STADSWANDELING DOOR GRONINGEN



Groningen behoort tot de oudste steden van Nederland, ontstaan op de noordelijkste uitloper van de Hondsrug. De oudst bekende schriftelijke vermelding, villa Cruoninga, dateert uit 1040 met de schenking door de Duitse keizer van goederen en rechten aan de kerk van Utrecht. Groningen moet op dat moment al een zekere marktfunctie voor de directe omgeving hebben gehad. Maar vaststaat dat de huidige stad al ver voor dat jaar een bewoonde plaats is. De oudste archeologische vondsten binnen het gebied van de huidige stad dateren al van omstreeks 4000 jaar voor Christus. Maar pas vanaf de derde eeuw is een onafgebroken bewoning vastgesteld. De oudste kerk, de Maartenskerk, is volgens archeologisch onderzoek gesticht rond 800.

Waarschijnlijk is Groningen ontstaan uit twee verschillende kernen, een kern rond het huidige Martinikerkhof, de andere kern tussen het Zuiderdiep en het Verbindingskanaal. Het aanvankelijk Drentse esdorp, wordt in de Middeleeuwen een belangrijke handelsplaats. De ligging op de grens van Drenthe en Friesland is daarbij van grote waarde. Maar door zijn relatief geïsoleerde ligging ten opzichte van de feitelijke machtscentra in Holland is de stad historisch gezien vooral op zichzelf en de directe omgeving aangewezen. Als Hanzestad maakt Groningen dan ook deel uit van het Noord-Duitse handelsnetwerk. Later krijgt Groningen vooral een regionaal marktcentrum en ontwikkelt zich tot een stadstaat. In de vijftiende eeuw beleeft Groningen een periode van grote bloei en als grootste stad in het gebied beschikt het over een aanzienlijke strijdkracht die een doorslaggevende rol speelt als pacificator in lokale conflicten. De bloei van de stad blijkt ook uit de bouw van de huidige Martinitoren die in deze periode plaatsvindt.

© L.A.W.V.VIA-VIA
Groningen - Stationsplein met Peerd van Ome Loeks (1959) van de Amsterdamse kunstenaar Jan de Baat
Groningen krijgt in 1614 zijn universiteit en in de 17e eeuw wordt de stad fors uitgebreid. De stad krijgt een nieuwe omwalling, die in het rampjaar 1672 de belegering door de Bisschop van Münster, Bernhard von Galen, doorstaat. In 1698 wordt de vesting versterkt met de Linie van Helpman, ontworpen door Menno van Coehoorn. Uitbreiding van de stad buiten de omwalling is niet mogelijk vanwege het militaire belang dat de stad als vesting heeft. Na de Frans-Duitse Oorlog (1870–1871) wordt duidelijk dat de vesting Groningen militair geen betekenis meer heeft en de vestingwet van 1874 maakt dan ook een einde aan de Vesting Groningen. Op de oude wallen ontstaat het Noorderplantsoen en wordt het Academisch Ziekenhuis gevestigd. Buiten de oude omwalling ontstaan nieuwe wijken, eerst langs de Hereweg, later ook de Oosterpoort en aan de noordkant. In de 20ste eeuw breidt Groningen zich steeds verder uit en wordt ook een rode stad als vanaf 1901 Eltjo Rugge in de gemeenteraad wordt gekozen. Tot 1946 zal hij als wethouder een grote stempel zetten op de ontwikkeling van de stad. Met name de Oosterparkwijk is het product van deze sociaaldemocratische gemeentepolitiek.

De Tweede Wereldoorlog is ook in Groningen een breuk met het verleden. De stad heeft een aanzienlijke Joodse bevolking. De overgrote meerderheid hiervan wordt door de Duitsers afgevoerd en keert niet terug. In de aprildagen van 1945 gaat een groot deel van de binnenstad in vlammen op bij de bevrijding van Groningen. De gehele noord- en oostzijde van de Grote Markt worden verwoest, de Martinitoren en Martinikerk blijven gespaard. Na de oorlog breidt de stad zich verder uit. Aan de zuidkant verrijzen nieuwe wijken. Tegenwoordig is Groningen een stad met veel gevarieerde handel en industrie. Maar Groningen is daarnaast vooral een studentenstad met bijna 50.000 studenten, van wie ruim 30.000 in de stad wonen. Deze studenten bepalen ook de sfeer in de stad en vullen het straatbeeld met hun fietsen. Katie Melua zou wellicht ook inspiratie voor haar lied: “There are nine million bicycles ….” hier in Groningen hebben kunnen opdoen!


ROUTEBESCHRIJVING STADSWANDELING GRONINGEN

We starten onze stadswandeling bij het oude stationsgebouw van Groningen, dat tot de fraaiste stationsgebouwen van Nederland behoort. Het is een ontwerp van Isaac Gosschalk (1838-1907), gebouwd na de slechting van de vestingwallen in een virtuoze mengeling van renaissance- en gotische stijlelementen en met decoraties en glas-in-loodramen van de Groninger kunstenaar Franciscus Hermanus Bach (1865-1956). Een bijzonder element van het Groninger station zijn de links en rechts van het majestueuze middengedeelte gesitueerde open galerijen, die het de reiziger mogelijk maakt na een kaartje gekocht te hebben, overdekt de wachtkamers te bereiken. Opvallend zijn een paar heel bijzondere elementen. Zo vindt je de koppen van de Groninger boer en boerin, afwisselend als sluitsteen in de bogen van de galerijen en hanen als teken van waakzaamheid en vroeg opstaan boven de deur van de inpandige woningen van de stationschef en de hoofdconducteur. Koppen van de postbode en de conducteur vinden we boven twee deuromlijstingen. De grote tegeltableaus met Jugendstil elementen in de vestibule zijn van Franciscus Hermanus Bach, vervaardigd zijn door plateelfabriek Rozenberg. In deze centrale hal met een hoogte van 14 meter vallen ook twee grote halfronde gebrandschilderde ramen in Laat-Gotische stijl op, die het licht toelaten. Verder wordt de hal verlicht door een centraal geplaatste hoge smeedijzeren lantaarn. Zo kan ook het zeer fraai bewerkte plafond, dat verfraaid is met behulp van ornamenten en versieringen van papierstuc een toendertijd vaker gebruikt materiaal, worden bekeken.

© L.A.W.V.VIA-VIA
Groningen - Plafond Vestibule oude Station Groningen
Als we het stationsgebouw aan de voorzijde verlaten, staan we op het westelijk deel van het Stationsplein, dat na 2002 grondig is aangepast. Het heeft een multifunctionele bestemming gekregen en bestaat uit twee delen. Het bovenste deel is een groot plein waarover van de Stationsweg naar het station gelopen kan worden. Dit in hoogte golvende plein vormt het dak van de fietsenstalling in het onderste deel. Deze fietsenstalling biedt plaats aan meer dan 4500 fietsen, en moet daarmee een antwoord bieden op de stallingsproblematiek voor fietsen die het stationsgebied de afgelopen jaren kende. Op dit Stadsbalkon staat het beroemde beeld het "Peerd van Ome Loeks" (1959), gemaakt door de Amsterdamse beeldhouwer Jan de Baat en verwijst naar het paard in het lied van Ome Loeks. Naar rechts wandelen we waar we de drukke stationsweg oversteken en over de Werkmanbrug langs het Groninger museum lopen. Dit nieuwe Groninger Museum (1994) is gebouwd op een kunstmatig eiland in het Verbindingskanaal en is tot stand gekomen dankzij een gift ter gelegenheid van het 25-jarig bestaan van de Gasunie. Het museum bestaat uit drie afzonderlijke delen: het hoofdgebouw, met de ingang en het goudkleurige depot, het paviljoen van Michele de Lucchi en Philippe Starck en het paviljoen van Alessandro Mendini en Coop Himmelb(l)au, een coöperatie van Oostenrijkse architecten. De bouwstijl is een voorbeeld van de postmoderne bouwstijl en het gebouw heeft vorm gekregen in de jaren waarin Frans Haks directeur van het museum is geweest.

Aangekomen op de Ubbo Emminiussingel viert de route ons naar rechts tot de grote rotonde van het Herepein. Hier gaan we naar rechts en steken opnieuw bij de Herebrug het Verbindingskanaal over. Na de drukke Stationsweg wandelen we naar links de Parklaan in. Door een chique villawijk met statige optrekjes en door het Zuiderpark naar links komen we op de Oosterweg waar we naar links opnieuw het Verbindingskanaal oversteken via de Oosterbrug. Bij de Radesingel zien we op de hoek de uit 1886 stammende R.K. St. Jozefkerk, vernoemd naar St. Jozef timmerman en patroon van de werklieden. Toepasselijk gekozen voor een kerk in een arbeiderswijk. Het is een sierlijk Neo-Gotisch bouwwerk met een hoge, slanke toren van architect Pierre J.H. Cuypers (1827–1921). De 76 meter hoge toren van deze kerk heeft als bijnaam ‘Dronkemanstoren’, want vanuit welke richting je ook kijkt, er zijn altijd twee wijzerplaten te zien. Het interieur is aanvankelijk vrij sober, met wit gepleisterde muren en met slechts enkele decoraties, maar in de loop van de tijd krijgt de kerk een rijkere aankleding. Er komen luidklokken in de toren, de vensterramen worden vervangen door glas-in-lood en de kerk wordt goed onderhouden. In 1980, als de St. Martinuskerk in het centrum wordt afgestoten, krijgt de kerk de functie van kathedraal en wordt bisschopskerk. Tegenover R.K. St. Jozefkerk staat een beeldje van een veulen, gemaakt door de Groninger kunstenaar Wladimir de Vries.

© L.A.W.V.VIA-VIA
Groningen - Radesingel met sculptuur van veulen van de Groninger kunstenaar Wladimir de Vries.
We lopen rechtdoor en zien aan onze linkerhand het Sint Antony Gasthuis, gelegen aan de Rademarkt. Het hofje is gebouwd in 1517 en als bouwstenen zijn hiervoor een gesloopt kasteel en de kanselarij van een Oost-Friese Graaf gebruikt. Er is geen stichtingsbrief bekend, maar er wordt aangenomen dat het gesticht is door het stadsbestuur. Het ligt in die tijd aan de rand van de toenmalige stad tegen de stadsmuur aan. Die locatie is wellicht bewust gekozen, omdat het oorspronkelijk dient als pesthuis. Later krijgt het ook de functie van dolhuis, een huis voor ‘dollen’ en krankzinnigen. Een deel van de inkomsten komt dan van de gefortuneerde Groningers, die zondags tegen betaling naar de gekken of dollen komen kijken. Na 1844 wordt het een gasthuis voor ouden van dagen. In 1927 wordt het complex nog uitgebreid en nu zijn de woningen beschikbaar voor alle leeftijden. Achter het eerste hofje zijn nog twee kleinere plaatsjes, die we bereiken door enkele poortjes.

We lopen de Rademarkt in noordelijke richting uit tot aan de kruising met het Gedempte Zuiderdiep, waar we naar links afslaan. Op de hoek van de Herestraat staat het monumentale pand "De Faun", één van de meest opvallende bouwwerken in Groningen, een ontwerp van de bekende architect Adrianus Rudolphus Wittop Koning (1878 1961). Het pand is gebouwd in 1936 in opdracht van de N.V. levensverzekeringsmaatschappij "de Utrecht". De versieringen aan het pand zijn van de officieuze stadsbeeldhouwer Willem Valk (1898-1977). “De Faun” doet in het begin dienst als kantoor met op de begane grond een horeca gelegenheid waar voor WOII de Groningers elkaar ontmoeten. Tijdens de oorlog is “De Faun” de stamkroeg van de Duitse Wehrmacht, uitgebaat door Nederlandse eigenaren, maar de klanten zijn veelal Duits of Duitsgezind. Grappig detail is dat ook diverse verzetsgroepen in Groningen hun ontmoetingen en besprekingen in “De Faun” houden. In het hol van de leeuw vallen zij niet op! Maar later worden er kantoren en winkels in gevestigd. Het pand is deels in de oorspronkelijke staat teruggebracht en sinds begin 2010 vestigt zich de Spaanse modegigant Zara in het van binnen geheel vernieuwde pand. Een groot aantal karakteristieke details en ornamenten uit de 30'er jaren zijn nog steeds te bewonderen op de gevels en in het pand.

© L.A.W.V.VIA-VIA
Groningen - Detail interieur "De Faun" aan het Gedempte Zuiderdiep van Willem Valk (1898-1977)
We nemen de Herestraat, vroeger de belangrijkste toegangsweg naar de stad en nu een drukke winkelstraat. De tweede straat naar links is de Kleine Pelsterstraat. Op de hoek van de Pelsterstraat en Nieuwstad vinden we het H. Geestgasthuis, ook wel Pelstergasthuis genoemd. Door de poort betreden we het complex dat uit drie binnenhofjes en een kapel bestaat. Onder het 13e eeuwse complex ten westen van de kapel bevinden zich kelders met originele lampnissen (om kaarsen of olielampjes in te plaatsen). Erboven bevonden zich de weegkamer en de voogdenkamer met stucplafond en schouw uit 1751. Haaks erop geplaatst staan huizenvleugels die oorspronkelijk uit de 14e eeuw stammen. Ten zuiden van de kerk ligt een hofje dat ontstaan is door de bouw van woningen aan de Nieuwstad in de 15e eeuw en de bouw van een poortvleugel langs de Pelsterstraat in de 16e eeuw, die rond 1860 werd bepleisterd.

Dit Pelstergasthuis is het oudste hofje van Groningen. Het gasthuis wordt voor het eerst genoemd in 1267 als Paus Clemens IV toestemming verleent om een kapel en een begraafplaats aan te leggen. De kapel, de Pelstergasthuiskerk, is daarmee het oudste nog bestaande deel van het gasthuis. Het heeft een fraai orgel van Hinds uit 1774 en de oudste klok van Groningen (1459). In de 13e eeuw ontstaat bij de kapel het 'hospitaal ten Heiligen Heeste', waar passerende pelgrims, zwervers, armen en zwakken worden verpleegd. Het gasthuis ligt dan tegen de stadsmuur aan. Al in de 14e eeuw schenken mensen al hun bezittingen aan het gasthuis om er vervolgens gratis te kunnen wonen. Tot 1342 is het Heilige Geestgasthuis waarschijnlijk het enige gasthuis van Groningen. Vanhier uit worden er in 1422 en 1599 nog enkel hofjes gesticht. Na de 16e eeuw wordt het gasthuis meer een 'huisvesting en onderhoud voor oude burgermannen en vrouwen. In 1625 wordt het gasthuis vernieuwd, heringericht en het kerkhof werd geëffend. De ziekenhuiszaal doet dienst als stadsmagazijn voor de opslag wapens en munitie. Er komt een poort naar de Pelsterstraat geplaatst, die in 1725 wordt vernieuwd. Opschriften vermelden verschillende verbouwingen in de 18e eeuw, zoals een verbouwing van de voogdenkamer in 1751 en een verlenging van de kapel om deze in lijn te brengen met de voormalige ziekenhuiszaal tussen 1773 en 1774. In 1855 kreeg de gevel van de kapel een Neoclassicistisch uiterlijk naar een ontwerp van Jan Marius. Het Pelstergasthuis wordt tussen 1972 en 1978 gerestaureerd.

© L.A.W.V.VIA-VIA
Groningen - Het Pelstergasthuis, het oudste hofje van Groningen
Terug door de poort gaan we linksaf de Pelsterstraat in tot aan het Gedempte Zuiderdiep op. We passeren de Kleine Haddingestraat en wandelen dan bij de volgende straat rechtsaf de Folkingestraat in. Tot de Tweede Wereldoorlog is de Folkingestraat en de directe omgeving de Joodse wijk van de stad. Hier komen we aan onze rechter hand langs de synagoge, gebouwd in 1906 in de Neo-Orientaalse stijl. Boven de ingang staat in het Hebreeuws "gezegend hij die hier binnen gaat’. De synagoge is een schepping van de architect Tjeerd Kuipers (1857-1942) in samenwerking Ytzen van der Veen (1861-1931). Het kruisvormige gebouw kenmerkt zich door de Moorse stijl, met veel oosters aandoende hoefijzer- en sleutelgatbogen in de ramen en galerijen. Deze synagoge vervangt een gebouw uit 1756 dat te klein, maar vooral te bouwvallig is geworden. De oriëntaalse stijl ontlenen de architecten aan de synagoge in Berlijn. De Groningse synagoge biedt voor WOII plaats aan ruim 600 synagogegangers. In 1942 wordt het gebouw door de Duitse bezetters gesloten en vervolgens gebruikt als opslag- en verzamelplaats voor radio's, koper en tin. De kostbare thorarollen en liturgische voorwerpen zijn verborgen in de kluis van een bankgebouw in Groningen. Slechts 200 van de 2800 Groningse joden overleven de oorlog en de kleine Joodse gemeente moet daarom het gebouw in 1952 verkopen. Het komt eerst in bezit van het Apostolisch Genootschap en wordt in 1975 een wasserij. Het raakt vervolgens in verval en na enkele jaren leegstand besluit de Groningse gemeenteraad het gebouw aan te kopen en te restaureren. In 1981 werd de synagoge heringewijd door rabbijn Jacobs. Sindsdien wordt de synagoge gebruikt als 'sjoel' door de Joodse gemeente.

We wandelen de Folkingestraat uit in noordelijke richting en steken Nieuwstad over, de rosse buurt van Groningen en komen aan het einde van de straat aan de linkerkant langs Café Huis De Beurs. Vroeger heeft hier het geslacht Folkerdinghe gewoond, waar de straat naar is vernoemd. Het café is ongeveer tweehonderd jaar oud en zijn hier de graanprijzen vastgesteld voordat de Korenbeurs is gebouwd. Deze zien we links van ons op de Vismarkt. De Vismarkt is vroeger waarschijnlijk een binnenhaven of een vaart geweest, die via de A met het Reitdiep en de zee is verbonden. Deze open ruimte in het centrum trekt veel kooplieden aan en uit de naam valt wellicht af te leiden dat hier eeuwenlang vishandel is gedreven. De Korenbeurs is gebouwd tussen 1862 en 1865 met een Neo-Classistische voorgevel naar een ontwerp van de Groninger stadsbouwmeester Johannes Godfried van Beusekom (1825-1881) ter vervanging van de eerste Korenbeurs, een houten gebouw, uit 1774. Het is een voor zijn tijd modern gebouw, gelet op de gietijzeren constructie en de toepassing van veel glas. Het glas is nodig om veel daglicht te hebben, belangrijk voor het keuren van het graan. Bij de entree staan Neptunes, de Romeinse god van het water en de zee, en Ceres, de godin van de veldvruchten en de landbouw. En vanaf het dak kijkt Mercurius, de Romeinse god van handel en winst, uit over de Vismarkt. De Korenbeurs is aan het einde van de 20e eeuw gerestaureerd onder leiding van de architect Cor Kalsbeek en doet nu dienst als filiaal van Albert Heijn.

© L.A.W.V.VIA-VIA
Groningen - Poortje A-Kerkhof
Langs de Korenbeurs lopen we linksaf over de zuidzijde van het A-Kerkhof en passeren hier een opvallend poortje. Rechts zien we de A­kerk. Oorspronkelijk staat hier een kapel gewijd aan Maria en St. Nicolaas, patroonheilige van de schippers die in deze wijk wonen. De kapel krijgt in 1247 de status van parochiekerk met de naam Onze Lieve Vrouwe ter Aa. De kapel wordt verschillende malen verbouwd en tussen 1425-1495 ontstaat een bakstenen kruisbasiliek, die nog verschillende wijzigingen als gevolg van vernielingen aan de toren door oorlogsgeweld tijdens de Reformatie en blikseminslag (1671) ondergaat. Op 23 april 1710 stort de toren spontaan in en wordt herbouwd, waarbij het schip iets wordt ingekort. Voor het laatst wordt de kerken de toren in 1982 gerestaureerd, waarbij het kleurenschema van de toren, zacht grijs en blauw, opvallend wordt gewijzigd. De architecten kiezen voor een historische reconstructie en laten delen van de toren okergeel schilderen. Nu is het gebouw niet meer als kerk in gebruik, maar wordt gebruikt voor het houden van tentoonstellingen en concerten. Het orgel neemt hierbij een bijzondere plaats in. Het is Koning Willem I die in 1814 toestemming geeft om het Schnitgerorgel uit de Broerkerk over te plaatsen. Dit gebeurt in 1815 door orgelmaker Johannes Wilhelmus Timpe (1770-1846), die het orgel moet aanpassen aan de situatie in het kerkgebouw. In 1857 krijgt orgelbouwer Petrus van Oekelen (1792-1878) de opdracht om het orgel drastisch te verbouwen, waardoor het hoofdwerk van negen naar dertien registers wordt uitgebreid. Het orgel is, net als de kerk, een Rijksmonument.

© L.A.W.V.VIA-VIA
Groningen - Poortje A-Kerkhof
Aan het eind van het A-kerkhof wandelen we rechtsaf voor de A-kerk door naar de Brugstraat, die we naar links in wandelen. We komen langs het Tabaksmuseum en het Noordelijk Scheepvaart Museum, die ondergebracht zijn in twee Middeleeuwse koopmanshuizen en staan dan aan de brug bij het Hoge der A. Hier gaan we nog voor de brug rechtsaf en lopen aan de binnenkant van de ringvaart langs het water. Aan het Hoge der A en de aan Lage der A staan nog veel oude pakhuizen, waarvan sommigen nog uit de Middeleeuwen dateren. Huis Eem is zo’n opvallend pand uit 1330. De meeste pakhuizen, zoals ‘De Vooruitgang’ (1854), zijn verbouwd tot appartementen. Het Hoge en Lage der A hebben vroeger de havens van de stad gevormd, gelegen binnen de stadsmuren. Dit stuk van de ringvaart is vroeger de Drentse A geweest en de namen verwijzen naar de hoogteverschillen tussen de kades langs deze rivier; de ‘hoge’ kade ligt aan de kant van de oude stadswal, de lagere kade buiten de poort. De Lage der A staat hierdoor regelmatig onder water, maar bij hoge vloed kan ook de Hoge der A hieraan niet ontkomen. Dit verklaart waarom veel voordeuren via enkele traptreden te bereiken zijn. Aan het Hoge der A zijn vroeger bierbrouwerijen gevestigd, die in de 17e en 18e eeuw het fameuze Groningse kluunbier brouwen. Zo zien we op de hoek van de Visserstraat en de Noorderhaven net voorbij de brug op nr. 72 de vroegere bierbrouwerij De Sleutel met als uithangbord een gouden sleutel. De Sleutel is nu een leuke bruine zeemanskroeg.

De Noorderhaven maakt een scherpe bocht naar rechts. Dit heet ook wel ‘De bocht van Ameland’, vanhier is vroeger het veer naar Ameland vertrokken. De brede vaart van de Noorderhaven is de thuishaven van veel woonschepen, die omgebouwd zijn tot originele woningen en ateliers. Langs de kade van de Noorderhaven komen op nr. 22 we langs een 18e eeuws pakhuis dat tegenwoordig de naam 'De Compagnie' draagt. Het is tot 1990 in gebruik bij de firma Schriever. Deze handelt in bouwspecialiteiten. Als het pand niet meer geschikt is voor een doelmatige aan- en afvoer van goederen wordt het pand afgestoten en vervolgens. ingrijpend verbouwd en geschikt gemaakt voor verhuur van bedrijfs- en kantoorruimte. De naam, 'De Compagnie', verwijst naar de Verenigde West-Indische Compagnie, die in vroeger tijden aan de Noorderhaven pakhuizen in bezit gehad heeft. We slaan de eerste straat rechts in en lopen via de 5de Drift het Gasthuisstraatje in. Aan de rechterkant zien we het Jacob- en Annagasthuis, gesticht aan het einde van de 15e eeuw door Jacob Grovens en zijn vrouw Eteke Sluchtinge. De stichtingsbrief is van 19 februari 1495. Het gasthuis is in opdracht van de ouders van Eteke Sluchtinge opgericht ter ere van Anna, de moeder van Maria, en van de apostel Jacobus en is bedoeld als goedkope huisvesting voor 12 arme Groningers, die er kost en inwoning genieten. Het gasthuis krijgt vanwege het uitgedeelde voedsel als bijnaam “Lekkerbeetjesgasthuis”. In 1539 wordt het aantal plaatsen met 5 uitgebreid door een legaat van Mr. Ulphart Sibrandes, proost te Loppersum. In 1976 wordt het Jacob- en Annagasthuis gesloten en verkocht. Later in 1982 wordt het complex geschikt gemaakt voor bewoning als woningwetwoningen.

© L.A.W.V.VIA-VIA
Groningen - De Harmonie met beeld Aletta Henriëtta Jacobs (1854-1929)
We wandelen rechtdoor De Laan in. Aan de rechterkant zien we verbouwde pakhuizen en links de achterkant van het Harmoniegebouw. We gaan linksaf de Uurwerkersgang in en lopen langs het Harmoniegebouw richting de Oude Kijk in’t Jatstraat. We wandelen de Oude Kijk in’t Jatstraat naar links in en zien rechts van ons De Harmonie, in de 19e eeuw één van de bekendste burgersociëteiten, waar jarenlang tentoonstellingen, concerten, evenementen en bals georganiseerd worden. Tegenwoordig maakt het deel uit van de universiteit. Op het voorplein prijkt het beeld van Aletta Henriëtta Jacobs (1854-1929), Nederlandse arts en feministe, die zich al vroeg sterk maakt voor het recht op hoger onderwijs voor vrouwen. Zo wordt zij in 1871 toegelaten als studente medicijnen aan de Rijksuniversiteit Groningen en zij is de eerste vrouw die een universitaire studie succesvol afrondt. Ze legt in 1877 en 1878 haar artsexamen af en is daarmee de eerste vrouwelijke Nederlandse arts. Na haar promotie in 1879 gaat ze als huisarts werken in Amsterdam. Aletta Henriëtta Jacobs trouwt met politicus Carel Victor Gerritsen (1850-1905) in 1884 in een vrij huwelijk. In 1892 huwen zij om praktische redenen voor de wet en zo moet zij de gelofte van gehoorzaamheid aan haar wettige echtgenoot afleggen. Dit doet ze, maar onder protest. Tijdens WOI ijvert zij zowel in Nederland als daarbuiten voor vrede.

De Oude Kijk in’t Jatstraat wandelen we uit tot aan de brug over de Noorderhaven. De brug over het water wordt gesierd met een viertal granieten figuren van de stadsbeeldhouwer Willem Valk (1898-1977), die hier in 1951 zijn geplaatst. Ze representeren vier beroepen de vroeger veel in dit deel van de stad voorkwamen: de visvrouw, de korendrager, de scheepsbouwer en de koopvrouw. Over de brug gaat de route naar rechts over het Lopendediep tot op het Guyotplein, waar natuur en historie samen komen. Oorspronkelijk was dit plein het 'beplante deel' van de Ossenmarkt. Het plein is sinds 1890 genoemd naar de predikant Henri Daniel Guyot (1753-1828), medeoprichter was het eerste doveninstituut in Nederland, het Koninklijk Instituut voor Doven, dat eertijds in een aantal woonhuizen aan het plein gevestigd is. Het monument voor Henri Daniel Guyot is hier geplaatst in 1829. De ecologische kwaliteit van dit plein wordt voor een belangrijk deel bepaald door de lindebomen, die het omzomen. In deze inheemse bomen leven vele tientallen soorten insecten en de ruime boomkronen bieden veel kansen voor vogels. De monumentale boom in het midden van het plein is een bonte esdoorn, geplant rond 1890. Op de ernaast gelegen Ossenmarkt heeft tot 1892 tweemaal per jaar, in juni en november, handel in vee plaats gevonden.

© L.A.W.V.VIA-VIA
Groningen - Brug over de Noorderhaven met beeld "De visvrouw" van Willem Valk (1898-1977)
Op de ernaast gelegen Ossenmarkt heeft tot 1892 tweemaal per jaar, in juni en november, handel in vee plaats gevonden. Onder de Ossenmarkt is een parkeergarage gebouwd. Eén van de mooiste huizen aan de noordzijde van de Ossenmarkt is het Sichtermanhuis met het aangrenzend koetshuis. Dit huis is in 1750 gebouwd in opdracht van Jan Albert Sichterman (1692-1764), functionaris in dienst van de VOC en getrouwd met de schatrijke in Bengalen geboren Sybilla Volkera Sadelijn (1699-1781). Na zijn carrière in de Oost keert hij als een zeer vermogend man terug naar zijn geboortestad Groningen, waar hij dit paleisje laat bouwen. Maar Jan Albert Sichterman is niet bestand tegen zoveel luxe en gooit zijn geld uit het raam naar het volk. Hij wordt ook een berucht rokkenjager en bij zijn dood in 1764 blijkt hij nogal wat schulden te hebben, waardoor zijn enorme collectie Oosters porselein, schilderijen van Rembrandt, Jan Steen, Rubens en Frans Hals geveild moeten worden. Enkele jaren later verkoopt zijn weduwe Sybilla Volkera Sadelijn het statige huis aan de Ossemarkt en verhuist naar de Grote Markt.

We lopen terug over de brug naar de Boteringestraat. Hier staat rechts op de hoek met de Spilsluizen het voormalige wachthuisje Corps de Garde, gebouwd in 1634 naar ontwerp van stadsbouwmeester Johan Isbrants op de plek waar ooit de 13e eeuwse stadsmuur gestaan heeft en een deel van de toenmalige Boteringepoort. In dit pand hebben als hoofdwacht militairen en stadswachters hun onderkomen om invallen van vijandige legers vanuit het Noorden te voorkomen. De geschiedenis van dit prachtige pand met haar klassieke ornamenten is nog altijd zichtbaar en in sommige kamers zijn nog de uitsparingen zichtbaar voor de kanonnen. Goed is te zien dat het gebouw vroeger op een open zuilenrij gestaan heeft en dat de benedenverdieping later is dichtgemaakt en bij het gebouw is getrokken. In de winderige zuilengalerij hebben de soldaten op wacht gestaan, terwijl de officieren warm en droog boven zitten. Het monumentale gebouw heeft in de 19e eeuw dienst gedaan als brandweerkazerne, sociëteit van de eerste vereniging voor vrouwelijke studenten in Nederland Magna Pete en het is o.a. onderdeel geweest van de Rijksuniversiteit. Tegenwoordig is er het Hotel Corps de Garde gevestigd.

Langs de Spilsluizen gaat de route langs het water naar de Ebbingebrug oostwaarts. Als Groningen nog een open verbinding met de Waddenzee heeft, is eb en vloed tot hiertoe merkbaar. Aan kant van het centrum herinneren de eb- en vloed kaden hieraan. De bouwstijl van de huizen wordt gekenmerkt door de hoge smalle vensters met schelpenmotieven boven de ramen, die uniek zijn in Nederland. We gaan rechtsaf de Oude Ebbingestraat in en nemen de eerste weg links, de Hofstaat, en lopen die helemaal uit. We wandelen nogmaals linksaf en lopen de Kattenhage op. Aan de linkerkant zien we een rijtje lage vroeg 17e eeuwse witte woningen. Dit is het Aafyn Wilsoor Gasthuis, testamentair geschonken door Aafyn Wilsoor en gesticht in 1766 voor oude vrouwen. Tegenover het gasthuis bevindt zich een poort in de muur die leidt naar de Prinsentuin, waarin we een theeschenkerij ligt. De Prinsentuin is ook aan de kant van de Turfsingel toegankelijk. Deze Prinsentuin is in 1625 aangelegd en bestaat uit een in omhaagde perken aangelegde rozentuin en kruidentuin. Boven de toegangspoort aan de Turfsingel staat op de zonnewijzer een Latijnse spreuk, die betekent: ‘De verleden tijd is niets, de toekomende tijd onzeker, de tegenwoordige onstandvastig; zorg dat Gij dezen, die alleen de Uwe is, niet verliest’. De Prinsentuin behoort bij het Prinsenhof; een groot gebouwencomplex dat vanuit het middengedeelte van de tuin rechts te zien is. De Prinsenhof is van oorsprong een huis van de Broeders des Gemenen Levens. Van 1568 tot 1576 is het de woning van de eerste Groninger bisschop en daarna eeuwenlang de residentie van de stadhouder. Uit die periode stamt de Prinsentuin.

© L.A.W.V.VIA-VIA
Groningen - Toegangspoort met zonnewijzer tot de Prinsentuin
Door de toegangspoort verlaten we de Prinsentuin aan de zijde van de Turfsingel en wandelen naar rechts. Waar de Turfsingel een knik naar rechts maakt ligt een stukje groene oever. Hier staan enkele bomen. De bodem bestaat uit de overblijfselen van de turf die op deze plek overgeslagen is. Zo komt de Turfsingel en de Turfstraat aan haar naam. We lopen er naar rechts de Turfstraat in. Rechts staan de tot woningen verbouwde voormalige paardenstallen van de stadhouder, behorend bij het Prinsenhof. Door de Gardepoort komen we op het Martinikerkhof. We volgen de route naar links langs de oostzijde van het Martinikerkhof en passeren het Provinciehuis van Groningen. Het oudste deel van het Provinciehuis stamt uit de 15e eeuw en is vroeger de Latijnse of St. Maartenschool, waar de humanist Regnerus Praedinius (1510-1559) rector is geweest. Deze voormalige St. Maartensschool, een langgerekt gebouw met kloostervensters, op de verdieping gevat in korfboogvormig gesloten nissen, en een zadeldak tussen puntgevels, wordt in 1602 door Gedeputeerde Staten in gebruik genomen. In 1850 wordt het gebouw aan zuidzijde verlengd om de Statenzaal toegankelijk te maken voor publiek. Bij restauratie van dit oudste deel van het Provinciehuis in 1898-1900 worden het plafond van de Statenzaal en de vloer van de Gedeputeerdenzaal geheel vernieuwd, evenals diverse oude betimmeringen. De in 1602 ingerichte Statenzaal op de begane grond heeft een schouw met zandstenen pilasters, vervaardigd rond 1686 door Matthias Kruyff. De schouw bevat de haardschildering ‘Gerechtigheid’ van Hermannus Collenius (1650-1723), een allegorie van de gerechtheid. Het staat dan ook bol van de symboliek: zwaard en weegschaal, de naakte waarheid en het open boek en de ontmaskering van het bedrog.

Ter vervanging van een in 1870-1871 aan het Martinikerkhof gebouwde hoofdvleugel, een Waterstaatgebouw, verrijst in 1915-1917 de huidige hoofdvleugel in Neo-Renaissance stijl naar een ontwerp van rijksbouwkundige Johannes Antonius Willibrordus Vrijman (1865-1954). Het heeft rijk uitgevoerde topgevels in maniëristische vormen, een halfronde erker boven de ingang en aan de kant van de St. Jansstraat een op consoles uitgebouwde erker en een hoge ronde toren. Deze toren is voorzien van een ingezwenkte spits met uivormige bekroning en opengewerkte lantaarn. De aan de linkerzijde tegen de oudste vleugel aangebouwde conciërgewoning heeft als gevel een vroege Renaissance gevel uit 1559, geheel van natuursteen, met een opeenvolging van zuilenorden bij de verschillende bouwlagen. Verder bevat het drie medaillons met portretten van Alexander de Grote, Karel de Grote en koning David. Deze bij de restauratie in de top verhoogde gevel is afkomstig van het in 1893 afgebroken zogeheten Huis Cardinaal in de Oude Kijk in 't Jatstraat. Het nieuwe gedeelte van het Provinciehuis komt in 1996 klaar en is een modern bakstenen gebouw dat door middel van een luchtbrug met het historische pand verbonden is.

© L.A.W.V.VIA-VIA
Groningen - Bronzen beeld van Hendrik de Vries (1896-1989) van de beeldhouwer Norman H. Burkett (1987)
We lopen tussen het Provinciehuis en de Martinikerk door naar de Sint Jansstraat. In het grasperk achter de Martinikerk staat het beeld van Hendrik de Vries (1896-1989), dichter en schilder. Zijn gedichten worden in het literaire tijdschrift Het Getij gepubliceerd. Hendrik de Vries is een vroege surrealist, anti-burgerlijk ingesteld en vitaliteit predikend. Het onderbewuste speelt een cruciale rol in zijn poëzie. Het bronzen beeld (1987) is van de Ierse beeldhouwer Norman H. Burkett en bestaat uit het hoofd van Hendrik de Vries en een vreemd samengestelde torso op een vierkante zuil. Naar rechts vanaf de St. Jansstraat wandelen we in de richting van de Grote Markt. De route gaat langs de St. Martinikerk, die voor het grootste gedeelte uit de 15e eeuw stamt. Al rond 800 na Christus staat op deze plek een houten kerkje toegewijd aan de H. Martinus van Tours (317-397. Omstreeks het jaar 1000 komt de eerste stenen kerk aan het Martinikerkhof. Dit is een eenbeukige Romaanse kerk van tufsteen. Daarvan zijn tijdens de laatste restauratie resten teruggevonden in de fundamenten van de huidige kerk. Rond het jaar 1220 staat op dezelfde plaats een grotere kerk in Romaans-Gotische stijl, een driebeukige kruiskerk met een hoog middenschip en lagere zijbeuken. Ronde absiden sluiten het koor en de zijbeuken af. Van deze bouwfase zijn nog veel sporen in de kerk aanwezig. Voorbeelden zijn de ronde vensters en de spaarvelden met siermetselwerk, die aan de buitenkant van de kerk in de noord- en zuidgevel van het schip te zien zijn.

© L.A.W.V.VIA-VIA
Groningen - Schnitger-Hinsz Orgel (1740) in Martinikerk
In het interieur zijn veel muurschilderingen en gewelfschilderingen bewaard gebleven. Rond 1540 worden de veertien muurnissen tussen de arcadebogen en de lichtbeuk in het koor beschilderd met taferelen uit het leven van Jezus Christus. Na de Hervorming verdwijnen de schilderingen in Renaissance stijl onder een laag witkalk, maar worden in 1923 herontdekt en later gerestaureerd. In de Martinikerk bevindt zich een orgel dat in 1691-1692 is gebouwd door Arp Schnitger (1648-1719) met gebruikmaking van oudere onderdelen. Die onderdelen stammen uit de late 15e eeuw, als er een nieuw orgel in de kerk wordt gebouwd na voltooiing van het uitgebouwde schip. Volgens de overlevering is de humanist Rudolf Agricola (1444-1485) nauw betrokken bij het ontwerp van dat orgel. In 1728 wordt het orgel uitgebreid door Franz Casper Schnitger (1693-1729) en in de periode 1739-1740 wordt de orgelkast gemoderniseerd. Het orgel behoort tot de bekendste barokorgels ter wereld. Later werken de orgelbouwers Nicolaas Anthonie Gerhardus Lohman (1834-1871), Petrus van Oekelen (1792-1878) en Jan Doornbos (1847-1925) aan het orgel, waarbij diverse registers worden gewijzigd in verband met veranderende muzikale smaken van die tijd. In 1939 vindt een grote restauratie plaats door orgelbouwer Johan de Koff (1863-1950) met de elektro-pneumatische traktuur en herintonatie. Er wordt een nieuwe speeltafel geplaatst op een galerij in het schip van de kerk. De Duitse orgelbouwer Jürgen Ahrend heeft in de periode 1977-1984 nog een omvangrijke restauratie uitgevoerd, waarbij de mechanische traktuur weer is hersteld. Het orgel bezit 53 registers, verdeeld over hoofdwerk, rugwerk, bovenwerk en pedaal.

We staan nu op de Grote Markt met zicht op het stadhuis, gebouwd in 1810. Het stadhuis staat op de plaats van het middeleeuwse wijn- en raadhuis dat in 1775 wordt afgebroken. Een prijsvraag voor een ontwerp voor een nieuw stadhuis wordt gewonnen door architect Jacob Otten Husly (1738-1796) en gebouwd in de Hollands Classicistische en de Neo-Classicistische bouwstijl. Maar zijn oorspronkelijke ontwerp wordt wegens geldgebrek niet uitgevoerd. In 1792 maakte Jacob Otten Husly een versoberd ontwerp dat in twee fasen, respectievelijk wordt uitgevoerd. Oorspronkelijk heeft het gebouw een U-vormige plattegrond, maar wordt in 1872 aan de achterkant dicht gebouwd. Na WOII besluit men dat er een nieuw stadhuis moet komen In 1962 wordt een uitbreiding van het Nieuwe Stadhuis voltooid naar een ontwerp van architect Jo Vegter (1906-1982), een veel bekritiseerd wit marmeren gebouw dat met een luchtbrug verbonden is met het Goudkantoor en het Oude Stadhuis. Het wordt in 1996 gesloopt en vervangen door het wooncomplex en winkelcomplex Waagstraat volgens plannen van de Italiaanse architect Adolfo Natalini.

© L.A.W.V.VIA-VIA
Groningen - Cappuccino in het Goudkantoor
Het Goudkantoor is een markant gebouw op de Grote Markt van Groningen. Het is oorspronkelijk gebouwd als kantoor voor de ontvanger van de belastingen in de provincie Groningen. Op het pand prijkt tegenwoordig het wapen van de stad Groningen in plaats van het wapen van de provincie. Als de stad het eigendom krijgt, is het wijzigen van het wapen een van de eerste veranderingen die de stad doorvoert. De naam Goudkantoor stamt uit het begin van de 19e eeuw. Dan wordt in het gebouw een waarborgbureau voor gouden voorwerpen gevestigd. In het Goudkantoor kan een waarmerk worden aangebracht waarmee aangetoond wordt dat het betreffende voorwerp echt van goud is. Voor WOII is er het Noordelijk Scheepvaartmuseum en het Natuurhistorisch Museum gevestigd in het Goudkantoor. In de aanloop naar de bevrijding van de stad in april 1945 wordt de hele collectie elders ondergebracht. Maar na de bevrijding blijkt dat het Goudkantoor als een van de weinige panden ongeschonden is gebleven. Na de oorlog doet het pand dienst als informatiecentrum en VVV-kantoor. Nadat het tijdens de bouw van de nieuwe Waagstraat geheel is gerestaureerd heeft het nu een horecafunctie.

Langs de zuidzijde van de Grote Markt vinden we nog enkele mooie gevels van panden waarin zich een aantal horecagelegenheden bevinden. De noordzijde en oostzijde zijn bij de bevrijding in 1945 verwoest. In de zuidoost hoek van de Grote Markt verlaten we het stadsplein door de Poelestraat en slaan rechtsaf de Peperstraat in, waar zich een groot gedeelte van het uitgaansleven concentreert. Als we bijna aan het einde van de Peperstraat zijn, vinden we aan onze linkerhand een oude muur met een mooie deur. Hierdoor betreden we het Pepergasthuis. De officiële naam luidt St. Geertruidsgasthuis, maar het heeft altijd bekend gestaan als het Pepergasthuis, naar de naam van de straat waaraan het is gelegen. Het hofje, dat dicht bij de voormalige stadspoort is gelegen, is in 1405 gesticht door Borneer Solleder en zijn zoon Albert Solleder om arme pelgrims voor het tijdelijk onderdak van “ellendighe en arme pelegrams”, die naar Groningen komen waar in de Martinikerk een relikwie bewaard wordt van Johannes de Doper. Het gasthuis is gewijd aan de H. Gertrudis van Nijvel, patrones van de reizigers. In de loop der jaren neemt het aantal behoeftigen toe en biedt het gasthuis ook onderdak aan blinden, kreupelen, ouden van dagen en zelfs krankzinnigen. Vanaf 1600 is het St. Geertruidsgasthuis, net als de meeste Groningse gasthuizen, een huis voor ouderen. De toegangspoort is van 1640, met een opzetstuk uit 1743. Het complex is meerdere malen uitgebreid, voor het laatst in 1861. Op het eerste binnenhofje staat een pomp met regenbak uit 1829. Om de mooie tuin liggen de voogdenkamer, de voormalige eetzaal en de kapel. De houten preekstoel is uit 1650. Nog steeds houdt de Waalse gemeente hier diensten, en af en toe worden er op deze plek huwelijken voltrokken. Meteen achter de ingangspoort is een doorgang naar rechts, die toegang geeft tot het tweede binnenhof. Tegenwoordig worden deze huisjes bewoond door particulieren, die de woningen vanaf 1954 kunnen huren.

© L.A.W.V.VIA-VIA
Groningen - Binnenhofje St. Geertruidsgasthuis of Pepergasthuis met pomp uit 1829
Aan het uiteinde van het tweede binnenhofje van het St. Geertruidsgasthuis of Pepergasthuis is een kleine poort. Hierdoor komen we in de straat die ‘Achter de Muur’ heet. Rechtsaf gaan trappen omlaag naar het Gedempte Kattendiep. Het hoogteverschil is te verklaren uit het feit dat de grond binnen de wallen in de Middeleeuwen op veel plaatsen extra opgehoogd is met mest en ander afval door de boeren, die er in die tijd wonen. We staan nu naast het Holland Casino en lopen naar links door tot we aankomen bij het Schuitendiep. De vaart van het Schuitendiep is waarschijnlijk genoemd naar de vele turfschepen die er langs varen op weg naar de Turfsingel. De wandelroute gaat rechtsaf het Schuitendiep op en we lopen langs het water door. Waar het Schuitendiep overgaat in de Winschoterkade gaat de route rechtuit tot aan het punt, waar de weg een bocht maakt en overgaat in de Radesingel. Hier op dit punt hebben we een prachtig uitzicht over de Oosterhaven en het Winschoterdiep met zijn fleurige schepen en het vrolijk gekleurde pakhuis op de achtergrond.

© L.A.W.V.VIA-VIA
Groningen - Oosterhaven
We lopen een klein stukje over de nu gedempte Radesingel westwaarts. Deze Radesingel is één van de vier singels aan de zuidzijde van het centrum, waaraan monumentale panden staan. De singels zijn tussen 1880 en 1882 aangelegd op de oude stadswallen, als gevolg van de herinrichtingsplannen voor de vrijgekomen grond bij het ontmantelen van de vesting, waarbinnen Groningen tot 1874 gelegen heeft. De monumentale panden moeten een representatieve entree naar de stad vormen. Bij de eerste gelegenheid slaan we linksaf de Trompstraat in en wandelen over de Trompbrug, een beweegbare stalen draaibrug over het Zuiderdiep, de stadsgracht tussen het centrum van de stad en de Groningse volks- en studentenbuurt de Oosterpoort. De voetgangers- en fietsbrug uit 1879 is een ongelijkarmige draaibrug met tuiwerk met koppeling aan de bovenzijde door middel van een rondijzeren boog op het draaipunt van de draaipijler. In 1949 is de Trompbrug met een dekbreedte van 2,8 meter en een bruglengte van 34 meter door de Provincie overgedragen aan de Gemeente. In 1994 wordt de brug Rijksmonument en in 1996 ingrijpend gerestaureerd.

Bij het verlaten van de brug gaan we linksaf en daarna meteen weer rechts de Meeuwerderweg in, de drukke doorgaande straat van de Oosterpoort. Aan deze weg zijn vele buurtwinkeltjes. We lopen door tot aan de kruising met de Jacobsstraat in aan onze rechterzijde en slaan deze Jacobsstraat in. Het is een rustige volkswijk met idyllische straatjes. Rechtdoor lopend steken we de Oosterweg over en komen door de Mauritsdwarsstraat naar de Lodewijkstraat, waar we rechtsaf gaan. Aan het einde van de Lodewijkstraat gaat de route langs het spoor onder de Hereweg door richting station waar we onze stadswandeling zijn begonnen.

Charles Aerssens

Deze wandeling is met de grootst mogelijke zorg samengesteld. Maar ten aanzien van wijzigingen of onvolledigheden in de tekst kan geen aansprakelijkheid worden aanvaard.



Lange Afstand Wandelvereniging "VIA-VIA".

Gegenereerd op 31-12-2010 door C.P.J. Aerssens