© L.A.W.V.VIA-VIA

Omdat het weer eens tijd werd voor een meerdaagse thematische rondwandeling is Charles op zoek gegaan naar een route niet te ver van huis. Het werd het Sentier Saint Dagobert in Noord-Frankrijk. Theo is meteen zeer enthousiast en ziet dit wel zitten. Dit betekent dat ze samen aan deze uitdaging gaan beginnen. Ze besluiten om die route in 5 dagen te gaan wandelen met vertrek op zaterdag 22 juli. In die dagen willen we het traject van 107 kilometer afleggen. Het vinden van geschikte overnachtingsmogelijkheden is wel even puzzelen. Want bij bestudering van het traject is aan de route overnachten bijna niet mogelijk in deze uithoek van Frankrijk met verstilde en uitgestorven dorpjes. De grotere plaatsen liggen wat ongunstig aan de route. Dan maar kiezen voor een centrale uitvalsbasis. Maar de hotels zijn dun gezaaid en als in Stenay ook nog het Hotel du Commerce sinds maart de deuren heeft gesloten, blijft Auberge de Marville als enige over! Het blijkt achteraf wel een goede keuze! Geboekt wordt er via Booking.com voor een schappelijke prijs. Dit betekent wel met Marville als dagelijkse uitvalsbasis dat we met 2 auto’s zullen moeten rijden en de logistiek elke dag goed bekeken moet worden.

Dan nadert de dag van vertrek. Op zaterdag 22 juli wordt afgesproken dat Charles en Theo elkaar zullen treffen rond de klok van 7.30 uur op de parkeerplaats Kerkeind aan de A58 net buiten Tilburg. We hebben voor dit vroege tijdstip gekozen omdat deze zaterdag te boek staat als de eerste “Zwarte Zaterdag” van de vakantieperiode. Dit zou wellicht voor enig oponthoud richting zuiden kunnen zorgen. Maar al vanaf vertrek blijkt het loos alarm. Soepel rijden we richting België. Snel dwars door Luik en dan een eerste koffiepauze in het wegrestaurant Sprimont. De autoweg door de Ardennen is bijna verlaten! Dan beseffen we dat België op 21 juli Nationale Feestdag gevierd heeft en daarom misschien al een grote groep vakantiegangers gisteren op weg is gegaan. Richting Luxemburg verlaten we bij afrit 29 de snelweg voor jet laatste stuk door de binnenlanden langs Virton naar Montmédy, net over de grens in Frankrijk gelegen.

© L.A.W.V.VIA-VIA


Rond 10.30 uur komen we in Montmédy aan. Het is het eindpunt van onze dagwandeling en hier zullen we één auto parkeren. Charles heeft de grote parkeerplaats bij de plaatselijke Aldi net buiten de bebouwde kom uitgekozen. De auto van Theo blijft er achter en dan is er nog een klein ritje naar Cervizy net buiten Stenay, waar we zullen starten met het Sentier Saint Dagobert. Aan de Route Nationale in Cervizy wordt de Suzuki geparkeerd. Nog even in ons beste Frans vragen aan een bejaard echtpaar of dit is toegestaan en dan op weg voor het eerste traject. Langs de laatste bebouwing van het kleine dorpje Cervizy verlaten we over een onverhard weggetje de Maasvallei. Een klimmetje brengt ons na 2 km langs een windmolenpark, dat hier in 2006 is gebouwd, naar de D13, die we 400 meter naar links volgen om dan vervolgens rechtsaf na de bosschage een veldweg in te slaan. We volgen nu deze steenslagweg tot op een kruispunt van paden bij de toegang van het grote Bois de Bronelle. Rechtdoor is het bos privé, we houden hier rechts aan en beginnen aan een lange en mooie bosdoorsteek. De bospassage eindigt bij Les Rappes in een open landbouwgebied. Hier hebben we naar rechts zicht op het in een beekvallei gelegen Château de Bronelle.

Dit Château de Bronelle bestaat uit een kasteel, een kapel en bijgebouwen omgeven door muren. Vanaf 1463 is het in het bezit van Francois d'Ornes en zijn nazaten. Het kent een rijke geschiedenis en heeft In de loop van de tijd het vele adellijke bezitters gehad. Vanaf 1880 is het verwaarloosde kasteel in bezit van de familie Maret, die het Château, dat in de 17e eeuw is herbouwd, heeft gerestaureerd en volledig aangepast aan de stijl van het begin van de 16e eeuw. Daarmee is het een van de mooiste kastelen in de verre omtrek. Het is gebouwd volgens een rechthoekig plan met 3 vleugels in een U-vorm rond een binnenplaats. Het hoofdgebouw met leien mansardedak, bestaat uit 2 vleugels aan beide zijden aan de kant van de binnenplaats en 2 andere vleugels aan de kant van het park. De gevelfaçades zijn symmetrisch met 2 niveaus van rechthoekige ramen en een rij van fronton ramen. De noordelijke façade kijkt uit op een groot park en is het meest gedecoreerde en elegante deel van het Château. Hier wisselen kolommen met militaire symbolen en ramen elkaar af. De lange oostelijke vleugel van de bijgebouwen heeft een 17e eeuwse koetsdeur in de vorm van een rijkelijk gedecoreerde mand. In de westelijke vleugel geeft een gelijksoortige deur met een andere decoratie toegang tot het park waarin de moderne kapel staat. Opvallend was ooit de monumentale toegangspoort, afkomstig van het Ministerie voor Oorlog. Maar deze is verdwenen.

© L.A.W.V.VIA-VIA


Langs de bosrand verder rechtdoor wandelend is het bosgedeelte links van ons opgedeeld in kleine percelen, die op de topokaart met de naam 'Aiséments' vermeld staan. Deze dienden zonder twijfel voor de armere inwoners van het dorpje Brouennes om hen te voorzien van brandhout. Niet ongewoon in de streek. 'Aiséments' betekent zoiets als 'verlichting', zeg maar het draagbaar maken van de primaire levensbehoeften voor de bevolking. Meestal waren het gronden van een eerder matige kwaliteit die de lokale kasteelheer en grootgrondbezitter ter beschikking stelde aan de families in de dorpen. De veldweg verloopt nu weer het bos in en met een paar bochten over een hobbelig graspad en langs een weide en tussen de akkers dalen we af naar een asfaltwegje tussen het Château de Bronelle en het dorpje Brouennes. We slaan linksaf de geel-rode markering volgend en komen langs een aantal vijvers, die in het beekdal van de Ruisseau de Baalon liggen. Zo bereiken de eerste huizen van Brouennes, een van de meest karakteristieke dorpen met lintbebouwing in de regio, gebouwd langs het riviertje de Baâlon. Door de vele steengroeven in de omgeving zijn bijna alle huizen gebouwd van mergel, de lokale steensoort met zijn karakteristieke gele kleur. Langs het beekje vinden we ook het gerestaureerd lavoir (wasplaats). Voor dit lavoir en de ruïne van een oude watermolen slaan we in de dorpsstraat rechtsaf.

Hier naast de ruïne van de watermolen vinden we een mooi plekje om een rustpauze in te lassen. We zijn er wel aan toe in het wat broeierige weer en na de inspanningen die we moeten leveren in het golvend terrein. Een drankje en de krentenbollen geven direct energie en na deze lunchpauze kunnen we weer in de benen. We laten de bebouwing achter ons en stijgen licht over een asfaltwegje. Naar rechts hebben we mooie uitzichten over de beekvallei van de Ruisseau de Brouennes en de vijvers.Na ongeveer een kilometer op een kleine open plek bij een splitsing van veldwegen nemen we de veldweg die links omhoog loopt door de akkers. Dit pad staat op de topografische kaart vermeld als Route de Poiriers. Zo komen we na een stijging van bijna 100 meter hoogteverschil bij de bosrand van Les Chênois de Brouennes. We gaan het bos niet in maar blijven de bosrand volgen. Het pad daalt eerst over een graspad, dan over een stenige veldweg door het open landbouwgebied.

Op het asfalt van de D209 aangekomen slaan we rechtsaf tot we na één kilometer bij een wegkruis bereiken aan de D947, de drukke doorgaande weg van Stenay naar Montmédy. Hier steken we over en wandelen rechtuit tot in een afdaling na 300 meter naar links een weinig opvallend graspad inslaan. Langs de bosrand van het Bois de la Sarthe lopen we door tot het punt waar het bos naar links afbuigt. Hier kiezen we de route naar rechts. We steken de nog kleine Ruisseau de la Charpenterie over en vervolgen de route langs een weiland en de bosrand. Het vochtige kalklandschap is een ideaal biotoop voor orchideeën. De veldweg gaat verderop in het zicht van Quincy-Landzécourt over in een onverhard pad. Langs het kerkhof bereiken we de bebouwing van Quincy-Landzécourt.

© L.A.W.V.VIA-VIA


Door de Rue de la Vaux komen we aan de Mairie van dit mooie bloemendorp, dat is gelegen aan weerszijde van het riviertje de Loison. Deze deelt het dorpje in tweeën. Opgravingen hebben het rijke verleden van Quincy blootgelegd. Er zijn vele voorwerpen opgegraven en verdeeld onder de musea in de regio. De statuten van het op de westoever van de Loison gelegen Quincy gaan terug tot het jaar 770 als het toebehoort aan de Hertog Bozon van Stenay. Landzecourt op de rechteroever van de Loison is gesticht in 1109 door Gothelin de Landzecourt. Bij het gemeentehuis met zijn blauwe luiken gaan we links af de Rue de l’Ëglise in en meteen valt het tweede huis aan de linkerzijde op met een bijzondere voordeur. Op de latei staat geschreven: l'an 9. Deze verwijst naar de Franse Republikeinse jaartelling voor het jaar 1800. Op de hoek van deze gevel naast de regenpijp hangt op de eerste verdieping een bijzondere zonnewijzer. De zonnewijzer is beschadigd in WOII en is niet meer gerestaureerd. Dan passeren we de Église Saint Martin (1738-1830) met kerktoren met 3 uurwerken van de Franse klokkenmaker Paul Bodet uit 1910. Naast de kerk komen we langs de goed onderhouden voormalige pastorie uit 1820. Opvallend zijn bij een aantal huizen in deze streek van de Gaume en Frans Lotharingen de ovale muuropeningen op ooghoogte boven de gootsteen en om ongezien te gluren naar wat er zich op straat afspeelt.

Dan gaat de route over de brug van de Loison langs een picknickplaats en een bron rechtuit door de Rue Haute tot in de bocht van de D209 naar Montmédy. Links langs het huis met de blauwe luiken kiezen we de grasbaan, die al klimmend de bebouwing achter ons laat. Voorbij een veldkruis komen we op een bochtige veldweg. Licht stijgend en steeds in noordoostelijke richting gaat het over deze zeer oude steenweg, zoals we verderop bemerken, in de richting van Vigneul-sous-Montmédy. We blijven het pad verscheidene kilometers volgen, waarbij we naar links zicht hebben op het lager gelegen dal van de Loison en de bredere Chiers. Langs de bosrand van het Bois du Hoche en het Bois de Bochet wandelen we tot de weg licht links afbuigt om sterker te dalen en voorbij een wegkruis op het asfalt uit te komen. We dalen en draaien naar rechts om Vigneul-sous-Montmédy binnen te lopen. Hier in het dal van de Chiers slaat in 1657 de Zonnekoning Louis XIV (1638-1715) tijdens het beleg van het Spaanse bolwerk Montmédy zijn kamp op in het veld dat nu nog bekend staat als Pré du roi. Vanaf deze plek heb je een overweldigd uit zicht op de enorme citadel van Montmédy, die op de top van de heuvel is neergeplant. In het dorpje wandelen we op de T-splitsing naar rechts langs de Église Saint Pierre met de glas-in-lood ramen van Henne (1930) en die van Etienne en Mouilleron, gemaakt in Bar-le-Duc in 1901.

© L.A.W.V.VIA-VIA


Bij de kerk slaan we linksaf en passeren we de brug over de Chiers. Nu volgen we de geasfalteerde D110 al klimmend uit de vallei van de Chiers. We komen langs de verlaten Chapelle de la Croix en houden op de splitsing rechts aan tot we de D947, de drukke rondweg om Montmédy bereiken. Hier steken we recht over en kiezen het smalle asfaltweggetje, dat naar boven klimt naar het bolwerk Montmédy. Na een paar honderd meter gaat onze route naar rechts en verlaten we het asfalt. Het bospaadje leidt ons langs de voet van de bastions en vestingwerken van de op een rotsige heuvel gelegen citadel van Montmédy. Boven aangekomen gaan we even naar rechts en meteen naar links betreden we over een tweetal ophaalbruggen en door de stadspoort met valhekken de vesting. Als we binnen de citadel van Montmédy staan, wordt pas echt duidelijk dat dit een van de belangrijkste bouwwerken is aan de noordgrens van Frankrijk. Ooit gebouwd onder de heerschappij van Karel V (1500-1558) in 1545 is het bolwerk in de 17e eeuw aangepast door Sébastien Le Prestre de Vauban (1633-1707) en vervolgens onder handen genomen door Raymond Adolphe Séré de Rivières (1815-1895) die na de Frans-Duitse oorlog (1870-1871) in de citadel militaire kazematten inricht. Zo zag het nogal wat oorlogen passeren. Vandaag de dag is de omwalling van Vauban één van de best bewaarde in Europa. Met alle hoekjes en insnijdingen inbegrepen is de omwalling bijna 6 km lang. Ze is ook voorzien van een 2 km lange gracht. Met deze Citadel van Montmédy is een prachtig stukje krijgsgeschiedenis bewaard gebleven.

Binnen de wallen en stadsmuur van de citadel vinden we een alleraardigst dorpje waar nog steeds een aantal huizen gerestaureerd worden. Als na WOI strategische rol van Montmédy-Haut voorbij is, raken vele huizen in verval, waaronder het refugiehuis van de Abdij Notre Dame d'Orval. Leger en het lokale bestuur verhuizen naar de benedenstad. Een aantal van de kazematten in de citadel zijn nu verhuurd als atelier voor kunstenaars. Ook de Église Saint Martin, gebouwd tussen 1753 en 1757 in eenvoudige Neo-Classicistische stijl, typisch voor de kerken van garnizoensteden, is gerenoveerd. Het 18e eeuwse orgel, gedemonteerd en verwijderd door de Duitse bezetter tijdens WOI, is in 2013 weer als nieuw orgel geplaatst. De kerk zelf is nu in gebruik voor conferenties, tentoonstellingen en concerten. In de citadel zijn ook een tweetal musea gevestigd. Het museum van de vestingwerken verteld het verhaal achter de vesting en laat je het leven zien van de soldaten die er gevestigd waren. Het museum van Jules Bastien Lepage is een museum gewijd aan de hier in de streek geboortige naturalistische schilder uit de 19e eeuw die vooral taferelen van het platteland geschilderd heeft.

© L.A.W.V.VIA-VIA


Hier boven op het plein rond de Église Saint Martin is het goed toeven en we strijken neer op een terrasje voor een verkwikkend drankje. Dat hebben we zeker verdiend met het eindpunt in zicht! Na deze pauze verlaten we de citadel van Montmédy direct door het naast de toegangspoort gelegen gangenstelsel, dat ons met enkele doorsteken in twee etages buiten de omwalling van het bolwerk brengt. Steil dalen we door het omringende bos af naar de benedenstad van Montmédy. We steken de Rue Neuve over en komen door de Chemin du Rempart aan de drukke D643. Hier gaat de route even naar rechts tot het verkeerspleintje, waar we linksaf slaan en de brug over het riviertje de Chiers passeren. We nemen de eerste weg naar links en laten de bebouwing achter ons. Nog een goede honderd meter en we bereiken het eindpunt van deze dagwandeling: de parkeerplaats van de Aldi.

Maar voor we naar ons hotel in Marville kunnen rijden, zal eerst de auto van Charles moeten worden opgehaald in Cervizy. Dit betekent nog even wat kilometers door het golvend terrein van de Gaume rijden voor we ons hotel bereiken. Als we rond 17.30 uur de auto’s bij l’Auberge de Marville parkeren is het eerst tijd voor een stevig biertje om de inspanningen van deze wandeldag snel te vergeten. Bij inchecken blijkt dat we onze hotelkamer even verderop in de dependance Renaissance hebben toegewezen gekregen. Het is een goede kamer, maar wel in de wetenschap dat we morgen een andere kamer krijgen, die wat ruimer zal zijn. Er is tijd om te douchen en contact op te nemen met het thuisfront. Daarna wandelen we terug naar de Place Grande voor het diner. De eetzaal is gezellig vol en naar later blijkt geldt dit wel voor het weekend! Met ons geboekte arrangement krijgen wij een speciaal menu! Nog even gezellig natafelen en dan zoeken we onze hotelkamer op voor een welverdiende nachtrust.

© L.A.W.V.VIA-VIA


Op dag2 hebben we de wekker op 7.30 uur gezet om zo om 8.00 uur uitgeslapen aan het ontbijt te kunnen verschijnen. Het blijkt dat we de alleen de vroege vogels zijn en er nog niemand op dit tijdstip behoefte heeft aan tafel te verschijnen. Het is een stevig ontbijt met koffie en een sapje, ook yoghurt en een eitje. We bespreken het plan-de-campangne voor deze op de kaart langste wandeldag met een lengte van 28 kilometer. We besluiten het vertrekpunt van Montmédy naar Villécloye te verplaatsen en het traject langs de D118 te laten vervallen. De route wordt zo 2 kilometer korter. We vertrekken tegen 8.30 uur naar Juvigny-sur-Loison en wat extra proviand inslaan is niet mogelijk. Op zondag is de enige supermarkt in Marville gesloten. We zullen het moeten doen met de proviand en de drankjes die we nog in de rugzak hebben. In Juvigny-sur-Loison blijkt dat hier vandaag nog meer mensen het idee hebben om te gaan wandelen! Wij hebben dit dorpje enkel als eindpunt gekozen en zullen hier pas laat in de middag terugkomen. De auto van Theo blijft achter en Charles rijdt naar het vertrekpunt in Villécloy in de Rue de l'Eglise.

We vertrekken vanaf onze parkeerplaats bij de 18e eeuwse Église Saint Maximin met ervoor de gedenkzuil voor de gevallenen van WOI. Opvallend in deze straat zijn een aantal mooie oude zandstenen huizen uit de 17e-19e eeuw, een bouwstijl die aansluit bij die van de Gaume en duiden op een periode van voorspoed. Aan het einde van de straat wandelen we naar links, de Rue du Chaufour in. We passeren een bron en even verderop het kerkhof met op het oude gedeelte vele gietijzeren kruisen, die de grafzerken sieren. Kort na het kerkhof maakt de weg een bocht naar rechts. Een informatiebord geeft hier uitleg over de unieke flora met orchideeën in het kleine reservaat met kalkgrasland dat we passeren. Dit asfaltweggetje voorbij Villécloye gaat al snel over in een onverharde weg en we komen in het Bois de Villécloye. Op een driesprong houden we rechts aan. Verderop op een kruising van boapaden bij een majestueuze eik wandelen we rechtuit en volgt er een lange afdaling door het bosgebied La Haute Vigneulle tot voor ons de kerktorenspits van Bazeilles-sur-Othain opdoemt.

Langs een veldkruis tussen 2 dikke lindebomen komen we in het verstilde dorp. We dalen af naar de kerk Église Saint Martin uit 1755 met klokkentoren uit 1827 en houden er rechts aan om nog even verder linksaf af te zakken tot de 18e eeuwse brug over de Othain. Hier in de nabijheid heeft ooit de oude watermolen uit 1700 gestaan, die met zijn drie waterschoepen de molen voor meel en de pers voor olie hebben aangedreven. Rechtdoor over de Othain klimmen we door de Rue Haute uit het beekdal van de Othain tot we op een T-splitsing met de D207 staan, waar we bij het wegkruis de asfaltweg linksaf nemen door het bosgebied Les Claires Chênes. Aan onze linkerzijde hebben we een panoramisch uitzicht op Bazeilles-sur-Othain. Hogerop draait deze weg naar rechts en stijgt flink door het Bois du Pont naar een uitgestrekt landbouwplateau.

© L.A.W.V.VIA-VIA


Aan de bosrand negeren we linksaf de weg in de richting Othe en we wandelen rechtdoor langs de weidse akkers met tarwe, gerst en koolzaad. Voorbij de afslag aan de rechterzijde naar het boerderijencomplex Le Haut Mont gaan we voor het bos naar links het onverharde pad in. We kiezen ervoor vanaf hier de gemarkeerde route van de GRP aux Marches de Meuse Nord te verlaten en een eigen route te kiezen. We volgen dit onverharde pad opnieuw langs uitgestrekte akkers en voorbij een gietijzeren veldkruis dalen we af naar het piepkleine gehucht Flassigny, dat tot het midden van de 18e eeuw politiek in tweeën is gedeeld in Flassigny la Grande en Flassigny le Petit, gescheiden door een stroompje.

We komen het gehucht binnen via Grande Flassigny door de Grande Rue en staan al snel bij de Église Saint Martin uit 1759 die een klokkentoren met een zadeldak heeft en een hoofdbreuk met een enkel schip. Binnenin is een 18e eeuws hoofdaltaar te bewonderen, dat bijzonder mooi bewerkt is met een draaiend tabernakel. Ook staat er een prachtige preekstoel uit de 18e eeuw waarop een zaaiscene te zien is. Rechts ernaast ligt de oude pastorie uit 1743. Aan de andere zijde van de kerk staat een kasteelachtige versterkt huis met ronde stenen hoektoren met vierkante schietgaten en een peperbus dak. De latei aan de zuidelijke deur geeft 1572 aan. Dit kasteeltje heeft in het verleden toebehoord aan de familie Des Chalets de Kompasje en later de familie Reumont. Ervoor staat de dubbele hardstenen drinkbak van de bron die zich nog met water vult.

Aangekomen op de T-splitsing gaat de route naar links en over het stroompje passeren we bij het verlaten van Petit Flassigny aan de linkerzijde opnieuw een machtig herenhuis, een groot rechthoekig gebouw met een voorgevel in Renaissance stijl en veel ramen en een tuin rondom. Maar dit kasteeltje heeft duidelijk achterstallig onderhoud en heeft niet meer de uitstraling uit de tijd dat het in handen is geweest van de familie Reumont, waarvan verschillende afstammelingen een belangrijke rol hebben gespeeld in het beheer en de politiek van de streek. In de bocht naar rechts bij een klein kapelletje gaan we rechtdoor omhoog en lopen langs de stenen muur over een onverhard pad. We klimmen door bos en komen op het hoogste punt langs een mooie oude linde die zijn takken grillig uitspreidt. Rechtdoor en langzaam afdalend door het bosgebied La Maladrerie houden we bij het open weidegebied rechtdoor aan langs het prikkeldraad en negeren de afslag rechts. De grasbaan geeft ons aan de linkerzijde een panoramisch uitzicht over de vallei van de Othain en het recreatiedomein 'Vallée de l'Othain' met zijn camping, chalets en een zwembad.

© L.A.W.V.VIA-VIA


Als we in de helling aan onze rechterzijde een de kleine onopvallende doorsteek zien, nemen we dit smalle bospad omhoog en staan binnen enkelen tientallen meters aan het kerkhof van Saint Hilaire. Deze haast verborgen gelegen kapel en kerkhof van Saint Hilaire is een bezoek meer dan waard! De geschiedenis van deze plek gaat minstens terug tot in de 5de eeuw! Er stond hier toen wellicht al een eerste eenvoudig kerkgebouw, voorafgegaan door een nog oudere tempel. Het huidige Romaanse kerkje dateert uit de 12e eeuw met ook een paar gotische stijlelementen uit de 14e eeuw, zoals het ciborie boven het zijaltaar en het vierkante koor met een gewelf van puntige bogen. In de kapel van het Heilig Graf staat het 14e eeuws zwartmarmeren altaar en de sarcofaag van Curé Hues (1345). Als in de 13e eeuw in Marville de huidige grotere Église Saint Nicolas wordt gebouwd, blijft Saint Hilaire bewaard als begraafplaats. In de Spaanse bloeiperiode van Marville laten de lokale notabelen en rijkere handelsfamilies hun rijke zandstenen grafmonumenten op het kerkhof plaatsen. Veel van die zerken zijn later ondergebracht in het schip van het kerkje van Saint Hilaire, dat nu gerestaureerd wordt en tijdelijk gesloten is voor bezoek. Dit geldt ook voor het ossuarium met daarin sinds 1897 de keurig gerangschikte vele duizenden schedels en knoken uit een periode van 4 eeuwen, die nu ook voor een periode elders zijn opgeslagen. Maar het loont zich om even door de rijen grafzerken te wandelen met een aantal expressieve grafzerken uit de 16e eeuw.

Langs het huis van de bewaker verlaten we het kerkhof van Saint Hilaire en kiezen op de parkeerplaats het voetpad naar rechts. Door een steil bomenlaantje dalen we af in de richting van Marville, waar we de drukke N43 oversteken en rechtdoor Marville binnenwandelen. Hier vinden we een geschikt plekje om een lunchpauze in te lassen en even van de rust te genieten. Met de bocht naar links komen we verderop aan een viersprong voor de brug over het stroompje van de Ruisseau du Crédon. Onze route gaat hier bijna rechtdoor de Rue de Remoiville in. Even goed opletten! Na 200 meter is er bij de laatste lichtmast naar rechts een smal pad dat naar het Lavoir de la Baurette voert. Deze wasplaats met 8 wasbekkens wordt gevoed door een stroompje, dat afkomstig is vanaf de verderop gelegen Moulin de Sébastopol en stroomt dan uit in de Ruisseau du Crédon. De moeite waard voor een bezoekje! Nu slaan we na goed 50 meter linksaf de Rue de Chavillard en laten weldra de bebouwing achter ons.

We houden het asfalt naar rechts aan in en stijgen flink naar een open landbouwplateau. Aan onze rechterzijde is in de verte de afrastering van het voormalige militaire luchtveld te zien, dat van 1953 tot 1967 door de Canadese luchtmacht in gebruik is geweest als NAVO-basis voor vele oefenopdrachten Hier waren 3 eskadrons gevestigd met Sabre MK5, Avro CF-100 Canuck en na 1962 Lockheed F-104 Starfighter. Nu ligt de landingsbaan er vrijwel ongebruikt bij. Onderweg is er weinig bewegwijzering omdat er bijna geen steunpunten zijn. Na 1,5 km komt er scherp van links een asfaltweg vanaf Marville bij. De mogelijkheden naar rechts negeren we tot we op een duidelijke kruising voor de onverharde weg linksaf kiezen.

© L.A.W.V.VIA-VIA


We verlaten hier het eentonige asfalt en dalen af tot na het bosgebiedje aan onze linkerhand en voorbij het onverharde pad naar links. De helling klimt hier weer een beetje en dan slaan we scherp rechtsaf over de grasbaan tot aan het bosgebied. Hier betreden we rechtuit het uitgestrekte Bois des Huttes. Voor de jachthut met aan de balk een aantal jachttrofeeën slaan we linksaf. Duidelijk wordt dat het de paden ongebaand zijn en we met de GPS onze route nauwgezet in de gaten moeten houden! We nemen de eerste grasbaan naar rechts, die geleidelijk klimt naar een hoogte van 283 over een afstand van 400 meter. Hier gaat onze route duidelijk naar links. Aan de toestand van deze brede grasbaan die op veel plaatsen is omgewoeld is duidelijk te zien dat in dit uitgestrekte bosgebied de wilde zwijnen in grote rotten aanwezig zijn.

We volgen de grasbaan op dit traject zo’n 2 kilometer tot het punt waar het bos aan de rechterzijde ophoudt. We kiezen vanaf dit punt een wel heel ongebruikelijke route. We willen immers niet terug naar de asfaltweg die we eerder hebben verlaten. We maken gebruik van de GPS door naar links de helling door te steken. Dit blijkt een hele klus! Eerst door het dichte kreupelhout en dan een pad makend tussen de braamstruiken door. In de helling naar het open stuk waar de hoogspanningsleidingen verlopen, maakt Charles een schuiver. Gelukkig komt hij er zonder kleerscheuren vanaf. Dan krijgen we zicht op ons volgende doel: het dorpje Jametz. Langs een akker slaan we rechtsaf naar een onverhard pad en volgen dit tot aan de bebouwing van Jametz. We steken rechtover en bereiken langs de Église Saint Pierre-ès -Liens de doorgaande D905. De kerk heeft een achthoekige signaalklok waarop, te lezen is AD (Anno Domini) 1803 gevolgd door AR (Ancien regime) verwijzend naar een nieuwe fase in het Franse staatsbestel.

In dit grauwe en haast vervallen dorpje met nu veel leegstand vallen de huizen op met de jaartallen van vóór 1800, toen het dorp welvarend moet zijn geweest. Indrukwekkend is de gevel van de Marie uit 1789, het jaar van de Franse revolutie. Maar de geschiedenis van Jametz gaat nog verder terug. Zo heeft er ten zuiden van het huidige dorp een verstekte burcht gestaan, waarvan nu nog steeds contouren is te zien in de weilanden met ernaast het gerestaureerde lavoir. Jametz wordt in de 16e eeuw een toevluchtsoord voor de protestanten en krijgt de naam " Le boulevard du protestantisme ". Een machtig leger van 7.000 mannen belegerden vervolgens Jametz. De lange belegering van 1588-1589 staat bekend als de laatste godsdienstoorlog. De bevolking was uitgeroeid, de vestingwerken lagen in puin. Het fort wordt in 1672-1673 op bevel van Lodewijk XIV ontmanteld.

© L.A.W.V.VIA-VIA


Bij het monument voor de gevallenen van WOI op het kleine pleintje tegenover de Église Saint Pierre -ès-Liens is er weer een moment om even op een bankje neer te strijken en opnieuw wat te eten en te drinken. Het is hier stil en verlaten! Dan wandelen we de Rue de la Place in en slaan aan het einde linksaf. In de Rue du Moulin wijst een lege plek naar de plaats waar aan een kleine aftakking van de Loison ooit een watermolen moet hebben gestaan. Op de T-splitsing gaat de route naar rechts en passeren we voor de rode brug over de Loison de Chapelle Notre Dame du Grand Pont. Deze kapel is aan het begin van de 20e gebouwd om een beeldje te kunnen plaatsen van Maria met kind, dat na WOI in een oude boom is gevonden. Nu is het beeld in de kapel verdwenen! Het asfaltwegje steekt na het kapelletje de brug van de Loison over. Daarna gaat onze route onmiddellijk rechtsaf over de onverharde weg op de oever van de Loison en gaat later over in een grasweg, die naar links afbuigt. Door een bosje en langs weilanden arriveren we bij een schaduwrijke picknickplaats met verscheidene tafels. Hier nemen we het rustige en eigenlijk mooie asfaltwegje naar rechts. Dit wegje leidt ons helemaal tot naar Remoiville. Een Jakobsschelp verraadt dat de geelrode bewegwijzering vanaf hier het gezelschap krijgt van het pelgrimspad naar Santiago de Compostela.

Over de brug van de Loison steken we de D69 over en wandelen Remoiville in door de Rue du Pont. De Lotharingse huizen van dit dorp uit de 18e en 19e eeuw zijn voornamelijk boerderijen met grote karrenpoorten en kleine arbeidershuizen met kleine openingen. We zijn hier in het dorp van Sint Jacobus, dat ligt aan één van de vele routes naar Santiago de Compostela. Nog voor de Église Saint Jacques, gebouwd in 1783 en bekroond met een imposant leien klokkentoren uitlopend in een achthoekige toren, slaan we linksaf de Rue du Moulin in om dan rechts de Rue Saint Jacques te vervolgen. We passeren het kerkhof met naast de begraafplaats het zandstenen calvariekruis Croix Saint Jacques, daterend uit 1748 en een rijksmonument. De voorstelling is een Calvarie met Christus, Maria en Maria Magdalena en waarschijnlijk Johannes. Langs het kerkhof dalen we af tot de doorgaande weg D69. Links over de Loison hebben we zicht op Louppy-sur-Loison met op een heuvel gelegen het 17e eeuwse Château, de restanten van een feodaal kasteel en de Église Saint Martin.

We slaan rechtsaf op de D69 en komen aan het open veld links langs de weg aan de voet van de ruïne van het oorspronkelijk feodale kasteel uit de 13e of 14e eeuw, gebouwd door graaf Thibaut I van Bar. Nog slechts een gedeelte van de muren is behouden gebleven. Ooit zijn die muren geflankeerd door vier hoektorens en omgeven door diepe grachten gevoed door de Loison. Een uitstapje van de route leidt ons linksaf naar Louppy-sur-Loison naar het grote imposante 17e eeuwse Château, gebouwd in 1620 door Simon II de Pouilly in een rijke, verrassende en monumentale Renaissance stijl. Het kasteel heeft tijdens het beleg van Montmédy in 1657 als verblijfplaats gediend van de Zonnekoning Lodewijk XIV. Het kasteel is nu privé bezit en kan dus alleen aan de buitenkant bewonderd worden. Bijzonder aan het kasteel zijn tuin, orangerie, robuuste duiventil op de binnenplaats en kapel. Verder springen vooral de mythologische scènes boven de poorten en de vele wapenschilden van de familie de Vassinhac d'Imecourt in het oog. Rechts omhoog langs de kasteelmuur komen we op het dorpsplein met de Neo-Romaanse Église Saint Martin uit 1878. De kerk is gebouwd op de ruïnes van het oude kasteel en heeft de vorm van een Latijns kruis met drie beuken met vooruitstekend transept. In de kerk vinden we naast het Neo-Romaanse interieur, gebrandschilderd ramen, die de herinnering van de oudste families in het dorp en in het bijzonder van familie de Vassinhac d'Imecourt levend houdt.

© L.A.W.V.VIA-VIA


Vanaf het dorpsplein dalen we af naar de D69 en nemen een pauze in het bushokje onder aan de afdaling naar de doorgaande weg. Daarna wandelen even naar links om voor de brug over de Loison, ter hoogte van een grote ijzeren poort aan de linkerkant van de weg, rechtsaf een oud onverhard pad in te slaan. Aan de rechterzijde komen we langs de op de helling gelegen Chapelle de la Madeleine. Het schip dateert uit de 11e eeuw met nog Romaanse ramen en in de 16e eeuw verlengd met een nieuw gewelfd koor. De bijzonderheid van deze kerk is vooral het altaarstuk uit de late 15e eeuw. In 1840 wordt er op verzoek van Graaf Charles Theodore Gideon Vassinhac een grafkapel gebouwd met opening naar het koor om er de familieleden te begraven. De kerk is versierd met fresco's, beelden van de verrijzenis en de verschillende apostelen, maar ook de wapenschilden van de heren van Louppy-sur-Loison. Rondom de kerk ligt het kerkhof. Het schitterend pad leidt ons allereerst langs een onderkomen en verwaarloost lavoir met 2 bassins uit het midden van de 19e eeuw. We wandelen eerst een tijdje in de vallei van de Loison. Verderop wordt het een grasbaan en karrenspoor en loopt op een verhoogd talud tussen de weiden. Steeds rechtdoor komen we uiteindelijk in de bocht uit aan de D142. Linksaf over het asfalt bereiken we na de oversteek van de Loison de bebouwing van Juvigny-sur-Loison.

We steken recht over en wandelen de Rue Basse in, die een weinig klimt, om dan linksaf de Rue de l’Abbaye in te slaan. Hier heeft ooit een beeldbepalende oude Benedictinessen abdij gestaan, waarvan de grondlegging teruggaat tot het jaar 872 als Richilde (845 - 910), de tweede vrouw van Karel de Kale (823-877), dit klooster sticht met de H. Scholastica als beschermheilige. Haar relikwieën en die van St. Benedictus werden naar Juvigny-sur-Loison overgebracht. Vanaf 1124 tot 1792 floreert de abdij. Tweeëndertig abdissen volgen elkaar op aan het hoofd van dit nonnenklooster. Maar na de Franse Revolutie raakt het gebouw in onbruik en vervalt. De graaf van Vassinhac d'Imecourt, eigenaar van het Château de Louppy-sur-Loison en neef van de laatste abdis van Juvigny, herstelt een gedeelte van ruïnes en sticht er een religieus internaat voor jongens. Onder leiding van de katholieke broeders krijgt de school een bepaalde bekendheid. Het gebouw is nu in gebruik door de stichting Perce Neige, een gezinsvervangend tehuis en educatiecentrum voor geestelijk gehandicapten. Aan het einde van de Rue de l’Abbaye slaan we rechtsaf waar we in de richting van de dorpskerk Église Saint Denis nog een indrukwekkend stuk van de oorspronkelijke muren rond de abdij zien. Bij de Église Saint Denis is het eindpunt van dit lange wandeltraject.

Na de terugrit door de binnenlanden willen we, zoals de afgelopen dagen, een stevige pot bier gaan drinken in Auberge de Marville. Maar vanuit de Église Saint Nicolas klinkt orgelmuziek. Hierdoor gebiologeerd gaan we een kijkje nemen in de kerk en raken we geboeid door de werken die ten gehore worden gebracht. Het blijkt de organist van de kathedraal van Metz te zijn, die op virtuoze wijze met zijn orgelklanken de weinige toehoorders boeit en daarbij uitleg geeft en de structuur van het orgel ontrafelt. De akoestiek van het huidige kerkgebouw streelt het gehoor. Het oorspronkelijke orgel is in 1841 vervangen door een Andantino orgel van de Gebroeders Chambry en door de Duitsers in 1917 is ontmanteld. Nu is sinds een aantal jaren dit klankrijk orgel. Toch stamt de Église Saint Nicolas oorspronkelijk het begin van de 13e eeuw met Gotische elementen uit de 14e eeuw. Het blinde schip met vijf traveeën mondt uit in een vijfkantige apsis. In de zijbeuken, die gebouwd zijn tussen 1472 en 1536, vinden we zeven zijaltaren voor de gildes. De oorspronkelijk Romaanse klokkentoren op de eerste travee is in de 18e eeuw door brand verwoest en in de 19e eeuw in Barok stijl herbouwd. De in de 15e eeuw vernieuwde westelijke deur, is aan de binnenzijde gedecoreerd met de heilige Maagd met kind. Laat-Gotische vensters sieren de zijkapellen en verder staan er enkele bijzondere beelden uit de 15e en 18e eeuw, altaren met altaarstukken en Gotische tabernakels en grafzerken. De buitenzijde is onlangs geheel gerestaureerd met de karakteristieke kalkzandsteen uit de streek.

© L.A.W.V.VIA-VIA


Ook op de derde dag willen we weer op tijd op weg gaan. Het wordt een lange wandeldag en we hebben besloten om in het Fôret Domaniale de Woëvre onze eigen route te nemen en het traject naar Château Haut-Charmois uit de route te laten. Hier zullen we aan het einde van de dagetappe naar toe rijden en ook de Église Saint Pierre et Saint Paul in Mouzay bezoeken. Om 8.00 uur gaan we aan het ontbijt en als we richting Juvigny-sur-Loison rijden slaan we nog wat proviand in bij de kleine supermarkt in Marville. Dan zetten we koers naar Dun-sur-Meuse, het eindpunt van vandaag. Hier parkeren we de auto van Theo in het centrum. Dan gaat het in vliegende vaart naar Juvigny-sur-Loison.

De dagwandeling start hier vandaag vanaf de Église Saint Denis uit 1774. Dit jaartal is aangebracht in de gevelsteel boven de toegangsdeur. De kerk heeft een versterkte enigszins gedrongen toren en zadeldak. Bij de bouw van de dorpskerk eist de abdis van de Benedictinessen abdij Juvigny dat de kerktoren niet hoger wordt dan de klokkentoren van de abdij. Vandaar dit resultaat! Als de kloosterzusters bij de Franse Revolutie in 1792 de abdij moeten verlaten, schenkt de laatste abdis de relikwieën van St. Scholastica en St. Benedictus, die in de abdij bewaard werden, aan de parochiekerk. Ze overleven alle oorlogen en invasies die het kleine dorp in de Lorraine heeft gekend en ze blijven zo nauw verbonden met het dorp Juvigny-sur-Loison, waar ze nog steeds worden vereerd tijdens een jaarlijkse bedevaart. In de kerk zijn beide heiligen dan ook duidelijk aanwezig in schilderijen, in beelden en wordt het levensverhaal van St. Scholastica en St. Benedictus uitgebeeld in een aantal kleurrijke glas-in-lood vensters.

Door de Rue de L’Hôpital wandelen we langs het monument van de gevallenen in de beide wereldoorlogen. We houden op de doorgaande weg D142 bij de Y-splitsing rechts aan richting Stenay. De bebouwing laten we achter ons en kiezen in de klim na 200 meter de eerste weg linksaf richting “Cimetière”. Waar de route naar het kerkhof naar links afbuigt, wandelen we op een vijfsprong van paden het meest rechtse pad bijna rechtuit en komen op een weids landbouwplateau met zicht op een rij hoogspanningslijnen. Verderop kruisen we de D69 en vervolgen het onverharde pad richting de bosrand. Ons pad gaat over in een asfaltweg en we gaan nog steeds in dezelfde richting verder. Aan de rechterzijde negeren we de Route Forestière de l’Écuron, die toegang geeft tot het Forêt Domaniale de Juvigny. Met de bocht mee wandelen we langs een open gebied en blijven het asfaltwegje, de Route Forestière du Feuillard, nog volgen langs de bosrand en laten de paden links het bos in ongemoeid. Rechtdoor en waar de weg een bocht naar links maakt, verlaten we eindelijk de asfaltweg en lopen rechtdoor een breed graspad in. Dit kan op enkel plekken nogal modderig zijn.

© L.A.W.V.VIA-VIA


Hier betreden we nu het Fôret Domaniale de Woëvre. Dit uitgestrekte bosgebied heeft een oppervlak van 1580 hectare. Als in 1794 bij de Franse Revolutie naast al zijn bezittingen ook het Bois de Woëvre van Prince de Condé Louis Joseph de Bourbon (1736 -1818) wordt geconfisqueerd, komt het Bois de Woëvre voor de eerste keer in bezit van Franse staat. Dit duurt tot 1814. Dan gaat het bos opnieuw over aan een beschermeling van Louis Joseph de Bourbon: de Hertog d'Aumale Henri Eugène Philippe Louis d'Orléans (1822-1897). Door zijn betrokkenheid aan de Februarirevolutie (1848) wordt hij verbannen en verliest zijn bezit. Het bos wordt te koop aangeboden, nadat het is verdeeld tussen Lion-devant-Dun, Milly-sur-Brandon, Mouzay, Landzecourt en Baalon, de dorpen die het al in gebruik hebben. Het bos wordt intensief geëxploiteerd en het verdwijnt bijna helemaal tussen 1929 en 1933. Maar in 1938 wordt het bij akte als beschermd bosgebied vastgelegd als het door de staat wordt gekocht. Aankoop en ruil met particulieren en vooral de gemeentes Lion-devant-Dun en Dun-sur-Meuse zorgen vanaf 1968 voor het huidige oppervlakte van het Fôret Domaniale de Woëvre.

We blijven de grasbaan in het bos rechtdoor volgen over dit eenzaam stuk en negeren alle zijpaden. Na het passeren van de kleine Ruisseau de Gouttière komen we op een met steenslag verhard pad. Dan bereiken we een kruising van boswegen. Hier kiezen we voor de richting rechtuit. Dit betekent dat we het traject rechtsaf over de Baraque de l'Officier in de richting van het Château Haut-Charmois achterwege laten. Dit Château Haut-Charmois is immers in principe niet te bezoeken, tenzij vooraf een afspraak is gemaakt. Op enig ander moment zullen we ervoor kiezen dit buiten de dagwandelingen te combineren samen met een bezoek aan het aan Saint Dagobert gerelateerde dorpje Mouzay. We kiezen ervoor vanaf deze kruising rechtdoor de route te vervolgen. De Fontaine de Saint Dagobert aan de linkerzijde ligt nu binnen handhandbereik. Een infobord vertelt ons wat zich hier op 23 december 679 aan de bron van de Arphays heeft afgespeeld. Hier zou Koning Dagobert zijn vermoord toen hij pauzeerde tijdens een jachtpartij. Over de omstandigheden van zijn dood bestaan zeer uiteenlopende versies. De meest aannemelijke verklaring is dat hij werd vermoord door een schildknaap, die mogelijk handelde in opdracht van Hofmeier Ebroin. Deze wilde immers zijn macht uitbreiden naar het Merovingische rijk Austrasië van Koning Dagobert.

Na de moord zou het levensloze lichaam van de Koning Dagobert In de loop van diezelfde avond naar de huidige plek van het Château Haut-Charmois zijn overgebracht en daarna naar de Basiliek Saint Rémy in Stenay. Een eeuw later wordt Koning Dagobert heilig verklaard en dan wordt vanaf de 9e eeuw tot aan de Franse Revolutie naar de locatie van de moord aan de bron van de Arphays eeuwenlang een jaarlijkse bedevaartstocht gehouden ter ere van Saint Dagobert langs 36 parochies en door het bos. Met de Franse Revolutie komt er een eind aan die traditie. Maar tegenwoordig organiseert de Cercle Saint Dagobert jaarlijks op de laatste zaterdag in augustus een pelgrimstreffen met zowel een religieuze als een cultuurhistorische inslag. De plek is heringericht met banken door het Franse bosbeheer. Voor ons een moment van rust en bezinning.

© L.A.W.V.VIA-VIA


Vanaf de bron is het pad nog even geasfalteerd, maar gaat in de bocht na de oversteek van de kleine Ruisseau de la Fontaine naar rechts over in steenslag. We vervolgen onze route over de steenslagweg om dan verderop bij de kruising met een gelijkaardige weg linksaf te gaan. Dit pad lopen we helemaal uit door het bosgedeelte Bois du Deffoy. Met een flauwe bocht naar links komen we opnieuw op een kaarsrechte eentonige weg uit en slaan hier rechtsaf. We zijn hier op de Route de la Voie Stratégique, het oude baantracé van een voormalige spoorlijn. In WO I zijn spoorlijnen belangrijk voor militaire transporten en daarom worden er in Duitsland en Frankrijk een aantal strategische spoorverbindingen aangelegd en versterkt. Deze Ligne Stratégique vormt de verbinding tussen West- Frankrijk en de Maginotlinie in het noordoosten, omdat de bestaande lijnen onvoldoende capaciteit bieden en men Verdun wil mijden. Het dubbelsporig traject met niet te steile hellingen en geen enkele overweg of gelijkvloerse spoorkruisingen wordt tussen 1931 en 1935 aangelegd, maar door de economische crisis niet gebruikt. Tussen september 1939 en mei 1940 wordt de lijn intensief gebruikt, waarna enkele bruggen en viaducten worden opgeblazen. De Duitse bezetters herstelen de schade, maar besluiten in 1942 de spoorlijn op te breken omdat de materialen naar het Oostfront moeten. Na WOII voelt de SNCF niets voor herstel van deze commercieel nutteloze lijn en ook het strategische belang is niet groot genoeg meer. Zo wordt in 1954 het spoortraject officieel opgeheven. Wat rest in het landschap zijn op een aantal plekken nutteloze viaducten van gewapend beton, verbindingsbogen, watertorens en restanten van grote militaire emplacementen. Zo herinnert op onze route enkel nog een toegangsbord aan de oorspronkelijke functie van deze bosweg.

Aan het einde van de Route de la Voie Stratégique bereiken we een asfaltweg. Hier lopen we even naar rechts om dat linksaf in de richting van Lion-devant-Dun te wandelen. Het eerste pad naar links brengt ons opnieuw naar het oude treintraject, dat we naar rechts volgen. We zijn hier in het brede en vlakke Maasdal aangekomen. In de verte is de kerktoren van het dorpje Lion-devant-Dun al zichtbaar. Links aanhoudend langs de Cimetière Saint Claude met zijn 'Porta Vitae' omzoomd door twee eeuwenoude notenbomen uit 1859 komen we in het midden van het dorpje uit. De oorsprong van het dorpje gaat terug tot in de Romeinse tijd van Keizer Hadrianus als zich hier ook Galliërs vestigen rondom een heiligdom. Op 22 november 1147verblijft er Paus Eugenius III (1080 – 1153) in gezelschap van St. Bernardus van Clairvaux (1090-1153) op hun reis van Verdun naar Trier. In augustus 1251 krijgt Lion-devant-Dun door Gobert V Dun eigen rechten. Maar onheil blijft het dorp niet bespaard door grote branden in 1780 en 1852 en in 1854 maakt een cholera epidemie veel slachtoffers, waardoor het aantal inwoners daalt. De teelt van hennep, vlas en oliehoudende zaden, maar ook veehouderij zijn de inkomstenbronnen. In de 17e en 18e eeuw floreert de wijnbouw op de hellingen van de Côte Saint Germain totdat de druifluis een verwoestende werking heeft. Door de ligging in de nabijheid van het Fôret Domaniale de Woëvre heeft de bevolking van Lion-devant-Dun door privéleges uit het verleden aanspraak op het gedeeld beheer in de bosbouw. Maar nu lijkt het dorp weg te dromen.

We wandelen voorbij aan de Église Saint Martin. Deze dorpskerk is gebouwd in 1706, maar dateert oorspronkelijk uit de 6e eeuw en waarschijnlijk geschonken door St. Waldrille aan de monniken van Montfaucon. Zij veranderden de naam in Saint Germain, hun patroonheilige. Boven het portaal is in een medaillon, omgeven door engelen, in steen gebeiteld: Anno Domini MDCCLXVI. Het plafond is versierd met artistieke schilderingen, voorstellend hemel, hel en vagevuur. In het transept op de koorboog zien we de beelden van Maria Magdalena en St. Anne met in het midden Christus. Ook is er naast een beeld van St. Maur een prachtige uit hout gesneden preekstoel, afkomstig uit de kapel van Saint Germain. Opvallend is het gebrandschilderde glas-in-lood venster dat Saint Dagobert in het Bois de Woëvre afbeeldt. De kerktoren is gebouwd in 1766 in Romaanse stijl met steunberen uit zeer harde steen, die afkomstig uit de steengroeven van de Côte Saint Germain. Bij de Église Saint Martin was vanaf 1700 tot 1854 ook het kerkhof Saint Maur, maar in 1854 wordt tijdens de cholera epidemie de nieuwe begraafplaats Saint Claude ingericht, die we net buiten het dorp zijn gepasseerd. De klokkentoren, die door de bliksem op 17 april 1945 in brand raakt, wordt pas in 1950 voltooid en bekroond met een slanke toren spits, die geïnspireerd is op de klokkentoren van de Belgische Abdij Orval.

© L.A.W.V.VIA-VIA


Langs het monument voor de gevallenen van WOI en de Église Saint Martin wandelen we links af en wijken door de Rue de la Fontaine even van de route af voor een bezoekje aan het schitterende Lavoir. Dit heeft een aparte toevoer, die kan worden gesloten om de paarden te wassen. Het is een goed moment om te pauzeren en een boterham te eten. Daarna terug en linksaf door de Place des Avant Loges nemen we de route weer op. Net voor het laatste huis gaan we opnieuw linksaf. Hier beginnen we meteen aan een stevige klim die ons naar de kam van de Côte Saint Germain moet brengen. Aan de linkerzijde over de weilanden kijkend zien we het voormalig kasteel met een rechthoekige ommuurde binnenplaats waaraan de bijgebouwen en stallen grenzen. Het heeft uitzicht op Lion-devant-Dun. Het massieve gebouw wordt geflankeerd door feodale torentjes en is in 1700 gerestaureerd. Het is dan sinds 1698 in bezit van Jean Tille de Genty, Heer van Tailly, en zijn echtgenote Marie-Anne de Vion. Vanaf 1783 tot 1810 is het eigendom van de familie van Leonard St. Cyr en met ingang van 1811 komt het aan de familie Derobe. We blijven het weggetje volgen en stijgen tot 330 meter boven de zeespiegel. Zo komen we voorbij een monumentje aan een splitsing.

De bewegwijzering leidt naar rechts nog licht stijgend naar het noordelijke uiteinde van de Côte Saint Germain. Door zijn uitzonderlijke ligging is het niet verwonderlijk dat deze verhoging in het landschap in het verleden een uitstekend strategisch verdedigingspunt voor legers is geweest. De Romeinen hadden hier al een militair kamp gevestigd en ook menselijke resten, ornamenten en fundamenten laten zien dat hier eeuwenlang menselijke aanwezigheid moet zijn geweest. Zo was er tot in de 18e eeuw ook eeuwenlang een kluizenaarskerk. Op het uiteinde van deze heuvelrug waakt nu een Christusbeeld over de vallei en we zien er een oorlogsmonument met plaquette, die memoreert aan de verovering van de Côte Saint Germain op 6 november 1918 in WOI door troepen van de 9th US Infantery Brigade onder commando van Brigadier General J.C. Castner. Daarna is op deze plek vanaf 11 november 1981 de vooruitgeschoven commandopost van de Amerikaanse 5th US Division van Major General Hanson Ely bij de opmars op de oostelijke oever van de Maas.

Wij kiezen op de eerder genoemde splitsing meteen voor de route naar rechts en hebben hier meteen een panoramisch uitzicht over de omringende valleien. Hier wordt ook zichtbaar dat deze Côte Saint Germain een versteende koraalbank is, die een bijzonder boeiend landschapselement is en interessante fossielen bevat. Daarnaast houdt de kalkbodem de warmte goed vast en dit betekent dat op de linkerflank van de Côte Saint Germain in het verleden wijnstokken met een oppervlakte van 55 hectare zijn aangeplant. Tot 1860 is de wijnbouw een van de belangrijkste bronnen van inkomsten van het Lion-devant-Dun, die een zekere welvaart bracht. Maar als dan door de druifluis de wijnbouw wordt vernield gaat het bergaf met het dorp. Onze route gaat over de kam van de Côte Saint Germain door het bos en dan snel dalen zigzaggend en draaiend langs de westelijke flank naar beneden. Over een veldweg en onder de hoogspanningsleidingen door komen we op het asfalt van D102c, die we naar links volgen langs de vervallen boerderij Ferme de Beauregard. Na het kerkhof op de 3-sprong houden we links aan tot we over de D102c door de Rue de la Fromonne het dorp Milly-sur-Bradon bereiken. Hier slaan we linksaf om dan voor de bocht naar links de veldweg naar rechts langs de schuur in te slaan.

© L.A.W.V.VIA-VIA


Het is op dit punt aan het einde van het dorp dat voor ons in een boomgaard bijna verborgen op privéterrein een menhir staat, die Milly-sur-Bradon zo bekend heeft gemaakt. Deze enorme menhir, “Hotte du Diable” genaamd, wordt in de tijd van de Galliërs als object van religieuze verering gezien, zetel van de goden die op deze plaats de giften en aanbidding in ontvangst namen. Waarschijnlijk heeft hij ook gediend als grensmarkering tussen Neutrasië en Austrasië. Maar zijn naam betekent ook "de zak van de duivel", door de vroege Christenen gezien als een heidense vereringplaats van duivelse afkomst. Tijdens WOI is in 1917 de menhir beschadigd door de Duitse Generaal Von François, afstammeling van de gevluchte Franse Hugenoten, met een inscriptie die verwijst naar een Karolingische grenssteen en de Duitse gevallenen bij Verdun. Na WOI wordt in 1922 de Duitse inscriptie met cement weggewerkt.

De grasbaan volgend met de bocht naar rechts komen we opnieuw op de D102c, de Rue de Dun. Hier gaat het rechtsaf en blijven het asfalt volgen. Waar we niet op gerekend hebben, maar wel zien aankomen zijn de dreigende wolken van een naderde heftige regenbui! We kiezen ervoor deze route tot aan Dun-sur-Meuse te volgen en niet linksaf via de hoger gelegen de oude omwallingen van Dun-Haut naar het eindpunt te wandelen. Het betekent dat de regenjaar aan moet en de paraplu op. We besluiten bij de eerste huizen te schuilen tot het ergste voorbij is! Door de Rue Saint Sébastien bereiken we daarna Dun-sur-Meuse en slaan hier linksaf de Rue Sainte Marguerite. Eindpunt is de parkeerplaats rechts aan de Rue des Clouyéres. Gelukkig is het droog geworden, maar het blijft dreigen.

Omdat we nog goed in de tijd zitten, besluiten we op de terugweg naar Marville nog een bezoek te brengen aan de Église Saint Pierre et Saint Paul in Mouzay. Voor we de kerk binnengaan, trekt op de zuidwesthoek een eigenaardig gevormde blok kalksteen de aandacht. De lokale legende vertelt dat dit de troon van Koning Dagobert II is. De Église Saint Pierre et Saint Paul is een eenvoudige in Neo-Romaanse stijl gebouwde kerk met een schip met 2 zijbeuken en afgesloten met koor. Helaas zijn bijna alle Middeleeuwse elementen van de oude kerk verloren gegaan. Opvallend is het kerkmeubilair met banken en preekstoel, dat stamt uit de 18e eeuw. Het Barok altaar is omgeven door een zestal Korinthische zuilen met daarop een houten luifel. Verder zijn er zijaltaren en een aantal oude schilderijen. Ook de patroon van Frankrijk: Jeanne d’Arc is duidelijk aanwezig. Maar voor ons zijn de gebrandschilderde glas-in-lood vensters het meest opmerkelijk. Speciaal is in de linkerzijbeuk het venster van Saint Dagobert II, een geschenk van de parochianen aan de gemeenschap van Mouzay. Het is vervaardigd in het atelier van Albert-Louis Vermonet Pommery in Reims. Aan de zijde van Saint Dagobert II zien we links het de gebrandschilderde glas-in-lood vensters van de H. Lodewijk IX en rechts het venster van de roeping van Jeanne d’Arc door de H. Catharina, de H. Margaretha en de aartsengel Michaël.

© L.A.W.V.VIA-VIA


Na dit bezoek gaat het over de Rue de Charmois naar het buurtschap Charmois, waar op de afslag naar links een veldkruis met op een sokkel een Maltezerkruis staat. Een landweggetje leidt naar een tweetal kastelen, die ooit in bezit zijn geweest van de Heren d’Herbeumont en de familie Charmoye. Al meteen aan onze linkerhand staat het Château Bas-Charmois met 2 torens, dat nauwelijks opvalt. Het ligt verscholen achter hoge bomen en stamt uit de 17e eeuw op Middeleeuwse fundamenten uit 1299. Het ondergaat in de 19e eeuw een metamorfose en heeft een Neo-Renaissance uitstraling gekregen. Onze interesse gaat veel meer uit naar het even verderop gelegen Château Haut-Charmois. Het is de plek waar volgens overlevering het levenloze lichaam van Koning Dagobert II direct is heengebracht, nadat hij door een van zijn volgelingen is neergestoken. Dit is gebeurd op 23 december 679 tijdens de jacht in het Bois de Woëvre, als hij rond het middaguur uitrust tegen een grote eik en in gebed verzonken is. Het is volgens de legende gebeurd bij de bron van de Arphays die nu de naam draagt Fontaine de Saint Dagobert. Maar in die tijd heeft het huidige Château er natuurlijk nog niet gestaan. Toch wijst alles erop, dat toen hier al een nederzetting of versterking moet zijn geweest en ook de aanwezigheid van een Gallisch Romeinse nederzetting wordt in teksten genoemd.

Aangekomen bij het Château Haut-Charmois zien we, dat het omsloten wordt door een gefortificeerde boerderij met bijgebouwen. Het robuuste uiterlijk van het kasteel doet denken aan het einde van de Middeleeuwen, wellicht door het defensieve karakter van de locatie. Het grondplan van het kasteel is met vier bastion torens, waarvan 3 met 2 verdiepingen. Aan de zijde van de binnenplaats is de begane grond 2 meter hoger, wat te zien is aan de trappen die naar de toegangspoort leiden. Bij aanpassing in 1615 (Dit jaartal is boven de ingang aangebracht) is grotendeels de oorspronkelijke bouw van voor de 17e eeuw behouden gebleven. In 1870 wordt het gebouw een boerderij. Van het hoofdgebouw werd de helling van het dak afgebroken en de stenen lijst verwijderd om hooiramen mogelijk te maken. De haardplaats wordt afgebroken en afgevoerd naar het Château Bas-Charmois en ook het poorthuis wordt afgebroken. Rond 1978 is het Château Haut-Charmois helemaal vervallen. Dan wordt het kasteel eigendom van de familie Bonnefoy en in 1987 komt de restauratie op gang. Zorgvuldig is er gewerkt om het gebouw in de oorspronkelijke toestand terug te brengen. Gestaag worden houten gebinten vernieuwd, maar ook vloeren en plafonds, evenals het dak. De ramen worden naar hun oorspronkelijke grootte terug gebracht en de natuurstenen ornamenten in de juiste vormen gehouwen. De uitstraling van weleer keert terug.

Het Château Haut-Charmois is nu privébezit van de Familie Bonnefoy. Maar bezoek aan deze plek is mogelijk, want Alain Bonnefoy heeft een kleine bierbrouwerij in de bijgebouwen ondergebracht. Hier wordt al meer dan 10 jaar door hem een viertal verschillende artisanale biertjes gebrouwen, die luisteren naar de namen: Charmoy Blonde. Charmoy Ambrée, Bière de Mars en Bière de Noël’. Voor ons een reden om toch even aan te kloppen en ons na zijn rondleiding en uitleg te laten verleiden het blonde en amber bier op ons wensenlijstje te zetten!

© L.A.W.V.VIA-VIA


Als we terug zijn in Marville en na een biertje op het terras van ons hotel, hebben we willen we nog even een kleine rondwandeling door het kleine centrum maken. We wandelen door de Grande Rue waar de “Grandeur” duidt op de rijkdom van weleer. Maar de glans van deze ooit grootse markstraat met zijn kapitale panden, gebouwd met een lichtgele poreuze kalksteen uit de streek, met sierlijke gevels uit de Spaanse tijd (16de -17de eeuw) is verbleekt en heeft dringend onderhoud en een lijkje verf nodig. Waar is de tijd gebleven dat talrijke ambachtslieden en gilden zich hier vestigden en de weverijen voor een bloeiende handel zorgden! Marville was zondermeer het belangrijkste stadje van de streek, maar die glorietijd zou nooit meer terug keren. Gelukkig is de laatste jaren een groot aantal van de huizen in het dorp gerenoveerd. Maar er moet nog veel gebeuren om alles weer in de oorspronkelijke schoonheid terug te brengen. In 2013 echter staat het pittoreske plaatsje nog een aantal maanden in de belangstelling als decor voor de film Suite Française, een romantisch oorlogsdrama uit 2014 van regisseur Saul Dibb met in de hoofdrollen Michelle Williams, Matthias Schoenaerts en Kristin Scott Thomas. De film is gebaseerd op de gelijknamige novelle van schrijfster Irène Némirovsky.

Fris en fruitig gaan we na het douchen aan tafel. Maar het blijkt dat we bijna de enige gasten zijn die nu het hotel bevolken. Dus op tijd naar de kamer en nog even “appen” en “facetimen” met het thuisfront. Morgen wacht immers de langste wandeldag, die naar zal blijken ook nog een paar verassingen voor ons heeft!

Op de lange voorlaatste dagetappe rijden we eerst voorbij Stenay om de auto van Theo op het eindpunt La Maison Blanche aan de D30 neer te zetten. Daarna rijden we naar het vertrek aan de parkeerplaats in de Rue des Clouyéres in het centrum van Dun-sur-Meuse. Door dit straatje komen we aan de oever van de Maas, waar we linksaf over de brug de route door de Rue de la Meuse vervolgen. Links van ons is de Maas en rechts het Canal de l’Est. Op de kruising aangekomen gaan we rechtsaf over de sluis en laten Dun-sur-Meuse achter ons. We komen in het dorpje Dun-Doulcon en volgen de Avenue de la Gare. We passeren de camping van Dun-Doulcon en kruisen de oude spoorbedding van de inmiddels al jaren geleden opgeheven spoorlijn door de Maasvallei, de Ligne Stratégique. Wat rest zijn hier aan beide zijden van de straat restanten van rails en naar links het oude station Dun-Doulcon. Kort na deze passage slaan we rechtsaf de Rue des Étangs in. Deze lopen we helemaal uit en negeren de bocht naar links. Aan het einde van het onverharde pad lopen we over een dijkje langs de velden tot we aan een veldweg komen. Naar rechts zien we nog een viaduct van de voormalige Ligne Stratégique, die we zojuist zijn overgestoken in Dun-Doulcon. We volgen het onverharde pad naar links tot op de D313 en slaan her rechtsaf. Op deze D313 passeren we een boerderij aan de linkerzijde en als er over de Ruisseau de Jupille een bocht van 90° naar rechts komt, nemen we het steenslagpad rechtuit. In de verte achter ons hebben we een mooi zicht op de Église Notre Dame de Bonne Garde, hooggelegen boven Dun-sur-Meuse.

© L.A.W.V.VIA-VIA


De route voert ons al klimmend even door open terrein, waar we dan op de V-splitsing rechts aanhoudend het Bois de Mont betreden. Dit bospad blijven we volgen tot we op hoogte komen en afdalen richting Mont-devant-Sassey. De wandeling naar dit dorpje is ook weer schitterend. Het uitzicht wordt gedomineerd door de indrukwekkende Église Notre Dame de l'Assomption, die hoog boven de Maasvallei en het dorpje met amper 100 inwoners uittorent. In de 18e eeuw wonen hier nog meer dan 700 inwoners. De oorsprong van dit kerkgebouw gaat terug tot in 1059 als de zusters Augustinessen uit hun klooster, gesticht in 692, in het Belgische Andenne verjaagd worden door de Graaf van Henegouwen en hier in Mont-devant-Sassey een nieuw klooster stichten. De kerk wordt gebouwd tussen de 12e en 14e eeuw met zowel Romaanse als Gotische stijlelementen. In latere eeuwen wordt er bijgebouwd in de bouwstijl van dat moment. Zo is de kerk ook nog versterkt aan de basis met verdedigingsmuren maar komt toch zwaargehavend uit de vele oorlogen die in de 17de eeuw zijn gevoerd. Toch is het beeldhouwwerk van het portaal bewaard gebleven en behoort tot het tot één van de mooiste van heel Lotharingen met Bijbelse onderwerpen: de 12 apostelen en taferelen uit het leven van Christus en uit het Oude en Nieuwe Testament. Ook de crypte is nog intact.

Door de Rue du Sagnaux en de Rue Grande staan we midden in het dorpje. Het is haast uitgestorven en van bedrijvigheid is geen sprake. Op de kruising wandelen we linksaf door de Rue de Moranville het dorp uit. Het asfalt gaat al snel weer over in steenslagverharding. Aan de rechterzijde ligt de helling van het Bois de Mont. Hier heeft zich van 30 op 31 augustus 1914 een van de meest gewelddadige gevechten in de Maasvallei afgespeeld. Als op 30 augustus de 26e en 27e divisies van het 13e Duitse legerkorps de Maas oversteken om Mont-devant-Sassey in te nemen, krijgt het de Franse commandant Kapitein Joseph Hassler van het 124e Infanterie Regiment opdracht het dorp te bezetten. Twee bataljons waaronder het Bataillon de Joinville nemen positie in in het Bois de Mont, de 3e bataljon blijft in de reserve. Een gewelddadige strijd ontbrandt met het Duitse 124e Land Infanterie Regiment en maakt het de Franse militairen onmogelijk op te rukken naar het dorp. Die de avond bivakkeren ze onder zwaar artillerievuur in het bos. Op 31 augustus worden opnieuw de oude posities ingenomen en wordt de strijd hervat, die hard en dodelijk is. De Duitse soldaten met de nog jonge Luitenant Erwin Rommel nemen de rand van het bos onder vuur en verhinderen de doorgang naar Mont-devant-Sassey. Ze infiltreren van rechts en van links en zetten rond 2 uur in de middag een frontale aanval in. Onder dit hevige vuur wordt het 124e Infanterie Regiment van Kapitein Joseph Hassler gedwongen zich terug te trekken met veel verliezen en slaagt er niet in het dorp te ontzetten. 300 infanteristen vallen in handen van de vijand. De Franse troepen trekken zich terug naar Villers-devant-Dun, waar ze hun bivak opslaan. Tijdens deze gevechten hebben de Franse Kapitein Joseph Hassler (1881-1966) van het Bataillon de Joinville en Duitse Luitenant Erwin Rommel (1891-1944) zeker oog in oog met elkaar gestaan. Na deze slag vinden de dorpelingen de lijken van 22 Fransen en 23 Duitsers. Een monument staat nu op de plaats waar de dorpelingen de omgekomen soldaten tijdelijk in het bos hebben begraven.

Het onverharde pad door het bosgebied Grande Rappe blijven we al klimmend een paar kilometer volgen en negeren alle zijpaden. Er is onderweg weinig markering! Op het hoogste punt in het bos komen we op een open plek waar een aantal paden bij elkaar komen. Hier moeten we goed opletten en de GPS is daarbij een goed hulpmiddel! Rechtsvoor nemen we een niet zo duidelijk pad dat verderop overgroeid is. Enkel nog door de route te volgen met behulp van de GPS zoeken we een weg door het ongebaande bosgebied, waar helemaal geen sprake meer is van een pad. We dalen af naar de beekvallei van de kleine Ruisseau de Froide Fontaine, die we een paar honderd meter naar rechts volgen tot we uitkomen bij een bruggetje aan de D205. Hier zien we links het asfaltweggetje dat rechtsaf de route naar de Ferme de Sainte Marie aangeeft. Dit asfaltwegje klimt door het bos omhoog en komt nu op een wijds landbouwplateau. We wandelen voorbij aan de afslag naar de Ferme de Sainte Marie aangeeft. Het steenslagpad daalt licht en brengt ons langs de bosrand. Als we het Bois de Montigny betreden, slaan we na een paar 100 meter rechtsaf een brede grasbaan in. Verderop komen we uit op een Chemin Forestier die we rechtdoor volgen. Op het punt waar deze bosbouwweg naar links afbuigt wandelen we rechtsdoor over de grasbaan. Als de grasbaan overgaat in een zandweg houden we op de Y-splitsing in het Bois des Halles rechts aan. We dalen en komen uit op een asfaltweg. Nog steeds naar beneden wandelend komen we het dorpje Halles-sous-les-Côtes binnen en houden links aan de oude Lavoir.

© L.A.W.V.VIA-VIA


Opmerkelijk in dit dorp is de verering van de Zwarte Madonna van Montserrat die hier jaarlijks in september wordt gehouden. Het is een overblijfsel uit de 16e eeuw als de Spanjaarden zich hier vestigen. Tot aan de 19e eeuw floreert Halles-sous-les-Côtes en sporen van die rijkdom zijn nog steeds zichtbaar, hoewel verbleekt. De Église Saint Barthélémy met de ernaast het Lavoir met aangrenzend bassin om paarden te wassen en de huizen van de wijnboeren en marskramers getuigen van die een reeds lang vergane tijd. Het zijn de marskramers die in de 19e eeuw vanaf 2 februari op Maria Lichtmis tot 15 augustus op Maria Hemelvaart hun gezinnen achterlaten en onderweg zijn als reizende kooplieden om hun snuisterijen, kousen of schoenen aan de man te brengen. Zij keren daarna huiswaarts voor de oogst en de traditionele bedevaart van de Notre Dame de Montserrat. Maar ook de ijzermijnen in de directe omgeving van het dorp, die ijzererts leveren voor de ijzergieterijen in Stenay, zorgen voor welvaart. Zij worden in 1847 gesloten.

We staan eigenlijk meteen midden in een van de meest sprekende en best bewaarde voorbeelden van een typisch Lotharings dorp. Bepalend voor het dorpsbeeld is de centraal in Halles-sous-les-Côtes gelegen Église Saint Barthélémy, gebouwd in 1788 met de plaatselijke steen. De klokkentoren stamt uit 1855, het koor en het schip worden tussen 1867 en 1868 gerealiseerd. We zien er een beeld van de Spaanse Zwarte Madonna van Montserrat (Spanje) en een buitengewone kunstig in steen uitgevoerd altaar en communiebanken met veel oog voor symboliek en religie. Ook het naast de kerk gelegen Lavoir met een aangrenzend bassin om de paarden te wassen is een juweeltje en prachtig gerestaureerd. Het stamt uit de 19e eeuw is één van de meest originele in de dit gebied. Het is open aan alle vier kanten en heeft 18 kolommen met Toscaanse kapitelen. Aan de voorzijde is een kleine fontein. Hier nemen we de tijd voor een rustpauze en te genieten van de rust.

We verlaten het dorp vanaf de Église Saint Barthélémy door de Rue de la Rochelle, waar het asfalt na de laatste huizen op het einde overgaat en een steenslag weggetje. Opvallend aan het pad zijn hier de vele fruitbomen en boomgaarden. We volgen het pad met de bocht naar rechts en slaan verderop opnieuw rechtsaf. In het open landschap krijgen we voor ons zicht op dorpje Beauclair. We bereiken de grote weg D947 en volgen deze rechtsaf tot net voorbij het oorlogsmonument voor de gevallenen van WOI en Église Saint-André uit 1835. Dan slaan we linksaf de D30 in naar Beaufort-en-Argonne. Deze asfaltweg volgen we door de velden met enkele bochten tot in het centrum van Beaufort-en-Argonne, een klein dorp gelegen te midden van weilanden en aan de rand van het uitgestrekte Forêt du Dieulet in een vochtig gebied met kleine beekjes en stroompjes. Dit heeft ertoe bijgedragen, dat meer dan de helft van de huizen in de 19e eeuw uit vakwerkhuizen bestaat, die gebouwd zijn met een houten constructie met erin een vlechtwerk van tenen, bestreken met een mengsel van stro en leem uit de kleiachtige bodem.

© L.A.W.V.VIA-VIA


Opmerkelijk is dat Beaufort-en-Argonne een belangrijke rol gespeeld heeft in de geschiedenis van deze streek. In 1188 wordt voor het eerst in een handvest door de Graven van Stenay en Grandpré de volledige onafhankelijkheid “Bellofortis” vastgelegd. Het dient zo als voorbeeld voor de regio. Helaas is het originele handvest tijdens een brand in het dorp in 1914 verloren gegaan. Het dorp heeft nog een paar oude gebouwen uit het verleden in de traditionele architectuur van de Lorraine. Zo is er het kasteel, een versterkt huis met binnenplein en een hoektoren van 5 meter in het vierkant en 15 meter hoog. De latei boven de prachtige voordeur draagt het jaartal 1664. De resten van de stevige muren en de kelders herinneren eraan dat de bewoners hier hun toevlucht konden zoeken bij conflicten. Midden in Beaufort-en-Argonne na de kruising, die we recht oversteken, komen we bij de Église Sainte Catherine. Deze kerk is oorspronkelijk uit de18e eeuw met een koor uit 1910. Tijdens WOI is de kerk sterk beschadigd. Het altaar, het retabel en de banken in de kerk zijn afkomstig uit het Kartuizerklooster van Le Mont Dieu in de Ardennen. Er zijn een drietal beelden uit de 18e eeuw, maar het meest kostbaar is een zilveren kelk uit het jaar 1786 en een ciborie uit de 18e eeuw, die pas ontdekt is in 1993.

Naast de Église Sainte Catherine ligt een kleine begraafplaats met de graven van 2 Franse soldaten van het 120e Régiment Infanterie, gesneuveld tijdens gevechten 1n 1914. Ook zijn er vijf oorlogsgraven van het Gemenebest. Hier is de laatste rustplaats van Flight Lieutenant G.C. Cooke, Pilot Officer A.M. Camplin, Pilot Officer B.C. Goodwin, Sergeant F. Morrell en Sergeant M. Reynolds. Het is de Engels -Australische bemanning van de Avro Lancaster I R5574 ZN van het 106e Squadron RAF, die op 21 december 1942 om 16.50 vertrok vanaf RAF vliegbasis Syerston in Engeland met als missie een bombardement op de stad München in Duitsland. Om onbekende redenen stort het toestel neer in Beaufort-en-Argonne. De Duitse oorlogspiloot Ofw. Kurt Karsten van het 7./NJG 4. claimt het toestel te hebben neergeschoten. Bij de crash komen alle zes bemanningsleden om het leven, vijf liggen begraven op deze begraafplaats. Het zesde bemanningslid Flight Sergeant B.G. Louch is vermist geraakt.

Langs de kerk wandelen we rechtdoor de Rue du Château uit tot op de Y-splitsing. Hier gaat de nieuwe route van de GRP aux Marches de Meuse Nord rechtsaf. Wij kiezen ervoor het oude traject naar links te blijven volgen. Wat saaie kilometers hebben we nu voor onze voeten en we wandelen lang over asfalt. Het asfalt gaat even voorbij de jachthut Le Refuge de Bruyères over in een onverhard pad. Zo bereiken we toch het grote Forêt de Dieulet en voorbij de slagboom kiezen we een stuk verder, in de bocht naar links, de grasbaan scherp rechtsaf. Deze grasbaan gaat dan over in een brede bosbouwweg met steenslag. Vanaf nu blijven we deze weg de hele tijd volgen tot we aan het einde met een flauwe bocht naar links aan een slagboom uitkomen. Hier komen we onder de hoogspanningslijnen door op de D30 uit. Aan de overzijde is ons eindpunt van de dagetappe: La Maison Blanche.

© L.A.W.V.VIA-VIA


Nu rijden we via Stenay terug naar Dun-sur-Meuse om er de auto van Charles op te halen en terug naar Marville terug te gaan. Met de ervaringen van de afgelopen dagen hebben we geleerd dat de beste thuisroute steeds via Stenay loopt. Hiermee vermijden we het crossen door de binnenlanden en zijn de wegen overzichtelijk. Terug in het hotel even een pint en douchen en dan aan tafel. Vandaag zijn we helemaal alleen en is het hotel leeg en verlaten! Geen gasten, die op doorreis zijn of fietsers en wandelaars de streek verkennen,

Op deze laatste morgen weten we dat we vanavond weer thuis zijn. Nu nog koffers pakken en naar het ontbijt. Op deze laatste wandeldag hebben we een korte dagetappe van 9 km gepland, die ons vanaf La Maison Blanche naar het eindpunt van het Sentier Saint Dagobert in Stenay zal brengen. Voor vertrek voldoen we nog even aan alle verplichtingen in Auberge de Marville en nemen afscheid. Op weg naar Stenay! Hier parkeren we de auto van Theo midden in het centrum op de Place Raymond Poincaré bij het museum van de Cercle Saint Dagobert. Dan een kort ritje naar La Maison Blanche.

Hier vertrekken we voor het laatste traject en wandelen we richting Stenay. Na 300 meter na een klein klimmetje slaan we linksaf langs bossage een veldweg in, die wat overgroeid is. Langs het grasland dalen we licht in een afzink, waar we na de kleine windmolen verderop het beekje Ravin du Rousseloi oversteken. Dan stijgen we weer door de velden en met de bocht naar rechts komen we op een geasfalteerde veldweg. Deze volgen we 30 meter rechtdoor om dadelijk rechts een dalend asfaltwegje te nemen dat achtereenvolgens de Ravin du Rousseloi en de Ruisseau de Cesse kruist. Hier passeren we de enige routemarkering van het Sentier Saint Dagobert, die we op alle wandelkilometers tot nu toe zijn tegengekomen! Zo komen we uit op een T-splitsing bij een grote landbouwschuur en slaan hier linksaf.

© L.A.W.V.VIA-VIA


Dan kruisen we weer eens de oude spoorbedding van de al jaren geleden opgeheven spoorlijn door de Maasvallei, de Ligne Stratégique, die we op onze wandelroute al verschillende keren zijn tegengekomen. Wat rest zijn hier aan beide zijden van het asfalt restanten van de overgroeide rails en aan de rechterzijde een oude spoorwachterwoning. We blijven de Rue de la Chamaille rechtdoor volgen tot op de doorgaande weg in het dorpje Cesse. Het is een klein aantrekkelijk forenzendorpje met veel boomgaarden en ommuurde tuinen, waarvan de oorsprong al teruggaat tot 973. Gelegen in de vlakke en weidse Maasvlakte heeft het ooit toebehoord aan de Abdij van Mouzon. De Priorij Sainte Marguerite van rond de 10e of 11e eeuw is in 1260 bevolkt met 6 Benedictijner monniken, die ook afhankelijk zijn van Abdij van Mouzon. Maar de kapel wordt verwoest omstreeks 1840.

Daarnaast heeft het dorp ook vaak geleden onder oorlogen en epidemieën; maar gelukkig hebben de inwoners het recht om hun toevlucht te nemen binnen de stadswallen van Stenay. In de 19e eeuw wordt hier op industriële manier suiker gewonnen uit suikerbieten. Al in 1829 gebeurt dit met de eerste stoommachine, gebouwd in Londen. Maar deze ging in 1827 verloren bij een brand. Er waren ook drie distilleerderijen en vooral een brouwerij, die al bestond 1775, maar die haar deuren in 1866 sluit. Maar helaas is het oude erfgoed verwoest door de hevige gevechten op 26 en 27 augustus 1914, als rondom Cesse door Franse en de Duitse regimenten, die de Maas zijn overgestoken, fel gevochten is om elke meter terrein.

© L.A.W.V.VIA-VIA


Op de T-splitsing met de Grand Rue aangekomen zien we links de Église de l’Assomption de la Vierge. Van deze huidige kerk is de eerste steen in 1892 gelegd. Gebouwd in Neo-Romaanse stijl, zijn toch een aantal interessante elementen uit de oude kerk bewaard gebleven, zoals de doopvont uit de 12e eeuw, de 18e eeuwse preekstoel en de banken die waarschijnlijk afkomstig zijn van de Priorij Sainte Marguerite. Op de Grande Rue wandelen we naar rechts tot aan de laatste huizen van het dorpje. Dan gaat de route linksaf en volgen we de veldweg door de brede maasvallei tussen de weilanden en akkerlanden door tot op een duidelijke T-splitsing. We bevinden ons hier nu zo’n kleine 200 meter van de Maas. We wandelen nu naar rechts en krijgen voor ons zicht op een industriecomplex. Daar aangekomen verloopt het pad aan de linkerzijde voorbij aan het terrein van Munksjö Stenay, een van oorsprong Fins bedrijf dat verpakkingsmateriaal maakt. Aan de rechterzijde vinden we het voormalige station van Stenay met verlaten rangeerterrein. Deze Gare de Stenay is oorspronkelijk in 1875 gebouwd bij de aanleg van de spoorverbinding door de Maasvallei van Sedan naar Lérouville Stenay voor het vervoer van passagiers en goederen, maar ook uit strategische oogpunt. Vanaf september 1914 maken de Duitsers gebruiken om manschappen en materiaal naar het front in Verdun te vervoeren vanuit hun steunpunt in Stenay. Bij de snelle opmars van Amerikaanse troepen In november 1918 vernietigen de Duitsers het station, alle gebouwen en de infrastructuur op de linkeroever van de Maas. Het station wordt in een andere stijl herbouwd aan het einde van de oorlog. Het station werd herbouwd aan het einde van de oorlog met een ander design. Het baanvak Verdun-Stenay wordt buiten bedrijf gesteld in 1959. Het traject van Stenay naar Sedan blijft tot 1990 in gebruik maar ligt er nu verlaten bij.

Zo komen we op de D947 en vanaf hier is het voor ons nog maar 1,5 kilometer naar het eindpunt. We wandelen over de Avenue de 18ième Batallion de Chasseurs à Pied, vernoemd naar het bataljon dat hier in de kazerne Chanzy was gelegerd om in WOI op de verschillende slagvelden in de Lorraine met de Duitsers een bloedige strijd te leveren. Bij het binnenwandelen van Stenay komen we allereerst over de Maas en vervolgens passeren we de sluis van het Canal de l’Est. Over nog een kleine zijarm van de Maas, waaraan de jachthaven ligt bereiken we de bebouwing van de stad, Naar rechts hebben we over de doodlopende Maasarm zicht op de oude watermolen Moulin Le Cygne.

We zijn nu echt in het centrum van deze oude stad, waarvan de geschiedenis terug gaat tot in de prehistorie als zich hier in het gebied de eerste bewoners vestigen op de terrassen aan de Maas dicht bij de uitgestrekte bossen, natuurlijke weiden en bouwland. Later zijn het de Galliërs. De Romeinen bouwen op dit kruispunt van heerbanen een versterking. In de Middeleeuwen is Stenay de residentie van de laatste Merovingische koning Dagobert II, die na te zijn vermoord hier zijn laatste rustplaats vindt. Later komt het stadje achtereenvolgens in handen van Godfried van Bouillon, de Hertogen van Lotharingen en de Prins van Condé. Zo is hier in de loop der tijden een van de sterkste forten van de Maasvallei ontstaan en Stenay wordt een belangrijk strategisch punt. Van 1639 tot 1697 is Stenay de hoofdstad van de toenmalig militaire regio, ook als de stad in 1654 door Lodewijk XIV wordt veroverd op de Spanjaarden en de citadel deels wordt ontmanteld. De Renaissance wordt ook zichtbaar in de bouw van prachtige herenhuizen die het stadsbeeld bepalen, maar ook in de militairen complexen die verrijzen. Want het belang van het leger wordt niet vergeten. Daarom is de bezetting van de Stenay door het Duitse leger in WOI een ramp. Daarna blijft tot 1940 de stad nog onderdeel van de Maginotlinie. Na WOII is er economische en demografische herstel en wordt Stenay gemoderniseerd. Men gelooft weer in de toekomst. Maar ook hieraan komt door de economische crisis rond het jaar 2000 een einde.

© L.A.W.V.VIA-VIA


Het laatste stukje van de route gaat door de Rue Aristide Briand tot we met de bocht naar links uitkomen op de Place Raymond Poincaré. Hier is in een gewoon herenhuis het museum van de Cercle Saint Dagobert ondergebracht. Het is een van de plekken, die met de vele verhalen, legendes en overleveringen de geest van Koning Dagobert levend houdt! Dit willen we onze rondwandeling Sentier Saint Dagobert afsluiten. Onder de grond is een crypte, die In 1965 ontdekt is door architect Laplante met de restanten van de oude kerk van Sint Dagobert, een gebouwtje dat wellicht al voor het jaar 1000 is gebouwd. De Sint Dagobertkerk sneuvelt in de 17e eeuw bij de herbouw van de citadel van Stenay. Onder de brokstukken die worden ontdekt, hoort het oude portaal met timpaan. In 1993 schenkt mevrouw Laplante de stenen aan de Cercle Saint Dagobert, die er vanaf 1997 mee aan de slag gaat in de kelder onder het huis op de Place Raymond Poincaré. Geduldig wordt alles steen voor steen gereconstrueerd. Pronkstuk is het timpaan, een eenvoudig gebeeldhouwd tafereeltje, waarop 3 personen zijn afgebeeld. Mogelijk aan beide zijden de aanbiddende schenkers van de kerk met middenin de Heilige die wordt vereerd. Waarschijnlijk is die heilige Sint Dagobert II zelf. Elders op het portaal zie je nog eenvoudige bladmotieven gebeeldhouwd. Het geheel dateert wellicht uit de 13de eeuw, de stijl sluit immers aan bij de overgang van de Romaanse naar de Gotische periode. De oorspronkelijke Dagobertkerk is wellicht nog een paar eeuwen ouder.

Daarna willen we ook nog even bij de plaatselijke VVV binnenstappen. Maar het pand toont leeg en verlaten. Gelukkig is er toch enige reactie en een vriendelijke juffrouw vertelt ons dat ze bezig zijn met de verhuizing naar een ander pand aan de jachthaven. Ze laat ons toch even binnen, zodat we onze bevindingen van onze vijfdaagse wandelroute het Sentier Saint Dagobert met haar kunnen doornemen. Naar blijkt is het traject van de GRP aux Marches de Meuse Nord op een aantal plekken aangepast en die zijn nog niet op de kaart ingetekend. Voor ons is het fijn onze ervaringen met haar te delen. Dan blijft er nog even tijd over om een drankje te pakken op een terras.

Rond de klok van 12.30 uur halen we de auto op bij La Maison Blanche. De klus is geklaard en dan rijden we huiswaarts. Opnieuw dezelfde route langs Montmédy, Virton en over de Route des Ardennes naar Nederland. Door dit vertrek rond het middaguur weten we zeker dat we de avondspits rond Eindhoven voor zijn en tegen de 16.00 uur thuis zijn. Mooi toch! Weer thuis blijven de herinneringen aan dit wandelproject, waarvan we voor vertrek nog geen duidelijk beeld hadden hoe het Sentier Saint Dagobert zou uitpakken. Maar de route heeft ons verrast! Door de heuvelachtige en dunbevolkte streek rondom Stenay en Montmédy wandelen we over rustige weggetjes, door uitgestrekte bossen, weidse landbouwgebieden en langs verstilde en uitgestorven dorpjes en gehuchten, waar is de tijd zichtbaar stil is blijven staan. Op deze wandeling komen we voorbij een aantal plekken, waar de herinnering aan Koning Dagobert II (651-679), de laatste koning van Australië, nog zichtbaar zijn en de verhalen, legendes nog leven.

Charles Aerssens
14 augustus 2017



Lange Afstand Wandelvereniging "VIA-VIA".

Gegenereerd op 14-08-2017 door C.P.J. Aerssens