STADSWANDELING LEUVEN
Hoe het gedachtegoed van Desiderius Erasmus voortleeft

© L.A.W.V.VIA-VIA
Leuven - Sculptuur Desiderius Erasmus (1467-1536) van de kunstenaar René Rosseel

De oude Bourgondische universiteitsstad Leuven is een stad die in een snel tempo evolueert, maar met de vernieuwde infrastructuur van een moderne stad wel haar rijk verleden koestert. Die metamorfose van straten, pleinen, gebouwen, maar ook hele stadswijken, past zich snel aan aan de veranderende samenleving, waar moderne hedendaagse architectuur een opmerkelijke plaats inneemt naast de eeuwenoude vaste waarden van haar rijk verleden. Oud en nieuw versterken elkaar en zorgen samen voor een opmerkelijk stedelijk decor, waarbij je zou kunnen zeggen dat het maatschappij kritische gedachtegoed van de Humanist Desiderius Erasmus (1467-1536) een inspiratiebron is geweest. Desiderius Erasmus studeert hier tijdens zijn omzwervingen door Europa aan de oudste universiteit in de Nederlanden en richt in 1517 het Collegium Trium Linguarum op, waar hij zelf ook les geeft in het Hebreeuws, het Grieks en het Latijn.

Toch gaat de geschiedenis van de stad Leuven verder terug dan de tijd dat Desiderius Erasmus enkel jaren in Leuven verbracht heeft. Immers al rond 160 voor Christus leven hier op de hoogten rond de Dijlevallei de stammen van de Nerviërs en de Eburonen. Vanaf 58 voor Christus tot in de 3de eeuw staat het gebied onder Romeins gezag. Maar in de 9de eeuw wordt Leuven pas voor het eerst vermeld als hoofdstad van het Graafschap Leuven en dit is wellicht door zijn gunstige ligging aan de Dijle en oude Romeinse heirbaan van Boulogne naar Keulen. Toch duurt het nog tot de 11de en 12de eeuw voor de stad uitgroeit tot een bloeiend handelscentrum. In die periode krijgt Leuven als belangrijkste plaats van het Hertogdom Brabant haar eerste ringmuur en worden er diverse kerken, kloosters en abdijen gebouwd. Door de Brabantse Successieoorlog (1355) raakt de bloeiende lakenhandel in verval, maar in de 15de eeuw breekt een glansperiode aan door de stichting van de universiteit (1425), de bloei van diverse nijverheden en de aanleg van de Grote Markt. In die periode bezorgt de Gotiek Leuven zijn schitterend stadhuis, de Sint Pieterskerk met haar uniek interieur, de Lakenhalle, het Huis van 't Sestich en talrijke kerken, zoals Sint Geertrui met haar magnifieke koorgestoelte.

Maar daarnaast is nog veel meer cultureel erfgoed uit verschillende perioden behouden gebleven, dat ook nu nog het Leuvens stadsbeeld bepaalt. Te denken valt aan de Romaanse Poort of de in Romaanse stijl opgetrokken Sint Jacobskerk. Uniek is het 13de eeuwse Groot Begijnhof met een interessant huizencomplex uit de 17de eeuw. Niet te vergeten zijn de vele universitaire colleges uit de 16de en 17de eeuw, meestal verfraaid en verbouwd in de 18de eeuw. Zoals het stijlvolle 16de eeuwse Van Dalecollege in Renaissance met nog Gotische kenmerken. Voorbeelden van de Barok zijn er in Leuven ook te bewonderen: de Sint Michielskerk, het interieur van de Sint Jan de Doperkerk en het prachtige stucwerk in de Abdij van Park. En het Classicisme vinden we terug in het College De Valk, het Pauscollege en het Atrechtcollege.

Na het vertrek van de Fransen zien we in Leuven de opkomst van een 19de eeuwse burgermaatschappij. De tijden veranderen: er wordt een station gebouwd in 1875 met een stijlvol gevelfront in Eclectische stijl als eindperspectief van de breed aangelegde Bondgenotenlaan. Veel gebouwen verrijzen er in Neo-stijlen. Maar WOI en WOII richten grote verwoestingen aan en zo duurt het nog tot in de jaren 60 van de vorige eeuw dat de stad Leuven zich weer volledig hersteld heeft. Daarna schept Leuven ook ruimte voor hedendaagse moderne architectuur en investeert in opvallende gebouwen, die op verschillende plaatsen in de stad verrijzen.



ROUTEBESCHRIJVING STADSWANDELING LEUVEN

Waar is het beter om de stadswandeling in Leuven te beginnen dan op de plek die in het centrum van de stad staat aangeven als het “Middelpunt der stad Leuven”, een gevelsteen die ingemetseld is op de hoek van de Mechelsestraat, de Schrijnmakersstraat en de Jodenstraat. Hierbij hoort ook de in de straat staande eigenaardig steen, een oude mijlpaal, die op 6 september 1975 is ingehuldigd. Die steen is echter een stuk ouder dan zijn huidige plaats zou vermoeden, want er bestaat namelijk een foto uit 1864, waarop de mijlpaal te zien is op de Zeven Hoeken, een andere plek in Leuven. Hier op deze plek vinden we ook het beeld van Desiderius Erasmus (1467-1536), die hier vlakbij in het inmiddels verdwenen Huize De Lelie op de hoek van de Diestsestraat en de Vander Kelenstraat verbleven heeft tijdens zijn Leuvense periode aan de universiteit en het Collegium Trium Linguarum, waar hij les geeft in het Hebreeuws, het Grieks en het Latijn. Erasmus geniet in die tijd al bekendheid als schrijver van zijn 'Lof der Zotheid', waarin hij zijn kritische visie op de 16de eeuwse maatschappij duidelijk neerschrijft en de wereld voorstelt als een schouwspel waar de dwaasheid regeert. Deze vorm van meewarigheid heeft kunstenaar René Roessel geïnspireerd bij het maken van zijn sculptuur en zo beeldt hij Desiderius Erasmus uit met een ironisch glimlachje om de mond, waarmee hij duidelijk neerkijkt op de maatschappij. Het beeld is in 1979 aan de stad geschonken door de Leuvense Lionsclub naar aanleiding van haar vijfjarig bestaan.

© L.A.W.V.VIA-VIA
Leuven - Middelpunt der stad Leuven hoek Mechelsestraat, Schrijnmakersstraat en Jodenstraat
Vanaf deze plek op de hoek van de Mechelsestraat en Schrijnmakersstraat wandelen we naar de open doorkijk met het Mathieu de Layensplein. Dit pleintje geeft ons direct zicht op de Westgevel van de Sint Pieterskerk en is vernoemd naar de 15de eeuwse Brabantse architect Matthijs de Layens, die bekend is vanwege zijn bijdrage aan de bouw van het Leuvense stadhuis, een meesterwerk van de Brabantse profane Gotiek en de voor ons liggende Sint Pieterskerk. Van zijn hand is het transept en ook het sacramentstoren van die kerk wordt aan hem toegeschreven. De collegiale Sint Pieterskerk is een Rooms-Katholieke kerk in Leuven. Heeft op deze plek in de 8ste eeuw vermoedelijk nog een houten kerk gestaan, rond het jaar 1000 is deze vervangen door een stenen Romaanse kerk met zes traveeën en een vierkant koor, later uitgebouwd met een westbouw en drie torens. Tegen het koor wordt rond 1070 de crypte gebouwd, waarvan het onderste gedeelte behouden is tijdens de bouw van de Gotische kerk. Bij de restauratie na WOII is ze herontdekt.

De huidige Gotische kerk wordt gebouwd vanaf 1400, waarbij het Romaanse deel stuk voor stuk wordt afgebroken. De bouw begint in 1431 met de overkapping van het koor en er wordt gewerkt aan het dwarsschip. De stenen komen uit Affligem en Gobertange. Na de dood van bouwmeester Sulpitius van Vorst, neemt Jan II Keldermans tot 1445 zijn functie over en daarna voltooit Matthijs de Layens het noordertransept en een gedeelte van het schip. Verschillende architecten volgen elkaar op tot Alard Duhamel (1495-1502) in 1497 begint met de bouw van het grote onvoltooide portaal op de Grote Markt. In 1499, honderd jaar na de geschatte startdatum, wordt het laatste deel van de Romaanse kerk afgebroken. Tot in de 17de eeuw is er aan deze kerk gebouwd, maar het bouwwerk is echter nooit voltooid. Dit is te zien aan de beide torens, die nooit erg hoog zijn geweest, omdat de constructie door Joost Metsys niet goed is uitgewerkt en de bodem te zwak, waardoor de torens niet goed verankerd kunnen worden. De laatste toevoeging aan de Sint Pieterskerk is de plaatsing van een jacquemart, Gouden Peter, op het zuidertransept.

© L.A.W.V.VIA-VIA
Sint Pieterskerk Leuven - Drieluik "Het Laatste Avondmaal" van Dirk Bouts (±1410-1475)
De kerk heeft zwaar geleden onder de brand in WOI, waardoor veel kerkschatten verloren gaan, en tijdens WOII wordt de kerk gebombardeerd. Herbouw volgt en het koor wordt in de jaren 1980 gerestaureerd en ook nu vindt er restauratie plaats. In het interieur van de Sint Pieterskerk zien we de de doopvont uit circa 1490, de Barokke kansel uit 1724 van Jacob Bergé, het Laat-Gotische doksaal met een aan Jan Borreman toegeschreven triomfkruis uit de 15e eeuw, het koor met het grafmonument van Hertog Hendrik I van Brabant (1165-1235). Voor in de kerk staat aan de rechterzijde de replica van het Middeleeuws houten genadebeeld van de Maagd Maria, de Sedes Sapientiae (Zetel der Wijsheid) door Nicolaas De Bruyne vervaardigde in 1442. Het oorspronkelijke beeld is vernietigd bij de bombardementen door de geallieerden tijdens WOI. Het beeld is het symbool van de Katholieke Universiteit Leuven, in wiens zegel een Maria gezeten op een troon der wijsheid wordt afgebeeld. Maar het meest in het oog springend is het beroemde drieluik “Het Laatste Avondmaal” van Dirk Bouts (±1410-1475) in de Schatkamer van de Sint Pieterskerk. De in Haarlem geboren Dirk Bouts is een van de belangrijkste schilders die gerekend wordt tot de Vlaamse primitieven. In 1450 vestigt hij zich in Leuven, waar hij tot zijn dood in 1475 blijft. Ook hangt hier zijn triptiek getiteld “Het martelaarschap van de Heilige Erasmus” en staat er een verzameling religieus zilverwerk.

Aan de zuidzijde van de Sint Pieterkerk staan we op de Grote Markt, het centrale punt in de stad Leuven, dat de grootste aantrekkingskracht heeft op het dagelijks leven van de bewoners en bezoekers. Door zijn ligging is het één van de drukste en één van de meest historische plekken van Leuven. Deze Grote markt bestaat in zijn huidige ontwerp al vanaf de 14de eeuw, bij de oprichting van de Katholieke Universiteit Leuven en de meeste gebouwen aan het plein zijn dan ook opgetrokken in de befaamde Brabantse Gotiek. Hierbij springt het monumentale stadhuis het meest in het oog als een van de bekendste Gotische stadhuizen ter wereld. Staat het oude stadhuis aanvankelijk op de Oude Markt. In de 15de eeuw wordt besloten een nieuw gebouw op te trekken op de huidige Grote Markt, die daarvoor in een grote verandering ondergaat. Het stadhuis wordt in twee fasen gebouwd. Tussen 1439 en 1445 met de eerste steenlegging op 31 maart 1439 naar het ontwerp van Sulpitius van Vorst. Als deze sterft in september 1439 neemt Jan II Keldermans de taak over en na zijn dood wordt Mathijs de Layens belast met de werken. Hetzelfde trio is verantwoordelijk voor de bouw van de Sint Pieterskerk. De tweede fase is van 1448 tot 1469 waarbij de bouw van het belfort aan het begin van de Naamsestraat geannuleerd door het stadsbestuur en er door Mathijs de Layens aanpassingen moeten worden uitgevoerd. Hij werkt daarom de twee zijgevels op dezelfde manier uit en verhoogt ze ook. Het enige wat hij niet kan veranderen, is de kleine ingang en een onooglijke pui.

© L.A.W.V.VIA-VIA
Sint Pieterskerk - Jaquemart Gouden Peter op het zuidertransept.
In 1709 volgt er een nieuwe verbouwing. Links naast de toegangsdeur van de ingang wordt een venster omgebouwd tot deur, wat de symmetrie ten goede komt, en ook komen er de huidige trappen. Bovendien vertoont het stadhuis ook al slijtage. Zo moeten in de 17de eeuw moesten de torens al verstevigd worden met ijzeren staven en in de tweede helft van de 18de eeuw wordt het voegwerk van de voorgevel vernieuwd. De grote verandering komt in de periode 1849-1880 als de tot dan toe leeg gebleven nissen worden gevuld met beelden. Er staan in totaal 149 beelden in de gevels. De figuren op de voetstukken dragen allen Bourgondische kledij, de figuren in de nissen dragen kledij uit de periode waarin ze geleefd hebben. De figuren op de benedenverdieping beelden o.a. geleerden, kunstenaars en historische figuren uit het Leuvense uit. De eerste verdieping toont figuren die de gemeentelijke vrijheden symboliseren en de patroonheiligen van de parochies. Op de tweede verdieping staan o.a. de Graven van Leuven en de Hertogen van Brabant. De nissen in de torens worden gevuld in 1895-1913 met 87 Bijbelse figuren, die een belerende functie hebben over het steeds terugkerende onderwerp van schuld en boete. Op het einde van WOII scheert een V-1 vliegende bom rakelings langs de voorgevel van het stadhuis en vernielt een aantal van deze beelden.

Als we het interieur van het stadhuis van Leuven, waarvan de buitengevel dan Gotisch mag zijn, bekijken, zijn de salons in verschillende stijlen ingericht. Zo is er een salon in Lodewijk XIV stijl, één in Lodewijk XV stijl en één in Lodewijk XVI stijl. In één van die salons hangt een schilderij van elke burgemeester sinds de Franse tijd. Op de begane grond is de wandelzaal eigenlijk een overdekt verlengstuk van de Grote Markt. Dat is in de Middeleeuwen ook zo. Hier en in de Gotische zaal zijn de eiken draagbalken en de balksloffen aan het uiteinde van de draagbalken in 1448 en 1449 gesneden door de Brusselse beeldsnijder Willem Ards. Hij beeldhouwt voornamelijk taferelen uit het Oude Testament, die de stadsbestuurders moeten inspireren tot een rechtvaardig oordeel. Het interieur herbergt ook een interessante collectie schilderijen uit de 17e tot de 19e eeuw en beeldhouwwerken van de beeldhouwers Jef Lambeaux (1852-1908) en Constantie Meunier (1831-1905). Er hangt ook een portrettenreeks van de burgemeesters sinds 1794.

© L.A.W.V.VIA-VIA
Stadhuis Leuven - Detail gevel
Een ander opvallend Gotisch gebouw aan de Grote Markt is aan de oostzijde het Tafelrond, gebouwd werd tussen 1480 en 1487 en afgebroken in 1818. Na de Eerste Wereldoorlog is het opnieuw in de oude stijl opgebouwd, waar tot 2002 de Nationale Bank is gevestigd. Het Tafelrond wordt gebouwd naar een ontwerp van Matthijs de Layens en maakt deel uit van een samenhangend architectonisch geheel van de drie huizen ten oosten van het stadhuis en dient oorspronkelijk als vergaderlokaal voor de Leuvense Rederijkamers en andere sociëteiten. Later is het ook in gebruik als feestzaal, zoals voor het banket in 1859 naar aanleiding van de vijfentwintigste verjaardag van de heropening van de Universiteit Leuven. In de 19de eeuw raakt het gebouw in verval, wordt gesloopt en vervangen door een Neo-Classicistisch gebouw, volgens de heersende trend in die periode. Dit nieuwe gebouw is een ontwerp van de Brusselse architect Charles Van der Straeten (1771-1834) en gebouwd tussen 1829 en 1832. Na de verwoesting in WOI wordt besloten het Tafelrond weer op te bouwen in oorspronkelijke zogenaamde Leuvense Renaissancestijl. De opdracht van de Nationale Bank wordt verstrekt aan de Antwerpse architect Maxime Winders (1882-1982). In 1928 is de bouw voltooid en de nissen worden opgevuld met directeuren van de bank, in een Gotisch jasje gestoken. In 2002 vertrekt de Nationale Bank uit het gebouw, dat in 2005 openbaar verkocht wordt

Voor het vervolg van de stadswandeling verlaten we de Grote Markt aan de westzijde. Naast het stadhuis op de hoek van de Naamsestraat zien we een statig hoekpand dat de naam draagt: "Het Moorinneken", weergegeven met een inscriptie op de puilijst en erboven, binnen een omkranste nis, een negerinnenbuste vervaardigd door beeldhouwer Egide Rombaux (1865-1942) Het pand is een ontwerp van de architect Léon Govaerts (1860-1930) en stamt uit 1923. Het pand heeft drie verdiepingen en een met leien bedekt mansardedak met sierelement. Het is gebouwd in opdracht van de voormalige brouwerij Breda, met horecafunctie. Stilistisch gezien is dit pand met de witte natuurstenen gevel geïnspireerd op de Laat-Barok en Lodewijk XIV stijl met geprononceerde lijsten, ingediepte en gedecoreerde pilasters. Typerend in de gevel is het door een driehoekig fronton en balusterbalkon benadrukte middentravee dat uitloopt in een halsvormig topstuk met gebogen fronton en centrale cartouche, dat het opschrift draagt: "QUIBUSDAM – INVITIS – GLORIOSOR – EX CINERE – CONSURGO - 1923".

© L.A.W.V.VIA-VIA
Grote Markt - Detail gevel "Het Moorinneken"
Aan het einde van de Grote Markt slaan we linksaf door de Korte Straat en staan dan even verderop aan de Oude Markt, een rechthoekig plein, dat grotendeels bestaat uit horecazaken. Hieraan dankt het zijn bijnaam de langste toog ter wereld. Als in 1150 de eerste stenen omwalling als residentiestad van de Graven van Leuven wordt gebouwd, krijgt dit plein het marktrecht met de daarbij horende economische activiteiten. Er is dan tot drie maal per week markt. Op de Oude Markt komt ook de Classicistische vleugel van de universiteitshal uit, waar tot de verwoesting in 1914 tijdens WOI de universiteitsbibliotheek gevestigd. Aan de zuidzijde wordt het langgerekte plein afgesloten door de prominente gevel van het Heilig Drievuldigheidscollege. Midden op de Oude Markt staat de sculptuur “De Kotmadam”, een beeld van de Limburgse beeldhouwer Fred Bellefroid als eerbetoon aan de hospita's van weleer. De inhuldiging in 1985 wordt bijgewoond door Maria Swerts, op dat moment de oudste kotmadam van de stad. Toch is het beeld aanvankelijk kritisch en met gemengde gevoelens onthaald, omdat de jeugdige en aantrekkelijke dame op het bankje niet beantwoordt aan het prototype van de hospita: oud en volslank. Het voordeel van zo'n jong ding is echter wel dat duizenden mensen op haar schoot willen zitten, waardoor het beeld een absolute attractie is!

© L.A.W.V.VIA-VIA
Oude Markt - Sculptuur "De Kotmadam" van de Limburgse beeldhouwer Fred Bellefroid
Aan de zuidzijde van de Oude Markt verlaten we het plein voor het Heilig Drievuldigheidscollege, waar we naar rechts de Lavorenberg uitlopen tot op de T-splitsing met de Parijsstraat naar rechts wandelen. Van hier voert ons de route naar het Groot Begijnhof. Het is nu even stevig doorstappen door de Parijsstraat, die op de kruising met de Janseniusstraat en de Ramberg overgaat in de Schapenstraat. We passeren de oostvleugel van het Zwartzusterklooster. Algemeen wordt aangenomen dat het Zwartzustersklooster in 1438 gesticht werd door Elisabeth Ymbrechts. In 1462 geeft de bisschop van Luik aan de devote vrouwen toestemming om de regel van Sint Augustinus aan te nemen en om een kapel te bouwen. De Zwartzusters, ook wel Zusters van Nazareth genoemd, houden zich bezig met de ziekenverzorging in de stad. Tijdens de Franse Revolutie kunnen de kloosterzusters als leden van een burgerlijke organisatie en later in dienst van de Commissie der Burgerlijke Godshuizen hun gebouwen blijven bewonen. Sinds 1796 valt het oude klooster onder de "Section des Hospices de Louvain" en is het taak van de kloosterzusters de verzorging van zwakzinnige vrouwen. In 1969 verlaten de Zwartzusters het klooster en nu is het pand eigendom van de Katholieke Universiteit van Leuven en zijn er studenten gehuisvest. Hier slaan we rechtsaf de Zwartzusterstraat in en komen na goed 100 meter aan de noordelijke toegang van het Groot Begijnhof.

Dit Groot Begijnhof van Leuven, ook bekend als Begijnhof Ten Hove, is een gaaf bewaarde, en volledig gerestaureerde historische wijk met een tiental straatjes en hofjes. Het is een van de grootste nog bestaande begijnhoven in Vlaanderen met een bebouwde oppervlakte van ongeveer 3 hectare. Het riviertje de Dijle stroomt dwars door het begijnenhof en splitst zich in twee armen met verbindingsslootje, waarover in totaal drie bruggen liggen. De oudste geschreven documenten dateren uit 1232 en een Latijns opschrift aan de kerk vermeldt 1234 als stichtingsdatum. Vermoedelijk is de gemeenschap ongetrouwde dames enkele decennia ouder. Molanus en Justus Lipsius vermelden 1205 als stichtingsdatum. Het begijnhof bloeit op in de 13e eeuw, maar kent een moeilijke periode ten tijde van de godsdiensttwisten in de 16de eeuw. Vanaf het einde van de 16de eeuw en na het Twaalfjarig Bestand in de 17de eeuw is er een tweede bloeiperiode met een nabloei tot aan de Franse Revolutie met als hoogtepunt de periode 1650-1670, als het aantal begijnen stijgt tot boven 360. Daarna loopt het aantal begijnen door o.a. de Negenjarige Oorlog (1688-1697) en ziekten terug. Tijdens de Franse Revolutie wordt het Groot Begijnhof niet verkocht als nationaal goed, zoals dat met de kloosters gebeurt. Het beheer van het Begijnhof en al zijn bezittingen werd toevertrouwd aan de Commissie der Burgerlijke Godshuizen. De begijnen mogen wel in hun huizen blijven wonen, maar de vrije kamers worden verhuurd aan oude vrouwen. De laatste begijnenpastoor Julien Sterckx overleed in 1977 op bijna 107-jarige leeftijd en de laatste begijn overlijdt in 1988.

© L.A.W.V.VIA-VIA
Groot Begijnhof - Aanduiding Universiteit van Leuven
Als omstreeks 1960 het Groot Begijnhof behoorlijk verkrot is, is de Universiteit van Leuven bereid het complex te restaureren om er studenten en gastprofessoren te huisvesten. Een grootschalige restauratie van deze “stadswijk” komt op gang en de oude sfeer keert terug. Zo is er een vijftal huizen uit de 16de eeuw, waarvan enkele zijn opgetrokken in vakwerkbouw. Het karakteristieke huis van Chièvres dateert uit 1561en is gebouwd met de nalatenschap van Maria van Hamal, weduwe van Willem II van Croy, Hertog van Aarschot, raadsman van Keizer Karel V. De kenmerkende perenspits op het piramidale dak verwijst naar de hoektorens van het kasteel van de Hertog in Heverlee. Maar het merendeel van de huizen dateert uit de periode 1630-1670 en is opgetrokken in streekeigen traditionele architectuur, versierd met enkele sobere, barokke elementen. De gevels bestaan uit warmrood gekleurde bakstenen, met natuurstenen kruiskozijnen voor de vensters, natuurstenen deuromlijstingen. Dit natuursteen is meestal afkomstig uit Gobertingen. Een typisch element van het Groot Begijnhof zijn de talrijke dakkapellen, vaak uitgewerkt met trapgevels, en de rondboogvensters daarin. Her en der komen beeldhouwwerken voor met een religieus thema, vaak verwijzend naar de patroonheilige van het huis.

© L.A.W.V.VIA-VIA
Groot Begijnhof - Nis met heiligenbeeld
Als je door de smalle straatjes wandelt, valt op dat veel huizen opvallend weinig en kleine ramen hebben op de gelijkvloerse verdieping. Dit komt doordat begijnen gesteld waren op hun privacy. Waar toch grote ramen voorkomen, zoals in de Straat van 't Nieuw Convent, schermt vroeger een hoge muur de voortuin af van de straat. Op enkele plaatsen zijn huizen in de 19de eeuw vervangen of bijgebouwd. De route leidt ons door de Bovenstraat, de Rechtestraat langs de St. Jan de Doperkerk, die oorspronkelijk uit 1305 stamt en behoort tot sobere Leuvense Boerengotiek met een eenvoudig basilicaal grondplan zonder transept met vlakke koorafsluiting dat eindigt op een groot spitsboogvenster. Het maaswerk in dit venster bevat o.a. drielobtraceringen, kleine driepasbogen en grote vierpasbogen. Het zadeldak wordt bekroond door een dakruitertje. De kerk vertoont nog enkele Romaanse kenmerken zoals de zware steunberen en kleine bovenvensters. De eikenhouten deur van het hoofdportaal dateert uit 1671. In de kerk zien pilaren met fraai versierde kapitelen en er liggen ongeveer 90 grafstenen van begijnen en priesters. Maar de oudste koperen grafplaat van Machteld Roelants, (overleden in 1396) is in 1962 naar het Suermondt Museum in Aken verhuisd. Het hoofdaltaar is uit 1670 en heeft een schilderij 'Golgotta' uit 1768. Opvallend zijn ook de zijaltaren van rond 1660, het Rococo koorgestoelte uit de tweede helft van de 18e eeuw. Door de Rechtestraat passeren we twee keer de Dijle en komen in het Spaans Kwartier van het Groot Begijnhof, een wijkje op de linker oever van de Dijle, dat ook bekend staat als Aborg, wat zoveel betekent als “oude burcht”. Dit lijkt te wijzen op een oudere bewoning, misschien het hof van de eerste Graven van Leuven. Op deze plek zou dan ook in 891de Slag bij Leuven uitgevochten zijn, waarbij de Vikingen verslagen zijn door Arnulf van Karinthië. Van die bewoning is echter nooit een spoor gevonden.

Terug over de Dijle wandelen we naar links door de Benedenstraat langs een oude waterpomp en naar rechts richting Middenstraat. Opnieuw over de Dijle komen we in de smalle straatjes van het Groot Begijnhof. Goed speurbaar is hier het internationaal en multicultureel woonerf van de Universiteit, een “Bouillon de culture” dat vanuit monumentaal en architecturaal oogpunt een schoolvoorbeeld is van hoe een historisch woonerf respectvol kan worden omgevormd tot een functionele woon- en leefruimte. Het Groot Begijnhof, dat sinds 1998 op de werelderfgoedlijst van de Unesco staat, vormt zo een trekpleister voor toeristen van over de hele wereld en het dient geregeld als decor voor historische films en theater, of voor romantische huwelijksfoto’s. Je kunt het Groot Begijnhof verlaten via de Zwartzustersstraat, zoals we gekomen zijn of via de Rechtestraat door de Rechte Poort of Grote Poort naar de Schapenstraat. De oorspronkelijke toegangspoort van het begijnhof is afgebroken tijdens de Franse tijd in 1798 en opnieuw opgebouwd in 1805 in Neo-Classicistische stijl. Linksaf door de Schapenstraat komen we op de kruising met de Zwartzustersstraat en de Karmelietenberg, die we naar rechts inslaan. Het is een pittig klimmetje tot in de drukke Naamsestraat, een van de oudste straten van Leuven, die het stadscentrum als invalsweg verbindt met een stadspoort.

© L.A.W.V.VIA-VIA
Groot Begijnhof - Detail oude waterpomp
Richting stadscentrum passeren we allereerst het Amerikaans College, de studentenresidentie in Leuven voor Amerikaanse theologiestudenten en priesters, opgericht in 1857 opgericht door Bisschop Martin J. Spalding van Louisville (1810-1872) en Bisschop Pieter Paul Lefevre van Detroit (1804-1869). Het is een Neo-Gotisch gebouw met restanten uit de 16de, 17de en 18de eeuw en ooit uitwijkplaats van de Cisterciënzersabdij van Aulne. Op de hoek van het gebouw is een beeldhouwwerk van een Native American ingewerkt. Verderop voert de wandeling ons voorbij aan het Kunstencentrum STUK in het voormalig Arenberginstituut, dat eerder dienst gedaan heeft als scheikundig instituut van de Leuvense universiteit onder de naam Minckelerinstituut, naar de chemicus Jan Pieter Minckelers (1748-1824), uitvinder van het steenkolengas. Het in Eclectische stijl met rode baksteen en bleke Gobertange kalkzandsteen opgetrokken gebouw is tot strand gekomen dankzij een schenking van Hertog Engelbert Marie van Arenberg (1872-1949) en zijn moeder Hertogin douairière Eléonore Ursule (1845-1919). Sinds 2002 is in deze gebouwen het Kunstencentrum STUK gehuisvest. Verder wandelend valt het Van Dale College op. Het is Kanunnik Pieter van Dale van Antwerpen die dit college in 1569 sticht voor arme studenten van Antwerpen en Aalst, die theologie en filosofie of canoniek recht willen studeren. De straatgevel van dit mooie 16de eeuwse college in Renaissance stijl vertoont nog Gotische kenmerken. Op de middenpost van de toegangspoort tot het binnenplein vinden we nog symbolische elementen terug die verwijzen naar Kanunnik Pieter van Dale, zoals het wapenschild van de familie en het jaartal 1569.

Aan de overzijde van de Naamsestraat zien we een imposant Gotisch pand. Het herenhuis met trapgevel is in de 15de eeuw gebouwd door Golin van 't Sestich, echtgenoot van Katharina van Vlaenderen. Het Romeinse getal LX, hoog in de fraaie Gotische baksteengevel, verwijst duidelijk naar die familienaam Sestich. De Davidsster in de topgevel en een Hebreeuws opschrift in een andere gevel doen vermoeden dat de uit de Eifel in Duitsland afkomstige familie van 't Sestich van Joodse afkomst is geweest. Het pand is twee bouwlagen hoog onder een betegeld zadeldak met als blikvanger de met blind maaswerk versierde Laat-Gotische trapgevel, gebouwd in baksteen. De vensters zitten vervat in Brugse traveeën, die elk een lancetboog vormen. Binnen die lancetbogen zijn de bovenste vensters aangebracht. De vier lancetbogen zijn samen ondergebracht in één grote spitsboog en de punt van de twee buitenste lancetbogen omvatten een kruis in een cirkel. Tussen de lancetbogen is gekozen voor twee kleine davidsterren met een grote davidster in het midden. In 1683 is hierop het hoogste punt van de stad Leuven het Hogenheuvelcollege ondergebracht, als Utrechtse priesterstudenten vanuit Keulen in dit huis in Leuven worden ondergebracht. Tegenwoordig doet het gebouw dienst als ontvangstruimte voor de Faculteit Economie van de Universiteit Leuven.

© L.A.W.V.VIA-VIA
Leuven - Gevel van het Huis van't Sestich
Vervolgend passeren we een aantal historische panden. Allereerst het Atrechtcollege, gesticht in 1508 voor arme scholieren door Nicolaus Ruterius, die daartoe zijn eigen woning laat aanpassen. Tussen 1751 en 1777 wordt het college grondige verbouwd, verdwijnt de kapel en wordt de Classicistische toegangspoort met monumentale poortomlijsting van blauwe hardsteen toegevoegd. Het gebouw heeft door de eeuwen heen verschillende bestemmingen gehad en nu zijn er diensten van de Universiteit Leuven gevestigd. Het interieur bevat nog talrijke originele trappen, schouwen, plafonds, smeedijzer uit de 17de, 18de en 19de eeuw. Door de toegangspoort betreedt je een met kasseien geplaveid voorplein waar het beeld bepaald wordt door de indrukwekkende, monumentale en beschermde Sophora Japonica. Deze Japanse honingboom is hier in 1802 of 1818 geplant, zou één van de twee eerste exemplaren zijn die in België uit Japans zaad is geteeld. Dan komen we langs de oude waterpomp van ‘t Groot Verdriet uit 1754, hersteld en verplaatst in 1887. Het is een sierlijke zuil in Lodewijk XV-stijl. Nu staan we aan Premonstreitcollege, dat in 1571 door de Abten van de Premonstratenzerabdijen Averbode, Park, Grimbergen en Ninove gezamenlijk is opgericht voor de huisvesting en opleiding Theologie van hun kanunniken. Na tijdelijke leegstand en bezetting door soldaten tijdens de religieuze en politieke crisisjaren aan het einde van de 16de eeuw wordt het pand met monumentale gevel herbouwd in 1755 in Lodewijk XV-stijl aan een rechthoekig voorplein. In 1818 worden er de kabinetten van Natuur- en Delfstofkunde ondergebracht als Instituut voor Fysica.

Het volgende monumentale pand kondigt zich aan: het Koningscollege, gesticht in 1579 door Filips II, Koning van Spanje, als verblijfplaats voor priesterstudenten. Van 1776 tot 1779 wordt het huidige college opgetrokken in Classicistische stijl. Na de sluiting van de oude Leuvense Universiteit in 1797 wordt het Koningscollege overgedragen aan de stad Leuven, die het in 1817 ter beschikking stelt van de nieuw opgerichte Rijksuniversiteit, nadat het in 1815 door het Pruisisch leger gebruikt is als slachthuis. De zoölogische collecties worden er ondergebracht in het nieuwe “Kabinet voor Natuurlijke Historie” en met steun van Koning Willem I worden verzamelingen aangekocht in Engeland, Frankrijk en Duitsland. Het huidige Museum voor Dierkunde met zijn verzameling opgezette dieren behoort ook nu nog tot het indrukwekkende wetenschappelijke erfgoed van de Universiteit Leuven, waar het skelet van een Groenlandse walvis van rond 1880 het meest indrukwekkende item is. Het huidige gebouw heeft nog steeds de uitgesproken Lodewijk XVI-stijl en ook het interieur, in dezelfde stijl, is nog redelijk authentiek bewaard.

Leuven - Indruk van het Museum voor Dierkunde voor WOII
Dan staan we aan een van de meest beeldbepalende gebouwen in de Naamsestraat: de Barokke Sint Michielskerk, de vroegere kerk van het voormalige Jezuïetenklooster en sinds 1778 de kerk van de Sint Michielsparochie. Deze kerk is gebouwd tussen 1650 en 1671 voor het jezuïetencollege door de jezuïetpater architect Willem Hesius (1601-1690). Toch hebben zich al in 1542 een zevental Spaanse Jezuïeten in Leuven gevestigd om er hun universitaire studies te voltooien. Ze leven door de jaren heen verspreid op verschillende locaties in de stad en een eerste aanzet voor het eigenlijke jezuïetenklooster start in 1596, als de jezuïeten in Leuven het intellectueel centrum van de Contrareformatie in Noordwest-Europa worden. Het eerste ontwerp voor een kloosterkerk wordt niet uitgevoerd en de bouw van de huidige kerk begon in 1650. Uit naam van Aartshertog Leopold Willem legt Graaf Ernest Charles van Isenburg de eerste steen van de monumentale voorgevel van de kerk. Wegens stabiliteitsproblemen wordt de bouw van de koepel gestaakt en niet meer gerealiseerd. De Barokke architectuur integreert traditionele elementen, zoals de ronde zuilen en de kruisgewelven, met Romeinse barok, vooral in het grondplan. De imposante, rijk versierde voorgevel met het centrale middendeel met gebogen fronton, een balustrade en de beide van gebeeldhouwde kandelaars voorziene klauwstukken met voluten dragen daartoe bij. De plastisch uitgewerkte medaillons, cartouches, voluten, festoenen en guirlandes versterken dit beeld en maken de Sint Michielskerk tot één van de zeven wonderen van Leuven.

© L.A.W.V.VIA-VIA
Leuven - Detail gevel St. Michielskerk
Voorbij de Sint Michielskerk slaan we rechtsaf en wandelen door de St. Michielsstraat naar het Hogeschoolplein, een rustiek stadsparkje, waar vanaf zijn sokkel de geoloog en mijnbouwkundige André Dumont (1847-1920) het parkje overziet. Hij is het geweest die door zijn inspanningen de exploitatie van het steenkoolbekken in de Limburgse Kempen in gang heeft gezet. Aan de oostzijde van dit pleintje vinden we het Pauscollege, gesticht in 1523 door de uit Nederland afkomstige Paus Adrianus VI (1459-1523), oud professor aan de Universiteit Leuven, die bij testament na zijn overlijden zijn Leuvense woning ter beschikking stelt als college voor behoeftige theologiestudenten. Het gebouw is na 1530 gestaag uitgebreid met een kapel, bibliotheek, studiezaal, verblijfsruimtes voor studenten, gasten en personeel en een graanzolder. Als in 1775 één van de vleugels instort, wordt het pand een jaar later volgens de plannen van Lambert Ghenne en Louis Montoyer (1749-1811) herbouwd in Classicistische stijl met een monumentale straatvleugel en twee haaks hierop geplaatste zijvleugels. De korfboogvormige hoofdingang daagt het stichtingsjaartal 1523. In 1786 brengt Keizer Jozef II (1741-1790) het Seminarie Generaal onder in het Pauscollege en van 1825 tot 1830 is het Filosofisch College van Koning Willem I er gevestigd. Nu zijn in het historisch gebouw uit de 18de eeuw rond de mooie en sfeervolle binnenplein studentenkamers en studio’s ondergebracht. Het binnenplein is verfraaid met kunstwerken, zoals "Unie" (1970) van Gerard Holmens (1934-1995), "Met Vijf op een Bank" (2008) – het zijn er nog maar vier – van Willy Ceysens (1929-2007) en "Leeuw en Leeuwin" (1992) aan beide zijden van de trappartij die toegang geeft tot de vierde vleugel van Olivier Strebelle.

Voorbij het Pauscollege steken we in de hoek bij de ‘s Meierstraat door naar de Muntstraat. Als we rechtsaf de Muntstraat inslaan, wordt direct duidelijk dat door de aaneenschakeling van restaurantjes, eetgelegenheden en etablissementen het straatje op één lange eettafel lijkt. Op de hoek aangekomen met de Tiensestraat blijkt de sculptuur “Fiere Margriet” (1982) van Willy Meysmans verdwenen te zijn. Het bronzen kunstwerk Fiere Margriet is door de herinrichting van de Tiensestraat naar het stadsmagazijn verhuisd en zal later teruggeplaatst worden aan de oever van de Dijle, waar volgens het stadsbestuur het beeld van de naakte vrouw, die op het water drijft, volgens de legende beter thuishoort. Ze is de plaatselijke volksheilige en beschermvrouwe van de martelaren en het horecapersoneel. Linksaf door de Tiensestraat komen we aan het einde op het Rector De Somerplein, het drukste plein in het centrum van Leuven. Het plein is vernoemd naar de eerste rector van de Nederlandstalige Katholieke Universiteit Leuven, Professor Pieter De Somer (1917-1985). Het plein vormt de verbinding tussen de Tiensestraat, de Grote Markt, het Margarethaplein en de Bondgenotenlaan en wordt afgesloten door het koor van de Sint Pieterskerk. Tot 2011 heet dit plein het Maarschalk Fochplein naar de Franse Maarschalk Ferdinand Foch (1851-1929), die na afloop van WOI de door de Duitsers verwoeste stad Leuven bezoekt maar ook de man is, die tijdens WOI miljoenen doden op zijn geweten heeft. Op het plein vinden we ook het in de volksmond bekende “Fonske”, een beeld dat een student voorvoorstelt die, lezend in een boek, de wijsheid in de vorm van water door zijn hoofd laat lopen. De volledige naam luidt Fons Sapientiae, Latijn voor Bron der Wijsheid. De sculptuur is ontworpen door beeldhouwer Jef Claerhout en in 1975 ter gelegenheid van de 550ste verjaardag van de Universiteit Leuven aan de stad geschonken.

© L.A.W.V.VIA-VIA
Leuven - Pauscollege sculptuur "Leeuw" (1992) van Olivier Strebelle
Van hier voert ons de route naar rechts door de brede imposante Bondgenotenlaan, precies 1 kilometer en de belangrijkste toegangsweg naar het centrum van de Leuven vanaf het Martelarenplein bij het station van Leuven. Vandaar dat tot het midden 20ste eeuw deze straat nog Statiestraat heet. Nu is de Bondgenotenlaan de belangrijkste winkelstraat in de Leuvense binnenstad en draagt met recht de naam “Champs Elysée van Leuven”. De Bondgenotenlaan is de eerste straat die in 1839 gerealiseerd wordt in het oostelijke stadsontwikkelingsgebied onder de toenmalig stadsarchitect François Henri Laenen (1801-1849). Met de aanleg van de Statiestraat wil de stad Leuven een brede, snelle en waardige verbinding aanleggen tussen het aan de periferie nieuw ingeplande station (1839) en de bebouwde historische binnenstad. Het project is in verschillende fasen gerealiseerd waarmee ook de volgende stadsarchitect Edouard Philippe Lavergne (1815-1878) belast is. De nieuwe lange invalsas krijgt een uitgesproken burgerlijk en voornaam karakter door een afwisseling van statige huizen en ruimere herenwoningen, sporadische concentratie van luxe winkels naast horecazaken en als dominant gegeven, de quasi vrijstaande en imponerende schouwburg. Het straatbeeld vertoont zo een vrij uniforme tijdstyperende beeld gekarakteriseerd door de reeksen bepleisterde lijstgevels met een Neo-Classicistische uitstraling, met een rijke variatie aan opbouw en decor. Als in augustus 1914 de Statiestraat bijna volledig in de as gelegd wordt en de meeste huizen geteisterd of totaal verwoest zijn, vindt in een relatief snel tempo de wederopbouw plaats met een nieuw straatbeeld, dat symbool moet staan voor de triomfantelijke heropleving na de oorlogsverwoestingen van WOI.

Na de oorlogsverwoestingen van WOII krijgt de Statiestraat de nieuwe benaming Laan der Verbondenen en later Bondgenotenlaan. Nog slechts een achttiental panden zijn de enige vooroorlogse restanten van de oorspronkelijke 19de eeuwse basisbebouwing van deze straat met doorgaans drie tot vier bouwlagen hoog en variërend van twee tot vier traveeën. Deze huizen onderscheiden zich in het straatbeeld door hun Neo-Classicistische stijl, geïnspireerd op de regionale bouwstijlen met inpassing van eigentijdse of geïnterpreteerde bouwelementen uit Neo-Gotiek, Neo-Barok of met een meer eigentijdse vormgeving. Typerend is het traditiegetrouwe gebruik van baksteen, witte natuursteen en blauwe hardsteen. Ook zien we monumentale appartementsgebouwen met winkels op de begane grond, gebouwd na WOII en zo deze straat een moderne uitstraling geven van een chique winkelstraat.

© L.A.W.V.VIA-VIA
Leuven - Bondgenotenlaan, de "Champs Elysée van Leuven"
Vanaf het Rector De Somerplein zien we als eerst aan de linkerzijde de 19de eeuwse stadsschouwburg. Het gebouw uit 1863, een ontwerp van de Leuvense stadsarchitect Edouard Philippe Lavergne (1815-1878), heeft van origine een stilistisch monumentale vormgeving in een Classicistisch geïnspireerd Eclecticisme. Het sculpturale decor is van de hand van Gerard Vander Linden (1830-1911). De oorlogsbrand van 1914 legt de schouwburg nagenoeg volledig, op de buitenmuren en de hoefijzervormige zaalmuren na, in as en bij de wederopbouw wordt geopteerd voor herstel in zijn originele vorm. Het gevelconcept van 1874 wordt grotendeels gerespecteerd en bij de reconstructie van het interieur wordt in plaats van hout gebruik gemaakt van brandveiligere materialen, zoals beton en staal voor de spanten van de zaal, het toneel en centrale koepel en voor de toneeltechnische installaties. Bij de bombardementen in 1944 en 1945 loopt het gebouw gedeeltelijk schade op en bij het herstel in 1952worden opnieuw aanpassingen gedaan aan de technische installatie, zoals belichting, mechanische infrastructuur van het toneel en brandschermen. Daarna volgen in de loop der jaren nog aanpassingen en renovaties uitgevoerd. Aan de overzijde op het trottoir voor de ingang van het Theaterhotel zien we een opvallend beeldhouwwerk van de Zimbabwaanse Colleen Madamombe (1964-2009), geïnspireerd op de activiteiten van de Zimbabwaanse vrouwen. Het is een vrouw met een wel zeer stevig achterwerk, dat de voorbijgangers verleidt over haar arduinen achterste te strelen, want het ruwe natuursteen glimt van al dat aaien.

De Bondgenotenlaan uitlopend in de richting van het station komen we ter hoogte van de verbreding aan de Justus Lipsiusstraat en de Koning Leopold I straat voorbij het standbeeld van de Humanist, Latinist en Historicus Justus Lipsius (1547-1606), die vanaf 1592 professor is aan de Universiteit Leuven. Het beeld staat hier al sinds 1909 op de plek waar eerst vanaf 1890 een gietijzeren fontein heeft gestaan. Vanaf zijn hoge arduinen sokkel in Neo-Classicistische stijl staart Justus Lipsius statig voor zich uit, onbeweeglijk, een open boek in de hand, vol 19e-eeuwse realistische grandeur. Het bronzen beeld is gegoten door Felix Van Aerschodt (1801-1900) en draagt de inscriptie van de beeldhouwer Jules Jourdain (1873-1957) en de architecten Henri Vaes en V. Creten. Het monument is door de Belgische Staat aan de Stad Leuven geschonken naar aanleiding van de 75ste verjaardag van de heroprichting van de Universiteit Leuven. Aan het einde van de Bondgenotenlaan komen we op het Martelarenplein, dat gedomineerd wordt door het stijlvol gevelfront van stationsgebouw van Leuven, in 1875 opgetrokken in Eclectische stijl naar een ontwerp van ingenieur architect Henri Fouquet. Het symmetrische ruim ingangsgebouw tussen zijvleugels en hoekpaviljoenen ligt dan aan de rand van de stad en is zo een blikvanger aan het einde van de Bondgenotenlaan. De buitenkant is goed behouden, maar het interieur is herhaaldelijk gewijzigd. Toch zijn er nog onderdelen van de oorspronkelijke structuur bewaard gebleven, zoals de aankleding van de hal en de wachtzaal eerste en tweede klas. Bij de laatste renovatie is een monumentale overkapping gerealiseerd, die bestaat uit zestien zachtglooiende witte koepels, die de suggestie van in de wind wapperende lakens wil oproepen.

© L.A.W.V.VIA-VIA
Leuven - Sculptuur van Colleen Madamombe (1964-2009)
Voor het Kolveniershof staat het beeld van Félix Vital Decoster (1850-1904), dat in 1910 is gemaakt door kunstenaar Louis Jotthier (1866-1934). Vital Decoster is een advocaat en liberaal politicus, die als Leuvens schepen van onderwijs grote verdiensten heeft gehad en daarna tot aan zijn dood Burgemeester van Leuven is geweest. De route voert ons naar rechts door de Vaartstraat tot voorbij de Lombaardenstraat. We gaan linksaf de Halfmaartstraat in om dat meteen over de brug van de Dijle rechtsaf over de kade de Struisstraat te volgen. De eerste gelegenheid naar links brengt ons in het Klein Begijnhof, een wijkje bestaande uit een straat en twee doodlopende steegjes ten noorden van de Sint Geertrui abdij en tot in de 19de eeuw bewoond door begijnen. Dit begijnhof is de kleinste van twee begijnhoven in de stad en wordt soms ook Oud Begijnhof genoemd, waarbij het woord “oud” betekent dat dit begijnhof over minder financiële middelen beschikt. Uit documenten blijkt dat dit begijnhof dateren van 1272 en ontstaan zou zijn als een gemeenschap van vrouwen die dienen in de nabijgelegen Abdij van Sint Geertrui. Na de Franse Revolutie worden de begijnenhuisjes eigendom van de stad Leuven en raken in verval totdat rond de eeuwwisseling een grondige restauratie wordt doorgevoerd. Van dit begijnhof zijn nu nog een dertigtal huizen in traditionele Vlaamse stijl behouden gebleven. Ze zijn wit geverfd en over het algemeen sober afgewerkt.

Vanaf het Klein begijnhof komen we opnieuw in de Halfmaartstraat en gaan rechtsaf langs de voormalige abdijkerk Sint Geertrui, een van de vijf Middeleeuwse parochiekerken van Leuven, gelegen buiten de eerste stadsmuur tussen de Dijle en de Mechelsestraat. De oorsprong van de kerk gaat terug tot de eerste helft van de 12de eeuw als hier een kapel, gewijd aan Gertrudis van Nijvel (626-659) wordt gebouwd. In 1206 wordt hier door Hertog Hendrik I van Brabant (1165-1235) de abdij gesticht van de reguliere kanunniken van Sint Augustinus. De abdij bezit talrijke landerijen, wijngaarden en boerderijen. Zo is ook in de schaduw van de abdij het Klein Begijnhof ontstaan. De abdijkerk is tussen de 13de en de 15de eeuw gebouwd en staat bekend als een van de wonderen van Leuven, omdat de Laat-Gotische toren volledig zonder hout en helemaal in steen is opgetrokken. Zo valt de torenspits uit 1454 op doordat die helemaal opengewerkt is en je dwars door het stenen geraamte heen kijkt. Vandaag de dag resten van de abdij nog de kerk en een deel van de kloostergebouwen. Zo is op de plaats van een oude abdijvleugel na WOI onder impuls van Professor Kanunnik Armand Auguste Ferdinand Thiéry (1868-1955) een vreemd aandoend samenraapsel gebouwd van gerecycleerde voornamelijk hardstenen 17de en 18de eeuwse bouwelementen uit Leuvense gebouwen, verwoest in 1914.

© L.A.W.V.VIA-VIA
Leuven - Oude ansichtkaart van de Vismarkt
De Halfmaartstraat komt uit op de kruising met de Mechelsestraat. Deze straat wandelen we naar links in en over een zijarm van de Dijle bereiken we even verderop de Vismarkt, een “parkeerplein” in het stadscentrum van Leuven, dat de charme van zijn rijk verleden volledig verloren heeft. Enkel nog een paar historische gevels aan de zuidzijde getuigen van die periode. Van de Vismarkt is al sprake in de 13e eeuw, ontstaan door zijn ligging aan de Leuvense binnenhaven aan een oude zijarm van de Dijle. De vismarkt is de oudste markt van de stad als locatie van handel, havenactiviteit en verblijfplaats van de vissers. Als door de ingebruikname van de Leuvense Vaart in 1763 en later in 1878 de loop van de Dijle gedeeltelijk verlegd wordt, verplaatsen zich de haven- en handelsactiviteit zich. Op de Vismarkt wordt de Dijle overwelfd en de bebouwing aangepast. De noordkant van het plein wordt afgebroken en nieuwe 19e eeuwse bebouwing ontstaat. In 1884 verrijst centraal op het plein een grote fraaie vishal, die uiteindelijk in 1970 wordt afgebroken en op de schroothoop belandt. Wat nog rest zijn de namen van de waardevolle huizen aan de zuidkant dragen met toepasselijke namen als “de Vischbank”, “In de Dry Schepen” en”De Drye Heringen”. Het meest opvallende detail is zonder twijfel het portaal op het pand, links van de Busleidengang, met de twee vissen van het huis “Sint Andries”, genoemd naar de patroonheilige van de vissers.

We verlaten de Vismarkt aan de zuidzijde door de Mechelsestraat om terug te wandelen naar ons vertrekpunt van deze stadswandeling, het beeld van Desiderius Erasmus bij het “Middelpunt der stad Leuven” op de hoek van de Mechelsestraat en de Schrijnmakersstraat. Dit straatgedeelte vanaf de Vismarkt heet sinds eind 13de eeuw aanvankelijk "Schipstraet" omdat het leidt naar de oude rivierhaven aan de Dijle en is vanouds ook één van de belangrijkste verkeers- en handelsaders van de stad Leuven. Daardoor vestigen zich hier handelaars, en ambachtslieden, vlees- en visverkopers. Die vroegere geanimeerde handelsgeest zien we vandaag de dag nog steeds in dit gedeelte tussen de Vismarkt en het Mathieu de Layensplein, dat is veranderd in een winkelwandelzone. Het straatbeeld met winkelpuien is in een doorlopend proces wel aangepast of verbouwd, maar de historische uitstraling is behouden met unieke getuigen uit verschillende bouwperiodes, waarvan de oudste teruggaan tot de 15de en 16de eeuw, maar waar ook gevels met barokelementen of een aantal vrij gaaf bewaarde 18de en begin 19de eeuwse gevelfronten in Lodewijk XV en XVI of in Laat-Classicistische stijl te zien zijn. De Mechelsestraat volgend staan we dan weer op ons startpunt, waar Desiderius Erasmus nog even bedachtzaam de wereld aanschouwt en ons glimlachend toekijkt als bij het vertrek!

Charles Aerssens

Deze wandeling is met de grootst mogelijke zorg samengesteld. Maar ten aanzien van wijzigingen of onvolledigheden in de tekst kan geen aansprakelijkheid worden aanvaard. Houdt er in elk geval rekening mee dat je voor deze wandeling door Leuven een dag nodig hebt. Als je alle bezienswaardigheden binnenstapt, zelfs langer.

HANDIGE GIDSEN

- Stedengids Leuven, Jan Raymaekers & Hilde Vansteenvoort, € 17,50, ISBN 9789461310590
- Zin in Leuven, Lore Callens & Johan Van Cutsem, € 22,50, ISBN 9789058268280

INFORMATIE

Belgisch verkeersbureau Wallonië-Brussel
Prinsessenhof Zijlweg 148-A3
2015 BJ Haarlem
Telefoon: +31 23 5344434
Fax: +31 23 5342050

Toerisme Leuven
Professor Van Overstraetenplein 1
B - 3000 Leuven
tel: +32 16272222
www.leuven.be/vrije-tijd/toerisme
toerisme@leuven.be


Lange Afstand Wandelvereniging "VIA-VIA".

Gegenereerd op 09-12-2012 door C.P.J. Aerssens