Met de goede voornemens en de afspraak om in 2007 opnieuw elke maand een wandeling onder de wandelschoenen te nemen, meldt zich voor de wandeling van 10 januari 2007 slechts een drietal actieven van L.A.W.V.”Via-Via” present. Door omstandigheden laten Jan en Lorenz het afweten en zo staan Jan-Willem en Charles rond de klok van 9.00 uur bij Peter op de stoep aan de Hoge Akker 58 in Den Hout. Natuurlijk wordt eerst het nieuwe jaar ingeluid met de beste wensen en een kopje koffie voor vertrek. Hoewel de omstandigheden niet optimaal zijn, de weersvooruitzichten op storm staan en er ook regen is voorspeld, gaan wij toch in de nog donkere ochtend vol goede moed op pad. Op hoop van zegen!
Charles heeft voor deze eerst wandeling van 2007 nog niet een nieuw etappe van het Grenslandpad bestudeerd. We moeten dan immers te vroeg, nog bijna in het aardedonker, op weg om op tijd te kunnen starten. En ook de terugreis gebeurt in het donker. Het Grenslandpad zal later in het jaar weer opgepikt worden als de dagen langer zijn en de weersomstandigheden gunstiger. Nu wordt het een rondwandeling in de omgeving van Den Hout, Wagenberg en Terheijden. Uitgangspunt vormt een wandeling van de Heemkundekring “De Vlasselt” uit Terheijden. Deze start echter in Terheijden en maakt een rondje om de Zegge of Binnenpolder. We zullen wel het grootste deel van dit parcours volgen, maar L.A.W.V.”Via-Via” is L.A.W.V.”Via-Via” niet als er niet een eigen wandeling van gemaakt wordt met de titel: De Vlasselt Route, waarbij onze dank uitgaat naar de Heemkundekring “De Vlasselt” uit Terheijden.
Vanaf de Hoge Akker lopen we westwaarts naar Ruiterspoor en slaan hier af naar rechts al meteen komen we langs de Houtse molen “De Hoop”. De molen maakt deel uit van historische stedenbouwkundige structuur van Den Hout. Vanuit het verleden wordt een cirkelvormige zone rond de molen met een straal van 400 m altijd vrijgehouden van bebouwing in verband met een vrije windvang. Gedeelten van deze zogenaamde molenbiotoop zijn in de afgelopen decennia wel bebouwd geraakt.
De geschiedenis van deze molen vermeldt dat Adriaan Quiryn Beljaars op 18 april 1836 vergunning krijgt van Koning Willem I om op Den Hout een windkorenmolen, een zogenaamde beltmolen, op te richten ondanks veel protest. De ronde stenen molen wordt in 1837 gebouwd. De eerste pachter-molenaar, die zich hier op 5 mei 1836 vestigt, is Gerardus Schonkeren. Daarna gaat de molen een aantal keren over in andere handen tot hij in 1898 verkocht wordt aan Adrianus Theodorus Kock. Het molenhuis wordt in 1924 gesloopt en daarna wordt er een nieuwe woning gebouwd. Op een foto uit 1937 blijkt dat de molen op één roede zelfzwichting had, zoals dat ook veel in Noord Nederland toegepast werd. Bij zelfzwichting hoeft de molenaar geen zeil voor de wieken te leggen. Op de wieken zit een ingenieus systeem dat het windvangende oppervlakte regelt. Bij veranderende windsnelheid past dat zelfzwichtende systeem zich vanzelf aan. Bij 'De Hoop' is de as echter niet doorboord, maar wordt bediend met een zwichtring achter de askop.
In de Tweede Wereldoorlog wordt de molen zwaar beschadigd, en na de oorlog wordt een mechanische maalderij in gebruik genomen en vervalt de molen. Eigenaresse mevrouw A. Kock-Braat verkoopt molen “De Hoop” in 1975 aan de gemeente, waarna de molen wordt gerestaureerd. Na herstel van het hekwerk op de wieken en het voegwerk in de molenromp in 1985, wordt de molen pas tien jaar later maalvaardig gerestaureerd. In de deels afgegraven molenbelt, waarin voorheen een pakhuis en timmerbedrijf zijn ondergebracht, is momenteel een slijperij gevestigd. Van de twee inrijpoorten is de zuidelijke poort dichtgemetseld. De bogen boven de vensters en deuren in de gele bakstenen molenromp zijn opvallend wit geschilderd. Aan de straatzijde is er een Mariakapel in de gevel opgenomen ter nagedachtenis aan de gewelddadige bevrijding van Den Hout op 3 november 1944 door de Eerste Poolse Pantserdivisie.
Als we Ruiterspoor uitlopen staan we op de Houtse Heuvel, van oudsher het hart van Den Hout. De invalswegen uit alle richtingen komen hier niet bij elkaar op een kruispunt, maar 'missen' elkaar waardoor er in het midden een open ruimte ontstaat. Deze Frankische driehoek, beplant met bomen en een oppervlak van ongeveer 3,5 hectare, is particulier eigendom van de "Vereniging van eigenaren van de Houtse Heuvel". Van oorsprong is dit een collectieve weide voor het vee. Momenteel functioneert het als dorpsparkje, met een open gedeelte en een met oude bomen beplant gedeelte. De huizen rondom de brink zijn verschillend van grootte en herbergen verschillende functies: oude boerderijen, melkfabriek, cafés, St. Corneliuskerk (1878), kerkhof, bank, meisjes/jongens school, kloosters, kruidenier, bakker en slager. Nog steeds vervult de sfeervolle Houtse Heuvel een centrale rol in het cultureel leven van het dorp.
Op de Houtse Heuvel voert de route ons naar links het Eindsepad op. We volgen het asfalt en lopen voorbij aan de Dordrechtweg en Hultenkant tot aan de T-splitsing met de Houteindsestraat. Hier even naar links en dan rechts de Schransdreef op. Zo komen we aan de Witte Weg. Hier opnieuw linksaf en vervolgens de eerste weg rechts, de Schimmelse Weg op, een eeuwenoude pad genoemd naar de oude nederzetting de Schimmert, die hier ooit geweest is. We komen nu in de Zegge of Binnenpolder, een van oorsprong drassig gebied. Hier op plaatsen met een stagnerende waterafvoer, in natte weidegebieden en rond veenpoelen komt de rietplant met een scherpe driehoekige stengel voor, zegge genaamd. In deze Binnenpolder is rond 1950 een verkaveling doorgevoerd en zijn rechte en brede sloten gegraven met alle gevolgen van dien. Nu is Staatsbosbeheer weer druk doende om deze Binnenpolder aantrekkelijk te maken voor weide- en trekvogels.
Om het Schelpenpad te bereiken nemen we de afkorting door de weilanden, nagestaard door de verbaasde schapen, en komen na en paar honderd meter bij de in het kooibosje gelegen oude eendenkooi ”De Achterste Kooi uit 1693, die in 1938 verlaten is nadat de laatste kooiker, Kees van Meel, vertrokken is. Vrijwilligers dragen er nu zorg voor dat deze oude eendenkooi met vier vangarmen behouden blijft, en dat één vangarm in de oorspronkelijke staat wordt gerestaureerd. Dit gebeurt samen met Staatsbosbeheer. Het geheel is omgeven met een hekwerk en niet toegankelijk. Wij laten ons hiervan niet weerhouden en proberen tot aan de Eendenkooi te komen. Tevergeefs en dus terug!! Deze plek is het op een na diepste punt van de provincie Noord Brabant, meer dan één meter onder NAP. Als we het pad vervolgen door de Binnenpolder komen we aan de splitsing van de Schimmer met de Witte Weg en bereiken hier het meest westelijke deel van de voormalige de Houtse Linies, welke ooit gediend hebben ter verdediging van de vesting Geertruidenberg.
Deze Linies van Den Hout met watergracht zijn aangelegd in 1701 naar een ontwerp van de beroemde vestingbouwer Baron Menno van Coehoorn. De militaire doelstelling was voorkomen dat vijandelijke troepen Holland via de Generaliteitslanden zouden binnenvallen. Immers als onderdeel van de waterlinie moest bij inundatie van de polders rond Geertruidenberg de doorgang over de hoge zandgronden worden belet om dicht bij de stad te komen. Op deze zandruggen werden aarden wallen als verdedigingswerken gebouwd. Nu ziet deze linie er vredig uit, maar die vredigheid ontbrak vroeger. Ze waren nog maar nauwelijks opgeworpen of moesten al hun waarde bewijzen. Ons land raakte betrokken bij zowel de Spaanse- als de Oostenrijkse Successieoorlog. De troepen op de Houtse linies werden in staat van paraatheid gebracht, maar het bleef bij korte schermutselingen. Dat was ook het geval van 1830 -1839 toen de Belgen zich losmaakten van het Koninkrijk. En hoewel het militaire bolwerk steeds aangepast en hersteld werd, heeft het dus nooit echt zijn verdedigende waarde hoeven bewijzen.
Tegenwoordig zijn de Linies van Den Hout eigendom van Staatsbosbeheer en hebben als natuurgebied een geheel eigen karakter, waarbij de cultuurhistorie en de natuurhistorie als het ware vervlochten zijn. Het gebied heeft een rijke flora en fauna. De begroeiing met eikenhakhout laten de oorspronkelijke vormen van deze Linies soms moeizaam raden. Toch voert een wandelpad ons langs de meerkantige delen (redoutes) van dit verdedigingswerk tot aan de Houteindestraat direct aan de A59, die we onder de tunnel door kruisen. Links af de Kievitststaat in, achter het Madense zwembad “De Randoet” door en die overgaat in de landelijk Linieweg met het geraas van de A59. We komen langs een wel zeer auto vrachtwagen, die de tand des tijds nauwelijks nog kan doorstaan. Nog net niet verworden tot een hoopje roest. Bij de Scheerbiesstraat even naar links en vervolgens rechtsaf de Wagenstraat in, oorspronkelijk Wagenbergsestraat geheten en de oudste verbinding is tussen Wagenberg en Made. Dit punt heet in de volksmond “Rooie Weel”, naar een inmiddels verdwenen veenput met die naam. Op het daar vlakbij gebouwde viaduct over de Maasroute A59 wordt die oude naam, op verzoek van de heemkundekring 'De Vlasselt', in ere gehouden. De vele flauwe bochten van de Wagenstraat wijzen er op dat de straat niet is aangelegd, maar geleidelijk is ontstaan ten gevolge van natuurlijke obstakels, zoals grote bomen en waterpartijen, waar men vroeger gewoon langs liep. Ooit heeft hier in de Middeleeuwen nog een vliet gelopen, waarlangs het hier gestoken turf kon worden vervoerd.
We zien er nog oude gerestaureerde boerderijen, waarbij de in 1836 afgebrande en herbouwde “De Keut van Molle” het meest in het oog springt. Deze draagt de naam van de voormalige eigenaar Romuldus Rasenberg ofwel Molleke Rasenberg. Bij de Kerkstraat aangekomen gaan we linksaf langs het Maria kapelletje. Dat in 1946 door de buurtvereniging is gesticht. Rechtdoor is de Wagenstraat doodlopend geworden door de aanleg van de N285. We lopen over het viaduct waar de Kerkstraat de Wagenbergse Baan, de N285, kruist. Op de T-splitsing linksaf en we laten Wagenberg rechts liggen. Zo bereiken we de zandafgraving, die ontstaan is door zandwinning om de aangrenzende A59, de Maasroute, aan te leggen. De route voert ons langs de noordzijde van deze waterplas naar de Lage Weg. Hier gaan we linksaf opnieuw onder de Maasroute, de A59, door. Op het viaduct zien we de naam “De Leege Weg”, wat duid op het hoogteverschil tussen de westelijk gelegen Moerdijkseweg, een oude zeedijk en de Lage Weg, waarover onze route loopt. Langs deze weg richting Terheijden liggen verschillende boomkwekers. De grond is uitermate geschikt voor de boomkwekerijen omdat het oorspronkelijke moer vermengd is met het zand uit de wielen, die door draaikolken bij dijkdoorbraken zijn ontstaan.
Net voor we de bebouwing van Terheijden naderen, steken we naar rechts door over het Molenpad, een zandweg, die ons naar de Molenstraat brengt. Links hebben we zicht op het onderkomen van Schietvereniging “Willem Tell” en het Kloveniersgilde “St. Antonius”, gelegen aan wat eens de oude turfvaart is geweest. De Molenstraat inlopend komen we aan de ronde stenen stellingmolen “De Arend”. Al rond 1355 is er sprake van een windmolen in Terheijden. Op de oudst bekende kaart met Terheijden uit 1560 staat al een standaardmolen. De huidige molen wordt in 1742 gebouwd in opdracht van de adellijke familie Nassau-Siegen uit Breda. Die naam vind je nog steeds vinden boven de ingang van de molen. Toezichthouder bij de bouw is de rentmeester der Nassause Domeinen Carel van Naerssen. In 1756 word de molen na een brand herbouwd. In de Franse Tijd komt de molen in particuliere handen. Rond 1968 wordt de toenmalige gemeente Terheijden eigenaar van de molen en laat hem meteen restaureren. De molen wordt nu weer bemalen door een beroepsmolenaar en er is een winkel met maalproducten.
Langs de molen bereiken we de Kleine Schans, een overblijfsel uit de Tachtigjarige Oorlog en uit vier bastions bestaand. afgespeeld. Nadat Prins Maurits in harde gevechten tussen zijn Staatse en Spaanse troepen in 1590 met behulp van het turfschip Breda heeft ingenomen, beginnen de Spanjaarden onder aanvoering van Graaf van Mansfelt Breda weer te belegeren. In en om Terheijden hebben die troepen afwisselend hun tenten opgeslagen en forten gebouwd. Hiervoor wordt ten noorden van Terheijden een enorme sterke schans opgericht. Deze schans is zeer strategisch aangelegd en legt alle verbindingen tussen Breda en het gewest Holland buiten gebruik. Nadat de wallen zijn geslecht, laat Spinola in 1624 tijdens het beleg van Breda de schans weer oprichten, die daarna een belangrijk onderdeel uitmaakt van de aanvalslinie rond Breda. In 1672 wort de schans voor het laatst in staat van verdediging gebracht en raakt in verval. De Kleine Schans en de gracht zijn nu in hun oude glorie hersteld.
Vanaf de Kleine schans komen we bij het jachthaventje van Terheijden. We nemen even plaats op het bankje bij het optrekje van de havenmeester. Er vaart hier in het hoogseizoen een pontje tussen het haventje van Terheijden en de aanlegsteiger aan de overkant van de Mark. Het fietspontje is een schakel in de Spinolaroute en fietsers kunnen zo aansluiten op de fietsroute richting de Haagse Beemden. Verder lopend komen we aan de Marktstraat, waar we op nummer 57 “Het Veerhuis” vinden. Vroeger was hier het voetveer over de Mark en tot 1825 de aanlegplaats van de trekschuit, die van hieruit dagelijks naar Breda vertrok. Door de Marktstraat gaat het richting centrum. We komen langs het voormalige Thomasklooster uit 1884, waar tot 1971 de zusters Franciscanessen van Etten gewoond hebben, die een belangrijke bijdrage hebben geleverd aan het onderwijs en de gezondheidszorg in Terheijden.
We zijn nu op het Dorpsplein, dat in de volksmond nog steeds Zandpleintje heet en waar vroeger een bandvijver lag met bluswater voor de brandweer. Hier is hartje Terheijden, dat zijn naam waarschijnlijk ontleent aan een opmerkelijk heideveld waarop in vroegere tijden een primitieve nederzetting is ontstaan, gelegen aan de rivier de Mark. De omliggende moervelden bevatten veel turf, dat vanaf de 13e eeuw door de nog weinige bewoners wordt gestoken voor brandstof en voor zoutwinning. In 1348 komt de naam Ter Heijden voor in een akte van de Abdij van Tongerlo en behoort tot “Stadt en landt van Breda” in het Hertogdom Brabant. Het zijn de kloosterorden die in die tijd grote gebieden ontginnen, waarbij de bevolking het zware werk doet. De gedolven turf wordt via beekjes en turfvaarten met vletten afgevoerd naar de Mark, waar het op turfschepen wordt geladen. Bij gebrek aan goede dijken en de in zee uitmondende Mark is de westelijke helft van Terheijden lange tijd een waterrijk gebied geweest, waar eb en vloed vrij spel hebben. De dijkwegen bij Terheijden breken soms door en de verschillende wielen zijn daar nog stille getuigen van. Het steeds op- en afgaande water heeft op de zand- en moergronden een kleilaag achtergelaten. Eerst in de loop van de 16e eeuw wordt het land na herindijking pas echt bewoonbaar. De 80-jarige oorlog (1568-1648) is een trieste periode geweest waarin de Terheijdense bevolking het zwaar te verduren heeft gehad. In de 18e eeuw loopt het aantal inwoners geleidelijk op en is vanaf 1960 in een stroomversnelling geraakt door de aanleg van nieuwe woonwijken.
Hier midden in het centrum vinden we de R.K. Kerk St. Antonius Abt. Tot het jaar 1400 gaan de inwoners van Terheijden in Breda naar de kerk. Vanwege de afstand werd op 11 november 1400 door het kapittel van Breda toestemming verleend om in Terheijden een kapel als hulpkerk te bouwen. In juni 1401 werd het kerkje geconsacreerd en toegewijd aan Maria. In de loop van de 15e en 16e eeuw wordt het Gotische kerkje vergroot en uitgebouwd. In 1633 wordt Terheijden een zelfstandige parochie, toegewijd aan St. Antonius Abt. Deze heilige wordt aangeroepen tegen allerlei veeziekten en men gaat hierheen op de bedevaart in de 18e eeuw ontstaan. Vanaf het midden van de 17e eeuw tot 1801 wordt de kerk door de protestanten gebruikt voor hun eredienst. In 1877 wordt de kerk gerestaureerd door P.J.H. Cuypers die de toren liet verhogen en na de brand in 1922 is de restauratie uitgevoerd door ir. J.Th.J. Cuypers. In 1958 krijgt het interieur van de kerk haar huidige gedaante en verdwenen de zijaltaren van Maria en Antonius Abt. De kerk bezit een botreliek van St. Antonius Abt in een ovale zilveren houder met een brede, met bladmotieven versierde rand. Verder staat er in de voormalige doopkapel een eikenhouten beeld van de H. Antonius Abt met varken uit de 16e eeuw. Dit beeld is mogelijk afkomstig uit een kapel die in het nabijgelegen gehucht Schimmer heeft gestaan en in 1594 afgebrand is. De kerk heeft nog een tweede lindehouten beeld van Antonius Abt uit de 17e eeuw, oorspronkelijk afkomstig uit de schuurkerk en een verblijf in de Capucijnenkerk te Langeweg terug in Terheijden. Opvallend is een gebrandschilderd glas-in-loodraam van Charles Eyck met St. Antonius Abt met varken. Deze afbeelding komt ook voor in het gemeentewapen van Terheijden.
Bijzonder in de R.K. Kerk St. Antonius Abt is het door de in Terheijden geboren kunstschilder Petrus van Schendel (1806-1870) in 1853 aan de kerk geschonken schilderij: het “Nachtbezoek van de H. Paulus aan de H. Antonius”. Na de dood van zijn vader verhuist het gezin naar Breda. Van 1822 tot 1828 volgt hij onderwijs aan de Academie voor Schone Kunsten in Antwerpen. Petrus van Schendel keert in 1828 terug en verblijft afwisselend in Breda en in Amsterdam. Tussen 1858 en 1872 zal hij, samen met onder andere Jozef Israëls, Diederik Jamin en Philip Sadée, tot de best betaalde schilders van Nederland behoren. Hij verwerft in die periode ook nationale en internationale roem als fijnschilder van kaars- en lamplichttaferelen. Schilderijen met maan- en kaarslicht zijn een 17e eeuws genre dat in dan opnieuw tot grote bloei komt. Dit in zijn tijd zeer gewaardeerd genre beoefent hij zijn hele leven en schildert ontelbare markt- en straattaferelen bij avond en zijn productiviteit schijnt ongelooflijk te zijn geweest. Daarnaast vervaardigt hij ook landschappen, zeegezichten, binnenhuizen, portretten en religieuze historiestukken, bijna allemaal met lichteffecten. In België en Frankrijk wordt hij dan ook 'Monsieur Chandelle' genoemd. Zijn schilderijen worden in belangrijke Europese collecties opgenomen zoals in die van koning Willem II en koning Leopold I van België. Toch onderhoudt hij contact met Terheijden en met Breda, de stad waar hij zijn jeugd doorbrengt. Behalve een gevierd schilder is Petrus van Schendel ook een bekwaam werktuigkundige en uitvinder. Onder andere: de verbetering van de schoepen bij stoomvaartuigen om verspilling van energie te voorkomen en het schokken van de vaartuigen tegen te gaan en enkele uitvindingen ten behoeve van de droogmaking van het Haarlemmermeer, maar ook is hij de uitvinder van de “L'Hélice hydraulique pour irrigation”. Petrus van Schendel sterft op 28 december 1870 in Brussel.
We lopen naar rechts de Hoofdstraat in en zien hier meteen het Witte Kerkje, eigendom van de Protestantse Gemeente en gebouwd in 1809. Tot die datum is de huidige St. Antonius Abt in gebruik door de Hervormden en wordt dan teruggegeven aan de Rooms Katholieken. Het gebeurt bij Koninklijk besluit van koning Lodewijk Napoleon, die een geldbedrag van zeven duizend gulden ter beschikking stelt in de vorm van “rentegevende papieren” voor de bouw van een Protestantse kerk, een zogenaamde 'Waterstaatkerk'. De eerste steen wordt gelegd op 3 juli 1809 door de kinderen van dominee en mevrouw Telders en op 27 november van dat jaar wordt de kerk ingewijd door dominee Wessels met een leerrede over psalm 26 : 8a, "Heere ik heb lief de Wooninge uwes huises". Het gebouw is rijksmonument en is behalve als kerkgebouw ook gebruik als trouwlocatie. De kerkzaal is in de wijde omgeving bekend geworden vanwege de voortreffelijke akoestiek en er worden concerten gegeven.
De Hoofdstraat lopen we in en vinden hier nog een aantal monumenten. Zo is er het rijksmonument op nummer 6: een prachtig statig huis met koetshuis, waar naast notaris Leendert Deyts (1700), chirurgijn Johannes Baddé (1800) en een eeuw later de Rijksontvanger der Belastingen gewoond hebben. Nog een herenhuis met koetshuis staat op nummer 16: voormalig winkel, leerlooierij, zadelmakerij, drukkerij en boerderij. Hier heeft van 1883 tot 1913 Gerardus Loonen gewoond, leerlooier en burgemeester. Gezellig toeven is het in Café “De Zevende Hemel”, waar enkele generaties Diepstraten achter de tap hebben gestaan, waarvan de laatste bekend staat als “De Witte Kees”. Voor ons een goed moment om zo rond het middaguur hier even neer te strijken en een kopje cappuccino te nuttigen. Weer op weg slaan we bij de rotonde linksaf om door de wijk uit te komen bij de Munnikenhof waar we de bebouwing achter ons laten en het asfalt volgen richting Zegge- of Binnenpolder tot bij boerderij en manege “Zeggezicht” waar de route naar links gaat onder de Wagenbergse Baan, de N285, door. We komen nu in het gebeid dat op de topografische kaart staat vermeld met Munnikenhof. Monniken uit Middelburg zijn eigenaar van dit gebied geweest, waar turf is gestoken als brandstof. Maar uit de as van deze turf wordt ook zout gewassen om groente en vlees te pekelen om langer te kunnen bewaren. Voorbij een langgevelboerderij uit 1647 naderen we bij een scherpe bocht de Linie van de Munnikenhof.
Ze maakt deel uit van de verdedigingsgordel van linies en inundatiegebieden, die tezamen ooit de Zuid-Hollandse Waterlinie gevormd heeft. Deze linie is aangelegd in 1701 naar een ontwerp van de beroemde vestingbouwer Baron Menno van Coehoorn ter bescherming van Holland en bestaat uit een hoge wal met aan de oostzijde, waar de vijand werd verwacht, een brede gracht. Aan beide vleugels liggen lunetten, spievormig deel van het verdedigingswerk. De linie wordt tegenwoordig doorsneden door het Markkanaal. Het gebied is eigendom van Staatsbosbeheer. De linie is oorspronkelijk niet met bomen begroeid en vermoedelijk pas na de Belgische Opstand 1830) met eikenhakhout beplant.
In deze bocht zien we een poeltje en er staat een markering van de Spinola fietsroute. Onze wandelroute volgt het paadje langs dit poeltje en zo komen we op het pad dat de contouren van linie van de Munnikenhof volgt in de richting van het Markkanaal. Het in 1911 aangelegde Markkanaal doorsnijdt de linie van de Munnikenhof, die aan de overzijde doorloopt in de Spinolaschans. Aan het Markkanaal aangekomen zien we in zuidwestelijke richting de overblijfselen van deze schans uit de 80-jarige oorlog (1568-1648). De Spaanse opperbevelhebber Ambrosius Spinola vindt in de Hartelse Bergen een ideale plaats voor een legerkamp en een schans. Het is een strategische plek om de wegen van Breda naar het noorden en noordwesten, zowel te land als te water, te kunnen beheersen. In 1624 wordt Spinolaschans of Grote Schans aangelegd. Commandant Paul Baillon brengt in het aarden fort de helft van zijn troepen onder voor de belegering van Breda. Frederik Hendrik probeert in 1625 Breda te ontzetten, maar op 5 juni van dat jaar geeft Breda zich over aan de Spanjaarden. Twaalf jaar later behaalt Frederik Hendrik alsnog zijn overwinning op de Spanjaarden. In 1639 krijgt de Spinolaschans zijn huidige vorm met vier bolwerken en omgeven door een gracht. Vanwege de veranderde strategie neemt de waarde als verdedigingsschans langzamerhand af. Toch heeft de Spinolaschans tot na de Tweede Wereldoorlog als verdedigingswerk gediend.
Langs het Markkanaal gaat het oostwaarts tot aan de Ter Aalsterbrug, opnieuw een markant punt in de route. Hier zien we aan de overzijde van de brug het monument, dat geplaatst is naar aanleiding van de hevige strijd om het bezit van deze brug over het Markkanaal in de begindagen van november 1944. Hier mislukt in eerste instantie de oversteek van het Markkanaal, dat deel uitmaakt van de Mark-Dintellinie, door de Polen van de 1ste Poolse Pantserdivisie onder voering van Generaal Stanislaw Maczek met Engelsen en Amerikanen. De Duitsers bieden zware tegenstand. De tweede poging heeft echter wel succes. De Duitsers worden nu misleidt doordat in de vroege ochtenduren van 3 november 1944 vanaf de Spinolaschans bij de Hartel met tanks op Den Hout wordt geschoten en ook met andere voertuigen veel lawaai wordt gemaakt. De Duitsers reageren met zwaar artillerievuur op deze schijnaanval. Ondertussen worden bij de Ter Aalsterbrug de slapende Duitsers in hun loopgraven verrast. De Polen van het Bataljon Strzelcow Podhalanskick zijn in de duisternis met hun vouwboten zo stil mogelijk vanuit de bosrand naar het Markkanaal geslopen en hier overgestoken. Na een dag van hevige gevechten met meer dan 30 Poolse gesneuvelden, is er een bruggenhoofd in de vorm van een halve cirkel die tot enkele meters voorbij het voormalige Café “Het Kopske” reikt. De Duitsers bieden met artillerievuur tegenstand, maar de Polen houden stand totdat in de late middag de beloofde versterking uit Oosterhout arriveert. Het zijn de Schotten en de Prinses Irene Brigade, die via Tilburg, Dongen en Oosterhout komen en met hun artilleriebatterij vuursteun verlenen. Dan pas is het voor de Engelse 240 Field Company Royal Engineers mogelijk een Bailey brug te bouwen, zodat . de opmars van de Geallieerde troepen kan worden voortgezet.
Vanaf de Ter Aalsterbrug lopen we langs het voormalige Café “Het Kopske”, nu “Het Pannekoeckershuys”, over het Ruiterspoor richting Den Hout. Het is intussen gaan regenen. We kiezen op aanwijzing van Peter voor de afkorting achter de huizen langs naar de Hoge Akker 58. De wandeling zit erop en onder het genot van een stevige kop soep, sluiten we de middag af en maken de afspraak voor 7 februari. Dan is het de bedoeling om een wandeling vanuit Hilvarenbeek onder de wandelschoenen te nemen.
Charles Aerssens
31 januari 2007
Lange Afstand Wandelvereniging "VIA-VIA".
Gegenereerd op 31-01-2007 door C.P.J. Aerssens