Al vroeg in het jaar heeft Charles contact gezocht met de Familie Daco om het verblijf in La Spinette in Laidprangleux vast te leggen. Één telefoontje is voldoende, maar voor de zekerheid gaat er toch op 18 april nog even een briefje heen met de bevestiging van die reservering voor het lange weekend van 15 oktober 2006. Je weet maar nooit! Onbezorgd kan er aan de voorbereiding gedacht worden. Het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd van Peter is de aanleiding om in een gezellig samenzijn nog even de taakverdeling voor het Ardennenweekend door te nemen. Eigenlijk is dit volstrekt onnodig, omdat door de jaren heen iedereen zijn inbreng heeft verworven. Zo regelt en bewaakt Bert de financiën, zorgt Lorenz, als vinoloog zonder certificaat, voor de drank, nemen Marion en Jan elk één avondmaal voor hun rekening, is Peter de man van het uitgebreide ontbijt en zoekt Charles als “Tourenleiter” de routen uit voor de beide dagen. Voor de datum van vertrek neemt Charles nog snel contact op met de Familie Daco of we volgens afspraak na 18.00 uur terecht kunnen in La Spinette. Een mailtje is voldoende om iedereen op de hoogte te houden met de gemaakte afspraken en een nieuw telefoonlijstje zorgt ervoor dat we ook onderweg bij eventuele calamiteiten voor elkaar bereikbaar zijn.

Op zondag 15 oktober is het dan zover. Lorenz en Wilma, die ook dit jaar opnieuw van de partij is, zijn rond de klok van 16.00 uur in Loon op Zand om Charles op te halen. In Zevenbergen is er even paniek! Heeft Jan aanvankelijk het plan opgevat al om 13.30 uur bij Bert en Marion op de stoep te staan, de afspraak wordt gemaakt dit maar te verschuiven naar 15.00 uur. Maar op dit tijdstip nog geen teken van leven van Jan. Om 15.15 uur start Peter een telefoontje om te melden dat Jan op zich laat wachten. Is hij misschien nog op zoek naar een koelbox? In Den Hout wordt in spanning afgewacht wanneer Bert, Marion en Jan er op de stoep zullen staan. Het is bijna 16.00 uur als Bert de oprit opdraait en Peter als laatste aan boord gaat van “Berts Bolide”. Gelukkig leidt het oponthoud bij vertrek niet tot een grote vertraging op de reistijd. Toch wordt het afgesproken tijdstip van 18.00 uur op de Baraque de Fraiture niet veel later bereikt. Eerst zijn het Lorenz, Wilma en Charles die de Touran tegen kwart over zes de parkeerplaats opdraaien. Zo’n 10 minuten later komen Bert, Marion, Peter en Jan aan. De “Barak de Frituur” op de Baraque de Fraiture in de door de jaren heen het gezellig trefpunt geworden, als start van ons Ardennenoffensief. Toch kan Marion het niet nalaten eerst de vettige tafel met een servetje schoonmaken om daarna de drankjes te halen. Gezellig bijkletsen onder het genot van een fris pilsje of een kopje koffie alvorens we de laatste paar kilometer rijden naar ons nachtverblijf in Laidprangleux.

© L.A.W.V.VIA-VIA

La Spinette wacht op ons. De deur is open en de sleutel vinden we in het nisje in de keuken. We hoeven niet naar Bois de Tave te rijden. Alles ziet er pico bello uit en in een oogwenk heeft iedereen de kamer opgezocht en zich geïnstalleerd. Voor Marion begint nu de klus, zij zorgt voor het avondeten. Als voorgerecht komen er uitgebreide schaaltjes met Tapas en een Palmpje of een glaasje witte wijn. Als dit de voorbode is van de maaltijd, dan staat ons nog wat te wachten. Maar als het zover is, liggen de Tapa-hapjes toch wel zwaar op de maag. Dit betekent dat van de lasagneschotel er wat overblijft, ook al zijn we flinke eters!! Gelukkig zorgt de drank ervoor dat er ook nog een plaatsje overblijft voor het dessert. Met deze late maaltijd is ook de klok niet stil blijven staat. Het gaat snel naar middernacht en de gebruikelijke spelletjes als hersenkrakers blijven achterwege. Meteen naar middernacht wordt het rustig in La Spinette. Maar of iedereen wel meteen goed slaapt, blijft een vraag. Lorenz in elk geval niet. Hij telt niet de schapen die voorbij komen, maar weet wel de volgende ochtend te vertellen dat het nachtelijk toiletbezoek op de teller bij negen is blijven steken.

Maandagmorgen 7.00 uur tikt het klokje van gehoorzaamheid en gaat de wekker af. Peter en Charles zijn, zoals altijd, het eerst uit de veren. Snel naar de badkamer en dan beneden aan de slag: de vaatwasser uitruimen, tafeldekken en het ontbijt klaarmaken. Peter is daarin heel bedreven. Zo heeft hij opnieuw voor verschillende soorten brood gezorgd en ook de afbakbroodjes ontbreken niet in het assorti. Aan beleg is er voor elk wat wils: snijvlees in overvloed, maar ook pindakaas, jam en hagelslag! Een glaasje Jus d’orange komt ook op tafel. Tegen de tijd dat de koffie pruttelt en de thee gezet is, is het hele gezelschap beneden. Aan tafel weten degenen die in het midden zitten dat ze niet altijd even rustig kunnen ontbijten: zij zijn immers doorgeefluik van de boter en het beleg! Natuurlijk worden ook de lunchpakketten gemaakt en dit keer zijn de boterhammenzakjes met clipje niet vergeten.

Charles maakt van de gelegenheid gebruik te vertellen waarheen de wandeling van vandaag voert. Het is de bedoeling om vanuit St. Hubert te vertrekken en een gedeelte van de Transardeense Route te lopen, wel als rondwandeling. Het gezelschap van 7 personen maakt het niet mogelijk om van St. Hubert naar Nassogne te lopen. Dit levert logistieke problemen of extra reistijd op met 2 auto’s en dit grote gezelschap!! Gepakt en gezakt staan we rond de klok van 9.00 uur klaar om naar het 35 kilometer verder gelegen St. Hubert te vertrekken. Via La Roche-en-Ardenne gaat de rit zuidwestwaarts naar de Barrière de Champlon, een waterscheidingskam tussen de Ourthe en de Lesse, aan de rand van het uitgestrekte Forêt de Freyir. Vanhier is het nog slechts 10 kilometer over de brede weg naar St. Hubert, waar we om 9.30 uur de auto parkeren aan de Rue de la Converserie in de onmiddellijke nabijheid van de rotonde met daarop het hert dat tussen zijn gewei het kruis draagt, symbool van de stad, dat naar verluidt aan Sint Hubertus verschenen is. Hubertus, een welgestelde prins van lichte zeden, was aan het jagen in de streek van Tenneville, toen in de struiken een hert met een lichtend kruisbeeld in het gewei verscheen. Hubertus sprong van zijn paard, knielde en beloofde het dier zich te bekeren tot het christendom en een leven te leiden van onthechting en armoede.

Het kleine stadje St. Hubert beschouwt zichzelf als de belangrijkste stad van de Ardennen, al telt het amper meer dan vijfduizend inwoners. Het is niet enkel de massieve torens van de basiliek, de 'kathedraal van de Ardennen' of de voormalige abdij waar het hier in de 7e eeuw allemaal mee begonnen is. Het is ook de centrale ligging van deze plaats, te midden van de uitgestrekte Ardeense wouden, en de rijke historie, waarin een centrale rol is weggelegd voor de H. Hubertus. Tegenwoordig wordt de beroemdste bewoner van deze streek overal ter wereld vereerd als de patroon van de bossen, het wild en de jacht. Het huidige St. Hubert is voortgekomen uit het dorp Andage. Hier stichtten begin 9e eeuw Benedictijnen van het St. Pietersklooster uit Luik een nieuw klooster. Tot de inboedel van de kloosterlingen behoorden de stoffelijke resten van de heilige Hubertus, stichter van het Luikse klooster van deze orde. Vanaf de dag dat Hubertus werd herbegraven in Andage, was het een komen en gaan van bedevaartgangers die al snel uitsluitend nog spraken over 'St. Hubert' als ze 'Andage' bedoelden om er de meest geliefde heilige van de Ardennen te eren: een mengeling van Roomse pracht en volksgeloof.

© L.A.W.V.VIA-VIA

Na het bestuderen van de topografische kaart blijkt de wandeling, die ongeveer 25 kilometer bedraagt, nooit door het vlakke land te gaan. We zitten hier tenslotte in het hoogste deel van België. Het wordt een pittige tocht vol beklimmingen en afdalingen, maar weliswaar de moeite is. De route leidt ons door de mooiste wouden van de Ardennen ver van de bewoonde wereld. Het zijn vooral door eiken- en beukenbossen, maar ook door naaldbossen. Ze worden overigens prachtig onderhouden. Vanaf de plek van vertrek aan de Rue de Converserie lopen we bij de rotonde de Rue St. Michiel in om direct naar rechts de Rue du Thiers in te gaan. Dit smalle straatje loopt steil op en al meteen aan het begin zien we de geel-witte markering van de Transardeense Route. Op dezelfde plek is ook het rood-witte teken van een GR te zien en de aanduiding van de Sentier Rhin-Meuse. Boven aan de helling hebben we terugkijkend een weids uitzicht op het stadje St. Hubert met de imponerende gevel van de abdij van St. Hubert (1729) en de oorspronkelijk laatgotische Sint Hubertusbasiliek uit de 16e eeuw. Hier slaan we links af de smalle Chemin de Palogne in, die na een poos overgaat in een hobbelig pad. De Chemin de Palogne leidt ons op het eerste stuk tussen de weilanden door. Links van ons ligt een moerassig gebied met het kleine Etang du Prieur waardoor de Ruisseau de Chîrmont stroomt, die we even verderop na de passage van een everzwijnhek, aan een kleine doorwaadbare plaats oversteken. Nu dringen we de uitgestrekte Ardeense bossen binnen, waarin we bijna tot het einde van deze rondwandeling vertoeven. Zij dragen mooie namen als Forêt du Roi Albert en Forêt St. Michiel. Grote waarschuwingsplakaten op hekken en bomen maken ons meteen duidelijk dat het tijdens het jachtseizoen niet veilig en toegestaan is deze uitgestrekte bossen te betreden. Aan de aanplanting van de sparren is te zien dat het bos helemaal doorsneden is van rechte, onbeboste lanen. Die brandgangen vormen een doortocht voor de boswachters en verhinderen de verspreiding van een eventuele bosbrand. We volgen zo’n pad, dat eerst afdaalt en, nadat we rechtsaf zijn gegaan op het kruispunt dat op de kaarten “Al Saute” wordt genoemd, opnieuw omhoogklimt. Opnieuw kruisen we een beekje, de Ruisseau de Lorcy, en komen na één kilometer en een steile klim op een hoogte van 540 meter.

We komen nu bij het monument voor Koning Albert I, een gedenksteen ter nagedachtenis aan de derde Koning der Belgen. Hierop staat het volgende opschrift te lezen: “Op de top waar hij vaak vertoefde, hield Koning Albert stil in de herfst van 1933. Tijdens zijn laatste eenzame tocht in het diepste van onze bossen”. Koning Albert I hield ervan hier alleen uit te rusten op deze ongerepte open plek, op de kaart aangeduid met “le Bèyolî ”. Deze naam “Bèyolî ” is afgeleid van het Waalse “bèyoles”, wat berken betekent. Nu is er een picknickplaats, voorzien van houten tafels en banken. We vinden er nog restanten van zo goed als volledig verdwenen veenmoeras, dat door de massale aanplanting van sparren de bodem heeft uitgedroogd en daardoor verdween is. Het pad dat links voorbij het monument afdaalt door majestueuze rijen beuken en eiken en van hier naar het noorden loopt, baant zich hierbij deels een weg door riet, veenmos en andere typische planten uit de veengebieden. Deze subalpiene plantengroei komt dus niet uitsluitend in de Hoge Venen voor. Voorheen bedekte die plantengroei een deel van de Ardennen, in het bijzonder het gebied waar we ons nu bevinden.

Dit bospad komt uit op een asfaltweggetje, dat we een 50- tal meter naar rechts volgen om dan voor het bruggetje over de Ruisseau de Palogne naar links te volgen. Het weggetje slingert zich door het landschap, met nu een het stroompje links en dan weer rechts van ons, tot waar het beekje uitmondt in de Masblette, een helder, nog niet vervuild riviertje. De samenloop van de Ruisseau de Palogne en de Masblette wordt op de recente kaarten van het Nationaal Geografisch Instituut aangegeven met de benaming Pont Mauricy. Naar rechts volgen we de Transardeense route over het houten bruggetje bij de samenloop van de Ruisseau de Palogne en de Masblette. We komen op één van de mooiste trajecten van de hele route. Het bospad dat verboden is voor alle verkeer, loopt zacht op door de Masblettevallei. Dit riviertje, dat een natuurlijke paaiplaats is voor forel, stroomt in watervalletjes naar beneden, in een nog zuivere omgeving. Hier wordt op de grens van het Forêt du Roi Albert en het Forêt Saint Michel het woud streng onderhouden en beheerd volgens een strikt beleid inzake aanplantingen en wildstand. Het is niet toegestaan beschermde planten te plukken of het broeden en nestelen te verstoren.

© L.A.W.V.VIA-VIA

Het is op deze plek dat we een alleraardigste ontmoeting hebben met de boswachter. Hij neemt zich alle moeite om als ingezetene van het Franstalige Wallonië ons in zijn beste Nederlands tekst en uitleg te geven van de werkzaamheden, die er hier op deze prachtige herfstdag worden uitgevoerd. Het is in dit gebied dat in 1899 een arboretum is aangelegd door het Bestuur van Waters en Bossen. De 120 verschillende boomsoorten zijn oorspronkelijk aangeplant om te bestuderen hoe zeldzame of exotische soorten evolueren in een natuurlijke omgeving. Recente ontwikkelingen in de bosbouw hebben ervoor gezorgd dat dit arboretum nog slechts een interessant curiosum is. Hij is er nu met personeel bezig om met halsbrekende toeren hoog in de bomen hangend, met alpiene uitrusting, elzenpropjes te verzamelen, maar ook beukennootjes en kastanjes, die voor het opkweken van jonge aanplant nodig zijn. De warme zomer en de herfst met een nat begin hebben ervoor gezorgd dat de boomvruchten in overvloed aanwezig zijn en van goede kwaliteit. We nemen alle tijd om dit schouwspel te bekijken.

We vervolgen onze route langs de Masblette stroomopwaarts en wandelen nu door een licht glooiend, betoverend landschap. Na goed 2 kilometer zwenkt de aangegeven route naar links voor een aftakking van de Masblette. Een smal pad dat vlak langs het beekje voert ons in een steile klim naar de top van de heuvel op een hoogte van ongeveer 480 meter. Boven op de helling gaan we eerst een 50-tal meter naar rechts en bereiken een brede bosweg. Een goed moment om een rustpauze in te lassen en bij te komen van de inspanningen. Vervolgens volgen we naar links het klein weggetje dat over ons een lengte van 3 kilometer opnieuw laat afdalen naar de vallei van de Masblette bij Fourneau Saint Michel.

© L.A.W.V.VIA-VIA

Fourneau Saint Michel, een voormalige hoogoven, en het aangrenzende 'Musée de Ia Vie Rurale' vormen in deze streek ten noorden van St. Hubert een van de belangrijkste bezienswaardigheden van de Ardennen. De Fourneau legt een stomme getuigenis af van een vroege poging tot industrialisatie van de Ardennen, die van dit natuurrijke gebied al even goed als de bekkens van Luik en Charleroi één grote industriezone had kunnen maken. Dom de Spirlet, Abt van het klooster van St. Hubert, is het die hier in de 18e eeuw industriële activiteiten ontplooit. In 1771 bouwt hij op de plaats “Pré Piret” op de weg van St. Hubert naar Nassogne de Fourneau Saint Michel, een houtskooloven, waar omheen een heel industrieel complex verrijst met ateliers en een winkel waar zowel kanonnen als kachels worden verkocht. Om de fabriek van het nodige water te voorzien, wordt de Masblette gekanaliseerd en worden er kunstvijvers aangelegd. In het naburige bos worden enorme, honderdjarige eiken geveld en al het ijzererts uit de streek wordt ontgonnen.

In enkele jaren tijd ontstaat er in de Masblettevallei een belangrijke metaalindustrie. Het is een korte bloeiperiode. Het ijzererts uit de Ardennen is namelijk van mindere kwaliteit, waardoor men niet kan optornen tegen de Europese producenten, die toen op de markt concurreren. In 1781 moet Dom de Spirlet noodgedwongen de Fourneau Saint Michel laten sluiten. In 1794 worden de gebouwen geplunderd. Er is een tijd een zagerij en een fabriek van kanonkogels ondergebracht. Tegen het begin van de tweede wereldoorlog zijn de gebouwen volledig verwaarloosd. In1952 komt het complex onder monumentenzorg en vanaf 1959 is er het “Musée du Fer et des Metiers d’autrefois” ondergebracht, dat in 1971 wordt uitgebreid met het even verderop gelegen “Musée de al Vie Rurale en Wallonie” om het erfgoed van de Waalse provincies veilig te stellen.

We lopen over het terrein van Fourneau Saint Michel en langs enkele gebouwen van het “Musée du Fer et des Metiers d’autrefois”, langs de grootste vijver. Zo bereken we de doorgaande weg van St. Hubert naar Nassogne. We volgen het voetpad naast deze weg in noordelijke richting tot aan de afslag naar Awenne. Het is op deze T-splitsing dat we de eerste gebouwen van het “Musée de la Vie rurale” aan onze rechterzijde hebben liggen. Het lijkt een vreedzaam Ardeens dorp dat er bij nader inzien toch niet geheel levensecht uitziet. Originele hoeven en andere gebouwen werden na 1970 namelijk steen voor steen uit de diverse gebieden van de Ardennen naar hier overgebracht en weer opgebouwd. Het hele domein beslaat 32 hectare met daarop een 25 gebouwen, die zijn voltooid en toegankelijk voor het publiek, andere worden gereconstrueerd. Naast boerderijen, huisjes met strooien daken en ambachtswoningen, is er ook een school, een openbare wasplaats, een tabaksschuur, verscheidene broodovens, een varkensstal, een pakhuis, een kapel, een smederij, een stroopfabrieken een houthakkershut. Ieder gebouw werd ter plaatse zorgvuldig uit elkaar gehaald, gerestaureerd en vervolgens opnieuw geconstrueerd. Je krijgt een beter inzicht in de oude bouwtechnieken.

De route over het asfalt voert ons richting Awenne. Na 500 meter gaat er naar rechts een pad door het bos, dat we volgen. Weer is het klimmen tot we het bos achter ons laten. Verderop krijgen we opnieuw asfalt onder de wandelschoenen en bereiken de eerste huizen van Awenne, in het Waals Nôwinne. Dit is afgeleid van het Latijnse “Aquana”, wat verwijst naar een vochtige plaats. De vondst van krabijzers, pijlpunten en gepolijste bijlen op het grondgebied van dit gehucht heeft aangetoond dat hier al sinds mensenheugenis bewoning is geweest. Toch is het moeilijk de geschiedenis van Awenne te reconstrueren. Maar verluidt bouwen de monniken van St. Hubert er een kerk in de 9e eeuw, maar er zijn echter nooit overblijfselen van teruggevonden. In de 19e eeuw is het dorp welvarend, vooral dankzij een plaatselijke ambacht: de klompenmakerij. In 1895 werken ongeveer 100 mensen in die sector; de inwoners staan overal in de Ardennen bekend als de Sabotîs d'Nôwinne, de klompenmakers van Awenne. Voor de Tweede Wereldoorlog zijn er nog slechts een vijftiental. Nu zijn de klompenmakers uit Awenne verdwenen. De welstand van de meester-klompenmaker uit de 19e eeuw is nu nog merkbaar in de straten van het dorp. Zo treffen we er bijvoorbeeld nog talrijke grote Ardeense huizen in blokken zandsteen aan, vooral in de omgeving van de parochiekerk St. Martin.

© L.A.W.V.VIA-VIA

We lopen door de Rue J. Calozet en komen langs de Église St. Martin, die is opgetrokken in neogotische stijl (1881-1882). Het timpaan boven de hoofdingang beeldt de H. Martinus uit, die zijn mantel deelt met een arme. In de kerk bevindt zich een bezienswaardig hoofdaltaar, vervaardigd uit marmer en gemarmerd hout, gedeeltelijk polychroom en verguld, versierd met een groot beeld van St. Sebastiaan. Deze sculptuur, van de hand van Guillaume Evrard, is een juweeltje van de Luikse beeldhouwkunst. De beeldhouwer was in dienst van de Prins-bisschoppen van Luik. Het beeld dateert uit het begin van de 18e eeuw en sierde het privé altaar van de abt van St. Hubert. In 1797 wordt het door de Luikse revolutionairen te koop aangeboden. Sinds 1803 is het te bewonderen in de Église St. Martin van Awenne. Maar er is ook prachtig houtsnijwerk aan kansel, biechtstoelen en kruisweg te zien.

Op het kleine pleintje voor de kerk staat ook een andere bezienswaardigheid van het plaatselijke erfgoed. Het is een van de 8 smeedijzeren fonteinen, die in dit dorpje zijn geplaatst in de 19e eeuw op kosten van de gemeente als gevolg van de vele en hevige dorpsbranden. Elke fontein bestaat uit een bekken in gietijzer met in het midden een fonteinpijp waaruit het water stroomt. Toch dienen ze nu niet meer als drinkplaats of waterbron voor de inwoners. Ze zijn onlangs gerestaureerd en tijdens de zomer worden ze met bloemen versierd. Op elke fontein prijkt de naam “Zoude Btre” en “1886”. Deze aanduiding gaat niet om een fabrieksmerk aangezien ze werden gegoten in 1859 door de hoefsmid van Forrières. Het is de datum van de eerste restauratie onder het burgemeesterschap van Prosper Zoude. Het voortdurend geluid van stromend water geven dit dorp een bijzonder fris cachet. Het is dan ook aangenaam toeven gezeten op de rand van deze fontein. De vermoedheid laat zich langzaam gelden en we moeten nog even. Zelfs de getrainde spieren vragen om een ogenblik rust en ontspanning. Na een korte pauze gaan we de Rue du Souvenir in en passeren nog zo’n typische smeedijzeren fontein.

Het is opnieuw klimmen. We komen langs het kerkhof en enkele wegkruisen tot we de N803, de doorgaande weg van St. Hubert naar Rochefort, bereiken. Hier steken we over en volgen het pad dat ons door het Bois St. Michel leidt. Op een hoogte van 450 meter komen we op een viersprong die we bijna recht oversteken. Het pad leidt ons naar Fagne Wiaupont en blijven in zuidelijke richting onze route vervolgen. Hierbij steken we een breed bospad over. Voorbij een open plek in het bos begint een lichte daling tot de volgende kruising, waar we voor het brede zandpad naar links kiezen. We lopen nu in zuidoostelijke richting en negeren de afslag naar links van het bospad waarop we zitten, dus rechtdoor tussen de dennenbomen van het Bois de Coyement door. Het bos opent zich aan onze rechterzijde en we krijgen zicht op het gehucht Arville. Bij de eerste huizen steken we de Ruisseau de Gemainvau over en slaan op de kruising linksaf. Voorbij het bushokje kiezen we het pad rechts dat ons door de weilanden naar Lorcy voert. Nog slechts goed één kilometer zijn we verwijderd van St. Hubert. Enkel het asfalt van de Rue Haye Pierson hebben we nog onder onze voeten tot aan de stadsgrens, waar meteen aan de Rue de Poix het winkelcentrum van de Lidl opduikt. Door de Rue des Chasseurs Ardennais en Avenue Nestor Martin met het monument ter nagedachtenis aan de gevallenen in de Tweede Wereldoorlog bereiken we het levendige centrum van St. Hubert. We passeren de Romaanse Église St. Gilles-au-Prés, gebouwd in 1064 en tot 1809 de parochiekerk van St. Hubert. De kerk isin de 17e eeuw herbouwd, waarbij van het oorspronkelijke gebouw alleen de massieve toren overgebleven is. In het interieur staan fraaie altaren. Zij is destijds omringd geweest door een klein kerkhof, waarvan er nog enkele grafstenen uit de 18e en 19e eeuw resteren.

Het centrum wordt gedomineerd door de aan de Place du Marché gelegen indrukwekkende basiliek van St. Hubertus. De kerk in haar huidige vorm stamt uit 1564 in Brabants gotische stijl voltooid en gebouwd op de fundamenten van een in 1526 door brand verwoeste abdijkerk uit de 9e eeuw. Begin 18e eeuw zijn de door brand beschadigde torens neergehaald en kreeg de kerk een barokke façade met sterk Renaissance kenmerken. Deze voorgevel, die uniek is in zijn soort, is opgetrokken in classicistische stijl. Als je van op het plein naar de voorgevel kijkt, zie je boven de deur een steen met daarin het familiewapen van de Abt Clemens Lefebvre. Daarboven is een glasraam, dan een klok en helemaal bovenaan het fronton, waarop de bekering van St. Hubertus staat afgebeeld. Opvallend zijn de waterspuwers langs het gebouw. De abdijkerk werd in 1927 door Rome tot basiliek verheven vanwege de belangrijke functie die zij vervult als bedevaartskerk.

Naast de basiliek staat het voormalige St. Hubertusklooster. Het in rode bakstenen opgetrokken gebouw heeft een lange historie en heeft veel voor- en tegenspoed gekend. Branden in 1130, 1525 en 1636 en in 1568 geplunderd door Gasconse Hugenoten. In 1611 werd onder abt Niklaas van Fanson opnieuw een voorspoedige tijd ingeluid. De abdij is tot aan de vooravond van de Franse revolutie in vol bedrijf geweest met het ontvangen en verzorgen van bedevaartgangers. In 1729 wordt de laatste hand gelegd aan een volledige renovatie en vergroting van het klooster. Het wordt in Franse vroeg classicistische stijl opgetrokken onder het bestuur van Abt Dom Célestin de Jongh (1727-1760). Tot de bouw ervan was echter beslist door zijn voorganger die twee 17de eeuwse vleugels met elkaar wilde verbinden. Het hoofdgebouw heeft een U-vormig grondplan en is afgedekt met daken in leisteen. De voorgevel wordt versierd met drie frontons. Eén is gebogen, de twee andere zijn driehoekig. De rondboogdeuren van het gelijkvloers vormen een gaanderij. De deuren op de verdieping zijn voorzien van smeedwerk in Lodewijk XIV-stijl. De aangewende materialen zijn: geverfde baksteen, kalksteen, Franse steen van Touraine en marmer. In 1796 ging het over aan de Franse staat en werd het uiteindelijk geplunderd. Na het vertrek van de Fransen zijn de gebouwen vanaf 1844 tot eind jaren vijftig van de vorige eeuw in gebruik geweest als opvoedingsgesticht. In 1958 zijn er na een vernieuwde renovatie enkele rijksarchieven hebben en de culturele diensten van de provincie Luxemburg in ondergebracht. De renovatiewerken, die in 2003 voltooid zijn, hebben het paleis zijn oude pracht teruggegeven.

© L.A.W.V.VIA-VIA

Hier op de Place du Marché met het licht van de ondergaande zon op de gevel van de Basilique St. Hubert strijken we neer op een terrasje, recht tegenover de mooie gietijzeren fontein, vervaardigd door de vermaarde gieterij Rérquilé uit Luik in 1858 en waarbij het water opspuit uit de fonteinpijp, die wordt vastgehouden door een engeltje. De dolfijn die hij ooit in zijn armen hield, is helaas verdwenen. Het water valt neer in twee gietijzeren bekkens en ten slotte in een groot stenen bak. Een verfrissend pilsje hebben we wel verdiend nu we terug zijn op ons vertrekpunt. De vermoeidheid slaat pas echt toe, als we aanstalten maken om terug te gaan naar de auto. We moeten onze stramme leden er toe aanzetten in beweging te komen, nog niet wetend wat de uitwerking is van de koude kilte op dit uur van de dag op onze bezwete ruggen. Die 25 kilometer door dit pittige Ardeense heuvellandschap zal zijn sporen achtergelaten. Het is te hopen dat we morgen zonder kleerscheuren op pad kunnen gaan. Het zal een verrassing worden!

Terug in La Spinette doet een warme douche wonderen en krijgen we een “Live and Cooking” gevoel, als we zien dat Jan zich in de keuken terugtrekt voor het bereiden van het avondeten. De rest geniet van een pilsje of een wijntje en de nootjes zetten de smaakpapillen al op scherp voor het diner. Als een ware topkok presenteert Jan zijn culinaire creaties met als klap op de vuurpijl een overheerlijke Coupe Colonel: Citroensorbetijs met Wodka. Uit welke koelbox heeft hij dit nu tevoorschijn getoverd? Daarna blijkt pas hoezeer de wandeling van vandaag onze conditie op de proef heeft gesteld. We zijn uitgeteld! Er ontplooit zich geen enkele activiteit meer, zelf een spelletje hersengymnastiek dat in de afgelopen jaren steeds op het nodige enthousiasme kon rekenen, wordt weggewuifd. Zouden het de jaren zijn die nu meer en meer gaan tellen. Tegen de klok van 22.00 uur gaat iedereen onder zeil, alleen Bert ligt nog als de slapende wachter in het kasteel van Doornroosje uitgeteld voor de televisie, wellicht wachtend tot het testbeeld verschijnt.

Als op dinsdagmorgen de wekker om 7.00 uur afgaat, kost het enige moeite de ogen te openen. Maar als we de benen over de rand van het bed heffen, kost dit toch beduidend meer moeite dan we gewend zijn. Stijfheid alom, van “Krasse Knarren” is geen sprake!! Moeizaam komen we op gang. Gelukkig weet iedereen wat van hem of haar verwacht wordt om op tijd aan het ontbijt te verschijnen. Opruimen, inpakken en wegwezen is haast een automatisme geworden. Nog even wachten op de eindcontrole en afrekenen met Philipe Daco en dan op weg naar onze wandelbestemming van vandaag. Eenmaal in de auto weten we dat het een prachtige dag zal worden. Via Baraque de Fraiture gaat het naar Luik en door de stad soepel langs de oever van de Maas. In een uur rijden zijn we onder Maastricht, waar we bij Gronsveld de autoweg afrijden. Opnieuw zullen we in Zuid-Limburg de wandelschoenen onderbinden. Charles heeft een rondwandeling uitgezet door het Savelsbos en het gebied ten zuiden van Margraten. Vertrekpunt is Eckelrade, waar we de auto’s bij de kerk parkeren.

Eckelrade is een typisch Zuid-Limburgs klein kerkdorp met bijna 580 inwoners aan de rand van het Savelsbos. Het is ontstaan op de zuidgrens van het territorium van de gemeente Gronsveld en op de noordgrens van de heerlijkheden Breust en Eijsden. Later, na het ontstaan van de gemeente Sint Geertruid, maakte het noordelijk gedeelte deel uit van de gemeente Gronsveld en het zuidelijk gedeelte van de gemeente Sint Geertruid. Deze tweedeling is mede bepalend geweest voor de ontwikkeling van Eckelrade. Het oudste deel van het dorp, de huizenrij aan de noordzijde van de Dorpsstraat, is - waarschijnlijk tegen het einde van de twaalfde eeuw - gesticht vanuit Gronsveld. De zuidzijde was Breuster en Eijsdens grondgebied. Dat leverde in die tijd het gemak op, dat een misdadiger zijn straf kon ontlopen door gewoon de straat over te steken.

Midden in het dorp ligt op een heuvel de parochiekerk H. Bartolomeus. Schip, koor en 14e eeuwse toren zijn van mergelsteen. De aanbouw van de noordbeuk is waarschijnlijk rond 1717 gebouwd. Pas na de verbouwing van 1923 is de kerk ook van een zuidbeuk voorzien en krijgt het gebouw door het aanbrengen van gotische vensteropeningen het huidige karakter. Tot 1845 was de kerk een hulpkerk van Gronsveld, daarna een zelfstandige parochiekerk. Het dorp heeft veel monumentale boerderijen en een omgeving die sinds eeuwen is gevormd en gemaakt door landarbeiders, die het gebied vanaf de 12e eeuw systematisch hebben ontgonnen. Eckelrade is zo van oorsprong een agrarische nederzetting. Tot op heden is het gebied rond Eckelrade in gebruik als akkerland en fruitteelt, waaronder nog typische hoogstamboomgaarden.

© L.A.W.V.VIA-VIA

Vanaf het kleine pleintje onder aan de parochiekerk H. Bartolomeus starten we in noordelijke richting door de Klompenstraat, waar we al meteen een typische Limburgse hoeve passeren met binnenplaats. Voorbij het dorpsschooltje komen we op de kruising met de Linderweg, waar de H. Antonius met kindje Jezus ons de goede weg wijst naar links. Meteen zitten we in het buitengebied en lopen we tussen enkele hoogstamboomgaarden, waarvan de producten direct langs de weg verkocht worden. Verderop passeren we een eerste wegkruis met daarop de volgende tekst: “Bid voor de ziel van Zaliger Matieu Wijnands, die alhier op 7 maart 1859 in den ouderdom van 28 jaar aan eene onverwachte dood gestorven is. Hij was geen dronkaard noch Godslasteraar. Daarom hopen wij dat hij moge ruste in de naam van Jezus Maria en Jozef. Amen”. Nog enkele van deze opmerkelijke weg- en veldkruisen zullen we op onze rondwandeling voorbij lopen.

Aan de drukke Eckelraderweg, de N593, staat opnieuw een wegkruis. Hier lopen we even naar links en denken voorbij het eerste huis “de Sprangerhof” een mogelijkheid te hebben naar rechts het Savelsbos te kunnen betreden. Jammer! Er moet een creatieve oplossing gezocht worden en we laten ons niet uit het veld slaan. Langs een boomgaard lopen we ons vast op een weiland met paarden. We besluiten het prikkeldraad te trotseren en door het weiland de bosrand te bereiken. Sommigen van ons twijfelen of dit een goed plan is. Charles weet zeker dat er daar langs de weilanden een bospad is. Het is een hele inspanning om nog tweemaal over het prikkeldraad te klimmen en dit gaat niet zonder kleerscheuren! Uiteindelijk wordt een pad door de brandnetels en de braamstruiken gebaand en komen we op gebaande wegen. We zitten in het Savelsbos!

Het uitgestrekt natuurreservaat Savelsbos is een 240 hectare grote boscomplex op de steile helling tussen de Zuid-Limburgse plateaugebieden en het 80 à 90 meter lager liggende Maasdal. Het loopt van Cadier en Keer in het noorden naar Sint Geertruid en Rijckholt. We vinden er sterk glooiende hellingbossen met een overdaad aan schitterende lenteflora en fauna. De bossen worden doorsneden door grubben, diepe V-vormige dalen, die door de bevolking in het verleden nogal eens als weg gebruikt werden, omdat ze de kortste verbinding van het plateau tot in het dal vormen. Zo ontstonden de voor Zuid-Limburg typische holle wegen. Maar we stuiten er ook op verlaten kiezelgroeven, grotten en spelonken die diep in dit bos zijn verborgen en een lang vervlogen verleden herbergen. Het Savelsbos bestaat uit verscheidene boscomplexen zoals het Eijsderbos, het Rijckholterbos, de Riesenberg en het eigenlijke Savelsbos.

We volgen het bospad naar links en lopen ongeveer één kilometer zuidwaarts, elke wegkruising recht overstekend. Zo komen we in het Rijckholterbos, waar zich een befaamd archeologisch monument, een prehistorische vuursteenmijn met atelier bevindt. Deze mijn, die enigszins verscholen ligt in een helling, dateert van 3750 - 3940 voor Christus. Er wordt een glasachtig gesteente gewonnen, dat makkelijk te splijten is. Hiertoe worden verticale putten in de bodem gegraven, van waaruit weer horizontale gangen worden gemaakt. De aldus gewonnen stenen zijn op het open terrein voor de mijn (het atelier) tot werktuigen bewerkt, zoals bijlen, messen, speerpunten, schrapers enz. In de jaren 1964-1972 is de mijn door leden van de Werkgroep van De Nederlandse Geologische Vereniging, afd. Limburg, opgegraven en is het gehele gangenstelsel in kaart gebracht. Daarbij zijn vele vondsten gedaan, vooral materieel voor het delven van de stenen. Ter herinnering hieraan is een monument opgericht vlakbij de ingang van deze vuursteenmijn.

Als we doorlopen opent zich naar links het bos en op de T-splitsing nemen we de veldweg, de Maarlanderweg, naar links. Tussen de boomgaarden door, waar nu volop de appels geoogst worden door ingehuurde Polen, wandelen we in de richting van de eerste huizen van St. Geertruid. Op het kruispunt met wegkruis steken we schuin over en door een holle weg komen we in de Eindstraat. Linksaf langs enkele vakwerkhuizen bereiken we het centrum bij de St. Gertrudiskerk. Hier vinden we het oorlogsmonument ter nagedachtenis aan de bevrijding van St. Geertruid van 12 op 13 september 1944 door het tweede bataljon van het 117e regiment van de 30ste Infantry Division "Old Hickory", onderdeel van het 19e Amerikaanse "Tomahawk" legerkorps, een eenheid van ongeveer 800 man, onder commando van kolonel James W. Lockett. Een colonne van dit regiment onder leiding van Major Ammons, geëscorteerd door het 113e eskadron van de 113e cavaleriegroep "Red Horse" trekt op naar St. Geertruid om dan door te stoten naar Maastricht. .

De dominant midden in het dorp gelegen St. Gertrudiskerk uit de 11e eeuw is vernoemd naar de H. Gertrudis van Nijvel. Ondanks de vele veranderingen door de jaren heen heeft deze oorspronkelijke Romaanse kerk haar charme weten te behouden. In het schip bevinden zich nog de resten van die kleine 11e eeuwse basiliek. Haar oorsprong gaat terug tot rond het jaar duizend, toen vanuit Breust, dat eigendom is van het Luikse kapittel van St. Martinus, een expeditie naar dit plateau trekt om daar bomen te kappen om ruimte voor bewoning te scheppen. Als genoeg grond is vrijgemaakt, wordt een heuvel opgeworpen, waarop een houten kerkje wordt geplaatst. Rond de kerk verschenen enkele boerderijtjes met vijf hectare landbouwgrond. Sint Geertruid begint met een 25-tal inwoners. Rond 1200 vindt uitbreiding plaats naar de huidige Eindstraat en Dorpsstraat en het houten kerkje wordt al snel vervangen door een stenen kerk. De kerk is een dochterkerk van de Martinuskerk van Breust, waar de inwoners van St. Geertruid ook terecht moeten voor de sacramenten. Deze grote afstand doet hen in 1222 de Bisschop van Luik verzoeken om St. Geertruid tot zelfstandige parochie te verheffen. En dat verzoek wordt ingewilligd.

Tot aan de Franse tijd wordt Sint Geertruid ook aangeduid als Breust op de Berg. Tot 1828 bleven St. Geertruid deel uit maken van de heerlijkheden, later de gemeenten Breust en Eijsden. In 1828 wordt Sint Geertruid een zelfstandige gemeente en dat tot 1982, vanaf dan maakt het deel uit van de gemeente Margraten. De kern van St. Geertruid is in 1987 door de Rijksdienst voor de Monumentenzorg aangewezen als beschermd dorpsgezicht. Dit vanwege de schilderachtige, karakteristieke uitstraling en de typisch Zuid-Limburgse geschiedenis. De ligging in het heuvelland en de bewaard gebleven landelijke dorpsbebouwing zijn zeer waardevol. Als bijzonder worden bij deze aanwijzing genoemd de ligging op de rand van het plateau van Margraten, het bewaard gebleven gebogen stratenpatroon uit de vroege middeleeuwen, het straatdorpkarakter met de gebouwen direct grenzend aan de straat, de oude boerderijen en huizen, de afwisseling van huizen in rode baksteen en vakwerkhuizen met rode pannendaken en de aanwezigheid van hoogstamboomgaarden, hagen, leibomen en moestuinen.

© L.A.W.V.VIA-VIA

Vanaf de St. Gertrudiskerk steken we schuin de Burgemeester Wolfsstraat over en lopen de Dorpstraat in, langs “ ’t aad gemengtehoes” , die verderop overgaat in de Schoolstraat. Steeds rechtdoor na de laatste huizen, waar we het onverharde weggetje nemen naar het gehucht Herkenrade, in vroegere tijden bekend als Eijsden op de Berg, omdat het door bewoners van Eijsden is gesticht. Bij een wegkruis nemen we het asfalt van de Roskuil en bereiken de eerste huizen. Even de doorgaande weg oversteken en de holle weg nemen in zuidoostelijke richting. We dalen af, maar zien op de voor ons liggende heuvel Banholt liggen, het volgende dorp op onze route. We weten nu dat er opnieuw een klimmetje op ons wacht. Omdat we niet de verharding willen nemen, slaan we even de zandweg, de Trichter weg, naar links in om bij de eerst volgende mogelijkheid naar rechts tussen de akkers door de klim naar Banholt te beginnen. Door de Molenstraat en de Banholtergrub komen we in de Dalestraat, voor ons niet dalen maar nog steeds klimmen, tot we op het hoogste punt in het centrum van het dorp komen. Het merendeel van de bebouwing van Banholt ligt aan deze Dalestraat en in het verlengde daarvan in zuidoostelijke richting naar het gehucht Terhorst. Hier aan het einde van de Dalestraat is een driesprong van de wegen Mheer-Reymerstok en Banholt-St. Geertruid, dat vroeger 'schapendries' op 'pley' werd genoemd. Hier vinden we ook een natuurgetrouwe nabootsing van de Lourdesgrot naast de parochiekerk van de St. Gerlachus.

In 1874 is men in Banholt begonnen met de bouw van een eigen kerk. Tot 1874 vormt Banholt één parochie met Mheer. Als in dat jaar op voorspraak van de toenmalige kasteelheer bij het kasteel van Mheer een nieuwe kerk wordt gebouwd en niet, zoals door de inwoners van Banholt bepleit, halverwege Banholt en Mheer, wordt door de inwoners in Banholt tussen 1874 en 1876 zelf een kerkje gebouwd. Dit leidt tot een kerkstrijd, die uitloopt in het "Banholter Schisma". Op 28 december 1876 wordt de kerk ingezegend door deken Scholtis uit Gulpen, maar blijft tot 1881 verstoken van officiële geestelijke bediening. Dan wordt het conflict bijgelegd en is Banholt een zelfstandig rectoraat onder parochie Mheer. In 1937 tenslotte wordt Banholt een zelfstandige parochie. De St. Gerlachuskerk is in 1878 gebouwd in Neoclassicistische stijl en vergroot in 1922. Het is een driebeukige kerk van vier traveeën met driezijdig gesloten koor en een brede opvallende zadeldaktoren, die vooral in Noord-Nederland voorkomt waar grotendeels Romaanse bouwstijl met gotische vormen gebruikt is. Daarnaast zijn de rode voegen en de vensterloze koorsluiting het vermelden waard. Het kerkinterieur wordt geleed door gepleisterde zuilen en gedekt door gestukadoorde tongewelven. De gebrandschilderde ramen over het leven van St. Gerlachus zijn van de gebr. Den Rooijen (1911-1912). Het hoofdaltaar met een tombe van wit marmer met tabernakel en expositiekroon in koper is vervaardigd door P.J.H. Beurskens (1926). Tot in de jaren zestig van de 20e eeuw is hier een bedevaart ter ere van St. Gerlachus. Deze devotie was afgeleid van de al lang bestaande cultus te Houthem-St. Gerlach, waar Gerlachus als in een holle eik woonde.

Hier in de oude kern van Banholt wanen we ons enkele eeuwen terug in de tijd. Hier hebben we een prachtige doorkijk naar de oude kern van dit dorp die niet of nauwelijks verstoord wordt door nieuwe moderne gebouwen. We gaan linksaf vanuit de Dalestraat naar de Bredeweg. Dat Banholt van oorsprong is een puur agrarische nederzetting is, valt op door de prachtige monumentale boerderijen. Het merendeel van de boerderijgebouwen stamt uit de 19e eeuw. De oudere bebouwing is in deze periode veelal vervangen. Door de Bredeweg lopen we het dorpje uit in de richting van Reijmerstok. Na goed 500 meter bij een wegkruis slaan we linksaf een halfverhard weggetje in. Na nog een flinke boomgaard een holle weg opent zicht het Limburgse landschap en volgen we de route in noordelijke richting. We steken de Eijsderweg over op de plek die op de topografische kaart staat aangeduid De Galling. Hier heeft in de 18e eeuw een galg gestaan, waaraan zeker twee zogenaamde bokkenrijders op 6 november 1776 zijn opgehangen wegens hun vermeende deelname aan deze bende. Het waren Anthon Oberkorn, op het kruis abusievelijk Overkorn genoemd en Leonard Eijssen. Ter herinnering aan dit gruwelijke feit is in 1991 op deze plek dit wegkruis neergezet. Het is een eenvoudig uit beton gegoten kruis, dat waarschijnlijk voorheen een graf heeft gesierd.

Tot aan de Dobbelsteynstraat passeren we nog een drietal veldkruisen met stichtelijke teksten als: “Gaank mer weijer en maak andere bliejer” en “Aanziet het kruis, Aanbid het niet, Aanbid de Heer, Dien gij hier ziet, 28-9-1985”. Al deze uitingen van volksdevotie staan als monumentjes van vroomheid overal in het Limburgs Landschap en worden instant gehouden door de Stichting Kruisen en Kapellen in Limburg. Zo bereiken we de eerste huizen van Margraten, gelegen aan de Rijksweg, de N278, die pas in 1825 is aangelegd als verbindingsweg tussen Maastricht en Aken. Lorenz en Marion geven te kennen hun benen enige rust te willen geven op een terrasje in Margraten. Geen problemen, de rest zal doorlopen naar Eckelrade, de auto’s ophalen en zich daarna naar Margraten spoeden om zich bij de terrasbezoekers aan te sluiten. Zo scheiden zich hier aan de Dobbelsteynstraat onze wegen.

We steken de Dobbelsteynstraat over en vervolgen onze wandelroute in westelijke richting. Voor ons is nu duidelijk de witte torenkolos zichtbaar van de Amerikaanse militaire begraafplaats. We lopen langs de zuidzijde van dit voormalig akkerland ruim 26 hectare groot, dat op 13 september 1944 bevrijd is door eenheden van de 30e Infanterie Divisie van het Eerste Amerikaanse leger tijdens de opmars naar de Roer in het Duitse Ruhrgebied. Deze begraafplaats was een van de eerste begraafplaatsen waar in Duitsland gesneuvelde Amerikaanse militairen werden begraven. Op 10 november 1944 neemt het Negende Amerikaanse leger de begraafplaats in gebruik. Voor de vorm van de begraafplaats en het monument, zoals deze sinds 1960 van verre herkenbaar zijn, hebben de architecten Shepley, Bulfinch, Richardson and Abott getekend. De bronzen beeldgroep voor de toren, voorstellend een treurende vrouw met duiven met daarnaast een nieuwe loot aan de door de oorlog vernietigde boom, is ontworpen door Joseph Kiselewski, terwijl Clarke, Rapuano en Halleran voor de aanleg van alle groen tekenden. De begraafplaats werd ingewijd op 7 juli 1960 en het beheer berust bij de "American Battle Monuments Commission".

© L.A.W.V.VIA-VIA

Op de begraafplaats staan 8301 grafstenen, een Davidster voor degene die het Joodse geloof beleden en een Latijns kruis voor alle anderen. De gesneuvelden, waaronder 106 soldaten waarvan de identiteit nooit met zekerheid kon worden vastgesteld, zijn afkomstig uit alle staten van Noord-Amerika, het District Columbia, Engeland, Canada en Mexico en gaven hun leven tijdens de luchtlandings- en grondoperaties om het oosten van ons land te bevrijden, de opmars door Duitsland over Roer en Rijn en tijdens de luchtoorlog boven deze streken. De graven zijn in 16 vakken - A tot en met P - verdeeld, onderling gescheiden door de promenade naar de vlaggenmast en de graspaden en geordend in parallel lopende bogen. Dit alles omzoomd met karakteristieke Amerikaanse eiken en rododendrons, die ieder jaar rond "Memorial Day" uitbundig bloeien. De lange gebogen perken ten noorden en zuiden van het monument zijn beplant met trosrozen, omringd door palmboomhaagjes met op de achtergrond een hulsthaag. Meidoornhagen, verschillende soorten eiken en meidoornbomen completeren de beplanting.

De toegang tot de Amerikaanse militaire begraafplaats ligt langs de provinciale weg Maastricht-Aken (N278) even buiten de bebouwde kom van Margraten. Deze leidt naar de trappen van het Ereplein, aan de oostkant begrensd door de toren met kapel en in het midden de spiegelvijver. Op de omringende de muren staan, naast de plaatsnamen waar de belangrijkste gevechten in de omgeving plaats vonden, de namen, rang, eenheid en staat van 1722 vermisten van de land- en luchtstrijdkrachten vermeld. Een sterretje bij een naam betekent, dat deze gesneuvelde naderhand toch nog is gevonden. De toegang tot het Ereplein wordt geflankeerd door aan een zijde het bezoekersgebouw en aan de andere kant het museum. In het museum zijn drie landkaarten gebeiteld in Romaans travertijn, verfraaid met mozaïek en bronzen, geëmailleerde appliques (pijlen, insignes etc.). Deze landkaarten geven een beeld van de militaire acties vanaf de landingen in Normandië tot aan het einde van de oorlog. De vele luchtlandingen worden weergeven en het verloop van het oversteken van de Roer en het optrekken naar de Rijn. Uitgebreide informatie verduidelijkt de kaarten.

© L.A.W.V.VIA-VIA

De zandweg loopt langs de dienstingang van de Amerikaanse militaire begraafplaats en komt uit in het buurtschap Honthem, dat deel uitmaakt van de gemeente Margraten. Ooit viel het bestuurlijk het graafschap Gronsveld en daarna onder de gemeente Gronsveld. Alles duidt op vroeg-middeleeuwse bewoning en men gaat er vanuit dat Honthem in de 11e of 12e eeuw is ontgonnen vanuit Gronsveld. Bovendien wordt onderzoek gedaan in hoeverre Honthem en omgeving in de Romeinse tijd al bewoond is geweest en na vertrek van de Romeinen opnieuw is bebost. Vanaf 1970 komen de eerste mensen ‘van buiten’ in het nu 120 inwoners tellende buurtschap wonen. Er zijn in Honthem ongeveer 45 woningen en er mag niet meer gebouwd worden. Op de eerste kruising gaan we naar links en vervolgens rechtsaf. Op de kruising met het kapelletje steken we recht over en vervolgen het asfalt van de Honthemerweg. Net buiten de bebouwing tussen twee robuuste kastanjebomen treffen we een volgend veldkruis aan met de tekst ”Heer wees mij zondaar genadig”.

De weg klim en daalt en aangekomen in de bocht met nog een veldkruis, verlaten we het asfalt en lopen een zandweggetje in dat langs een beboste helling naar Eckelrade brengt. Het laatste gedeelte is opnieuw asfalt en brengt ons terug in de Klompenstraat. Nog even naar links en we zijn op het vertrekpunt van deze morgen bij de parochiekerk H. Bartolomeus.

Het Ardennenweekend zit er bijna op. Wel nog even de spijtoptanten op het terrasje van eetcafé Chriske in Margraten ophalen. Voor ons ook een goede gelegenheid om een drankje te nuttigen en samen te mijmeren over de inspanningen van de afgelopen twee dagen. De auto’s krijgen een plekje op het pleintje voor de kerk en intussen schikken Marion en Lorenz de tafeltjes. Een flinke pint en een borrelgarnituur laten de vermoeidheid even verdwijnen, maar de stijfheid van de stramme leden neemt toe. Voor vijf uur breken we op en willen op de terugreis de Amerikaanse Militaire begraafplaats nog bezoeken. Als we de auto geparkeerd hebben en het Ereplein oplopen wordt ons verteld dat de poort om 17.00 uur gesloten wordt. Er blijft ons niets anders over dan te gaan. Groot is de verbazing van de poortwachter als we nog snel een kledingchangement doen. Daarna gaat de reis naar Brabant, waar we om 19.00 uur in Oisterwijk hebben afgesproken voor het avondeten.

© L.A.W.V.VIA-VIA

In Maastricht is het aanschuiven voor het stoplicht en het duurt in de spits langer dan verwacht. Maar Maastricht eenmaal achter ons rijden we soepel naar het noorden. Geen noemenswaard oponthoud op de rondweg om Eindhoven. Om klokslag 19.00 uur parkeren we de auto’s aan de Lind in Oisterwijk bijna recht tegenover Culinair Café Tiglio. Op hetzelfde tijdstip is ook Kitty gearriveerd, zodat we ons met het hele gezelschap kunnen laten verrassen in dit eetcafé. Hiermee wordt de traditie van de afgelopen jaren doorbroken om in de Dorpsherberg het Ardennenweekend af te sluiten. Het was er goed toeven, al wil Marion toch enige uitleg over het dillesausje, dat verdacht veel lijkt op een bieslooksausje. Moe maar voldaan rijdt eenieder na 21.00 uur terug naar huis, wetend dat de volgende dagen het bewegen wat moeizamer zal zijn. Gelukkig laten de goede herinneringen dit ongemak snel vergeten en noteren we in de agenda, bij leven en welzijn, alvast het derde weekend in oktober 2007 voor een nieuw rendez-vous in Laidprangleux.

Charles Aerssens
6 november 2006



Lange Afstand Wandelvereniging "VIA-VIA".

Gegenereerd op 06-11-2006 door C.P.J. Aerssens