[IMAGE]

Het is alweer december. De herinneringen aan het Ardennenweekend in de herfstvakantie zijn inmiddels vervaagd. Wat overblijft is het verslag onder het motto: “Gelukkig hebben we de foto’s nog”. Tijd om opnieuw op pad te gaan. Een enkel telefoontje van Charles en Peter is voldoende om inspiratie op te doen en met de topografische kaart in de hand een nieuwe wandeling uit te stippelen. Even rondmailen en een datum prikken. Woensdag 14 december blijkt een goed moment in de agenda van Peter, Jan Willem, Jan en Charles. Jammer dat Lorenz verstek moet laten gaan wegens een geplande afspraak. Volgende keer beter! Charles heeft in het gebied ten zuiden van Breda, net over de Nederlands-Belgische grens, aan de bovenloop van de Mark en het bosgebied ten zuiden van het Belgische Meerle een route uitgezocht van 19 kilometer.

Woensdag 14 december is de dag. De weersvoorspellingen zijn goed met toch wel een kansje op een paar regendruppels. Plaats van afspraak is de brug over de Mark tussen Galder en Strijbeek. Vertrektijd is 9.00 uur. Peter, Jan Willem en Charles hebben afgesproken te carpoolen. Charles is om 8.00 uur bij Peter in Den Hout, maar heeft onderweg uit de verkeersinformatie opgemaakt dat er verkeersopstoppingen zijn aan de zuidzijde van Breda. Als Jan Willem is opgehaald wordt voor een alternatieve route gezocht via Dorst, Bavel en Ulvenhout. Met maar een paar minuten vertraging bereiken we net buiten Strijbeek het afgesproken vertrekpunt. Jan is er al, wat zenuwachtig dat hij hier even alleen moet wachten. Gelukkig is dit slechts van korte duur. Als de wandelschoenen aan zijn, gaan we rond de klok van half tien op pad.

Een waterig zonnetje begeleidt ons op de eerst paar honderd meter naar Grenspaal 128.We volgen de Mark stroomopwaarts over de fietsroute. Even verderop geeft een groot bord aan dat met geld van de Europese Unie het natuurlijk karakter van dit laaglandriviertje zijn natuurlijke loop terugkrijgt in de ecologische hoofdstructuur van dit gebied. Het is in deze streek, in een weiland in het uiterste oostpunt van de Merksplas nabij het vennengebied Zwart Water in Turnhout, dat de Mark ontspringt om vervolgens door Hoogstraten en bij grenspaal 128 Nederland binnen te komen. Aan de Markweg, de doorgaande weg van Meersel-Dreef naar Strijbeek stuiten we op een stuw in de Mark met vistrap. Duidelijk een project van de Europese Unie. We lopen langs de achterzijde het Kapucijnenklooster. Dit klooster bepaalt het gezicht van Meersel-Dreef.

Na de dertigjarige oorlog (1618-1648), toen in de godsdienstoorlog tussen de katholieken en protestanten Frankrijk en Holland aan de ene kant en Spanje aan de andere kant tegenover elkaar stonden, werd op 30 januari 1648 de "Vrede van Munster" getekend. De stad en Baronie van Breda worden na dit akkoord aan de Hollanders gegeven die toen overwegend calvinist waren. De calvinisten hebben gezworen het katholicisme volledig uit te roeien. De kapucijnen, in 1637 verdreven uit Breda, bleven als missionarissen werken in deze streek. Begin van 1686 wordt in Meersel, gelegen op de grens, een hulppost voor de katholieken op te richten om de katholieken uit Chaam, Rijsbergen, Ulicoten, Ulvenhout, Breda te bedienen. Door de toen machtige heer Jan de Wyse en een schenking van Gravin Maria Gabriëlla de Lalaing, echtgenote van de Rijngraaf van Salm en Graaf van Hoogstraten kunnen de kapucijnen een klooster stichten.

In 1687 bouwen de Minderbroeders Kapucijnen er op de oever van de Mark hun voorlopige verblijfplaats: het schuurtje met drie celletjes en de nodige ruimte om te bidden en te werken en nemen hun intrek in de "Blauwe Hoeve". Op 25 juni 1687 wordt de eerste steen gelegd voor het definitieve klooster. Eenmaal de bouw voltrokken nemen zeven paters en vijf broeders hun intrek in het nieuwe klooster. De kerk wordt ingezegend in 1690. Na verdreven te zijn in 1797 door de Franse Revolutie nemen de Trappisten het klooster over van 1838 tot 1846. Zij vertrekken dan naar Achel. Op verzoek van de plaatselijke bevolking wordt het klooster overgenomen door de Zonen van St. Franciscus. In 1865 worden de Kapucijnen weer verwelkomd en sinds 1968 is het een Kapelanij geworden voor Meersel-Dreef. In de loop der jaren is er veel verbouwd en aangepast. Zoals het er nu bijstaat, is het grotendeels aan het eind van de 19e en begin van de 20ste eeuw gebouwd. De kerk is een typisch Kapucijnerkerk en functioneert als parochiekerk voor Meersel-Dreef. De parochie wordt geleid door de nog aanwezige paters en broeders Kapucijnen.

© L.A.W.V.VIA-VIA

Tegenover de Kapucijnenkerk vinden we het Mariapark "Onze Lieve Vrouw van Meersel-Dreef", een gekend bedevaartsoord in België en Nederland. Dit Mariapark, ook wel Genadedal genoemd, is reeds ontstaan vanaf de oprichting van het klooster en is een park met volksdevoties. Ene pater Jan Baptist Rutten van Meerle vertrekt rond 1890 naar de missie van Pakistan en belooft een Mariagrot te stichten als hij heelhuids terugkomt. Dit gebeurt en de Mariagrot wordt opgericht en ingewijd op 20 oktober 1895 door de bisschop van Lahore. Verder is er een volledige kruisweg met 14 staties die eindigt op de Calvarieberg. Sinds 1999 staat er ook een bronzen beeld van de kapucijnerpater Pio, 16 juni 2002 door Paus Johannes-Paulus II heilig verklaard.

We vervolgen onze wandeling langs de meanderende Mark tot we aan de rechterkant, aan een aftakking van het riviertje, enigszins verscholen de watermolen zien liggen. Wanneer deze oorspronkelijk waterradmolen in de Markloop is gebouwd, is niet precies bekend, maar de geschiedenis gaat terug tot in de 14e eeuw. Na veel vernielingen door oorlogen en branden komt de molen in 1845 in bezit van Josephus Rommens en zijn opvolgers. De huidige molen is bij de laatste brand in 1910 verwoest en in 1911 herbouwd waarbij gelijktijdig een, voor die tijd, super moderne turbine installatie is geplaatst. Er zijn 2 turbines die tezamen ongeveer 60 pk kunnen leveren. Tot 1992 is de watermolen operationeel geweest als graanmolen. Hierna trad een verwaarlozing van de molen in totdat in 1998 Hans Snel en Ans Groot de molen hebben gekocht en gerestaureerd. De helft is tot woning verbouwd. De watermolen is een industrieel monument en maalt weer graan op een van de drie molenstenen.

Hier vinden we aan de oever van de Mark een informatiebord van het Grenslandschap Taxandrië, een project van Nederlandse en Belgische overheden en instanties om grensoverschrijdende natuurgerichte recreatie te stimuleren. Het afwisselende, glooiende landschap met bossen, heide en veengebieden, vennen en beekdalen leent zich uitstekend voor verrassende wandelingen, fietstochten en spannende kanotochten door het groen. In dit gebied ontleent het Markdal zijn identiteit aan de vele kleine beken, die er ontspringen en allemaal naar de Mark stromen. Het zijn het Merkske, de Heerlese Loop, de Leiloop, de Wouwer Loop en nog enkele kleine waterlopen. In deze beekdalen zijn zeer waardevolle, kwetsbare natuurgebieden. Het overwegend agrarische open landschap ademt rust en landelijkheid uit. Het oorspronkelijk grillige traject van het rivierdal, door ruilverkaveling rechtgetrokken, met hier en daar nog een oude meander, wordt teruggebracht in oude staat en heeft weer bestemming gekregen als viswater. Het visbestand heeft zich inmiddels op spectaculaire wijze hersteld ondanks nog altijd dreigende, incidentele vervuilingen.

Wij lopen zuidwaarts om bij een stuw op de andere oever onze route te vervolgen. De stuw wordt gecontroleerd, maar de vrouw die daarmee bezig is, snapt niets van onze belangstelling en vriendelijkheid om wat meer te weten te komen over haar werkzaamheden. Ze gaat onverstoord door en laat ons in onwetendheid achter. Het verharde pad volgt de kronkel van een afgedamde meander. Nog even een gekanaliseerd stuk tot de volgende brug. Hier verlaten we de Mark en nemen de Zandbergsestraat naar rechts. Bij de eerste boerderij naar links. Hier is het gehucht Boskant met typisch oude Kempische boerderijen met grote varkensstallen en hun indringende naar ammoniak ruikende mestgeur. We lopen door tot de Meerlese Baan en zijn in Ipenrooi, opnieuw zo’n langgerekt Kempisch gehucht. Even naar links en dan rechts de Meerleseweg op met genummerde betonplaten. Op het Paterspad slaan we rechtsaf en komen langs een omheinde visvijver. De kruising geeft aan dat we op de Meerse Weg zijn. Wat een verwarring. Het lijkt wel of hier ieder achterafweggetje Meerleseweg, Meerlese Baan of iets dergelijks heet. We gaan naar links in noordoostelijke richting en nemen de eerste gelegenheid naar rechts. We laten hier het asfalt achter ons en lopen door tot aan de bosrand. In de hoop bij het optrekje aan de rand van het bos een geschikt en beschut pauzeplekje te vinden, komen we bedrogen uit. We kunnen ons slechts in de berm installeren om even de benen te strekken en ons brood te verorberen.

Als we na deze rustpauze opbreken en verder lopen door het Zwartven, staan we plotsklaps voor een slagboom en worden we gedwongen een andere route te kiezen. We bestuderen de topografische kaart en besluiten rechtsom te gaan. De eerste weg naar links brengt ons naar Mariaveld, waar we doorlopen tot aan de Bredase Weg. We passeren een oude gerestaureerde en monumentale hofstede. We steken de drukke doorgaande weg van Hoogstraten naar Meerle over en komen aan de zuidelijke rand van de Smisselbergen, een uitgestrekt boscomplex tussen Meerle en Minderhout.

Smisselbergen vormt een ecologisch waardevol gebied. Het omvat het grootste boscomplex van Hoogstraten, dat bestaat uit oude, gemengde en relatief open bestanden. Het hoofdaandeel is evenwel naaldhout. Het bos wordt vrij intensief gebruikt voor houtwinning en jacht. Op de ontgonnen stukken komt er weer heide voor terug. In het zuidelijk gedeelte van het bos, ter hoogte van het kasteel, is het landschap historisch en landschappelijk waardevol en rijk aan fauna. Het boscomplex is relatief recent bebost. In de loop van de 19e eeuw verdwijnt de heide stelselmatig uit het landschapsbeeld van de Noorderkempen. Van overheidswege moesten immers alle ‘woeste gronden’ gecultiveerd worden. Door betere technieken en efficiëntere bemesting wordt een deel van de heide in landbouwgrond omgezet. Op andere plekken worden op grote schaal naaldbomen aangeplant.

© L.A.W.V.VIA-VIA

Een groot hekwerk dwingt ons een omtrekkende beweging te maken. Het bosgebied is hier voor ons niet toegankelijk. We komen op het asfalt van Heerle en lopen oostwaarts. Van de weg hebben we nauwelijks zicht op het kasteel van het Domein Heerle's Hof. We passeren de kruising van Heerle met Blauwbossen en staan even verderop linksaf een laantje in net op de kruising met Habelaar. Hier gaat een fietsroute naar het Gouverneursbos. We komen uit bij het kapelletje aan de Paddengracht. Dit kapelletje is gewijd aan het H. Hart en staat op de uiterste oosthoek van Domein Heerle’s Hof. We lopen naar links over de Paddengracht, waar we naar een paar honderd meter door het hekwerk van Domein Heerle’s Hof gedwongen worden het pad naar rechts te volgen voorbij een grote boerderij. Een bord geeft aan dat we geen doorgang hebben. Maar ons blijft niets anders over dan toch de route voort te zetten. Als we voorbij de slagboom opnieuw het asfalt onder onze voeten krijgen, worden we min of meer gedwongen rechtsaf te gaan. We bestuderen de topografische kaart nog eens goed en besluiten langs het maïsveld naar links over een nog onduidelijk pad de bossen van de Smisselbergen in te lopen. We veronderstellen hier op dit tijdstip niemand tegen te komen. We lopen door tot de eerste viersprong en gaan naar rechts en houden onmiddellijk links aan. We zien dat het bos hier duidelijk geleden heeft onder de zware natte sneeuwlast van begin december 2005. De kruinen van een groot aantal naaldbomen is onder de zware last bezweken.

We vervolgen het pad en staan plotseling voor een hekwerk. Gelukkig houdt dit hekwerk juist op deze plek op en kunnen we via een droge sloot op het asfalt van de Lage Rooy komen. We volgen de Lage Rooy naar links. De barelen van de bospercelen geven aan dat we nu in het noordelijk deel van de Smisselbergen in het Domein Den Rooy zijn. Midden in deze oase van rust ligt het in 1863 gebouwde “kasteel”. Deze villa en het landgoed waren tot voor een aantal jaren in bezit van de Gentse industrieel Voortman. In juni 1990 stond dit landgoed in internationale belangstelling, toen hier bij toeval IRA-terroristen werden ontdekt, die betrokken bleken te zijn bij verschillende aanslagen op Britse militairen in Duitsland en verantwoordelijk bleken voor de moord op 4 Australische toeristen in Roermond. De villa is in 1998 volledig gerenoveerd en nu in gebruik is conferentieoord.

De Lage Rooy brengt ons in noordwestelijke richting over de Heerlese Loop naar de eerste huizen ven Meerle. De Heerlese Loop heeft hier stroomopwaarts aan de noordzijde van de Smisselbergen een verbindend en vormt nog steeds een groen, drassig lint. Maar de waterloop en perceelsstructuur zijn nog duidelijk herkenbaar. De beboste oevers van Heerlese Loop en het boscomplex zijn nog relatief gaaf. De randen zijn hier in de buurt van Meerle wat aangetast door ruilverkaveling en verstoord door serres en andere tuinbouwconstructies. Zo komen we op de Ulicotenseweg en lopen richting centrum Meerle, het meest noordelijke dorp van België gelegen in de Noorderkempen.

Als je in het centrum van Meerle bent, zie je direct dat deze deelgemeente van de Hoogstraten, een zekere 'alure' heeft. Dit is zeker te danken aan twee invloedrijke machten die gedurende eeuwen zeggenschap over Meerle hebben gehad, de ene op geestelijk, de andere op wereldlijk vlak. Het is de stichteres van het Stift van Thorn, Hildegondis, gravin van het land van Strijen, die reeds in de 10e eeuw grondrechten heeft over Baarle, waartoe Meerle ook behoort. Het Stift van Thorn behoudt deze rechten tot aan de Franse Revolutie. Maar het Stift van Thorn heeft ook het patroonsrecht en het persoonsrecht over Meerle, waardoor het als het ware meester en eigenares is van de parochie Meerle. De pastoor is een soort plaatsvervanger van de abdij. De kerk die stamt uit het einde 1100. Het Stift int er tiendenrechten en moet zorg dragen voor het onderhoud van de altaren in de kerk en het hoogkoor. Het draagt zo bij aan een prachtige kerk, een mooie tiendenklok en een adellijke glans over de gemeente.

© L.A.W.V.VIA-VIA

Op wereldlijk vlak hoorde Meerle reeds in de 13e eeuw tot het Land van Hoogstraten onder de familie Gemmenich, van Cuyck, van Borselen, Culemborg en De Lalaing. In 1518 wordt Meerle opgenomen in het Graafschap Hoogstraten onder de machtige Graaf Antoon I De Lalaing. Deze periode is een bloeiende tijd voor heel de streek. De tachtigjarige oorlog, waarin ook Meerle betrokken wordt, is een moeilijke tijd. In 1740 wordt het Graafschap Hoogstraten, onder de prinsen van Salm-Salm, verheven tot het Hertogdom Hoogstraten. Ook Meerle maakt hier deel van uit en wordt bij de Franse Revolutie een gewone gemeente. De wereldlijke macht van de Graven van Hoogstraten heeft een stempel gedrukt op Meerle. De graven waren immers bevoegd om samen met de parochianen, de koster-schoolmeester aan te stellen, die in die dagen als de meest wijze man van heel de gemeente wordt gezien.

Een centrale plaats in het centrum van Meerle neemt de kerk in, toegewijd aan de goddelijke Heiland, St. Salvator. Wanneer de kerk en de parochie van Meerle tot stand zijn gekomen is niet met zekerheid te zeggen, maar de St. Salvatorkerk is een van de oudste kerken uit de streek. Er is al sprake van een kerk aan het einde van 1100. Tot in 1261 bezat de abdij van Thorn het patroonsrecht van de kerk van Meerle. In 1261 verkreeg zij ook het pastoorschap. De basis van de kerktoren is Romaans, vermoedelijk uit de 13de eeuw. De kerk heeft alle stadia van de gotiek bewaard: delen van de toren zijn vroeggotische, evenals het schip en twee kleine zijkapellen. Het koor en de zijbeuken dateren uit de 16de eeuw en stammen de laatgotische periode. En Graaf Antoon de Lalaing steunde de vernieuwing van het koor en de dwarsbeuk in laatgotische stijl. Een sluitsteen met zijn wapenschild bevestigen zijn invloed. Het eigenaardige Spaanse torentje diende vroeger als 'kom' van de archieven. Na verwoesting in 1604 wordt ze in de loop van de 17e en 18e eeuw geleidelijk hersteld en opnieuw ingericht met waardevolle altaren, lambriseringen en ander meubilair. In het rijke interieur vinden we een uitgebreide collectie 17e en 18e eeuwse kunstwerken waaronder twee schilderijen die gewijd zijn aan de verering van O.L.V. van Meerle. Na een restauratie van de buitenzijde van de kerk, die enkele jaren geleden is afgerond, vormt dit juweeltje van een kerk in het idyllische dorpscentrum van Meerle weer een pronkstuk en roept het bij elke voorbijganger een gevoel voor gotische schoonheid op. In 2000 nog is er een uitgebreid onderzoek uitgevoerd in de kerk naar architectuur, meubilair, muurdecoratie en beelden. Voor de restauratie van het interieur loopt bij het stadsbestuur een subsidieaanvraag. Rondom de kerk staat een kerkhofmuur die dringend aan herstel toe is.

Aan dit plein met de St. Salvatorkerk vinden we ook het oude Raadhuis, gebouwd tussen 1914 en 1927 door Jules Taeymans (1872-1944) architect en provinciaal bouwmeester van 1903 tot 1937. Hij en zijn vader hebben een belangrijke bijdrage geleverd aan de ontwikkeling van de architectuur in de Kempen. Een groot aantal bouwwerken en gebouwen zijn van hun hand. Dit plein is een ideale plek om gezeten op een van de vele bankjes even te verpozen de landelijke sfeer van de Noorderkempen te proeven. Van hier kiezen we in noordoostelijke richting de Chaamseweg, waar we voorbij de sportterreinen in het gehucht Elsakker komen. De Elsacker is een van de vele gehuchten van het middeleeuwse Meerle die al vermeld worden in een document uit 1619 dat een afschrift zou zijn van een origineel uit 1256. Het gehucht Elsacker, nu foutief Elsakker genoemd, heeft zijn naam gekregen van het Germaanse “aliso” (els) en “akra” (akker). Het zou dus een akker omringd door elzebomen geweest moeten zijn. Deze elzebomen zijn echter in de loop der tijd verdwenen. Hier staat aan de Chaamse Weg 38 nog een statige herenhuis dat onder de naam Kasteel Elsacker bekend is, vernoemd naar een heus kasteel dat er vroeger heeft gestaan en waarin de rentmeesters "Van den Elsacker" voor de abdij van Thorn woonden. Al in 1588 woont hier Rentmeester Wouter van Elsacker, die voor het beheer van de bezittingen van de Stift van Thorn en het innen van de tienden door de abdij voor deze streek is aangesteld. In Meerle is dit huis ook bekend als Villa Lauwers-Dupret, die vorige eeuw toebehoord heeft aan Generaal-Majoor William Lauwers (1856-1924), gehuwd met Jeanne Dupret. Het familiegraf is bij de St. Salvator. Nu heeft het pand duidelijk de glorie van weleer verloren.

Tegenover deze voormalige Villa Lauwers-Dupret verlaten we de Chaamseweg en slaan het natuurgebied Domeinbos de Elzakker in. Aan de slagboom met infobord gekomen, zien we dat we hier op onze wandeling het Monseigneur Eestermans Pad volgen. Fabianus Antonius Eestermans is een voorname Meerlenaar die in 1905 tot bisschop werd gewijd. Het traject is naar hem vernoemd. Dit het bosrijke gebied van het domeinbos de Elzakker bestond in de 18e eeuw bijna volledig uit heide. Maar hier is nagenoeg niets van overgebleven. Het bosgebied heeft een voedselarme, vochtige tot droge, zure grond. Typisch voor de Kempen is de aanwezigheid van de gagel, die elders in België zeer zeldzaam is, maar die je tijdens het wandelen vanaf het wandelpad kan bewonderen. Opvallend bij een bezoek aan het bos is de grote verscheidenheid aan vogels. Onder de zoogdieren komen behalve konijnen en hazen ook reeën, bunzings, egels en verschillende soorten muizen voor. Verder vind je er kikkers, padden en speciale soorten salamanders. Een deel van het bos is niet toegankelijk voor het publiek en fungeert voornamelijk als rustgebied voor het wild. Wij volgen de lange brede laan in noordelijke richting, passeren een kapelletje en bereiken na 2 kilometer het meest noordelijke punt van het domeinbos dat in het noorden grenst aan Nederland. Hier hebben we zicht op het dal van de Strijbeekse Beek en het in Nederland liggende gebied Goudberg met Patersmoer. We volgen het zandpad naar links en staan even verderop aan de doorgaande weg van Strijbeek naar Meerle. Bij grenspaal 217 steken we de Strijbeekse Beek over en zijn in Nederland.

We zijn nu in het gehucht Strijbeek, dat uit slechts enkele huizen en een café bestaat. Het gehucht Strijbeek ligt aan de rand van de Strijbeekse Heide en aan de Belgische grens. Strijbeek ontleent zijn naam waarschijnlijk aan de nabijgelegen Strijbeekse Beek. Het is echter niet bekend hoe deze beek aan zijn naam is gekomen. In 1744 meende men dat deze beek de zuidgrens vormde van het Gouw Strijen, maar ook de aanduiding "strij" dat "stromend water" of "strijd" betekent, behoort tot de mogelijkheden. Strijbeek kende reeds duizenden jaren geleden een min of meer permanente bewoning. Dit bewijst de vondst van een urnenveldje, dat tijdens ontginningswerkzaamheden in 1937 werd blootgelegd. Het toont aan dat reeds in de 5e eeuw voor onze jaartelling mensen op dit hooggelegen terrein hebben gewoond. Maar ook de vondst in 1979 van een fragment van een prachtig bewerkte schaaf van tussen de 100.000 en 40.000 jaar oud. Het huidige Strijbeek is vermoedelijk in de 13e eeuw ontstaan door ontginning van bos op de hogere terreingedeelten langs de nabijgelegen Strijbeekse Beek.

Als typische beekdalnederzetting werd het gesticht aan de Goudbergseweg, een onderdeel van een eeuwenoude heerbaan, welke uitkwam op de belangrijke verbindingsweg Hoogstraten-Breda. Ondanks de gunstige ligging is Strijbeek echter nooit uitgegroeid tot een groot dorp, hoewel het aantal inwoners in vroeger eeuwen groter was dan tegenwoordig.

Op slechts 100 meter van de Belgische grens komen we voorbij de St. Hubertuskapel. Dit kapelletje werd gebouwd voor de gelovigen die te ver van een parochiekerk woonden. De historie gaat terug tot het jaar 1518. De vorige kapel was aanzienlijk groter, namelijk 22 meter lang en 15 meter hoog. Waarom in Strijbeek destijds zo'n omvangrijk godshuis werd gebouwd is waarschijnlijk te herleiden tot het toenmalige - in vergelijking met omliggende dorpen - grote aantal inwoners. De Heilige Hubertus, de eerste bisschop van Luik, is tot op heden de patroon van de jagers. Na een leegstand van meer dan een eeuw (door de in beslagname van de prins van Oranje) bleken de onderhoudskosten zo hoog geworden, dat in 1872 werd besloten de kapel af te breken. Van de oude stenen werd het huidige kapelletje opgebouwd, waarna het in 1979 nog eens is gerestaureerd. In datzelfde jaar werd op St. Hubertusdag, 3 november, het inmiddels uit de nis boven de ingang verdwenen Hubertusbeeld vervangen door een ander beeld, beschut tegen waar en wind door plexiglas.

© L.A.W.V.VIA-VIA

Op de Strijbeekse Weg bij nr. 58 gaan we linksaf. Voorbij de laatste huizen met kassen komen we in het open gebied van de Markvallei. We bereiken de Markweg en bezoeken het St. Isidoruskapelletje dat onlangs hier geplaatst is. Sint Isidorurs is de patroon van de Landbouwers, afkomstig uit de omgeving van Madrid en in 1622 heilig verklaard door Paus Gregorius XV. Dit veldkapelletje is hier ter afronding van het project: Inrichting van het zuidelijk Markdal fase II gerealiseerd en ingezegend op 25 april 2005. Van hier ligt Grenspaal 218, waar we de wandelroute begonnen zijn onder handbereik, maar wel aan de Belgische zijde van de Mark. Tussen weilanden en akkerland komen we aan de Markweg en de brug over de Mark, waar de auto’s geparkeerd staan. De wandeling zit erop!!

Voor we terug naar huis rijden, hebben we nog even tijd om gezellig na te genieten in Café-restaurant Meerlust in Meersel-Dreef. Voor Jan Willem een thuiswedstrijd, bij je schoonzoon een pilsje drinken is nooit weg. Rond 16.00 uur breken we op en kiezen voor de snelste weg naar huis. Nu geen files meer zoals vanmorgen. Jan gaat met eigenvervoer naar Etten-Leur en Charles brengt Peter en Jan Willem terug naar de thuisbasis in Den Hout. Het was opnieuw een geweldige wandeldag.

Charles Aerssens
29 december 2005



Lange Afstand Wandelvereniging "VIA-VIA".

Gegenereerd op 29-12-2005 door C.P.J. Aerssens