Na de laatste verregende wandeldag zijn we weer toe aan een nieuwe uitdaging. Eén mailtje is voldoende om voor donderdag 30 maart 2005 vier wandelfanaten te mobiliseren om in de omgeving van Rijsbergen en Effen op stap te gaan. Jan, Peter, Jan-Willem en Charles zullen de wandelschoenen onderbinden. Charles heeft de Hellegat Route uitgezocht. Deze wandelroute ontleent zijn naam aan het gebied Het Hellegat. We wandelen door een landschap van beschermde natuurgebieden en door de plaatsen Rijsbergen en Effen. Het polderlandschap wordt hier verlevendigd door het beweeglijke water van vele oude vaarten en waterlopen die het gebied doorsnijden. De totale lengte van de wandelroute is ongeveer 25 km. Voor Peter zal dit een bezwaar kunnen opleveren omdat hij na zijn knieoperatie in october voor de eerste keer op een langere wandeling van de partij kan zijn. Gelukkig biedt de route mogelijkheden genoeg om stukken af te snijden.
Charles meldt zich om 8.15 uur bij Peter in Oosterhout. Jan-Willem wordt opgehaald en via Teteringen en de zuidelijke rondweg om Breda nemen we de afslag Rijsbergen. Even is er onduidelijkheid met de wegomlegging. Maar het blijkt dat we bij het stoplicht al de nieuwe afslag kunnen gebruiken. En zo staan we klokslag 9.00 uur op de parkeerplaats naast de R.K. kerk in Effen. Jan meldt zich binnen 2 minuten. We zouden immers zeer teleurgesteld zijn als hij te laat was gearriveerd. Hij immers speelt een thuiswedstrijd. De route loopt in zijn “achtertuin”. Een informatiebord waarop het verloop van de route is aangegeven, maakt duidelijk dat hier een van de twee officiële startpunten is. De route is gemarkeerd met wit-gele signalering en loopt tegen de klok in. Vol goede moed gaan we op pad onder een schraal zonnetje en een aangename wandeltemperatuur van 12 graden.
We vertrekken bij de kerk van Effen. Effen ligt in het oude Princenhage, vlak onder Breda in een gebied dat in 1942 door de grote buur werd geannexeerd. Al in 1296 wordt ene Hendrik vermeld die er vandaan komt en in 1310 gaan mensen uit Effen over de Kerkdijk naar de mis in Princenhage. De naam Effen is moeilijk te verklaren. Mogelijk schuilt er een boomnaam in. De vroege bewoners van Effen bouwden hun haardsteden op de linkeroever van de Aa of Weerijs, tussen een aantal oude en jongere wegen die min of meer evenwijdig aan dit riviertje lopen. De hogesnelheidslijn gaat er straks zijn spoor trekken en ook, met zes banen, de nieuwe A16. Vlak voor de oorlog werd de Moeder Gods parochie Effen gesticht door de eerste pastoor Antonius Anssems. De bouw van de kerk in Effen in 1938 was een sociale aangelegenheid bij uitstek. Drie boerenfamilies stelden onder lichte drang van de pastoor gratis een stuk grond ter beschikking en boeren uit de buurt reden af en aan met karren vol zand en stenen. Tegelijk met de Effense kerk werd een parochieschool gebouwd. Hoewel de school officieel gemengd was, werden jongens en meisjes tot 1953 op het schoolplein en zelfs in de gang van de school gescheiden door een muurtje.
We steken de altijd drukke onder Napoleon aangelegde kaarsrechte Rijsbergse weg over. We lopen even naar links en vervolgens rechts de Hilbergesedreef in, die naar rechts afbuigt en overgaat in de Mastdreef. We steken de Turfvaart over en volgen de markering naar rechts over de Raamschoorse weg. We komen voorbij een oude monumentale boerderij Moervliet aan de Raamschoorseweg 30. Waarschijnlijk is deze hoeve de oudste
boerenwoning in Princenhage. De oprijlaan van rode beuken er tegenover verbindt de hoeve met het dorp Effen. Maar de brug over de Turfvaart is hier verdwenen en daarmee ook de doorgaande verbinding. De muurankers in de gevel van hoeve Moervliet bevestigen de ouderdom van deze boerderij van het Brabantse langgeveltype. Zij dragen het jaartal: 1685. Opvallend is de voordeur in de topgevel.
De route gaat naar links tot op de Rithse weg. Hier even naar links en meteen naar rechts voor de boerderij en het zandpad volgen. We zij hier in het buurtschap de Rith. De naam De Rith is afgeleid van 'rijt', waarmee in de Middeleeuwen de oorsprong van een beekje wordt bedoeld. Het landschap bestaat uit dekzandruggen van Lies, De Rith en Effen. Na de Tweede Wereldoorlog zijn de boeren in het landbouwgebied van De Rith van gemengd bedrijf overgegaan op tuinbouw. Toch roept de glastuinbouwontwikkelingen in het waardevolle gebied de Rith veel verzet op waar in het Streekplan een landschapsecologische zone is aangewezen. Om het belang van dit cultuurhistorisch zeer waardevolle landschap te onderstrepen is het dringend nodig om het gebied met spoed planologisch te beschermen, om te voorkomen dat de meest cruciale plekken van het gebied dichtslibben.
Gelukkig is het uitzicht nog wijds en zo zien we over de met wit plastic bedekte velden een eenzame haas vertwijfeld een goed heenkomen zoeken. In oostelijke richting zien we tussen de bossages Huize Hazard liggen. Als we de bijloop en ijzerloop zijn overgestoken bereiken we de huizen van Lies. Het gehucht Lies heeft ooit op 'anderhalf-uur-gaans' ten zuidwesten van Princenhage gelegen. Het nabijgelegen Liesbos heeft zijn naam aan dit gehucht te danken. Op een oorkonde uit 1308 wordt het als 'd'Bosse van Lies' aangeduid. Het Liesbos is een van de oudste boswachterijen van Staatsbosbeheer. Van oudsher was het in bezit van de heren van Breda en de oppervlakte en begrenzing zijn vrijwel ongewijzigd gebleven. De huidige vakindeling van het Liesbos, de grote brede dreven en zelfs de namen van die dreven zijn op eeuwenoude kaarten al terug te vinden.
De geel-witte routemarkering laat ons linksaf slaan de Spundelse Baan op. Na bijna een kilometer de Rithse straat in. Opvallend is de boerderij aan Rithsestraat 306. Die behoort tot het Brabantse langgeveltype, met een schuur van het Vlaamse type. De ramen hebben een roedenverdeling, het stalgedeelte is gedekt met blauwe pannen. Op een ingemetselde koperen plaat bij de voordeur staat dat Maria Catharina van Dijk hier de eerste steen legde op 26 augustus 1851. Het stalgedeelte is wat jonger. Net voorbij de bebouwing van het gehucht Vuchtschoot rechtsaf de Vuchtschootse Weg in. De route voert door het bouwluststraatje naar de Moerdijkse Postbaan. Linksaf bij het tuindercomplex en na goed een kilometer opnieuw langs een tuiderscomplex rechtsaf de verharding volgend komen we aan de T-splitsing met de Hellegatweg. Even verderop naar rechts de hoge Bremweg. Hier is een natuurgebied van Staatsbosbeheer. Aangekomen bij de T-splitsing met de Zandspui kiezen we deze weg in westelijke richting tot de afslag naar rechts, de Hoge Vaartkant. Hier zoeken een fazanten paartje een goed heenkomen als wij hun rust verstoren. Als we voorbij het pompeuze optrekje van een rietdekkersbedrijf voorbij gelopen zijn, steken we naar links door tussen de weilanden naar de Vossenbergse Vaart.
Dit gebied ten zuiden van Etten-Leur behoorde zo'n achthonderd tot duizend jaar geleden tot een groot 'hoog' veengebied. De naam Etten-Leur is ook afgeleid van de turf die hier gestoken werd. 'Etten' betekent 'laten afgrazen, het recht van beweiden', en 'Leur' heeft mogelijk te maken met het Oudnederlandse 'loor of lore', dat 'slechte of lichte turf' betekent. De Vlamingen zijn destijds begonnen met de exploitatie van de turfwinning. De plaatselijke bevolking heeft dit later overgenomen. Om al die turf naar de afnemers te vervoeren, werden heel wat kanalen of vaarten gegraven. Op kleine platte schuiten werd de turf naar een overslagplaats (hoofd) gebracht. Zo'n overslag was Leur, waar vanuit het zuiden de Vossenbergse Vaart en het Schuitvaartje (jaagpad) op De Vaartkant samenkwamen. Van hieruit ging men met de kleine platte trekschuitjes verder naar het Lichttorenhoofd, de losplaats voor alle aangevoerde turf uit het zuiden. Het Lichttorenhoofd was oorspronkelijk het havenhoofd tussen de Zoute Vaart en de Verse Vaart, respectievelijk de huidige Brandse Vaart en Turfvaart. Aan het eind van de 19e eeuw en begin van de vorige eeuw zijn deze vaarten buiten gebruik geraakt.
Deze restanten van de Vossenbergse Vaart volgen we langs glastuinders, steken de Rijsbergse Weg over en komen naar goed een kilometer aan de Zundertse Weg. Naar het zuiden toe hebben we zicht op het nu ontgonnen heidegebied van de Klappenberg. Op 27 juni 1909 kwamen hier tienduizenden mensen naar deze grote heide om een wonder te aanschouwen. Het was de Leurse suikerfabrikant S.C.J. Heerma van Voss, die het 40-jarig bestaan van zijn fabriek groots wilde vieren en financierde daarvoor het eerste opstijgen van een vliegtuig in ons land. Ter herinnering aan deze eerste vlucht staat sinds1935 op de kruising Ettense Weg en Naaldstraat een obelisk. Op de Zundertse Weg even richting Etten-Leur en vervolgens naar links de wit-gele markering volgend bereiken we het gebied dat op de kaart wordt aangeduid met polder Koekoek, een klein natuurgebied ten zuiden van Etten-Leur. Hier staan we meteen voor de ingang van buitenverblijf de Koekoek. Sinds 1995 wordt hier jaarlijks een driedaagse kunstmanifestatie georganiseerd op de Koekoek. Op de 2 hectare bos en hei tonen kunstenaars hun werk, dat van zeer diverse aard is. Van grote installaties tot werk van bescheiden proporties, in allerlei materialen, figuratief en abstract, en zeer verschillend van prijs ook. Op enkele uitzonderingen na zijn alle kunstwerken te koop.
Verschillende musici, professionals en goede amateurs, zorgen bovendien voor een feestelijke sfeer.
Via de polder Koekoek bereiken we het meest westelijk gelegen punt van deze wandeling. Net voor we naar het zuiden afbuigen, nemen we de tijd voor een middagpauze. Het is heerlijk rusten op een bankje gezeten in het schrale lentezonnetje. Als we weer op pad gaan komen we na het oversteken van de oude turfvaart aan de Muizenstraat. Hier gaan we een paar honderd meter naar links en slaan vervolgens de Menmoerheidedreef in. Aan het einde hiervan staat een soort boswachtershuisje, waar een gedenkplaat in de muur is ingemetseld. Anna Maria Christiana heeft hier in 1878 enige ontginningen gedaan, maar het gebied heet nog steeds Wildert. We komen op een brede zandweg, die de noordelijke afsluiting vormt van het natuurgebied De Pannehoef. Vanhier hebben we zicht op het Padvinersven.
De Pannenhoef is een natuurreservaat van Brabants Landschap. Het omvat veel cultuurgrond, maar ook bos, heide en moeras. Vanaf 1800 werden de onafzienbare heidevelden geleidelijk ontgonnen tot cultuurland en bos. Van 1900 tot 1940 verhevigde de ontginningsintensiteit. Voor1935 stond er bijna alleen maar grove den, die vooral aangeplant werd voor de mijnhoutproductie. In het kader van de werkverschaffing werden de vennen en overige lage delen dichtgegooid met zand. Door het verbreden en verdiepen van het beekje de Bijloop werd het gebied ontwaterd. Toen het Brabants landschap het landgoed in 1970 kon verwerven, was nog maar circa 100 ha woeste grond over. Door geleidelijk aan landbouwgronden uit de pacht te nemen, konden vanaf 1995 verscheidene verdwenen vennen opnieuw uitgegraven worden, zoals de Lokker, de Flesch en de Bak. Vele zeldzame planten keerden weer uit de ondergrondse zaadbank terug: blauwe knoop, teer guichelheil, moerashertshooi en pilvaren zijn slechts enkele voorbeelden.
We komen op de Zundertse Weg en vervolgen onze wandeling zuidwaarts. Zo bereiken we de kruising met het Schuitvaartjaagpad en de Ettense Baan. Het huidige Schuitvaartjaagpad is nu een beschermd natuurgebied van 15 ha naaldbos, eik en berk. Niets laat ons nog zien dat hier de volgeladen turfschuiten langs gingen. De rijkste schippers hadden een paard om de turfschuit te trekken. Degenen die geen paard konden betalen huurden een knecht in en de allerarmsten lieten hun vrouw het werk doen. Het paard, de knecht of de schippersvrouw trokken de turfschuiten lopend over de jaagpaden, die langs alle vaarten en rivieren lagen.
We gaan voorbij aan de parkeerplaats bij Natuurgebied Pannenhoef en lopen over de Ettense Baan tot aan Boerderij De Kiewiet. Hier gaan we de verharde Tiggelbergsestraat in en komen door buurtschap Tiggeltscheberg. Zo komen we bij het kapelletje Onze Lieve Vrouw in ’t Zand, niet ver van de plaats waar in de oorlog een bommenwerper neerstortte. Voor de bouw van het kapelletje (in 1946) gebruikte men stenen van het klooster Wernhoutsburg, dat door bombardementen was vernietigd. Op het bankje met uitzicht op een buitenwijk van Rijsbergen, waar de moderne woningbouw oprukt in het Brabantse Landschap, hebben we meteen aanspraak met enkele bejaarden, die zich wellicht tijdelijk van hun rustbankje beroofd zien.
Als we even later doorlopen, blijven we toch nog net buiten de bebouwing van Rijsbergen. Rijsbergen is een echt land- en tuinbouwdorp. Dit blijkt uit het gebied ten noorden van dit boerendorp, waarvan de naam stamt uit 1159. Onder goedkeuring van de bisschop van Luik en de hertog van Brabant schenkt Werner van Rijsbergen in dat jaar zijn eigendom aan de abdij van Tongerloo. De naam 'van Rijsbergen' kan betekenen dat de plaats Rijsbergen zijn eigendom was. We komen opnieuw op de Etense Weg, slaan bij ’t Boomken even naar links om de Turfvaart en de Bijloop over te steken om vervolgens rechts Het Hellegat in te duiken, het natuurgebied waaraan de wandeling haar naam ontleent. Vroeger was het een uitgestrekt heidegebied en vormde het de grensstreek tussen de gemeenschappen (Princen)Hage en Rijsbergen. Een paar honderd jaar geleden werd in dit gebied hier en daar een stukje ontgonnen. Na jarenlange discussies werd de grens vastgesteld door grote arduinstenen palen te plaatsen met aan de ene zijde 'Hage' en aan de andere kant 'Rijsbargen' erop. Eén ervan staat er nog, ten westen van het weggetje dat dwars door het landgoed de Vloeiweide loopt.
Via de Hellegat Weg komen we in het natuurgebied De Vloeiweide. De naam Vloeiweide is vrij jong en ontstaan uit een bepaald bevloeiingssysteem van de heide, dat hier op kleine schaal werd toegepast. Door een bovensloot werd water aangevoerd, dat men over de heide liet vloeien. Door een ondersloot werd dit water weer opgevangen en afgevoerd. Landgoed de Vloeiweide is in eigendom van Brabants Landschap. In 1986 is het oorspronkelijke landgoed van 61 ha in noordoostelijke richting uitgebreid met 56 ha. Het landgoed heeft een zeer afwisselend landschap. Het noordwestelijke gedeelte bestaat grotendeels uit bos. Het zuidoostelijke gedeelte heeft twee waterlopen, de Bijloop en de Turfvaart. Aan de oevers liggen verspreid moerasjes in verschillende verlandingsstadia met karakteristieke flora. Een brede houtwal accentueert de Turfvaart of IJzermolense Vaart. Langs de Turfvaart stond vroeger ter hoogte van de Vloeiweide een ijzerpletmolen, vandaar de naam IJzermolense Vaart. In 1856 is deze molen gesloopt. In het beekdal van de Bijloop liggen vochtige tot natte gronden. Het kleinschalige beekdallandschap zoals we dat hier aantreffen, is uniek voor het beekdal van de Bijloop. Het dal van de Bijloop loopt in noordwestelijke richting geleidelijk omhoog. Op de oevers begint het bos, voornamelijk grove den. Het kleinschalige beekdallandschap, de structuurrijke lanen en de houtsingels langs de Bijloop en Turfvaart bieden broedgelegenheid aan tal van vogelsoorten. Zo ziet u hier onder andere de buizerd, torenvalk, steenuil, de veldleeuwerik, de wielewaal en de patrijs.
Het natuurgebied doorkruisend staan we plotsklaps bij een oorlogsmonument. Dit markant punt is het herdenkingsmonument dat herinnert aan de overval van de S.S. in 1944 op een post van de ondergrondse verzetsbeweging, waarbij onder anderen enkele leden van het boswachtergezin Neefs om het leven kwamen. In het drama van de Vloeiweide zijn ook verschillende verzetstrijders omgekomen drie weken voordat Breda bevrijd werd. De bekendste van hen is Paul Windhausen, docent op het O.L.V. Lyceum aan de huidige Paul Windhausenweg. Het Monument is gebouwd op de fundering van het huis van Boswachter Neefs, die met zijn vrouw en acht kinderen hier woonde. Bij een overval door de Duitsers - na verraad - op de boswachterswoning op de Vloeiweide werden onderduikers, maar ook een verzetsgroep aangetroffen. Deze bedienden hier zendapparatuur voor het inlichtingenwerk. De groep verzette zich heftig, maar verloor toen het huis in brand werd gestoken. Er sneuvelden zeven verzetsmensen en vijf Duitse militairen. De overlevenden, negen personen, werden de andere dag terechtgesteld. Ook de vrouw van boswachter Neefs en drie van haar kinderen kwamen in de vlammen om.
Vanaf dit oorlogsmonument vervolgen we onze route over de Rithse Weg. De zon was verdwenen en er dreigde regen. Uit voorzorg worden de regenjacks voor de dag gehaald in de hoop weergoden gunstiger te stemmen. Toch besluiten we de route in te korten en direct richting de R.K. Kerk in Effen te gaan. Hiervoor nemen we de Raamschoorse weg en kiezen niet voor de gemarkeerde extra lus via landgoed De Krabbebossen aan de overzijde van de drukke Rijsbergse Weg. Dit landgoed De Krabbebossen is 85 ha groot en bestaat hoofdzakelijk uit fraai gevormde oude dennen- en loofbossen. Ook zie je er zeer oude, op natuurlijke wijze afgesneden beekmeanders, de zogenaamde stroomdalvennen, met open water, moerasjes en verlandingsvegetaties, zoals riet en wilgenstruweel.
Wij lopen door tot aan de oude monumentale boerderij Moervliet en denken er de Turfvaart over te steken om door de oprijlaan van rode beuken rechtstreeks naar de parkeerplaats in Effen te lopen. Hiervoor moeten we bij gebrek aan een bruggetje de stuw oversteken. Omdat niet iedereen van het wandelgezelschap zich daar erg happy bij voelt, besluiten we dezelfde weg terug te gaan als vanmorgen. Zo arriveren we via de Mastdreef en de Hilbergesedreef op ons startpunt. Hier hebben we alle geluk van de wereld, want net in de auto gezeten, plenst een heftige regenbui op ons neer. Gelukkig zitten we droog en zo rijden we voldaan terug. Jan gaat rechtstreeks naar huis, Peter, Jan-Willem en Charles rijden naar Oosterhout, alwaar we aan de Patrijslaan even napraten onder het genot van een heerlijke kop soep. Meteen wordt de afspraak gemaakt om binnen niet al te lange tijd nog eens een wandeling onder de voeten te nemen. Een extra training voor de grote onderneming in de zomervakantie is gewenst, zeker nu Peter ervaren heeft dat na zijn operatie het herstel goed vordert en het nu op extra training aankomt.
Charles Aerssens
4 april 2005
Lange Afstand Wandelvereniging "VIA-VIA".
Gegenereerd op 04-04-2005 door C.P.J. Aerssens