[IMAGE]

Met de Carnavalsvakantie in het verschiet begint de wandelkoorts bij L.A.W.V.”Via-Via” opnieuw te kriebelen. Was er in de kerstvakantie voor de meesten weinig tijd om de wandelschoenen voor de dag te halen, nu willen we er weer op uit. Charles stuurt een mailtje rond en pleegt een paar telefoontjes. Besloten wordt op donderdag 10 februari in de buurt van Breda een wandeling te maken. Belangstelling is er bij Marlien en Jan-Willem, bij Lorenz, Jan en Peter. Hij wil een eerste poging wagen na de spieroperatie in oktober. Een goede 15 kilometer moet te proberen zijn. Bert en Marion melden zich af omdat ze enkele dagen naar Friesland gaan.

Was de Carnavalsvakantie met veel mooi weer begonnen, toen het Aswoensdag werd, veranderde de weersomstandigheden. De zon ziet zich niet meer zien en de regen kwam met bakken uit de hemel. Wat te doen op die afgesproken donderdag. We lieten het erop aankomen. Peter belde af omdat hij door de griep geveld was. Verder geen telefoontjes en dus op donderdagmorgen 10 februari op weg naar de Ginnekenmarkt. Wat een verrassing dat iedereen, die toegezegd had mee te gaan wandelen, zich op het afgesproken tijdstip en plaats meldde. Marlien en Jan-Willem, Jan, Lorenz en Charles. De auto’s werden op het Schoolakkerplein geparkeerd. Toch maar plan-de-campagne gemaakt. Het was immers de eerste keer in 12 jaar dat de weergoden spelbrekers waren. Besloten werd om in elk geval een rondje te lopen. Marlien ging terug naar Oosterhout om iets lekkers bij de koffie te halen en de mannen gingen op stap met de afspraak zich rond 11.00 uur te melden aan de Weeldenberg 5 in Oosterhout.

Vanaf de Ginnekenmarkt wordt rond de klok van 9.15 uur vertrokken. De Ginnekenmarkt biedt een keur aan antiekwinkels, boetiekjes en gezellige kroegjes waar je op een zonnige dag de typische Bourgondische sfeer kunt proeven. Maar op deze natte morgen kan zelfs de uit 1790 afkomstige waterpomp midden op het pleintje niet voor nog meer water zorgen. Langs het 400 jaar oude pand van Café Boerke Verschuren, waar de laatste stuiptrekkingen van Carnaval nog zichtbaar zijn, verlaten we de Ginnekenmarkt en lopen de Duivelsbruglaan in. We passeren de oude Nederlands Hervormde kerk. Deze Duivelsbruglaan, vroeger ook wel Kerkpad, Galdersepad en Brugstraat genoemd, loopt tot aan het riviertje de Mark naar de Duivelsbrug. Het gedeelte tussen de Ginnekenmarkt en de brug was voor de bouw van de brug slechts een voetpad en werd in 1545 vermeld als Kerckpat en in 1699 als den Galdertsen Pat en de Padt van Galder. In 1860 werd dit gedeelte de Brugstraat genoemd. De Duivelsbrug is een bekende brug in Breda. In 1611 werd op deze plaats een brug gebouwd door Jan Baptist Keermans, de toenmalige eigenaar van Bouvigne. Tevoren was er slechts sprake van een vonder. Deze werd voor het eerst vermeld in 1511. In 1641 werd de brug opengesteld en werd een belangrijke schakel in het verkeer van Geertruidenberg naar Antwerpen. De brug wordt in 1756 voor het eerst vermeld als Duivelsbrug.

Over deze Duivelsbrug komen we meteen in het Markdal, dat tussen Breda en de grens met België ligt. Eind jaren zestig van de vorige eeuw is de Mark gekanaliseerd. Dit gebeurde om wateroverlast te voorkomen. Ook de landbouw had er veel baat bij. Inmiddels is het Markdal natuurontwikkelingsgebied en sinds 2004 meandert de Mark weer. Er zijn bochten en steile oevers in de rivier gemaakt en nu schuurt en slingert de Mark zich weer door het schrale zand. Sinds het gebied in de oude staat is teruggebracht komen hier weer planten voor als dwergbiezen en blaartrekkende boterbloem. Langs de oevers nestelen ijsvogels en oeverzwaluwen. De Canadese gans en de wintertaling overwinteren in het gebied. Weilanden zijn omgevormd tot schraalgraslanden. Vele vissoorten voelen zich weer in het water thuis. In de weilanden zijn gescheiden wandel- en fietspaden aangelegd. Het mag duidelijk zijn: het Markdal is volop in ontwikkeling. Ook de Strijbeekse Beek, die in de buurt van de Belgische grens uitmondt in de Mark krijgt zijn oorspronkelijke kronkelende vorm terug.

Door deze herinrichting van het Markdal zoekt het water van dit laaglandriviertje kronkelend een weg. Hierdoor krijgt het regenwater tijdens extreme buien meer ruimte. Een extreem natte periode, zoals die van de laatste dagen, maakt ons dit al duidelijk op deze natte donderdag. De kans dat kelders en tuinen in het zuidelijk deel van Breda onderlopen, wordt hierdoor beperkt. Want als we over de Mark in oostelijke richting kijken, zijn het inderdaad mooie tuinen en villa’s, die direct aan het Markdal richting Ulvenhout liggen. Allereerst valt de grote villa van Raming, met een eigen tennisbaan erbij, op. In 1910 bouwde de architectencombinatie P.A.Oomes (1855-1927) en L.van der Pas (1849-1914), in opdracht van J.C.Raming, een groot landhuis op de Ulvenhoutselaan 12, dat ontworpen werd naar voorbeelden rond Antwerpen en dat Neoclassistische trekken heeft.

Meteen aan onze rechterhand passeren we de Bredase natuurijsbaan, schilderachtig gelegen in de schaduw van kasteel Bouvigne, ingesloten door de Mark en het Mastbos. Deze natuurijsbaan stamt uit 1907, toen Mr. Pels Rijcken contact opnam met de dienst der Staatsdomeinen over een terrein tussen de Duivelsbruglaan en kasteel Bouvigne om hier een nieuwe ijsbaan aan te leggen. Er moesten wel enige aanpassingen aan het terrein plaatsvinden, zoals aanleg van dijken en egaliseren of vlak maken van de grond. De kosten daarvan werden geraamd op tweeduizend gulden. Voor de bemaling en de verlichting werden daarnaast een elektromotor en verlichtingsmateriaal aangeschaft bij de Nieuwe Elektriciteit en Waterleiding Maatschappij te Ginneken, die ook voor de installatie ter plaatse zou zorgen. De oppervlakte en vorm van het terrein, dat in 1907 van de Staatsdomeinen werd gepacht is tot in onze tijd grotendeels hetzelfde gebleven. Wel is in de loop der tijden op onderdelen wat gewijzigd.

Zo komen we ook voorbij Landgoed Bouvigne, nu eigendom van waterschap Brabantse Delta en een stukje historisch erfgoed van Breda. Kasteel Bouvigne is vaak afgebeeld op prenten en topografische kaarten. Eén van de bekendste kaarten is Siège de Breda over het beleg en de overgave van Breda aan Spinola. Deze kaart, vervaardigd door de Franse tekenaar Jacques Callot in 1628, behoort tot de vaste collectie van het Breda's Museum. De restauratie van het kasteel is in 1977 voltooid. De kasteeltuinen zijn aangelegd naar een Frans, een Engels en een Duitse tuinmodel. De beelden in de tuinen van landgoed Bouvigne maken het tot een fraai geheel.

De eerste vermelding in een officiële akte dateert van 1554. Door allerlei verbouwingen, waaronder het verhogen van de toren met een tweede verdieping, kreeg het kasteel in de periode van 1611 tot 1614 zijn huidige vorm en kwam toen in handen van de prinsen van Oranje. Zij hebben nooit veel belangstelling voor Bouvigne gehad, ze lieten er hun rentmeesters wonen. Deze rentmeesters onderhielden het kasteel slecht, want in 1774 was het zo vervallen dat er opdracht gegeven werd om het 'Casteel van Boeverijen', de oorspronkelijke naam van dit kasteel, te slopen. De plaatselijke bevolking wist dit te verhinderen en het werd opgeknapt. Toch deed Prins Willem V het kasteel in 1775 van de hand. Gedurende de volgende anderhalve eeuw wisselde Bouvigne vaak van eigenaar. In 1971 verkoopt de gemeente Breda, die na een grenswijziging in 1942 eigenaar is geworden, het landgoed aan het voormalige Hoogheemraadschap van West-Brabant, dat in 2004 is opgegaan in waterschap Brabantse Delta.

Verder lopend langs de westoever van de nu meanderende Mark komen we bij het 'Kippenbruggetje' bij de boerderij waar eens Kaat van Haperen woonde. Zij was ongetwijfeld de meest bekende boerin van Ginneken en omstreken. Na goed een kilometer door de striemende regen, waartegen onze paraplu’s nauwelijks bestand zijn komen we bij het volgende bruggetje en wordt de fietsroute naar de andere oever geleid. Wij blijven op de westelijke oever onze route vervolgen verlaten het Markdal bij de volgende brug met stuw om rechtsaf het gebied van De Blauwe Kamer te betreden. Een klein natuurgebied dat uitloopt op de Galderse Weg. Hier is ook woondagcentrum De Blauwe Kamer, onderdeel van Sensis, de organisatie voor zorg, onderwijs en diensten aan slechtziende en blinde mensen in Zuid-Nederland. Zowel kinderen als volwassenen kunnen er terecht voor onderzoek, onderwijs, advies, revalidatie, behandeling, begeleiding, cursussen, informatie en voorlichting. Sensis heeft voor mensen met een verstandelijke handicap die slechtziend of blind zijn een woon- en dagcentrum, waar naast wonen en werken, logeeropvang, weekendopvang, naschoolse opvang en activiteiten voor de vrije tijd worden geboden.

We lopen door tot aan de Galderse Weg. Als we deze oversteken komen we in boswachterij het Mastbos, 570 hectare groot, de trots van Breda en het oudste cultuurbos van Nederland. Op de landkaart maakt het Mastbos een armzalige indruk. Flora en fauna liggen ingeklemd tussen snelwegen A16 en A58 en de stad Breda. Meer een stadspark, lijkt het. Maar de werkelijkheid is anders. Wie hier aan de zuidelijke stadsrand steeds dieper in de natuur doordringt, treedt in de betovering van een sprookjesbos. Weg van het stadse verkeer, maar toch zo dichtbij, ligt het rijk van reeën, vossen, reigers, kikkers, spechten, eekhoorns, salamanders en adelaarsvarens. Het Mastbos hoort tot de eerste houtvesterijen, die al meer dan 100 jaar geleden onder de hoede van Staatsbosbeheer kwamen. Vijfhonderd jaar geleden lag op deze plaats heide met verspreid wat eikenbosjes.

In 1515 gaf graaf Hendrik III van Nassau zijn rentmeester Hendrik Montens opdracht op de domeingronden van het Huis Oranje-Nassau in de omgeving van Breda naar de mogelijkheden voor de aanplant van grove dennen te kijken. Via de Duitse tak van de Nassaus had hij gehoord van de succesvolle dennenteelt bij Neurenberg. Montens liet een Duitse specialist overkomen om de hoger gelegen grond tussen de beekdalen van de Aa of Weerijs en de Mark te keuren. Die oordeelde positief. Het was Hendrik aanvankelijk niet zozeer om de bosbouw te doen. Hij beschouwde het dennenbos eerder als wildpark bij zijn kasteel dan als plantage. Op sommige plekken zijn nog resten te vinden van de oude aarden wallen die waren bedoeld om beesten binnen, en niet zoals te doen gebruikelijk buiten te houden. In latere jaren veranderde het Mastbos steeds meer in een productiebos. Rechthoekige bosvakken werden gevormd door de loodrecht op elkaar staande dreven. Nu zien we dat het traditionele naaldbos steeds meer in een gemengd bos verandert. De grove den wordt niet alleen meer afgewisseld met de Amerikaanse eik, die destijds vooral als 'drijfhout' werd aangeplant, om de groei van de rechte dennenstammen op te jagen. Ook inheemse loofbomen als berk, wilg en lijsterbes krijgen een kans.

We volgen het bospad, direct aan de Galderse Weg, in noordelijke richting en komen meteen aan de houtvijver, waarin gekapte boomstammen drijven. Het is immers een oude manier van verduurzaming door boomstammen in het water te leggen. De houtvijver ligt achter de wal van het voormalige militaire oefenterrein en draagt de toepasselijke naam Kogelvanger. Net voor de hoge, beveiligde omheining van de Justitiële Jeugdinrichting Den Heij-Acker nemen we het bospad links in noordwestelijke richting. Den Hey-Acker bestaat sinds 1906 en heette vroeger in de volksmond: de Tuchtschool, een opvanginrichting voor jongens. De vaak kaalgeschoren jongens kon je hier toen in rijen van drie onder begeleiding van een leraar tegenkomen. Sinds september 2002 heeft de locatie zowel jongens als meisjes en opvang en behandelplaatsen.

De route door het bos, waar men met zwaar materiaal bezig is het bos uit te dunnen en de boomstammen te stapelen, is modderig. Het pad buigt een weinig af naar links en zo komen we op een open plek, waar we even naar rechts gaan om op een vijfsprong te stuiten. Rechts van os ligt het gebied dat op de topografische kaart vermeld staat als “Zeven Heuveltjes”. Naar het noorden loopt een brede zandweg die eens omzoomd was met monumentale beuken. Deze zijn gerooid en de stronken die tot iets meer dan een meter boven de grond bleven staan, zijn bewerkt en gebeeldhouwd, aan de vormen te zien met een kettingzaag. Hier zijn we in het oudste deel van het Mastbos, het jachtterrein van de Nassaus. We kruisen de adellijke Bouvignedreef, omzoomd door oude beuken, naar het oosten toe een statige toegang vormt naar het Kasteel Bouvigne. We steken deze Bouvignedreef over en vervolgen de route rechts aanhoudend naar de eerste huizen van de buitenwijk van Breda. Als we het Mastbos verlaten, staan we weer op de Duivelsbruglaan. Dit gedeelte tussen het Mastbos en de brug over de Mark, heette vroeger de Boschlaan. En in 1942 werden de Brugstraat en de Boschlaan samengevoegd tot de Duivelsbruglaan. We lopen de Duivelsbruglaan in oostelijke richting terug tot aan de Ginnekenmarkt, waar we onze wandeling zijn begonnen. We zijn intussen wel dik anderhalf uur verder in de tijd, maar de regen weet nog van geen ophouden. De paraplu heeft wel wat beschutting kunnen bieden tijdens de wandeling, maar toch zijn we drijfnat geworden. Gezegd kan worden dat dit eigenlijk de allereerste keer is in het nu twaalf-en-half jarige bestaan van L.A.W.V. “Via-Via”, dat de regen in zulk grote hoeveelheden uit de hemel is komen neerdalen, waardoor we een geplande wandeling moesten inkorten tot goed 7 kilometer.

Terug bij de auto op het Schoolakkerplein nemen we afscheid van opa Jan. Hij heeft besloten om direct door te rijden naar Rotterdam om zijn eerste kleinkind Maarten weer even te zien. De rest van het gezelschap rijdt naar Oosterhout, waar Marlien in de Weeldenberg 5 de koffie met appelflap klaar heeft. Gezellig kletsen we na en komen bij van de nattigheid van deze dag. Nog even een kopje soep en dat gaat iedereen zijns weegs in de hoop dat de weergoden ons op een volgende afspraak beter gezind zijn.

Charles Aerssens
24 februari 2005



Lange Afstand Wandelvereniging "VIA-VIA".

Gegenereerd op 24-02-2005 door C.P.J. Aerssens