Heen motte betalen en weer weer”. Voor dit voetveet volgen we het met blauwe palen gemarkeerde voetpad naar links achter het Slot Loevestein door. Een dijkje leidt ons langs de Afgedamde Maas, door een gebied met runderen. Opletten dus! We blijven dit pad volgen en lopen tussen het natuurreservaat De Waarden en het water door. Onderweg moeten we een paar keer met een opstapje over de prikkeldraad om van het ene weiland in het andere te kunnen en komen zo over de dijk aan het terrein van het veevoederbedrijf Schouten Industries B.V. , dat met zijn eigen aanlegsteiger en hoge silo’s duidelijk in het landschap aanwezig is. Dit grote complex dwingt ons een omtrekkende beweging te maken naar links. Op de Schouwdijk gaat het maar rechts en zo bereiken we de Afsluitdijk. Opnieuw naar rechts en voorbij het Monument komen we na goed een kilometer bij de Wilhelminasluis, waar we onze wandeling begonnen zijn.

Op de terugweg gaan we nog voor de laatste keer aan bij Lorenz en Wilma in Hank. De verhuizing staat voor de deur en de dozen worden gepakt voor het vertrek naar Enschede. Wilma heeft voor overheerlijke mosterdsoep gezorgd met worstenbrood. Er is ook nog tijd om de gegevens van de Garmin Forerunner 305 in te lezen en iedereen van alle informatie over de vandaag gelopen route te voorzien. Als de volgende wandeling in april op de agenda staat, hopen we dat Lorenz de gelegenheid heeft weer van de partij te zijn. Want ook hij hoort immers tot de harde kern van L.A.W.V. “Via-Via” en laat bijna nooit verstek gaan. Logeeradressen worden aangeboden en nu maar hopen dat er gebruik van gemaakt wordt. Het is in elk geval een hele verandering voor allemaal!!

© L.A.W.V.VIA-VIA


Charles Aerssens
15 maart 2008



Lange Afstand Wandelvereniging "VIA-VIA".

Gegenereerd op 15-03-2008 door C.P.J. Aerssens