PAYS DU SEL- VALLÉE DE LA SEILLE

Traject Vic-sur-Seille - Salival - Côte St. Jean - Marsal 10 Km

Vestingstadje Marsal in vogelvlucht

Vertrekpunt
Afstand
Korte karakteristiek







Vic-sur-Seille
Ongeveer 10 km.
Uitgangspunt van deze wandeling van 10 kilometer is Vic-sur-Seille. De route voert ons door de Vallée de la Seille, waar we deels de gemarkeerde route van de GR5 volgen. Na het oversteken van de D955, de doorgaande weg naar Château-Salins, pikken we de markering van Le Sentier des Hauts de Saint-Jean op, die ons via de Ancienne Abbaye de Salival en de Chapelle St. Livier naar de Côte St. Jean brengt. Hier vocht het 761st Black Panthers Tank Batalion in november 1944 een felle strijd uit met de Duitsers. We dalen vervolgens af naar de GR5, die ons naar het vestingstadje Marsal leidt, ooit het centrum van de zoutwinning in de Saulnois.

ROUTEBESCHRIJVING

Vertrekpunt voor deze wandeling door het dal van de Seille is het plaatsje Vic-sur-Seille. De geschiedenis van Vic-sur-Seille, met ongeveer 1400 inwoners, gaat terug tot de tijd dat de Romeinen zich hier gevestigd hebben op een ommuurd eilandje in de Seille. Men heeft dit in de 18e eeuw ontdekt in een spreuk ter ere na de god Mercurius met daarop de tekst Vicus Bodatius, wat in het Keltisch ‘drassig” betekent. Omstreeks 570 is deze nederzetting door Germaanse stammen verwoest. De aanwezigheid van zoutwinning is dan al bekend. Vic-sur-Seille is in de Middeleeuwen vanaf 1234 lange tijd de wereldlijke residentie van de bisschoppen van Metz geweest, als de patriciërs van Metz de wereldlijke macht naar zich toetrekken om zo onder de bescherming van de bisschoppen uit te komen. In de loop der eeuwen komt het stadje steeds meer onder de invloed van het Hertogdom Lotharingen en op 6 januari 1632 valt het doek definitief als Karel IV, hertog van Lotharingen en Lodewijk XIII het Verdrag van Vic-sur-Seille ondertekenen. Het Verdrag van Westfalen (1648) van 24 oktober 1648 bindt de bisschopssteden Metz-Toul-Verdun aan Frankrijk en Vic-sur-Seille wordt dan een koninklijk Baljuwschap. Na de Franse Revolutie neemt haar macht af.

In het oude stadsbeeld zijn nog veel huizen uit de 16e, 17e en 18e eeuw behouden gebleven, zoals het Hôtel de Ia Monnaie (1484) op de hoek van de Rue du Palais en de Rue Vignon, de vroegere bisschoppelijke munt, is een fraai staaltje van late flamboyante Gotiek, hier en daar al met renaissancetrekken. Het onder de dakoversteek gelegen balkon stamt uit het begin van de 20e eeuw en is een ontwerp van architect Heppe in Gotische stijl. Opvallend is het Mariabeeld dat de hoekgevel siert. Maar van het oorspronkelijk 13e eeuwse kasteel van de bisschoppen is nog slechts een vleugel en een poort met ronde torens bewaard gebleven. Het oorspronkelijke ontwerp is tot de 15e eeuw herhaaldelijk uitgebouwd en aangepast. De bisschoppen van Metz hebben hier gewoond of het kasteel benut als buitenverblijf. In de 15e eeuw is hier een echt hofleven, maar na de 30-jarige Oorlog wordt het staatseigendom. Het dient voor ontvangsten en het onderbrengen van troepen. In 1815 valt het kasteel ten offer aan een brand en wordt in 1866 opgekocht door de gemeente.

© L.A.W.V.VIA-VIA
Vic-sur-Seille - Tympaan Église St. Marien
Verder zijn er in Vic-sur-Seille nog een drietal historisch interessante bouwwerken. Allereerst de parochiekerk Église St. Marien. Haar voorganger is in 1093 door de Hertog van Lotharingen Thierry II verwoest. Het huidige Gotische gebouw stamt uit het einde van de 13e en is tot in de 17e eeuw voortdurend aangepast. De kerktoren is van 1881. De legende van de heilige kluizenaar St. Marien is afgebeeld op het merkwaardige rechthoekige timpaan boven een van de portalen. Ook een Madonna met kind (eind 15e eeuw) op een van de buitenmuren verdient nadere aandacht. Met beeld heeft ooit het flamboyante portaal van de kerk van het nabijgelegen Salonnes gesierd. In de kerk zien we een houten gepolychromeerd Christusbeeld, een beeld van St. Nicolaas en een opmerkelijke altaar uit 1622. Het orgel is uit 1998 van de Elzasse orgelbouwer Daniël Kern uit Straatsburg. In de directe omgeving van de Église St. Marien vinden we ook de voormalige Église des Carmes waarvan de mooie Classicistische gevel uit 1733 behouden is gebleven. Het klooster met kerk, gebouwd tussen 1675 en 1733, hebben later als militair onderkomen dienst gedaan. De gemeente Vic-sur-Seille koopt het gebouwencomplex terug. In 1875 wordt de kerk als markt ingericht en dient het klooster als gevangenis, danslokaal, slachthuis en politiebureau. Nu is er het gemeentehuis ondergebracht. De voormalige kerk is feestzaal. Opvallend is nog de Duitse tekst “Stadthaus” boven een van de ingangen, een herinnering aan de Duitse overheersing van dit gebied. Een ander oud religieus bouwwerk is het Monastère des Dominicaines, waarvan de gebouwen dateren van 1640-1670. Na de uitwijzing van de dominicanen in 1792 worden scholen ondergebracht, die er ook nu nog zijn ondergebracht.

Vic-sur-Seille - Musée Georges de La Tour
Voor onze wandeling vertrekken we op het Place Jeanne d’Arc, dat onlangs ruim en modern is opgezet en met strakke fonteinen is aangekleed. Hier vinden we ook het moderne Musée Departemental dat speciale aandacht besteed aan de kunstschilder Georges de La Tour (1593-1652) die hier in Vic-sur-Seille geboren is als zoon van een bakker. Hij behoort tot de 17e eeuwse Franse kunstenaars die door Caravaggio zijn beïnvloed met een sterke nadruk op het clair-obscur dat hij op zijn eigen manier interpreteert. Wat hem typeert is dat zijn lichteffecten er niet zijn om de dramatiek van de scène te verhogen. Ze roepen net een verstilling, een sereniteit op. In tegenstelling tot zijn tijdgenoten, die naar Parijs trekken, blijft Georges de la Tour in zijn geboortestreek wonen. Hij is een van de meest succesvolle kunstenaars van zijn tijd met veel opdrachten, is hofschilder en wordt in de adelstand verheven. Van zijn enorme oeuvre zijn tegenwoordig slechts een twintigtal schilderijen bekend. Deze schilderijen zijn moeilijk in te delen, want Georges de La Tour signeert en dateert zijn werken niet. Na zijn dood wordt hij snel vergeten en pas in de 20e eeuw wordt zijn werk herontdekt. Het aan hen gewijde modern ogende museum is gebouwd in 2002 naar een ontwerp van de architect Vincent Brossy en stelt slechts 2 werken van Georges de La Tour tentoon: “St. Jan de Doper in de woestijn” en “Hoofd van een vrouw”. Verder zijn er werken uit privé-verzamelingen te zien van een groot aantal belangrijke Franse schilders uit de 17e tot 20e eeuw.

Vanaf het Place Jeanne d’Arc nemen we de Rue Boulian en slaan op de kruising met de Rue Jules Dassenoy linksaf. Zo komen we aan de brug over de Seille in de Rue St. Etienne, die verderop overgaat in de Rue de Salival. Hier pikken we de rood-witte markering van de GR5 op en komen langs de La Bonne Fontaine, de 18e eeuwse dorpspomp met er tegenover een kruis uit 1625. Even verderop passeren we aan onze linkerzijde de buiten de bebouwing van Vic-sur-Seille gelegen middelbare school. Het asfalt van de Chemin de Salival, de D155, voert ons in noordoostelijke richting naar de D955. Het is de doorgaande weg naar Château-Salins. We steken deze drukke weg over en klimmen vervolgens tussen de landbouwvelden tot aan een aantal grote eiken, die in het opengebied bij een beekje staan. Hier is duidelijk de markering van de GR5 zichtbaar. We steken het beekje over en gaan vervolgens naar links verder op de oever. Pal noord wandelen we nu, het krinkelende stroompje stroomopwaarts volgend. We hebben zicht op de Ancienne Abbaye de Salival, recht voor ons. Op de andere oever van het beekje hebben luchtfoto’s duidelijk gemaakt dat hier een Gallo-Romeinse nederzetting moet zijn geweest. De GR5 verloopt hier immers over een oude Romeinse Heirbaan.

© L.A.W.V.VIA-VIA
Routemarkering GR5 op weg naar Salival -
Zo bereiken we de restanten van wat eens de Abbaye de Salival moet zijn geweest. De abdij is tussen 1140 en 1157 gesticht in de nabijheid van de eerder genoemde Gallo- Romeinse nederzetting door giften van Mathilde van Hombourg, Gravin van Salm, bij akte vastgelegd in 1193 in Château-Salins. Dankzij giften van de adel, burgers en boeren uit de omliggende dorpen, die hierdoor aflaten hebben verdiend, heeft de abdij zich snel kunnen uitbreiden. In de loop der eeuwen groeit het bezit van de Abbaye de Salival over de grenzen van de Saulnois. De monnikken hebben uitgestrekte landbouwgebieden en produceren graan en wijn en fokken dieren. Bovendien profiteren ze van de zoutwinning in de zoutmijnen van Saléaux, die de abdij in 1268 aan de bisschop van Metz schenkt. De naam Salival verwijst naar “sel”, dat zout betekent. De nabij gelegen watermolens maakt de abdij onafhankelijk. Naast gebed wijden ze zich aan het overschrijven van talrijke boeken en hebben zo een belangrijke en beroemde bibliotheek opgebouwd. Vijf van deze werken heeft de bibliotheek van Vic-sur-Seille in 2003 gekocht en zijn daar in te zien.

Als in 1590 de Calvinisten, die zich in het nabij gelegen Marsal vestigen, de uit 1316 gebouwde kerk verwoesten, wordt in de volgende jaren het complex gerestaureerd. Maar tijdens de Franse revolutie slaat het noodlot toe en worden de goederen van de Abbaye de Salival in beslag genomen en bij opbod verkocht op 26 juli 1796. Het orgel, gebouwd tussen 1773 en 1780 door Nicolas Dupont, verhuist 1795-1798 naar de Église St. Jean Baptiste van Château-Salins. De koorbanken komen terecht in de Église des Cordeliers in Nancy, de Chartreuse Pleterje in Sentjernej (Slovenië) en de Église Saint Léger in Marsal, waarheen ook de grafzerken van Mathilde van Hombourg en haar echtgenoot Folmar VI van Metz, die in het veld gedumpt zijn, worden overgebracht. Tijdens het bewind van Napoleon wordt er een suikerfabriek gebouwd voor de winning van suiker uit suikerbieten. Nu nog is hiervan één van de zes schoorstenen zichtbaar. De abdijkerk en het klooster zijn in 1822 verwoest en afgebroken. Nu staat er nog slechts het oude woongedeelte van de monnikken en is de . Ancienne Abbaye de Salival een agrarisch bedrijf.

© L.A.W.V.VIA-VIA
Ancienne Abbaye de Salival
Op het onverharde pad aangekomen laten we de restanten van de oude abdij links liggen en voert ons de route naar rechts via de Chemin de St. Livier langs de noordelijke helling van de Côte St. Jean. Met de bocht mee is het klimmen geblazen, niet stijl maar wel kort. We komen aan de Chapelle St. Livier, toegewijd aan St. Livier een heilige uit de streek. Zijn geschiedenis en zijn legende lopen door elkaar. Livier zou aan het begin van de 5e eeuw geboren zijn als zoon van een machtig Heer in de streek van Metz met een christelijke levensovertuiging. In zijn jeugd begeleidt hij zijn vader naar Lombardije in de strijd tegen de barbaren, die het Romeinse Rijk onveilig maken. Hij wordt naar Metz geroepen en benoemd tot legerleider tijdens het beleg van de stad door de Hunnen onder leiding van Attila in 451. Ondanks zijn heldhaftig verzet wordt de christelijke Livier gevangen genomen en door de Hunnen meegevoerd naar hun kamp op de Côte St. Jean aan de oude Romeinse weg, waar nu de GR5 langs voert. Hier wordt Livier gefolterd om hem van zijn geloof af te brengen en de dood van een van hun aanvoerders te wreken. Maar Livier weigert en de Hunnen besluiten hem te onthoofden. Maar dan gebeurt er iets wonderbaarlijks: Livier raapt zijn hoofd op en legt dit even verderop neer op een plek, waar sindsdien een bron ontspringt. Dit wonder doet de Hunnen op de vlucht slaan en zij verlaten het kamp op de Côte St. Jean.

© L.A.W.V.VIA-VIA
Musée Georges de La Tour - Beeld Saint Livier
De bewoners van het dal van de Seille begraven Livier op de plek van het wonder aan de noordzijde van de Côte St. Jean. Door talrijke wonderen groeit deze plek uit tot een bekend pelgrimsoord. En de Abt van Salival, Jean de Gombervaux, laat hier in 1623 een kapel bouwen, die sindsdien verschillende keren is gerestaureerd. Nog slechts een deel van de relikwieën van St. Livier wordt hier bewaard. Al in de 10e eeuw worden delen door bisschop Thierry I overgebracht naar de basiliek St. Vincent in Metz. Tijdens de 30-jarige oorlog en de Franse Revolutie verdwijnen de relikwieën, maar een deel van de overblijfselen van St. Livier keert rond 1884 terug. Zo heeft men ook hier een houten beeld van St. Livier gevonden van de heilige met zijn hoofd in zijn handen, dat nu een pronkstuk is in het Musée Georges de La Tour te Vic-sur-Seille.

Voorbij de Chapelle St. Livier volgen we het voetpad langs de bosrand en de prikkeldraad afzetting van de landbouwvelden. Met een ruime bocht met de klok mee bereiken we een hoogte van 310 meter, het hoogste punt van de Côte St. Jean. Naar het zuidenwesten hebben we zicht op het dorpje Moyenvic en het dal van de Seille. Hier in Moyenvic en de directe omgeving hebben zich van 8 tot 12 november tijdens WOII heftige gevechten afgespeeld. Het Amerikaanse leger levert slag met de Duitsers. Ook op de hellingen van de Côte St. Jean vindt een felle strijd plaats waar in deze 4 dagen ongeveer 1000 soldaten het leven laten. Een bijzondere rol is in deze strijd weggelegd voor het 761st Black Panthers Tank Batalion, onderdeel van het 26e Infanterie Divisie van het 3e Amerikaanse leger van Generaal George Patton. Deze legereenheid bestaat uit 30 zwarte officieren, 676 zwarte manschappen en slechts 6 blanke officieren. Het is hier dat voor het eerst zwarte Amerikanen meevechten in de frontlinie. Door de heersende rassenscheiding zijn ze tot nu toe enkel voor werkzaamheden achter de frontlinie beschikbaar. Tijdens het verloop van de strijd na de invasie in Normandië en door zware verliezen is de Amerikaanse legerleiding genoodzaakt zwarte Amerikanen in te zetten bij gevechtseenheden.

Deze 761st Black Panthers Tank Batalion, die oprukkend vanuit Saint-Nicolas de Port in de buurt van Nancy, waar ze vanaf 26 oktober is gestationeerd op, beleeft hier op de flanken van de Côte St. Jean bij Salival de vuurdoop. Van de 761st Black Panthers Tank Batalion is het met name de als schuchter bekend staande Sergeant Warren G.H. Crecy die, zoals de Duitse Tankgeneraals Rommel en Guderian niet bang uit de geschutskoepel van zijn tank de strijd te leiden, manmoedig en heldhaftig optreedt tegen eenheden van de verzwakte Duitse 111 Panzer Brigade en de 559e Volksgrenadier Division. Maar als zijn tank uitgeschakeld is, dringt hij de vijand terug met machinegeweervuur en doorbreekt hun vijandelijke posities. Hij slaat, blind van woede door de dood van zijn vriend Horatio Scott, een tegenaanval van de Duitsers af, biedt bescherming aan de begeleidende infanterietroepen, zodat deze zich kunnen hergroeperen, en stelt mitrailleurnesten en anti-tank posities buiten gevecht.

Sergeant Warren G.H. Crecy
Er wordt gezegd dat door de acties van Sergeant Warren G.H. Crecy tussen de 300 – 400 Duitse militairen het leven hebben gelaten, wat hem de bijnaam: "The baddest man in the 761st" oplevert. Hij overleeft de strijd op de Côte St. Jean en trekt met de 761st Black Panthers Tank Batalion richting Morville om dan met Generaal Patton ook deel te nemen aan de slag om Bastogne om er de 101st Airborne Division te ontzetten. Na de WOII zou hij voor zijn moedig optreden de Medal of Honor hebben moeten krijgen. Het is de hoogste Amerikaanse militaire onderscheiding, die wordt uitgereikt voor opvallende moed en ondernemingszin met gevaar voor eigen leven, boven wat de dienst vereist, in daadwerkelijk gevecht tegen een vijandelijke krijgsmacht. Maar door de rassendiscriminatie gebeurt dit niet. Pas in 1978 krijgt het 761st Black Panthers Tank Batalion van President Carter deze hoogste beloning.

Vanaf het hoogte punt van de Côte de St. Jean wijst ons de markering van “Le sentier des Hautes de Saint-Jean” de weg richting Les Chaucheux. Met een laatste magnifiek uitzicht vanaf de Côte S. Jean over het hartje van het Pays du Sel dalen we door het gammele hekje zo’n 70 meter de helling af door het bos van Les Plantes tot we voorbij een picknick plek de GR5 weer bereiken. We volgen nu deze rood-wit gemarkeerde route naar links langs de zuidelijke helling van de Côte St. Jean in de richting van het volgende dorp. Hier hebben we al zicht op Marsal, dat nog meer dan 2 kilometer naar het oosten ligt. Als we het onverharde pad overgaat in asfalt is de GR5 ineens verdwenen! Bij een huis geeft de markering op de topografische kaart aan dat we door het veld tot het voor ons liggende boerderijencomplex kunnen lopen. Maar ook hier heeft de boer het pad maar ondergeploegd. Ons blijft niets anders over dan af te dalen naar de drukke D38 en over deze doorgaande weg van Moyenvic naar Dieuze richting Marsal te wandelen. Het is wel opletten geblazen. Het autoverkeer houdt weinig rekening met wandelaars!

Op het kruispunt aangekomen volgen we het verkeersbord naar Marsal en bereiken het bruggetje over de oude loop van de Seille, die langs de noordzijde van Marsal loopt. Marsal is ooit een belangrijk stadje en centrum van de zoutwinning in de Saulnois geweest. Nu is het een vredig dorp in de Saulnois, in het moerassige gebied aan de bovenloop van de Seille, vroeger gelegen aan de oude Romeinse heirbaan van Metz naar Straatsburg, waar nu de GR5 loopt. Door de Romeinen wordt het “Marosallum” genoemd, wat staat te lezen op een in 1842 gevonden gedenksteen uit 44 na Christus ter ere van Keizer Claudius. Dit dorp dankt haar naam aan de winning van het “witte goud”, zoals het zout wordt genoemd, dat hier in grote hoeveelheden in de bodem voorkomt. Archeologische vondsten maken duidelijk dat al de Kelten en Galliërs het zout winnen door verhitting in ovens. Vanaf de 12e eeuw strijden de bisschop van Metz en het Hertogdom Lotharingen voortdurend om de controle over de zoutwinning in de Saulnois en Marsal in het bijzonder als belangrijke bron van inkomsten. Als het bisdom Metz in 1552 bij Frankrijk wordt ingelijfd, laat de Franse koning Henri II Marsal bezetten van 1553 tot 1593. Dan komt het stadje in bezit van Charles IV, Hertog van Lotharingen. Deze laat Marsal omwallen in 1620 en in 1631 geeft de Franse koning Louis XIII aan Jacques Nompar de Caumont de opdracht Marsal te verstevigen. Het vredesverdrag van Vic-sur-Seille van 6 januari 1632 maakt de stad tot koninklijk Frans bezit voor de duur van 3 jaren.

In 1641 legt het verdrag van St. Germain de ontmanteling van de versterkingen vast alvorens Marsal weer onder gezag van de Hertog van Lotharingen gebracht wordt. Maar dit wordt niet ten uitvoer gebracht door nieuwe vijandelijkheden tussen Frankrijk en Lotharingen. Moe van het wachten tot de Hertog van Lotharingen Charles IV afstand doet van Marsal, besluit de nog jonge Franse koning Louis XIV in 1663 de stad te laten belegeren door Maarschalk de la Ferté, die de stad begin september inneemt. Op 2 september 1663 komt de Zonnekoning hoogst persoonlijk naar Marsal om de sleutels van de stad in ontvangst te nemen. Dit wordt vereeuwigd in het beroemde wandtapijt van Charles Le Brun (1619-1690) met de titel: “Réduction ou Reddition de Marsal”, dat in Versailles hangt. Ook de Franse schrijver Jean de la Fontaine (1621-1695) wijdt aan deze gebeurtenis een sonnet.

Versailles - Goblin van Charles Le Brun “Réduction ou Reddition de Marsal”
De Zonnekoning Louis XIV draagt Vauban op de vestingwerken rond Marsal verder uit te bouwen, waarvoor de zoutvelden in 1699 moeten wijken. In de volgende eeuwen gaat het het 'moerasstadje' steeds minder voor de wind. Marsal wordt garnizoensstadje tot aan de Frans-Duitse Oorlog in 1870, als het door Pruisische troepen wordt ingenomen. Na die inlijving bij Duitsland in 1871 worden Vaubans vestingwallen ontmanteld. In 1944 aan het einde van WOII wordt het inmiddels danig ontvolkte stadje voor 60 % weggevaagd. Dat er toch nog iets van het oude Marsal overeind is gebleven, mag in dit licht een wonder heten.

We betreden het stadje door de Porte de France. Boven de rechter doorgang is nog de uitsparing te zien waardoor de ophaalbrug kon worden bediend. Links is een eenvoudige reconstructie. Deze 17e eeuwse Porte de France, maakt onderdeel uit van Vaubans vestingwerken. Hier zien we ook de oude wasplaats. Links bevindt zich de wacht en een kerker met erboven het officiersverblijf en de militaire gevangenis. In de Middeleeuwen dient de Porte de France als toevluchtsoord voor de bewoners. Nu is hier het Maison du Sel ondergebracht, een interessant museum gewijd aan de 4000 jaar oude geschiedenis van de zoutwinning in deze streek. Verderop komen we langs een voormalige kazerne uit 1666, waar de troepen, de paarden en foerage ooit zijn ondergebracht. Nu ziet alles er verwaarloosd uit en maakt deel uit van een boerderij. Door het stadje lopend zien we nog een aantal bouwwerken, die getuigen van het roemrijke verleden van dit ”Zoutstadje”. Zo zijn er nog verschillende andere militaire bouwwerken uit die periode, zoals het Pavillon de Bourgogne, een oude kazerne uit 1666, het Ancien Hospice, gesticht in 1650 door François de Rettel dat vervolgens dienst gedaan heeft als artilleriemagazijn, en het Arsenal uit 1848.

© L.A.W.V.VIA-VIA
Marsal - Église St. Léger grafmonument Comte de Salm en zijn vrouw
Opvallend in het dorpsbeeld is ook de Église St. Léger, in 1944 zwaar getroffen. Het is een grotendeels Romaanse kerk in Rijnlandse stijl uit de 12e eeuw. De parochiekerk wordt in 1222 tot kapittelkerk verheven door Abdis Clémence van Neumunster, als zich hier 7 kanunniken vestigen. In de loop van de eeuwen heeft de kerk de nodige bouwkundigen uitbreidingen, aanpassingen en restauraties ondergaan met talrijke bijzonderheden, zoals de uitbreiding van het koor met een Gotische apsis uit de 14e eeuw. De Romaanse stijl is hoofdzakelijk te zien aan de massieve buitenbouw, de beperkte hoogte, het toegangsportaal, geflankeerd door twee vierkanten klokkentorens. Binnen wordt het schip duidelijk gedragen door Romaanse zuilen. Vandaag de dag geeft dit kerkgebouw nog steeds een goed tijdsbeeld van de religieuze kunst in dit deel van Frankrijk. Nieuwe langdurige restauratie is nodig om de Église St. Léger aan de westzijde te behouden voor verzakking door de instabiele bodemomstandigheden. In het interieur staat links van het altaar in het schemerdonker een stenen Madonna met kind, mooi door haar eenvoud. In diezelfde sfeer vinden we hier ook het wit marmeren grafmonument van de Comte de Salm, overleden in 1292 en zijn vrouw Lorette, Dame de Puttlingen, dochter van de Comte de Blieskastel met twee pasgeboren kinderen. Een kind rust in een muurnis bij het hoofd van de moeder en het andere, kleinere kind ligt lager aan haar voeten. Het grafmonument stamt uit de 16e eeuw en bevond zich oorspronkelijk in de Abbaye de Salival, vanwaar het in 1822 na de verwoesting naar de Église St. Léger is overgebracht.



© L.A.W.V.VIA-VIA
Marsal - Musée de Sel
Charles Aerssens

Deze wandeling is met de grootst mogelijke zorg samengesteld. Maar ten aanzien van wijzigingen of onvolledigheden in de tekst kan geen aansprakelijkheid worden aanvaard.

KAARTEN:

- TopoKaart IGN 1:25 000, 3514O Château-Salins
- Gedeelte GR5 en Le Sentier des Hauts de Saint-Jean
- Wandelroute uitgezet in eigen beheer L.A.W.V."Via-Via"





Lange Afstand Wandelvereniging "VIA-VIA".

Gegenereerd op 05-01-2008 door C.P.J. Aerssens