© L.A.W.V.VIA-VIA

Op de gebruikelijke eerste woensdag van de maand is 6 december deze keer een bijzondere dag. De Goedheiligman houdt de gemoederen bezig en dit betekent dat we de wandeldag een weekje opschuiven. Geen probleem! Of het moet de teenblessure van Jan zijn, die hem het wandelen belet. Zijn mailtje is duidelijk: “Als lopen strompelen wordt, moet je thuisblijven. Ik strompel t.g.v. een teenblessure”. Zo melden zich op 12 december voor een rondwandeling in de buurt van Alphen Lorenz, Peter, Jan-Willem en Charles. Lorenz heeft deze keer vervoer geregeld!! En Charles meldt zich voor de eerste keer te laat op de afspraak bij de kerk in Alphen. Volgende keer beter! Alphen is al een aantal keren uitgangspunt geweest voor een wandeletappe, maar ook voor deze rondwandeling van ongeveer 23 kilometer heeft Charles een bijzonder thema bestudeerd. Het is Pastoor Willem J.C. Binck (1889-1971), pastoor in Alphen en oprichter van het Brabants Heem, die zijn aandacht getrokken heeft.

Pastoor Willem J.C. Binck weet in Alphen de mensen te interesseren voor de geschiedenis van hun eigen dorp. Zo zal de door Charles uitgestippelde route langs plekken voeren, die zijn bijzondere aandacht hebben gekregen. Alphen is vertrekpunt en het noordoostelijk gelegen buitengebied tot Riel staat in deze wandelroute centraal. Het landschapsbeeld wordt hier bepaald door bos-, heide- en landbouwgebied. We wandelen langs Boslust, Landgoed de Hoevens, Landgoed Het Ooievaarsnest, de Regte Heide en het interessante gebied van het Riels Laag. Via Riel en door de buurtschappen, Spaansehoek, Vijfhuizen en Druisdijk keren we terug naar Alphen. De rondwandeling is een variant op de Looneindroute, een MLAW van het Samenwerkingsverband Midden-Brabant en de Streek VVV Hart van Brabant, die door Jan-Willem is ingebracht, maar voor de “Stevige Stappers” van L.A.W.V.”Via-Via” met 17 kilometer wat een de korte kant is.

We vertrekken vanaf het Pastoor Binckplein aan de voet van de St. Willibrorduskerk met monumentale laatgotische toren daterend uit 1559, een voorbeeld van de laatste fase van de Kempische Gothiek. Ten tijde van de Republiek is het gebouw niet beschikbaar voor de katholieke eredienst, maar in 1820 wordt het opnieuw parochiekerk. In 1909 wordt op dezelfde plaats een neogotische kerk gebouwd door de architecten Jos. Cuypers en Jan Stuyt. Het Willibrordusbeeld boven de ingang van de kerk is van de hand van A.F.C. Verdaasdonk (1913 - 1989). Priester, archeoloog en heemkundige Willem J.C. Binck (1889-1971) wordt in 1932 pastoor van de St. Willibrorduskerk in Alphen, waar hij zich meteen ging inzetten voor de archeologie. In november 1947 is hij de oprichter van Brabants Heem, waarin hij heemkundigen gaat verenigen. Hij vindt dat de Brabanders te weinig kennis hebben van hun eigen dorp en stad. Hij trekt als voorzitter het gehele gewest door om lezingen te geven en nieuwe heemkundekringen te stimuleren. Alphen immers heeft een geschiedenis die teruggaat tot aloude tijden, wat blijkt uit de vele prehistorische vondsten.

De geschiedenis van Alphen is direct verwant aan die van de abdij van Echternach. In het jaar 709 wordt de abdij geschonken aan bisschop St. Willibrordus . De abdij wordt later begiftigd met goederen en rechten gelegen onder Alphen. Als belangrijkste bezitter van grond heeft de abdij zodoende enkele eeuwen zowel de wereldlijke als de kerkelijke macht uitgeoefend in de toenmalige parochie, waartoe eveneens Riel en Chaam behoorden. Met het groeien van de macht van de wereldlijke vorsten komt hieraan een einde en worden de rechten aanmerkelijk beperkt. In de 12e eeuw treden de Tempeliers, een orde van kruisridders, en de Heren van Breda op als eigenaren van de gronden en als beoefenaars van de juridische macht. Alphen en Riel blijven met Chaam een rechtsgebied tot de Franse tijd. In 1810 wordt Chaam zelfstandig en Alphen samen met Riel eveneens een zelfstandige gemeente.

Vanaf het pastoor Binckplein lopen we langs de St. Willibrorduskerk door de Heuvelstraat en komen langs Café 't Raedhuijs, van oorsprong een boerenhofstede uit de 17e eeuw met oude muurankers en handgesmede trekbel. Hier op het pleintje aan Goedentijd geeft een informatiepaneel aan dat we op het startpunt van de Koekedongen Route staan, die we in juli 2004 al gelopen hebben. We vinden er ook de stenen dorpspomp, een replica van het origineel uit 1794. Wij slaan rechtsaf richting Baarle-Nassau en komen even verder op een splitsing. Hier staat het voormalige Nederlands Hervormde kerkje gebouwd in 1820 en als zodanig in gebruik geweest tot 1937. Hierin is het Streekmuseum ondergebracht. Het bevat een uitgebreide verzameling van archeologische vondsten. Buiten een collectie aan urnen, gereedschappen en gebruiksvoorwerpen uit de prehistorie en de Romeinse tijd, wordt het hoofdbestanddeel gevormd door de voor Brabant unieke verzameling van sieraden, wapens, potten en glaswerk uit het ter plaatse lootgelegde Merovingische grafveld (450-750 na Chr.). De grafheuvel ten zuidwesten van de huidige woonkern dateert uit de periode rond 2500 jaar voor Christus. De vroege bewoning is mede verklaarbaar doordat het gebied relatief hoog gelegen is tussen de moerassige en venige dalen van de rivier de Leije en de rivier de Mark. Opvallend is het beeld naast het streekmuseum van Pastoor Willem J.C. Binck (1889-1971), die zijn hele ziel en zaligheid heeft gestoken in het ”letterlijk” blootleggen van de geschiedenis van Alphen door zijn niet aflatend speurwerk vanaf het eerste moment dat hij in 1932 als “zielenherder” naar Alphen gekomen is. Het is zijn verdienste dat in het Streekmuseum deze bodemschatten tentoongesteld zijn.

We staan hier aan het begin van de Stationstraat, waar we worden aangestaard door een bronzen belhamel, een kunstwerk van de Gemertse beeldhouwer Toon Grassens, die de herinnering levend houdt aan de schapen, die de heide in de omgeving van Alphen in vroegere tijden begraasd hebben. De Stationstraat vervolgend in zuidoostelijke richting komen we langs een karakteristieke herenhuis op nr.12. Aan het eind is het traject van het voormalige Bels Lijntje zichtbaar, nu fietsroute maar eens spoorwegtracé van Tilburg naar Turnhout. In 1867 wordt deze lijn onder meer voor het kolentransport geopend. De lijn dient ter verkorting van de spoorwegverbinding van de Borinage naar de Tilburgse textielfabrieken. Met het gereedkomen in 1872 van de spoorwegbrug bij Moerdijk wordt echter al snel duidelijk, dat railvervoer via Roosendaal kennelijk de voorkeur genoot. Latere pogingen om het gebruik van deze lijn te vergroten hebben niet tot resultaat geleid en het Bels Lijntje blijft niet meer dan een Bels Lijntje. Na de opheffing van het personenvervoer in 1934 wordt in 1973 ook tot sluiting van de lijn voor het goederenvervoer overgegaan. Na een kort toeristisch leven als Baal-boemel, nam de NS in 1986 het bestuit om de lijn af te breken en de grond te verkopen aan de gemeenten over wiens grondgebied het Bels Lijntje liep. Deze gemeenten besluiten over te gaan tot de aanleg van het huidige recreatieve fietspad, dat in mei 1990 door de Gouverneur van Antwerpen en de Brabantse Commissaris van de Koningin wordt geopend.

© L.A.W.V.VIA-VIA

Voorbij het traject van het Bels Lijntje gaat de Stationstraat over in de St. Jansstraat en laten we de bebouwing achter ons. We steken de rondweg de N260 naar Baarle-Nassau over en nemen meteen de Molenbaan naar links die ons naar het buurtschap Boslust brengt. In dit buitengebied zien we meerdere verspreid staande hoeven, sommigen van zeer oude datum. Eens zijn die eigendom geweest van de Abdij van Tongerlo. We weten dat hier in de directe omgeving de Duitsers tijdens WOII geducht hebben huisgehouden. Zo zijn er van de elf boerderijen maar liefst tien afgebrand. Niet alle zijn uit de as herrezen. De Ouwelandsche Hoeve is totaal verdwenen. Doorlopend krijgen we links van de weg zicht op een bosje. Een singel van eiken, beuken en berken, waarin de kamperfoelie zijn guirlandes vlecht, omgeeft de plek waar geen vreemdeling enige notie heeft van wat daar verscholen ligt. Gelukkig verwijst een bordje ons naar het befaamde Alphense Pestkerkhof, verborgen liggend tussen bomen en struiken. Het enige bekende pestkerkhof, dat Pastoor Willem J.C. Binck na veel zoeken heeft ontdekt. Nog geen twee weken na zijn aantreden in Alphen in 1932 duikt hij in de archieven van de Abdij van Tongerlo en snuffelt hij in de oude kaarten van Alphen. Het pestkerkhof wordt in 1934 uiteindelijk blootgelegd aan de hand van een kadastrale kaart van 1715, maar in 1987 om toeristische reden verplaatst naar de huidige locatie. Hier zijn de Alphenaren begraven, die in het eerste kwartaal van de 17e eeuw aan de pest gestorven zijn onder wie twee pastoors, die zich met de verpleging van de lijders hebben beziggehouden. Op hun kruisen van de graftekenen zijn de namen van Pastoor Andreas Adriaensen en Pastoor Joannes van den Heuvel. Iets naar achter geplaatst, tussen de kruisen in, staat een bakstenen met kruis gekroond monument met op een hardstenen plaat de woorden: "Barmhartige Jezus, heb met ons allen medelijden."

Aangekomen op de kruising met van Boslust met Nieuwveldweg en Pastoriehoef slaan we de Pastoriehoef in. Tevoren is er enige discussie over de te volgen weg en lopen we even de verkeerde richting in. Opnieuw komen we langs een hoeve, de Pastoriehoef, een historische plek waar ooit de “Oude Pastorie” gestaan heeft, nu totaal nieuw. Al generaties achtereen woont hier het geslacht Huyben. Haar naam dankt deze hoeve aan de voormalige "Oude Pastorie", die op nog geen honderd meter afstand lag en eveneens andere hoeven in deze contreien eigendom van de Norbertijnen van de Abdij van Tongerlo geweest is. Ook de Pastoriehoef speelt een rol in de geschiedenis van Alphen. Zo zijn in 1634, vijf jaar na de val van Den Bosch, als de Staten Generaal een plakkaat uitvaardigt, waardoor de katholieke geestelijken uit de Meijerij van 's-Hertogenbosch worden verdreven, de Tilburgse pastoor en Norbertijn Augustinus Wichmans en zijn opvolger Augustinus van Dijck naar Alphen uitgeweken. Wellicht hebben zij in die "Oude Pastorie" gezeten, want op zon- en feestdagen trekken Tilburgse ingezetenen naar Alphen om daar de H. Mis bij te wonen totdat Augustinus van Dijck, na de Vrede van Munster (1648), op Nieuwkerk onder Poppel voor Tilburg een grenskerk bouwt. De "Oude Pastorie" is afgebroken in 1830 als de zielzorg door de Norbertijnen te Alphen ophoudt. Deze "oude pastorie" op Boslust moet een flink gebouw geweest zijn maar geen boerderij.

We lopen over de Pastoriehoef oostwaarts. Het beton gaat over in een zandweg. Voor de bocht naar rechts steken we links het weiland over tot aan de bosrand bij een zitbank. Hier moet wel een sloot worden overgestoken. Vanaf de bank gaat het in noordoostelijke richting langs het open landschap met zicht op een vijftal trekkershutten. Deze maken deel uit van Landgoed De Hoevens. Dit landgoed heeft een oppervlakte van 190 hectare en wordt gekenmerkt door het fraaie jachthuis. Het behoort tot een uitgestrekt natuurgebied aan de Belgische grens waartoe ook De Regte Heide, het Riels Laag en de landgoederen Het Ooievaarsnest, Nieuwkerk, Gorp en Rovert en De Utrecht behoren. Landgoed De Hoevens kent een bewogen geschiedenis. In 709 komen de gronden uit een schenking in het bezit van St. Willibrordus die ze in 736 overdraagt aan de abdij van Echternach. In die tijd zullen er al enkele "Hoevens" hebben gestaan In 1175 gaat het bezit over naar de abdij van Tongerlo die het tot 1798 beheert. Van de vijf hoeven uit die tijd bestaan er nog twee: de Nieuwelandse Hoeve uit 1205 en de nog in vrij oorspronkelijke staat verkerende Grote Hoeve, gebouwd begin 16e eeuw. De andere vallen in 1943 ten prooi aan oorlogsgeweld of, om economische redenen aan de sloophamer.

© L.A.W.V.VIA-VIA

Na de inlijving van Brabant bij het Franse keizerrijk worden de gronden geconfisqueerd en aan particulieren verkocht. In 1919 kopen de Tilburgse textielfabrikanten H. en J. Blomjous het landgoed aan als jachtgebied. In 1920 bouwt de bekende Tilburgse architect Jan van der Valk een fraaie jachtkamer aan de Grote Hoef. Een kleindochter van de Familie H. Blomjous woont nu op het landgoed en voert er het beheer. Zo zijn de natuur- en landschapswaarden de laatste jaren vergroot door de ontwikkeling van nieuwe natuur zoals de omvorming van bouwland tot nieuw bos en de aanleg van nieuwe houtwallen, lanen en kikkerpoelen. Landgoed de Hoevens onderhoud een goede samenwerking met de Stichting Brabants Landschap. In de afwisselende entourage van bossen, heidevelden en akkerland vertoont De Hoevens het heel eigen gezicht van een oud cultuurlandschap, overeenkomstig de vroegste kaarten uit 1745. Kenmerkend is het patroon van akkers en weilanden, omzoomd door eeuwenoude dreven en houtwallen, kikkerpoelen en bloemrijke akkerranden. Door het uiterlijke beheer vinden we hier bijzondere planten en is het landgoed in trek bij wild.

Langs de bosrand lopend stuiten we bij het weiland op de rood-witte markering van het Grenslandpad. We houden rechts aan en lopen door een statige beukenlaan naar de Goorstraat, een brede onverharde weg die vanuit Alphen langs Landgoed De Hoevens en Landgoed Het Ooievaartsnest naar Nieuwkerk en Goirle loopt. We nemen bij het hek de richting over het Nieuwkerks Baantje naar Nieuwkerk en volgen de markering tot voor de boerderij Het Ooievaartsnest met er tegenover de typisch Brabantse schuur waarop zich een ooievaarsnest bevindt, dat echter reeds een aantal jaren "kunstmatig" wordt bewoond. Hier begint Landgoed Het Ooievaarsnest. Dit landgoed is 134 hectare groot en is eigendom van het Brabants Landschap. Het landgoed is van oorsprong mogelijk een nederzetting van de monniken uit Tongerlo. Het is een bijzonder afwisselend gebied, variërend van hoge beboste zandgronden tot laaggelegen vochtige weilanden, die liggen tussen de beekjes de Rielse Ley en de Poppelsche Leij, het grensriviertje met België. Vroeger was deze streek rijk aan amfibieën en reptielen, welke belangrijke prooidieren zijn voor ooievaars. Dennenbossen vormen tegenwoordig het grootste deel van de beplanting. De bossen worden omzoomd en doorsneden door fraaie loofhoutlanen. Hier en daar liggen midden in de bossen idyllische weilandjes. Het reeënbestand in en rond Het Ooievaarsnest is nog goed op peil. In de laaggelegen beekdalen bevinden zich ontoegankelijke moerasbosjes met interessante begroeiing als gagel. Naast veel andere zangvogels is de nachtegaal hier een van de vaste bewoners. Regelmatig waarneembaar zijn ook roofvogels, uilen en houtsnippen. Ook hazen, konijnen, wezels, hermelijnen, eekhoorns en bunzings komen hier voor.

Direct voor de boerderij slaan we af naar links en volgen we het hier nog smalle dal van de Oude Leij in noordoostelijke richting. Enkele reusachtige acacia’s staan opvallend in het landschap, getuigen van een lang verleden. Langs bos en weilanden, op de kaart aangeduid met Papenmoeren, maakt het pad een bocht naar rechts en zo komen we langs een kikkerpoel. Deze kikkerpoel is vernoemd naar de voormalige voorzitter van de Nederlandse Milieupool (NMP) Jan Pieter Six Poel. Het is een cadeau het samenwerkingsverband van verzekeringmaatschappijen die het complexe risico van milieuschade verzekerbaar hebben gemaakt. De NMP verschafte het Brabants Landschap de middelen om deze kikkerpoel met bankje aan te leggen en zo is de naam van Jan Pieter Six bij zijn afscheid aan de kikkerpoel verbonden. We lopen door in oostelijke richting om op het eerste kruispunt van bospaden linksaf te slaan. Hier leidt ons de route langs een oude, diepliggende turfvaart. Als we rechts een houten vlonder zien, steken we deze over en vervolgen de wandeling tot het eerste bospad naar links. Naar het westen krijgen we zicht op het zich verbredende dal van de Oude Leij, dat hier overgaat in het Riels Laag. Rechts in het bos staat bij de palencirkel van een eerste grafheuvel een info-zuil over dit gebied.

Zo komen we aan de vogelkijkhut Tapsmoer op de grens van de Regte Heide en het Riels Laag. Hij is, onder auspiciën van Brabants Landschap, gebouwd door leerlingen van de 'bodemgroep' van het ROC. Vanuit deze hut heb je een prachtig uitzicht over het dal van de Oude Leij, ook wel 'Riels Laag' geheten. De naam van deze hut, 'Tapsmoer', is afgeleid van 'moer', wat veen betekent, in eigendom van de 'abt'. De naam heeft alles te maken met de Abdij van Tongerlo, gelegen in de Belgische Kempen, die al vanaf 1175 uitgestrekte landerijen en hoeven onder Alphen bezitten en hier en nog verder tot in Tilburg gronden tot ontginning brengen. Deze vogelkijkhut is een aangenaam pauzemoment in de wandeling. De hut biedt een prachtig uitzicht over de uitgestrekte vlakte van het dal van de Oude Leij De vogels die je hier kunt bewonderen (zonder dat zij last van jou hebben), wisselen door het jaar heen. In het vroege voorjaar zie je er baltsende kieviten en grutto's, maar bijvoorbeeld ook slobeend en zomertaling. In de nazomer strijken er allerlei doortrekkers neer, die wel weken in het gebied kunnen blijven hangen: lepelaar, kleine zilverreiger en aalscholver.

Vanuit de vogelkijkhut Tapsmoer hebben we over het Riels Laag zicht op de bebossing van de Brakelse Heide, volgens de topografische kaart een gebied dat opvallend hoog ligt, zelfs meters hoger dan de Regte Heide. Hierin verscholen vinden we het voor de oorlog gebouwde "Het Muldersnest". Dit landhuis was eigendom Professor Anthonie Nicolaas Molenaar (1888-1958), lid van de Eerste Kamer. Op dezelfde Brakelse Heide heeft ook tot aan het einde van WOII het buurtschap Leeuwerkeneik gelegen. De archieven laten zien dat de Leeuwerkeneik op 26 februari 1295 aan de Abdij van Tongerlo is gekomen. Zo ligt hier al in 1220 de Achterste Hoef, een versterkte Frankische hoeve, omgeven door een gracht en gebouwd op een terp idyllisch onder de hoge linden. Het is ook hier dan Pastoor Willem J.C. Binck bij onderzoek van de ruïnes van de hoef na de oorlog drie tot vier lemen vloeren boven elkaar gevonden heeft. Eigenlijk zijn het drie woningen. Bij de Achterste Hoeve hoort namelijk een zogenaamd “laathuis” voor de meesterknecht. De derde woning is van latere datum. De boerderijen onder de hoge lindebomen, een complex zó stil, zó eenzaam, zó contemplatief, dat de geest er nooit meer van is losgekomen, komen tragisch aan hun einde. Tijdens WOII hebben de Duitsers de Leeuwerkeneik uitgekozen als afwerpgebied van niet gebruikte bommen. Voor Engeland bestemde vliegtuigen, die hun doel om een of andere reden niet kunnen bereiken en naar hun startbasis te Gilze-Rijen terugkeren, krijgen de order vóór de landing zich boven de Leeuwerkeneik van hun bommenlast te bevrijden en deze tot ontploffing te brengen. De aloude Achterste Hoeve wordt vernield en de bewoners van het stille paradijs van de Leeuwerkeneik de families Jan Smits, Adrianus Timmermans en Nico Kilsdonk vinden nog slechts één troosteloze ruïne na de oorlog van het hele complex van de Leeuwerkeneik. Geen steen is er nog van over en de reuzenlindebomen zijn verdwenen.

© L.A.W.V.VIA-VIA

We laten de vogelkijkhut achter ons en slaan meteen linksaf op de kruising van bospaden. Verder wandelend staan we dan eindelijk op de échte heide: de Regte Heide, een onafzienbare vlakte, die zich voor ons opent met een uitgestrektheid van 250 hectare. Het gebied is gelegen op een ongeveer 1 km brede dekzandrug, die de waterscheiding vormt tussen de Oude Leij in het westen en de Poppelsche Leij in het oosten. Hij ontleent zijn naam aan “Heide van het recht”, waar in vroeger jaren terechtstellingen hebben plaatsgevonden door middel van de galg. De Regte Heide is in bezit van Brabants Landschap, maar in het verleden is het natuurgebied in bezit geweest van Alphen, Riel en Goirle, die het aan Tilburg verkocht als militair oefenterrein. Door de militaire voertuigen wordt de hei op tal van plaatsen verpletterd, oude loopgraven doorploegen het gebied, vliegdennen en de verspreid voorkomende eiken- en berkenbegroeiing hebben het zwaar te verduren en er wordt illegaal rommel gedumpt. Uit een oogpunt van natuurbescherming niets goeds! Dit is pas mogelijk geworden sinds de heide en de verspreid liggende landbouwenclaves in eigendom komen van Brabants Landschap en er werk kan worden gemaakt van natuurontwikkeling. E zijn de afgelopen jaren spectaculaire natuurherstelplannen uitgevoerd. Bijzonder is het direct aan de heide grenzende Riels Laag.

De route volgend over de heide komen we bij een zestal grafheuvels uit de Vroege en Midden Bronstijd (circa 1700 tot 1000 vóór Christus), die in een naar het westen gekeerde boog liggen aan de rand van het heidegebied. Alles wijst op een nederzetting met hutten en akkertjes uit die tijd. Het duurde tot 1935 als archeologen voor de eerste keer de grafheuvels opgraven. Het zijn Dr. W.J.A. Willems en Johan Willems die bij de opgravingen tot de ontdekking komen dat het om Keltische grafheuvels gaat, waarvan er een met een voor Europa unieke ringwal is omgeven met vóórliggende, droge sloot. Ze brengen grafgiften aan het licht als strijdbijlen, polsbeschermers, stenen dolken, knopen en kralen. De heuvels worden naar hun allervroegste toestand gerestaureerd, wat ze aanzienlijk hoger maakt. Later raken ze overwoekerd om dan in 1980 opnieuw te worden hersteld: struiken worden verwijderd, de heuvels opnieuw gemodelleerd en rond vijf van hen wordt een nieuwe palenkrans aangebracht. Aan verkleuringen in de bodem valt af te leiden dat de palen er ook oorspronkelijk gestaan hebben. Ook hier geeft een infopaal informatie over deze cult-plek.

© L.A.W.V.VIA-VIA

We komen nu aan de westzijde van het heidegebied met een afwisseling van droge en natte heide. Op de natte heide groeien planten als zonnedauw, klokjesgentiaan en beenbreek. De bedreigde vlinders heideblauwtje en gentiaanblauwtje fladderen hier nog rond. Broedvogels van de heide die opvallen door hun hoge aantallen zijn wulp, roodborsttapuit, boompieper, boomleeuwerik en veldleeuwerik. Hier lopen we niet door tot de "Witte Brug" over de Oude Leij, waar vroeger een 'voorde' heeft gelegen, een plaats waar je gemakkelijk een beek kunt oversteken, niet via een brug maar te voet of te paard. Naar het westen hebben we zicht op het Riels Hoefke, een gebied dat ook deel uitmaakt van Brabants Landschap, dat er ook een boerderij beheerd. Wij nemen voor het bruggetje het pad naar rechts en betreden door een klappoort, een begrazingsgebied. De heide en het beekdal worden hier integraal', d.w.z. als één geheel, begraasd door runderen. Door hun vraat maken de beesten de scherpe overgangen tussen cultuurland en heide geleidelijker en dus natuurlijker. We blijven dit pad, de Aesvoortsedijk, volgen. Dit zandpad verbindt het Riels Hoefke met Riel. Aan de ene zijde strekt zich het Riels Laag uit, uitgeslepen door de Oude Leij en aan de andere de hoger gelegen heide. Er is hier een zeldzame overgang van hoge droge, voedselarme zandgronden naar het voedselrijke vochtige beekdal.

Voorlopig lopen we rechtdoor en in noordelijke richting. Dit kleinschalige landschap doet arcadisch aan, wat nog eens extra wordt benadrukt door “bikkelharde” poëzie. Langs deze Aesvoortsedijk immers worden de maanden en jaargetijden op literaire wijze in korte gedichten bezongen door een twaalftal Brabantse dichters uitgehouwen in hardstenen kubussen. Hier ervaren we dat de biologische, cultuurhistorische en landschappelijke waarden van dit beekdal van de Oude Leij in het Riels Laag en de Regte Heide onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn. Het is bovendien een ideaal broedgebied voor allerlei struweelvogels. Het korhoen, dat op de heide broedt, zoekt hier zijn voedsel, te weten onkruidzaden en insecten. Voor ons geen korhoen maar wel fazanthanen, die rustig op slecht 20 meter afstand door het weiland kuieren. Wijds is het uitzicht over het Riels Laag met een prachtig zicht op de kerktoren van Riel. De Oude Leij verbreedt zich naarmate we dichter bij Riel komen en zet 's winters een brede zone onder water. Als we naar Links een aflorting denken te hebben naar Riel, lopen we ons vast en moet er omgekeerd worden naar de Aesvoortsedijk.

Aangekomen op de Goirlese Dijk lopen we naar links richting het centrum van Riel bij de R.K. Kerk St. Antonius Abt. Riel dat tot 1997 één gemeente met Alphen vormt, is een typisch Brabants dorp, langgerekt dat zich heeft uitgebreid naarmate de beschikbare bouwgrond rondom de akkers vol raakt. Nieuwe vestigingen vinden dan wat verderop aan de kronkelige weg rondom de akkers plaats. Dit nederzettingspatroon is in Riel goed bewaard gebleven met buurtschappen als Zandeind, Looienhoek, Brakel, Spaansehoek Vijfhuizen en Druisdijk. Een bijzonderheid is, dat de eerste ontginningsactiviteiten hier al in de 7e eeuw moeten hebben plaatsgevonden. De blokvormige verkaveling, waarbij akkers door hagen en houtwallen omringt worden om het vee te weren, is in Riel nog steeds te herkennen. In de 12e eeuw komt er in Riel een opleving in de ontginning van de woeste gronden, doordat de kerkelijke instelling zich hierop toelegt. Later als Brabant door de Staten Generaal tot Generaliteitsland is verklaard en als een wingewest wordt uitgebuit, hebben de boeren weinig reden en mogelijkheden om hun gebied uit te breiden. De meeste boerderijen ter plaatse dateren uit het einde van de 19e eeuw, omdat bij een grote brand in 1877 vele hoeven verloren gegaan zijn. Tegenwoordig is Riel vooral een forenzendorp. Veel inwoners werken in Tilburg of in andere Brabantse steden.

© L.A.W.V.VIA-VIA

Bij de R.K. Kerk St. Antonius Abt wandelen we even naar rechts en gaan op zoek naar een koffiepauze. Cafés zijn gesloten maar de plaatselijke snackbar ’t Luikske is open. We blijken niet de enige gasten te zijn die er de lunchpauze doorbrengen. De cappuccino smaakt goed en ook de warmte laat ons weer op temperatuur komen. Weer op pad lopen we even terug om rechtsaf door het Valboompad naar het voormalige traject van het Bels Lijntje door te steken. Vanhier voert ons de route terug richting Alphen. Op de eerste kruising gaat het rechtsaf naar Vijfhuizen. Eerst komen we door Spaanshoek. We lopen nu over de betonweg naar het westen tussen uitgestekte landbouwgronden met hier en daar een verspreid liggend moderne boerenhoeve. In het buurtschap Vijfhuizen komen we een bankje tegen. Een goed moment om een boterhammetje te nuttigen en de benen te strekken. Dit gaat met moeite, want het bankje is laag en erg krap voor vier stevige mannen. Na de rustpauze houden we links aan om na goed één kilometer Druisdijk te bereiken. De Druisdijk is een van de weinige plekjes in Brabant waar je teruggaat in de tijd. Het gehucht ligt halverwege Riel en Alphen langs een met boerderijen en eikenbomen omzoomde weg. De naam Druijsdijk duikt pas op na 1800, maar al in de 7e eeuw zou hier een aan St. Martinus toegewijd streekkerkje gestaan hebben. Volgens de legende is het opgericht door een Frankische kluizenaar Paulus, een bekeerling van de missionaris St. Lambertus. In latere tijden duikt het jaartal 1444 op en al in in 1540 wordt St. Maarten op de Druisdijk in een kapel vereerd, die in de loop der eeuwen verdwenen is.

Deze omgeving heeft Pastoor Willem J.C. Binck, oprichter van Brabants Heem, niet onberoerd gelaten. Hij is het die in 1934 hier op Druisdijk een nieuwe kapel voor St. Martinus laat bouwen van grijze betonplaten en later ommuurd om daarmee een nieuwe impuls te geven aan de St. Martinusdevotie ter plaatse. Begin 70-tiger jaren van de vorige eeuw wordt de kapel het slachtoffer van de tweede beeldenstorm. Het interieur werd ontruimd. Maar gelukkig is de St. Martinuskapel recentelijk opnieuw gerestaureerd en heeft het stooien dak plaats gemaakt voor een pannendak met klokkentorentje. Tegen de wanden materiële souvenirs uit het Rijke Roomsche Leven met dominant boven het altaar het beeld van St. Martinus die zijn mantel deelt met de bedelaar. Een intentieboekje biedt belangstellenden hun gebeden neer te schrijven. Als de kapel, nu gelegen ineen goed onderhouden paradijsje van de kastanjebomen en de beuken met picknickbank ervoor, gesloten is kan bij de aangrenzende boerderij de sleutel gehaald worden.

Vanaf Druisdijk is het nog een viertal kilometers terug naar Alphen. We houden bij de routepaal rechts aan en bereiken over het onverharde pad langs de bosrand na goed één kilometer de Oisterwijksestraat, die we oversteken. Langs een boerderij met aanduiding Eigen Weg lopen we door tot het hekwerk aan de N260, de doorgaande Gilzerweg van Gilze naar Alphen. Ook hier schuin rechts oversteken. We komen in het Koningenbosch, zoals aangegeven op de topografische kaart. Rechtuit bereiken we het asfalt van de Voskuil. We lopen met de klok mee en wandelen zo langs de recreatieplas ’t Zand, een 200 hectare groot bos- en natuurgebied dat een eigen sfeer en rust uitstraalt. In het gebied is zowel een camping als de door ontgraving verkregen zwem- en speelvijver gesitueerd. Die vijver circa 1,5 meter diep wordt omzoomd door 7 hectare strand en ligweide, met daarnaast nog uitgestrekte speelweiden.

We kiezen voor een route langs het water, waar we met interesse de fietstraining van de top van de nederlandse veldrijders even bekijken. Al gauw bemerken we Richard Groenendaal in het gezelschap. Onze wielerexpert Lorenz begint al meteen met zijn aanmoedigingen en probeert enige reactie te ontlokken bij Richard Groenendaal door hem de naam van zijn vader na te roepen! Die rijdt sneller dan het geluid en geeft geen reactie. We stuiten hier op de rood-witte markering van het Grenslandpad en volgen deze markering richting Alphen. We worden nog voorbij gesteefd door een clubje dames op leeftijd, die er met hun Nordic-Walkingstokken flink de pas in hebben. Wij doen het rustig aan en komen door de Zandstraat terug op ons vertrekpunt aan het Pastoor Binckplein, waar we deze rondwandeling gestart zijn. Als afsluiting pakken we nog een pint in Hostellerie Den Brouwer. We wensen elkaar nog alle goeds voor de komende kerstdagen met de beste wensen voor 2008, waarin we opnieuw hopen vaak op pad te kunnen gaan. Daarna rijden we huiswaarts.

Charles Aerssens
18 december 2007



Lange Afstand Wandelvereniging "VIA-VIA".

Gegenereerd op 18-12-2007 door C.P.J. Aerssens