STADSWANDELING GENT
Bruisende stad aan de samenvloeiing van Leie en Schelde

© L.A.W.V.VIA-VIA
Gent - Avondstemming aan de Graslei

Gent, de oude hoofdstad van het Graafschap Vlaanderen en gelegen aan de samenvloeiing van de rivieren Lei en Schelde Gent, is een bruisende stad, die mensen trekt van over de hele wereld voor een bezoek aan de oude stadskern, de Gentse Feesten met zijn lange traditie of gewoon voor de gezelligheid. Het is de stad waar op 24 februari 1500 de latere Keizer Karel V is geboren en opgevoed en die niet alleen heerser van de Nederlanden is, maar ook Spaans koning en Heilig Rooms keizer zou worden met talrijke overzeese gebieden. In zijn rijk ging de zon nooit onder. Aan Karel V danken de Gentenaars hun bijnaam van “stroppendragers”, als zij na een belastingoproer in 1540 gekleed in een hemd en blootsvoets met een strop rond de hals in stoet van het stadhuis naar het Prinsenhof trekken om verhaal te halen. Zo staat Gent sinds de Middeleeuwen vooral bekend als een stad van rebellen en eigenzinnige burgers, die het met de overheid maar moeilijk kunnen vinden. Zo vechten zij er honderden jaren tegen de vorsten om hun privileges of vrijheden te vrijwaren.

De geschiedenis van Gent gaat echte veel verder terug dan de Middeleeuwen. De oude benaming “Ganda” geeft aan dat we te maken hebben met een Keltische nederzetting, die hier in het moerassige gebied van Leie en Schelde is ontstaan. In het midden van de 7e eeuw zijn het de Sint Baafs Abdij en de Sint Pieters Abdij die Gent een impuls geven en de stad moet rond 800 zo belangrijk geweest zijn dat de zoon van Karel de Grote, Lodewijk de Vrome, Abt Einhard tot abt van beide abdijen benoemt. In 851-852 en opnieuw tussen 879 en 883 verwoesten de Vikingen de stad en vestigen zich lange tijd aan de Schelde. Kort daarna, aan het einde van de negende eeuw wordt door Boudewijn II de Kale een verstrekte burcht opgericht op de plaats van het huidige Gravensteen waar omheen zich de bewoners hergroeperen op de Graslei aan de Leie. Rond het einde van de 10e eeuw is Gent onder impuls van een bloeiende wolnijverheid een van de grootste steden van Europa. Ook de vlas- en linnennijverheid en het stapelrecht op graan dragen bij tot haar welvaart en dit blijft ook tot rond de 16e eeuw. Tijdens de Tachtigjarige Oorlog (1568-1648) is in de periode 1577 tot 1584 in Gent een Gentse Calvinistische Republiek gevestigd en kiest de stad de zijde van de Unie van Utrecht, tegen de Spaanse koning. De zuidelijke gebieden van die Unie van Utrecht worden echter heroverd door de Spanjaarden, zo ook Gent, dat nu terecht komt bij de Zuidelijke Nederlanden, ruwweg het latere België.

Na die korte Calvinistische periode kent Gent een zeker verval dat pas omslaat als het in de 17e eeuw weer de grootste stad van de Zuidelijke Nederlanden wordt en dat blijft zo tot de hongersnood van 1745-1748. Het wordt veroverd tijdens de Franse Revolutie door de Republikeinse legers en geannexeerd door Frankrijk. Later komt Gent, samen met de rest van de Zuidelijke Nederlanden, bij het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden en tegen het einde van de 18e eeuw wordt de stad door de invoering van de gemechaniseerde linnen- en katoennijverheid een van de eerste industriesteden van het Europese vasteland. Na de Belgische opstand in 1830 blijft een groot deel van de Gentse burgerij Oranjegezind, hoewel de meerderheid van de orangisten, die na 1848 opgaan in de Liberale Partij, het liefst Frans spreekt. Later wordt Gent ook de stad waar de eerste moderne vakbonden van België het licht zien, en waar de Belgische Socialistische beweging ontstaat. In 1913 is de wereldtentoonstelling te gast in Gent en zorgt zo voor een bouwopleving. Tijdens de beide wereldoorlogen heeft Gent weinig last van bombardementen zodat het cultureel erfgoed bijna helemaal behouden gebleven is. Een stadswandeling door Gent is dan ook een wandeling door honderden jaren geschiedenis, die nu op een aantal plaatsen toe is aan een “opfris beurt” om achterstalling onderhoud aan het cultureel erfgoed weg te werken.



ROUTEBESCHRIJVING STADSWANDELING GENT

Voor onze stadswandeling vertrekken we vanaf het Infokantoor voor Toerisme, dat is ondergebracht in de Oude Vismijn aan het Sint Veerleplein. Het is een van de oudste markten van de Gent en sinds 1689 op deze locatie met haar kenmerkend poortgebouw opgetrokken in Rococostijl en oorspronkelijk versierd met drie beelden van zeegoden. Na de brand in 1872 kon enkel het beeld van Neptunus met zijn gouden drietand worden gered. De andere beelden zijn vervangen door nieuwe beelden van een man en een vrouw die de Schelde en de Leie voorstellen. Een overdekte markthal als verkoopplaats voor vis, vlees en groenten zijn toegevoegd en het gebouw krijgt een Neo-Gotische gevel met het oog op de Wereldtentoonstelling van 1913. Na een volledige restauratie in 2010 wordt het gebouw opnieuw ingericht met de Dienst Toerisme en een horecazaak. Aan het Sint Veerleplein grenst ook het Gravensteen, de enig overgebleven Middeleeuwse burcht in Vlaanderen met een vrijwel intact verdedigingssysteem. De Graven van Vlaanderen hebben op een hoge zandduin aan de moerassige oevers te midden van de Leie gekozen voor deze burcht. Het is Graaf Boudewijn I (837-879) die deze eerste versterking heeft opgericht als verdediging tegen de invallen van de Vikingen en Graaf Arnulf I (889-965) laat de versterking drastisch verbouwen tot wat gezien kan worden als de eerste echte voorloper van de latere burcht. Op een met hout versterkte ophoging bevindt zich dan een groot centraal gebouw met bijgebouwen voor de opslag van graan en andere levensmiddelen. Alle gebouwen zijn uit hout opgetrokken.

© L.A.W.V.VIA-VIA
Gent - Ingang Oude Vismijn met mannelijke afbeelding van de Schelde
Tussen 1032 en 1093 bouwt Graaf Robrecht I van Vlaanderen de houten versterking om en deze wordt vervangen door een grote stenen donjon met drie verdiepingen, een monumentale stenen trap, lichtopeningen, wandhaarden en latrines. De eigenlijke grafelijke leefruimte moet vlakbij gelegen hebben met rondom de houten nutsgebouwen. Een toren en een omheining maken het geheel compleet. In een volgende bouwfase ontstaat een mottekasteel, met een kenmerkende opperhof en voorhof en rond de stenen donjon wordt een motteheuvel een aarden wal opgeworpen afkomstig uit de gegraven slotgracht. Op het motteplateau staan houten bijgebouwen en een stenen poort en een stenen omheining schermen het opperhof af van een voorhof. Een grote brand teistert in 1176 het mottekasteel en de gebouwen op het voorhof. Graaf Filips van de Elzas (1142-1191) laat in 1180 een nieuwe burcht optrekken met een majestueuze donjon. De poort krijgt een voorbouw en sluit aan bij een omheining met 24 uitkragende torens. Stenen van diverse kleur geven de militaire architectuur een rijkelijke uitstraling, die de grafelijke macht in het woelige Gent symboliseert en tegenwicht biedt aantegen de hoge stenen huizen van de rijke patriciërs aan de overzijde van de Leie. In de 14e eeuw verlaat Graaf Lodewijk van Male (1330-1384) het Gravensteen voor het Hof ten Walle, het latere Prinsenhof, en wordt in 1353 de Munt van Gent naar het kasteel overgebracht, later gevolgd door de Raad van Vlaanderen, die de burcht ook als gevangenis gebruikt.

© L.A.W.V.VIA-VIA
Gent - Oude ets van het Gravensteen
Door de eeuwen heen slibben de grachten langs de burcht dicht en worden er huizen gebouwd, die het grafelijk kasteel tot omstreeks 1900 grotendeels aan het zicht onttrekken. De Raad van Vlaanderen blijft het kasteel gebruiken tot 1778 en het wordt daarna verkocht aan Jean-Denis Brismaille die het Gravensteen laat ombouwen tot een industrieel complex. In 1807 wordt een katoenspinnerij in de donjon ondergebracht, waarbij andere gebouwen dienen als huisvesting voor vijftig arbeidersgezinnen. Als de katoenspinnerij vertrekt, vervalt het Gravensteen en is klaar voor de sloop. Pas in de late 19e eeuw kopen het rijk en de stad Gent het complex en wordt het complex ontmanteld waarbij de imposante resten van het middeleeuwse kasteel opgetrokken in Doornikse steen tevoorschijn komen. In 1894 start een eerste restauratie onder leiding van architect Joseph de Waele (1844-1910), volgens de opvattingen van de Franse restaurateur Eugène Viollet-le-Duc (1814-1879). Door die restauratie krijgt het Gravensteen echter een nieuwe betekenis: het verwerf wereldfaam als het meest bezochte toeristische monument van Gent, maar raakt in de 20e eeuw opnieuw in verval. Bij de viering van 800 jaar Gravensteen in 1980 krijgt restauratie door Joan Vandenhoute (1951-1981) een nieuwe impuls. Alle consoliderings- en restauratiewerken worden voorafgegaan door nieuw archeologisch bodem- en muuronderzoek en zoekt de stad Gent naar nieuwe vormen voor de culturele en toeristische beleving van dit monument. Zo zijn er nu het Gerechtsmuseum, en het Wapenmuseum ondergebracht.

Vanaf het Gravensteen wandelen we westwaarts de Burgstraat in om na de brug over de Lieve rechts af het Gewad in te slaan. De Lieve is een kanaaltje dat in de 13e eeuw de eerste kunstmatige verbinding van Gent met de Noordzee is geweest en enkele eeuwen lang voor Gent van zeer groot economisch belang is vanwege de drukke handel met Engeland. Door verzanding van het Zwin neemt het nut van de Lieve langzaam af. Verderop in Gewad slaan we naar links het Prinsenhof in om dan het Prinsenhofplein te bereiken. Sinds 1500 moet dit plein deel uitgemaakt hebben van het uitgestrekt voorhof voor het eigenlijke omwalde Kasteel van het Prinsenhof. Het is een historische buurt, die ontstaan is door bebouwing rond het oorspronkelijke Hof ten Walle, de residentie van de Burggraaf van Gent. Het Hof ten Walle is de geboorteplaats van Keizer Karel V (1500) en wordt vanaf dan Prinsenhof genoemd. Het Hof ten Walle is bijna helemaal verdwenen, behalve de noordpoort, het Donkere Poortje genaamd, waar ooit Baron Jean-Baptiste Bethune (1821-1894) gewoond heeft. Op het Prinsenhofplein vinden we het bronzen beeld van Keizer Karel V (1500-1558), een kopie van het 16e eeuwse beeld in het Prado te Madrid van Leone Leoni (1509-1590) en een schenking van de Spaanse Keizersstad Toledo in 1966. Door het Donkere Poortje staan we bij een opmerkelijke sculptuur: Het bronzen beeld “De Stroppendrager” die met opgeheven hoofd en een strop om de hals uitdagend kijkt naar de poort van Prinsenhof van, Keizer Karel V, die hem letterlijk en figuurlijk de strop om gedaan heeft. In 1540 straft Keizer Karel V de Gentenaars omdat ze weigeren belastingen te betalen. Ze moeten blootsvoets en met een strop om de hals knielen voor de keizer. Toch knielt deze man niet nederig, maar draagt de strop met fierheid Het 1,80 meter hoge bronzen beeld is van kunstenaar Chris Demangel.

© L.A.W.V.VIA-VIA
Gent - Sculptuur "De Stroppendrager" bij het Donkere Poortje van de kunstenaar Chris Demangel
De route gaat vanaf hier naar rechts door het Simon de Mirabellostraatje naar de Rabotstraat, die we schuin naar rechts oversteken naar het Oud Begijnhof Sint Elisabeth, dat naam dankt aan de H. Elisabeth van Thüringen. Het is nu een woonwijk en sinds 1956 beschermd landschap en sinds 1994 een beschermd stadsgezicht. In de 13e eeuw leven hier aantal godvruchtig levende vrouwen in de schaduw van het Klooster van de Cisterciënzerinnen in Onderbergen om een bijdrage te leveren aan de ziekenzorg, Het is Gravin Johanna van Constantinopel, die hier een moerassig gebied omringd door natuurlijke waterlopen aan het einde van de Burgstraat ter beschikking stelt. Het begijnhof uit 1234 groeide in de loop der eeuwen uit tot een begijnhofstad bestaande uit een kerk, het huis van de grootjuffer, een infirmerie, een infirmeriekapel, 18 conventen en 103 begijnenhuizen, een bleekweide en een boomgaard. Door de Franse Revolutie, een liberaal stadsbestuur in de Gent, de industriële revolutie en het idee van de stadsarchitecten om het Begijnhof af te breken leiden ertoe dat de begijnen zich verplicht zien te verhuizen. En zo vetrekken meer dan 600 begijnen op 29 september 1874 en worden hun huizen en conventen verhuurd aan minder gegoede Gentenaars. Zo valt de buurt ten prooi aan stedelijk verval en verloedering, maar recent heeft het Gentse stadsbestuur in het kader van de stadsvernieuwing gezorgd voor een tweede adem voor de buurt.

Door de Gravin Johannastraat, Begijnendries, St. Elisabethplein en Begijnengracht komen we in de Burgstraat en keren door deze straat terug richting centrum. Aan onze linkerzijde passeren we de kloosterkerk van de Ongeschoeide Karmelieten. De kerk is gebouwd in de overgangsperiode van Barok naar Classicisme met witte zandsteen uit Arras en hardsteen uit Balegem en Brussel onder de architect lekenbroeder-karmeliet Leonardus van Langenhove (1649-1729). Ze wordt in 1668 voorlopig ingewijd en als de bouw in 1712 is voltooid, volgt de definitieve inwijding in 1714. De kerk is toegewijd aan de H. Jozef en aan de H. Leopold III van Oostenrijk Het is een basilicale kerk met tien Toscaanse zuilen waarvan de middenbeuk doorloopt naar het priesterkoor. Het hoogaltaar, de predikstoel en de biechtstoelen vertonen een grote homogeniteit. De biechtstoelen zijn met elkaar verbonden door een houten gedecoreerde lambrisering. Het hoogaltaar is beschilderd in allerlei marmerkleuren en gedeeltelijk verguld. De portaaldeur is 19e eeuws en is afkomstig uit de Jezuïetenkerk van Doornik. Boven het hoogaltaar hangt het schilderij Bescherming van Sint Jozef van Victor Janssens (1658-1736). In de kerk zijn verder schilderijen te zien van onder meer de Antwerpse schilder Gaspar de Crayer (1584-1669). Onder de kerk bevindt zich een crypte waar bij werkzaamheden in 1978 resten van kloosterlingen en weldoeners zijn aangetroffen. De kloosterkerk en de kloostergebouwen worden in 1797 door Franse Revolutionairen bezet en in 1801 opnieuw opengesteld voor de eredienst. De kloostergebouwen zijn dan verhuurd en krijgen hun oorspronkelijke functie pas vanaf 1845-1848 weer terug.

© L.A.W.V.VIA-VIA
Gent - Korenlei met historische panden
Voorbij de kloosterkerk van de Ongeschoeide Karmelieten slaan we verderop naar rechts de Jan Breydelstraat in, waar we het Design Museum passeren. Het is hier sinds 1923 ondergebracht in het voormalig Hotel de Coninck, een uit 1755 stammend typisch Vlaams burgerlijke gebouw in bezit van Ferdinand de Coninck. Het museum ademt de leefwereld van een 18e eeuwse rijke Gentse familie. De salons met authentieke parketvloeren en wand- en plafondlambriseringen zijn er nu opgesmukt met een rijkdom aan stijlmeubelen. Het nieuwe gedeelte uit 1992 is ontworpen door de architect Willy Verstraete, waarin unieke stukken sinds het midden van de jaren 1970 geduldig zijn verzameld en tentoongesteld. Zo komen we op de Korenlei. De Korenlei vormt de westelijke oever van de Leie, recht tegenover de Graslei, en wordt gezien als het oudste deel van de stad Gent. Vanaf de 11de eeuw is de Korenlei een soort aanlegsteiger om goederen snel naar de aanpalende pakhuizen te brengen of om goederen af te halen. Gent bezit het zogenaamde graanstapelrecht, waardoor het graan dat vanuit Noord Frankrijk komt via Gent wordt verhandeld. Het graan moet echter eerst twee weken op de graanstapelplaats liggen, voordat het verkocht mag worden op de markt van Gent. Verschillende panden herinneren sterk aan die activiteiten en tonen nu nog de bloei van de Gent. Sinds de 18de en 19de eeuw zijn de meeste pakhuizen verbouwd en zijn er tal van restaurants gevestigd, maar ook het Gildehuis van de Onvrije Schippers. Met het oog op de Wereldtentoonstelling van 1913 zijn de historische panden grondig gerestaureerd.

© L.A.W.V.VIA-VIA
Gent - Sint Michielsbrug met zicht op de Gentse torens
Aan het einde van de Korenlei bereiken we de Sint Michielsbrug. De trappen brengen ons naar boven en hier hebben we naar alle windrichtingen zicht op de schoonheid van de stad Gent. Vanaf deze plek zijn ongetwijfeld miljoenen foto’s genomen, maar die ene foto van mij is toch nog altijd uniek! Het is de juiste plek om alle beeldbepalende torens van Gent op één lijn te kunnen zien! Onze route gaat van hier langs de Sint Michielskerk. Op de huidige plek aan de Leie staat al in 1105 een Romaanse kapel. Maar er zijn geen duidelijke overblijfselen meer. In de 13e eeuw zijn er verscheidene branden en zo wordt in 1440 beslist om een volledig nieuwe kerk te bouwen. In het begin van de 16e eeuw zijn het schip en transept voltooid, maar In 1566 onderbreekt de Beeldenstorm de bouw van de westertoren. In 1623 wordt dan het Vroeg-Gotische koor vervangen door kooromgang en vijf straalkapellen in Laat-Gotische Brabantse stijl van zandhoudende kalksteen met fantasierijke gewelven en hoge brede spitsboogvensters en pas in 1658 wordt de bouw van de toren hervat. Een nieuw ontwerp uit 1662 van Livinus Cruyl (1640-1720) voor een 134 meter hoge rijkelijk versierde toren in Brabantse Gotiek kan om financiële redenen nooit gerealiseerd worden. In 1828 krijgt de onafgewerkte toren definitief een plat dak. In de kerk bevinden zich talrijke schilderijen en beelden van bekende meesters, onder meer 'Christus aan het kruis' (1830) van de Vlaamse Barokschilder Anthony Van Dyck (1599-1641).

Rond de Sint Michielskerk lopend komen we via het St. Michielsplein in Onderbergen, waar we Het Pand passeren. Dit is het voormalig Dominicanenklooster met ziekenhuis, dat nu eigendom is van de Gentse Universiteit en gebruikt wordt als cultuur- en congrescentrum. De geschiedenis van Het Pand gaat terug tot 1201 als naast het kapelletje van Sint Michiels een ziekenhuis wordt opgericht met de naam "Uten Hove Hospitaal", genoemd naar de stichter, Kanunnik van Utenhove. Maar als dit ziekenhuis te klein geworden is en verhuist, wordt het leeg gekomen gebouw geschonken aan de Dominicanen, die rond 1240 beginnen met de bouw van een kerk. Er komt ook een geheel in natuursteen opgetrokken vleugel aan de Leie en voor de overdekte kloostergang met de prachtige ramen in stenen maaswerk en de kloosterbibliotheek wordt een beroep gedaan op sponsoring van Margareta van York, Hertogin van Bourgondië. Maar de rijke verzameling boeken is bij de Beeldenstorm op 22 augustus 1566 volledig verloren gegaan en ook klooster en kerk worden slachtoffer van plundering en vernieling. In 1578 herhaalt zich bijna een identiek scenario en opnieuw worden de Dominicanen uitgedreven, ditmaal door Calvinisten. Tot 1584 is in Het Pand een Calvinistische Hogeschool ondergebracht en wordt de kerk als tempel gebruikt. Aan het verblijf van de Dominicanen in Het Pand komt een einde met de Franse Revolutie als de kloosterorden worden opgeheven. Klooster en kerk komen onder de veilinghamer en via stromannen slagen enkele oud-kloosterlingen er nog net in hun Pand aan te kopen. Als gewone burgers nemen ze er opnieuw intrek en als ze de lasten niet kunnen opbrengen worden met toestemming van Paus Leo XVII de gebouwen verkocht en wordt Het Pand een reusachtige huurkazerne, die door de eeuwen heen in verval raakt en deels wordt gesloopt. Aan de verkrotting komt pas een einde na WOII. Op 25 januari 1963 wordt de Rijksuniversiteit Gent de nieuwe eigenaar en vanaf dan vindt er renovatie en restauratie plaats. Sinds 1991 is Het Pand het congres- en cultuurcentrum van de Universiteit Gent en hebben er diverse museumcollecties onderdak.

© L.A.W.V.VIA-VIA
Gent - Sculptuur in tuin Het Pand
Aangekomen op de kruising van Onderbergen met de Gebroeders Vandeveldestraat gaat onze route naar links en staan we over de Leie op het Koophandelsplein met het Oud Gerechtsgebouw, gebouwd op de plaats van het vroegere Recollettenklooster in de periode van 1836 tot 1846 naar een ontwerp van stadsarchitect Louis Roelandt (1786-1864). Het bakstenen gebouw is bekleed met Franse kalkzandsteen en Doornikse arduin. De stijl is Neo-Classicistisch en geïnspireerd op de Florentijnse Renaissance te zien in het spel van rondboogvensters op de benedenverdieping en de bovenvensters, die geaccentueerd zijn door zuilen en frontons. De voorgevel en achtergevel hebben een vooruitstekend groot fronton, gedragen door zware zuilen met Korinthische kapitelen, die het gebouw de allure van een Griekse tempel geven. In het timpaan aan de voorkant staat de Griekse godin Themis, godin van recht en orde, tronend in het midden met een zwaard en een balans, geflankeerd door de beschuldigden met vrouw en kinderen en de verdediging, een werk van Geo Verbanck (1881-1961). De majestueuze dubbele buitentrap leidt naar eerste verdieping. Op het voorplein staat het standbeeld (1886) van Hippolyte Metdepenningen (1799-1881), oud-stafhouder, leider van de Gentse Orangisten in hun verzet tegen de nieuwe Belgische staat en eerste doctor in de rechten van de Gentse Universiteit. Het beeld, dat van de hand is van Juliaan Dillens (1849-1904) is bekostigd werd door zijn vrienden van de loge "Le Septentrion". Op sokkel staat een verwijzing naar die vrijmetselarij.

Voorbij het Oude Justitiegebouw slaan we even rechtsaf om dan meteen naar links de Schouwburgstraat in te wandelen, waar we de Koninklijke Opera van Gent passeren. Meer dan 100 jaar is dit de Gentse stadsopera tot aan haar fusie in 1981 met de Koninklijke Vlaamse Opera van Antwerpen, die nu samen de Vlaamse Opera vormen. Oorspronkelijk is dit manege de Pyckerye van het handboogschuttersgilde Sint Sebastiaan dat in 1698 wordt verbouwd en geschikt gemaakt voor operavoorstellingen. Het gebouw wordt ingehuldigd met de opvoering van de Opera Thésée van de Franse componist Jean-Baptiste Lully. Maar in het algemeen spelen er rondtrekkende groepen die elkaar van maand tot maand afwisselen. Deze Sint Sebastiaansschouwburg brandt af in 1715 en wordt dan in 1737 nieuw gebouwd volgens de plannen van architect Bernard de Wilde (1691-1772) om 100 jaar later plaats te maken voor het huidige in Neo-Classicistische stijl opgetrokken operagebouw, het "Grand Théâtre" van de eerder genoemde Gentse stadsarchitect Louis Roelandt. Het is een typisch "Frans" operatheater uit de eerste helft van de 19e eeuw dat tot stand gekomen is met geld van rijke Gentse industriëlen, dat het uithangbord moet worden voor hun net verworven rijkdom en waar in de prachtige hoefijzervormige spektakelzaal zien net zo belangrijk is als gezien worden. In 1911 voert Charles Van Rysselberghe (1850-1920) aanpassingen door in de Koninklijke Opera van Gent en de laatste grote renovatie wordt afgerond in 1993.

© L.A.W.V.VIA-VIA
Gent - Deel van het kunstwerk "The Mystic Leaves" (1998) van Jessica Diamond
De Schouwburgstraat komt uit op de Kouter, een groot plein in het centrum van Gent dat van oudsher niet alleen gebruikt wordt voor allerlei festiviteiten en evenementen. Sinds 1772 wordt er op zondag een bloemenmarkt gehouden. Oudere benamingen voor dit plein zijn Paardenmarkt en Place d'Armes. De Kouter wordt omringd door statige, veelal 19e eeuwse gebouwen, waaronder ook het Handelsbeursgebouw. Op het plein staat een laat 19e eeuwse gietijzeren muziekkiosk uit 1878, gebouwd naar ontwerp van de Gentse stadsarchitect Adolphe Pauli (1820-1895). Ook vinden we er op het in 1998 werd het geheel grondig gerestaureerd plein een modern kunstwerk van de uit New York afkomstige kunstenares Jessica Diamond dat de titel "The Mystic Leaves" draagt, waarin de namen van allerlei soorten bladeren verwerkt staan in het Middelnederlands en die bovendien terug te vinden zijn op het Lam Gods in de St. Baafskathedraal. Aan de kant van de Zonnestraat is het gedicht “Een kus op de Kouter” van Lut de Block te lezen. Een prachtig liefdesgedicht dat verwijst naar het feit dat de Kouter deportatieplaats is tijdens WOII. We verlaten de Kouter aan de oostzijde op de hoek met de Vogelmarkt en gaan door de Kouterdreef, de Kalandeberg en de Lange Kruisstraat naar het kloppend hart van Gent: het Sint Baafsplein.

Prominent aanwezig is hier de Sint Baafskathedraal, de kerk waar in 1500 Keizer Karel V is gedoopt. De voorganger van de huidige kathedraal is een Romaanse kerk uit de 12e eeuw, waarvan enkel de crypte is overgebleven. Deze oorspronkelijk Romaanse kerk is geleidelijk aangepast en verloopt in drie fasen. In het begin van de 14e eeuw wordt eerst het koor vernieuwd en hier is de invloed van Noord-Franse Gotiek en de Scheldegotiek nog te merken. De kooromgang en de straalkapellen dateren uit het begin van de 15e eeuw. Tijdens de tweede bouwfase van 1462 tot 1538, verrijst de 89 meter hoge westertoren opgetrokken in de stijl van de Brabantse Gotiek met kalkzandsteen uit de steengroeve van Dilbeek. Deze toren bestaat uit vier verdiepingen en wordt bekroond door vier pinakels van aanzienlijke grootte. Oorspronkelijk is deze toren bekroond met een kleine spits, maar deze is afgebrand. In 1533 start de derde fase met de bouw van het schip. Later zijn en nog aanpassingen en toevoegingen plaats in de stijl van de Renaissance, de Barok en het Classicisme.

© L.A.W.V.VIA-VIA
Gent - Interieur Sint Baafskathedraal
Het kerkinterieur is overweldigend. In de doopkapel vinden we het wereldberoemde veelluik: “De aanbidding van het Lam Gods” (1426-1432), een meesterwerk van de gebroeders Jan van Eyck (1390-1441) en Hubert van Eyck (1366–1426). Dit veelluik stelt de verheerlijking van de verlossing van de mensheid door Christus’ offer voor. Op de achterzijde zien we o.a. de portretten van de schenkers: Joos Vijd en zijn vrouw Elisabeth Borluut. Typisch aan dit grootse werk is dat in totaal 284 figuren precies dezelfde lichtval hebben gekregen, die als het ware door de ramen van de kapel komt. Dit kunstwerk wordt beschouwd als een hoogtepunt in de 15e eeuwse Vlaamse schilderkunst. Het overleeft de Beeldenstorm, wordt door Napoleon opgeëist en is door Nazi-Duitsland in beslag genomen, maar keert terug. Andere bekende doeken zijn de “Bekering van Sint-Bavo” (1623-1624) door Peter Paul Rubens (1577-1640), de Calvarietriptiek (1465) in de crypte toegeschreven aan Justus van Gent (1430-1480) en werken van Frans Pourbus de Jongere (1569-1622) en Gaspar de Crayer (1584-1669). Hoogtepunten in het interieur zijn verder het barokke hoogaltaar (1702-1782), in witzwart en rood gevlamd marmer; de Rococopreekstoel (1741-1745), in eiken verguld hout, witte en zwarte marmer van Laurent Delvaux (1696-1778) met smeedijzeren hek van J. Arens. Verder vinden we er de praalgraven van Gentse bisschoppen, onder andere die van Antonius Triest (1577-1657), in wit en zwart marmer, een hoofdwerk van Hiëronymus Duquesnoy de Jonge (1602-1654). In de kathedraal zijn een viertal orgels, waarvan het orgel in de dwarsbeuk het oudste is en nog de karakteristieke registers heeft uit het oorspronkelijk bouwwerk (1653-1656) van Pierre Destré en Louis Bis uit Rijsel, die het in opdracht van Bisschop Antonius Triest gebouwd hebben. De Gentenaar Lambertus Benoit Van Peteghem vernieuwde het grotendeels in 1767.

Buiten de kathedraal maken we even een ommetje door de Limburgstraat naar het monument van de gebroeders Hubert en Jan van Eyck, de schilders van het Lam Godsretabel in de Sint Baafskathedraal. Het is door koning Albert plechtig onthuld op 9 augustus 1913 als de Wereldtentoonstelling in Gent plaatsvindt en dit de gelegenheid bij uitstek is om de stad een facelift te geven op urbanistisch en op architecturaal vlak. De architectuur van deze beeldengroep is van de hand van Valentin Vaerwyck (1882-1959) en de beeldengroep zelf van Geo Verbanck (1881-1961). Hubert en Jan Van Eyck zitten op een troon in de typische klederdracht van hun tijd, die de Renaissance van de Vlaamse kunst suggereert. Aan beide zijden beklimmen mannen, vrouwen en kinderen de trappen. Zij zijn gekleed in lichte draperingen en dragen bloemenslingers. Beeldbouwer Geo Verbanck heeft met zijn naakte en halfnaakte figuren de universele mensheid willen symboliseren. Man, vrouw en kind zijn daarenboven het symbool van alle generaties, zonder beperking in de tijd. Ontdaan van alle uiterlijke tekenen van vermeende macht, is de hulde van die generaties dus het meest volmaakte wat men zich kan indenken. Tegenover deze monumentale beeldengroep staat het Geraard de Duivelsteen, een indrukwekkend bouwwerk dat nu onderdak biedt aan het Rijksarchief. In een ver verleden speelt een belangrijke rol bij de verdediging van de Portus Ganda, de handelsnederzetting die aan de wieg staat van het ontstaan van Gent. Het is een voormalig Gotisch woonburcht uit de 13e eeuw, vernoemd naar Ridder Gheeraert van Ghent, bijgenaamd de Duivel. Het gebouw wordt in de 14e eeuw eigendom van de stad Gent en vervult in de loop van de eeuwen met de nodige veranderingen diverse functies: ridderverblijf, wapenarsenaal, klooster, school, bisschoppelijk seminarie, krankzinnigengesticht en gevangenis. In 1830 wordt er een brandweerkazerne ingericht en aan het einde van de 19e eeuw aangekocht door het rijk en doet sindsdien dienst als rijksarchief.

© L.A.W.V.VIA-VIA
Gent - Monument Hubert en Jan van Eyck aan de Limburgstraat
We wandelen terug naar het Sint Baafsplein en zien aan onze rechterzijde de Koninklijke Nederlandse Schouwburg uit 1899 waar boven de ingang Apollo en zijn muzen uitkijken over het Sint Baafsplein en helemaal bovenaan op de gevel Vrouwe Harmonia een oogje in het zeil houdt. De gevel is verder versierd met 4 bronzen herauten die de blazoenen van de 4 belangrijkste rederijkerskamers van Gent dragen: De Fonteyne, St. Agnete of de Bomloze Mande, St. Barbara op St. Pieters en Maria ter Eere. De noordwestzijde wordt ingenomen door de Lakenhal en het Belfort met zijn imposante 95 meter hoge belforttoren. Op de statige spits van het Belfort waakt de draak over de bewoners van de stad en over de vrijheden, die Gent in 1181 ontvangt. Waarschijnlijk is het Belfort al voor 1314 gebouwd en in 1323 zijn al vier bouwlagen, van de zes geplande, klaar. Tussen 1377 en 1380 wordt een voorlopige houten torenbekroning opgetrokken met daarop de legendarische 'Draak van Gent'. De volgende eeuwen wordt de torenspits herhaaldelijk aangepast en na verschillende houten spitsen, krijgt het Belfort in 1851 een Neo-Gotische gietijzeren spits. Door de Wereldtentoonstelling in 1913 komt er gehavende spits op voorstel van Valentin Vaerwyck (1882-1959) vervangen door een Middeleeuwse spits, die in 1967 en 1980 opnieuw wordt gerestaureerd. De tegen het Belfort aanleunende Lakenhal stamt uit 1425 en wordt stopgezet in 1445 als slechts zeven ven de elf geplande traveeën zijn gebouwd. Pas in 1903 worden de vier ontbrekende traveeën bijgebouwd volgens de oorspronkelijke plannen. Sinds 1613 maken de schermers van de Sint Michielsgilde gebruik van de bovenste twee verdiepingen van de Lakenhal. Het toenmalige stadsbestuur geeft hiertoe toestemming, omdat de schermersgilde mee verantwoordelijk is voor de verdediging van de stad. Aangezien de gilde vandaag nog bestaat en het besluit uit 1613 nog steeds rechtgeldig is, wordt dit deel van de lakenhal nog steeds als officieel club- en oefenlokaal gebruikt.

Langs de Koninklijke Nederlandse Schouwburg naar rechts doorstekend komen we langs de achterzijde van de Lakenhal voorbij aan de "Mammelokker" uit 1741, waar de bewakers van de stadsgevangenis verbleven. Die gevangenis maakt in de periode van 1742 tot 1902 deel uit van de oude Lakenhal. De naam verwijst naar de legende van de "Romeinse liefdadigheid", een legende waarin een gevangene tot de dood door uithongering wordt veroordeeld, maar hij weigert te sterven. De legende vertelt dat zijn dochter een voedster is, die hem elke dag bezoekt om hem borstvoeding te geven. Als de cipiers dit ontdekken, vinden ze dit zo lief en goed, dat ze de man vrijlaten. Een fraaie timpaan beeldt dit uit. We staan nu op de Botermarkt met voor ons het Stadhuis. Het oudste deel, de vleugel naar rechts op de hoek van de Botermarkt met Hoogpoort is in Laat-Gotische Flamboyante stijl gebouwd tussen 1519 en 1539. De gevelnissen bevatten de beelden van de Graven van Vlaanderen. De negentien beelden zijn eind 19e, begin 20e eeuw gemaakt. Het is ontworpen door Rombout II Keldermans (1460-1531) en Dominicus de Waeghemaekere (1460-1542). De andere, de grootste vleugel stamt uit de Renaissance en is gebouwd tussen 1595 en 1618. De gevels worden gekenmerkt door een schoolse toepassing van opeenvolgende Dorische, Ionische en Korinthische driekwartzuilen en pilasters, geïnspireerd op de vormgeving van de Italiaanse Renaissance Palazzi. Aan het einde van de 19de eeuw bestaan er plannen om het stadhuis een Neo-Gotische gevel te geven aan de kant van het huidige Emiel Braunplein maar door geldgebrek is dit niet doorgegaan.

© L.A.W.V.VIA-VIA
Gent - Beeltenis "De Mammelokker"
Langs het Stadhuis komen we op de kruising met de Hoogpoort en de Belfortstraat. We steken over en vervolgen onze route door de Belfortstraat, langs het politiebureau, dat een prominente rol speelt in de Belgische TV-serie “Flikken Gent”. Zo komen we aan de St. Jacobskerk. Op deze plaats is in 1093 een eerste houten kerk gebouwd, toegewijd aan de H. Jacobus. Hoogstwaarschijnlijk heeft de bouw te maken met de komst van pelgrims op hun tocht naar Santiago de Compostella. Het gebouw wordt verwoest door troepen van Robert II Curthose (1054-1134), Hertog van Normandië en de oudste zoon van Willem de Veroveraar. Een nieuwe Romaanse kerk verrijst in de periode na 1120 en is de oudste Romaanse kerk in België met een dubbele westertoren. Uit die Romaanse periode resten nog de pijlers van het transept. De achtkantige vieringtoren uit de 13e eeuw is opgetrokken in de stijl van de Schelde Gotiek en in de 14e eeuw wordt de kerk uitgebreid met zijkapellen voor de gilden. Op het einde van de 15e eeuw krijgt een van de torens een Gotische spits in Balegemse steen. Het interieur heeft erg door de Beeldenstorm in de 16e eeuw en lokaal van de Gentse Republikeinen. Latere restauratie wordt uitgevoerd in Barokke stijl maar latere toevoegingen worden verwijderd en vervangen door Neo-Romaanse en Neo-Gotische elementen. De kerk oogt nu opnieuw Middeleeuws maar archeologisch is deze restauratie niet verantwoord. In de St. Jacobskerk staat het praalgraf (1748) van de verloskundige Jan Palfijn (1650-1730) van de beeldhouwer Karel Van Poucke (1740-1809). Ook vinden we er schilderijen van Gaspar de Crayer. Het plein bij de St. Jacobskerk is het hart van de Gentse Feesten, die op initiatief van Walter De Buck in 1970 hier naast de kerk nieuw leven hebben gekregen.

We steken door naar de Vrijdagmarkt, een van de oudste pleinen in Gent, dat een grote rol in de geschiedenis van de stad speelt. Midden op het plein staat een standbeeld van Jacob van Artevelde (1290-1345) die op het plein op 26 januari 1340 koning Eduard III van Engeland tot koning van Frankrijk uitroept en daarmee het gezag van de Lodewijk I van Nevers, Graaf van Vlaanderen en diens leenheer tart, maar vijf jaar later zelf op dit plein wordt vermoord. Hier speelt zich het grootste deel van het openbare leven af, zowel op politiek als sociaal vlak. Het plein vormt in de loop der tijd bij uitstek het decor voor grote volksverzamelingen en feestelijkheden en officiële ontvangsten van vorsten en andere hoogwaardigheidsbekleders. Al sinds 1199 wordt er de “wekelijkse” markt op vrijdagmorgen gehouden. Rond 1600 staat hier een standbeeld voor Keizer Karel V ter gelegenheid van de inhuldiging van de Aartshertogen Albrecht en Isabella. Het beeld, symbool van de staatsmacht, wordt echter regelmatig beklad en in 1792 door de Fransen verwijderd. Rondom die Vrijdagsmarkt zien we een aantal opvallende panden. Allereerst het gerestaureerde Toreken uit de tweede helft van de 15e eeuw en opgetrokken in Gotische stijl met een trapgevel en een traptorentje als het gildehuis van de huidevetters. Aan het Toreken hangt nog steeds de marktklok, die het begin van de markt aankondigt en een ring die in ooit gefungeerd heeft als schandpaal en waaraan afgekeurde lakens werden gehangen. Boven op het torentje staat een windhaan van de meermin Melusine met haar spiegel.

© L.A.W.V.VIA-VIA
Gent - Vrijdagmarkt met standbeeld Jacob van Artevelde
In de noordelijke hoek van de Vrijdagmarkt staan twee imposante gebouwen van de socialistische vakbeweging, de Bond Moyson en Ons Huis. Het gebouw van de Bond Moyson dateert uit 1899 met daarin oorspronkelijk allerlei winkels van de Gentse Coöperatieve Vooruit gehuisvest. In die tijd staat het bekend onder de naam Groote Magazijnen. Via de coöperatieve kunnen hier allerlei waren aangekocht worden zoals stoffen, schoen, kruiden, etc. Later wordt het gebouw omgebouwd tot kantoren en gaat het rijke Art Nouveau interieur verloren. Nu zijn er afdelingen van de socialistische mutualiteit ondergebracht. Het andere gebouw Ons Huis is uit 1902. Op de benedenverdieping is er lange tijd een café met boven vergaderzalen, een bibliotheek en een feestzaal waar ook theatervoorstellingen werden georganiseerd. In de jaren 30 wordt een bijkomende vleugel aangebouwd met verbinding naar de Meerseniersstraat. Ons Huis biedt onderdak aan diensten van ABVV, BBTK, TKD en Horval. Door de Meerseniersstraat komen we aan de Leie en zien aan onze linkerzijde de Dulle Griet, een monumentale ijzeren bombarde. Vanwege de oorspronkelijke rode kleur wordt dit kolossale kanon van oudsher ook “groten rooden duyvele” genoemd. Het is wellicht in 1431 vervaardigd door Jean Cambier, de grote wapenleverancier van de Bourgondische Hertog Filips de Goede. Het kanon wordt in 1578 samen met ander wapentuig van Oudenaarde naar Gent gebracht om daar te worden gebruikt in de strijd tegen de Spanjaarden. Het is een zogenaamd gecercleerd kanon dat is vervaardigd uit smeedijzeren staven waar omheen ijzeren hoepels zijn gelegd. Met een lengte van 5,025 meter en een oorspronkelijk gewicht van 12.500 kg is het een voor de tijd ongewoon groot geschut. Deze bombarde kan stenen projectielen verschieten met een diameter van 64 cm en een massa tot 295 kg. De houten schragen waar Dulle Griet oorspronkelijk op rust, zijn in 1783 vervangen door versierde steunen van blauwe hardsteen. Het pleintje waar het kanon zich op bevindt wordt Groot Kanonplein genoemd.

© L.A.W.V.VIA-VIA
Gent - Kanon de Dulle Griet op het Groot Kanonplein
Door de Langemunt vervolgen we onze stadswandeling om dan verderop linksaf de Onderstraat in te gaan. Halverwege is er een onooglijk steegje naar rechts tussen de Onderstraat en de Hoogpoort, de Werrengarenstraat, een gedoogzone voor Graffiti spuiten, ontstaan als graffitiproject in 1995 tijdens de Gentse Feesten. Zo is menige gevel en muur hier in de loop der jaren van een kleurrijk verfje voorzien, de een al keuriger dan de ander en voorzien van een “tag”, de handtekening van de graffitispuiter. Bijna elke dag zijn hier graffitikunstenaars aan het werk die vakkundig de ene laag verf boven de andere aanbrengen, waardoor dit straatje er tekens helemaal anders uitziet. Zo komen we aan de Hoogpoort, die we oversteken en waar we de Stadhuissteeg ingaan om achter het stadhuis langs uit te komen op het Emile Braunplein, vernoemd naar Burgemeester Baron Emiel Braun (1849-1927). Een deel van de publieke ruimte is overkapt door de Stadshal en maakt deel uit van het KoBra-project, een herinrichting van de openbare ruimtes in het historische centrum van Gent. De overkapping bestaat uit een stalen constructie op 4 betonnen sokkels, die 40 meter overspant. De overkapping is bedekt met een afwerking van Afrormosia-hout, dat na verloop van tijd zal vergrijzen. In het dak zitten 1600 kleine raampjes zitten, die zorgen voor een dynamische lichtinval. Onder de Stadshal bevinden zich een brasserie, publiek sanitair, artiestenloges en een fietsenstalling voor zo'n 200 fietsen. Op het grasperk staat het Emile Braunmonument van Georges Minne (1866-1941), een zwart marmeren beeldhouwgroep van vijf “Geknielde Jongelingen" rondom een fontein. Ook vinden we er sinds 1950 de legendarische "Klokke Roeland" waarvan de eigenlijke naam luidt "de Triomfante". Deze klok is gegoten in 1660 door de wereldbefaamde klokkengieter Pieter Hemony van Zutphen (1619-1680) voor de nieuwe beiaard van het Belfort. Sinds 1948 is zij uit het Belfort verwijderd en rust nu hier aan de voet van het Belfort op een arduinen voetstuk.

© L.A.W.V.VIA-VIA
Gent - Graffiti in de Werrengarenstraat
Aan de Cataloniëstraat hebben we zicht op het Metselaarshuis uit de 16de eeuw. Bovenop de trapgevel draaien zes moriskendansers vrolijk met de wind mee. Onder het gebouw bevindt zich een 13de-eeuwse kelder. De voorgevel van dit pand is lange tijd verborgen gebleven achter lukraak gebouwde arbeidershuisjes, zo zelfs dat op de Graslei een exacte kopie is nagebouwd voor de wereldtentoonstelling in 1913 naar de oorspronkelijke plannen tot het in 1976 bij verbouwingswerken is teruggevonden. Naar rechts komen we bij de Sint Nicolaaskerk, die aan de Korenmarkt ligt. Het kerkgebouw is toegewijd aan Nicolaas van Myra en een goed voorbeeld is van de Schelde Gotiek. Uniek is de vieringtoren, meer specifiek een lantaarntoren, die het transept verlicht en de luchtbogen van het hoofdkoor. Omstreeks 1100 staat hier op initiatief van de Sint Pietersabdij een Romaanse kerk, die in 1120 afbrandt. Vanaf de 13e eeuw wordt de Sint Nicolaaskerk in fasen verder opgebouwd en verbouwd. Het stapelrecht van graan dat Gent voor Vlaanderen heeft verworven is het financieel fundament hiervoor. Haar toewijding aan Nicolaas van Myra, patroonheilige van de schippers, bakkers en handelaren is symbolisch. Het Gents bestuur verleent in dezelfde periode de functie van belfort aan de lantaarntoren van de kerk. In de late Middeleeuwen worden de zijkapellen toegevoegd en wordt de oorspronkelijk vlakke koorafsluiting vervangen door Laat Gotische kranskapellen. De toren heeft aanvankelijk een veel hogere spits, die bijdraagt tot de opvallende hoogtestreving van het gebouw. Bij de bouw is gebruik gemaakt van Doornikse "blauwe" steen, die moeilijk bewerkbaar is, zoals te zien is aan de zuilen met zogenaamde “knolkapitelen”. Vanaf de 16e eeuw raakt de kerk in verval. Na restauraties in 1912-1913 en 1939-1943, waarbij de aangebouwde huizen en winkels zijn verdwenen, besluit men in 1960 over te gaan tot een grondige en nauwgezette restauratie, die nog loopt.

Vanuit de Sint Nicolaaskerk staan we meteen op de Korenmarkt. Het plein heet vroeger Koornaard, de plek waar in de 10e en 11e eeuw het graan dat via de Leie of Schelde Gent binnenkomt, verhandeld wordt. Het plein is omgeven door verschillende historische gebouwen en is een belangrijk toeristische trekpleister met cafés en terrasjes. Aan de westkant heeft vanaf het einde van de 15de eeuw de stadsgevangenis of Chastelet gestaan, die in 1716 is gesloopt en een paar jaar later plaats maakt voor een groot pakhuis. In de eerste helft van de 19de eeuw installeert men voor het pakhuis een waag. In de directe omgeving vestigen zich verschillende herbergen en het plein wordt een belangrijke vertrek- en aankomstplaats voor de postkoetsen, die later plaats maken voor de paardentrams en de elektrische trams. Aan het begin van de 20ste eeuw ondergaat de zuidwestkant van het plein grote aanpassingen. Het pakhuis en een aantal aangrenzende gebouwen worden afgebroken om met de aanleg van de nieuwe Sint Michielsbrug plaats te maken voor het postkantoor. Na WOII vernielt een brand een aantal panden aan de noordkant van de Korenmarkt en er komt een winkelcomplex voor terug met aan de buitenkant historiserende gevels.

© L.A.W.V.VIA-VIA
Gent - Expositie "Comme des soeurs" in de St. Nicolaaskerk
Langs dit opvallende oude Postkantoor wandelen we naar de Graslei, nadat we eerst even dit prachtige pand bekeken hebben. Het is ontworpen door de architect Louis Cloquet (1849-1920) in samenwerking met Stéphane Mortier (1857-1934) voor de Wereldtentoonstelling van 1913 en tussen 1898 en 1910 in Eclectische stijl met overwegend Neo-Gotische en Neo-Renaissance elementen gebouwd in navolging van de fraaie gevel van het Gildehuis der Vrij Schippers op de Graslei. De gevels zijn versierd met beelden en wapenschilden, die België, Vlaanderen, Wallonië, de 9 provincies en de 23 toenmalige Europese staatshoofden voorstellen. Het zijn er ongeveer 100 in het totaal. Het gebouw heeft achthoekige torens met spitsen, waaronder traptorens. Verder is er 52 meter hoge toren met een uurwerk. Aan de kant van de Korenmarkt zien we 5 beelden die duiden op de 5 werelddelen. De postduiven die op de muren geschilderd zijn, verwijzen nog naar de oorspronkelijke functie van het gebouw. Ondanks deze traditionele elementen is er gebruikgemaakt van eigentijdse materialen en technieken. De glas- en staalconstructies zijn verstopt achter een kleurrijke natuursteen. In 1998 wordt het gebouw verkocht door de Regie der Posterijen en nu is er op de begane grond een winkelcentrum met daarboven appartementen.

Aangekomen op de Graslei gaat de route langs de statige en imposante bebouwing op de kade van de rechteroever van de Leie. Vanaf de 11de eeuw groeien de handelsactiviteiten langs de kades van de Leie en is hier de haven van de stad. Door het graanstapelrecht van de Gent is hier centrum van de graanhandel in het Graafschap Vlaanderen. De huidige bebouwing is nog steeds een overblijfsel uit die tijd, al zijn verschillende gebouwen in de 18de en 19de eeuw aangepast en vanwege de Wereldtentoonstelling van 1913 zijn de gevels grondig gerestaureerd. Pas in 1994 worden Graslei en Korenlei met hun omgeving en aanpalende panden beschermd stadsgezicht en wordt gerekend tot een van de mooiste beschermde stadsgezichten van Europa. Beeldbepalend zijn hier het Gildehuis der Vrije Schippers is een gebouw aan de Graslei in Gent, gekocht in 1530 door het gilde van de Vrije schippers. De huidige voorgevel wordt vlak daarna gebouwd door bouwmeester Christoffel van den Berghe, maar naar aanleiding van de Gentse Wereldtentoonstelling in 1913 grondig gerestaureerd. De trapgevel opgetrokken uit Balegemse zandsteen in Brabantse Gotiek. We zien er de wapenschilden van de gebieden waarover Keizer Karel V regeert, van Vlaanderen en van Gent en de wapenspreuk van Keizer Karel V: "Plus oultre". Waterlijsten dekken de beneden- en bovenverdiepingen af. Opvallend is de korfboogvormige deur in een geprofileerde rechthoekige omlijsting op neuten voorzien van steektrap met ijzeren leuningen met boven de deur een gebeeldhouwd karveel.

© L.A.W.V.VIA-VIA
Gent - Zicht op Korenlei en Graslei vanaf de Leie
Verder zijn er een tweetal panden van de Korenmeters: één uit 1435 in Vlaamse Renaissance stijl en een tweede gildehuis van de graanmeters uit 1698 uit de periode van de Barok. Aan de Graslei vinden we ook het kleinste huisje in Gent: het Tolhuisje. De gevel stamt uit 1682 en het pand is zo klein omdat het in een voormalige brandgang is gebouwd. Een kwestie van kosten besparen: voorgevel, achtergevel, een dak erop en "klaar is Kees". Tot 1734 is dit tolhuisje gebruikt door de stapelheren of graankeurders. Even verderop komen we langs het Korenstapelhuis of Spijker, een gildehuis uit de late 12de eeuw en een van de oudste voorbeelden van burgerlijke Romaanse architectuur in de Lage Landen opgetrokken in Doornikse kalksteen. Het functioneert tot 1734 als opslagplaats voor het graan en daarna als vergaderruimte voor de graanlossers. In de 19de eeuw geraakt het pand in verval, tot het in 1901-1902 wordt gerestaureerd naar een ontwerp van architect August Van Assche (1826-1907). Het pand heeft een licht voorover buigende trapgevel met zadeldak op een basis van zeven traveeën en drie verdiepingen. De benedenverdieping heeft rondboogvormige muuropeningen, die gescheiden worden door penanten en afgelijnd met een driedubbele waterlijst. Hierboven springt de gevel naar achteren zodat over gehele breedte een galerij ontstaat afgesloten met ijzeren leuning. De vensteropeningen op de bovenverdiepingen worden gedeeld door een monoliet deelzuiltje met bovendorpel op consoles en een blind rondboogveld.

Aan het einde van de Graslei komen we aan de Hooiaard, die we schuin oversteken om dan de Pensmarkt in te wandelen. Hier gaat de route langs het Groot Vleeshuis, een voormalige overdekte markt en gildehuis. De verkoop van vlees is in de Middeleeuwen in vleeshallen of vleeshuizen gecentraliseerd om de verkoop van het vlees te controleren. De thuisverkoop van vlees is verboden en zo heeft elke Middeleeuwse stad een of meer vleeshuizen. In de late Middeleeuwen ligt het Groot Vleeshuis aan de Vismarkt, nu Groentenmarkt. Een eerste vermelding van het vleeshuis zou dateren uit 1251 en is dan in vergelijking met het huidige gebouw een klein houten huis dat niet eens tot aan de Vleeshuisbrug reikt. Tussen deze brug en het oudste Vleeshuis is er tot 1690 de losplaats om de vis vanaf de Leie naar de Vismarkt te kunnen brengen. De vleeshouwers laten vanaf 1407 een nieuw gebouw optrekken dat groot genoeg was om aan elk lid van het grote ambacht een eigen vleesbank te verpachten. Tussen 1446 en 1448 wordt in de zuidwestelijke hoek een kapel met vergaderzaal ingebouwd waarin nog een muurschildering bewaard is gebleven. Om de visaanvoer te kunnen blijven garanderen zijn er onder het Groot Vleeshuis vier kanalen gemetseld, zodat de platte visschuiten vanuit de Leie rechtstreeks de Vismarkt kunnen blijven bereiken. De gewelven van deze doorsteken zijn aan de zijde van de Leie nog goed zichtbaar. In 1543 werden zestien penshuisjes aangebouwd, winkeltjes waar ingewanden, darmvet en andere resten van slachtdieren naast pluimvee verkocht worden, die niet toegelaten zijn in het vleeshuis. Op het eind van de 19e eeuw komt het Groot Vleeshuis leeg te staan door de bouw van een nieuw vleeshuis aan het Sint Veerleplein. Vanwege de Wereldtentoonstelling van 1913 wordt besloten het Groot Vleeshuis en de penshuisjes te restaureren in de toestand van vóór 1744 naar plannen van architect E. Van Hamme. Het Groot Vleeshuis doet nu dienst als promotiecentrum voor Oost-Vlaamse streekproducten.

© L.A.W.V.VIA-VIA
Gent - Ganda hammen opgehangen aan het gebinte van het Groot Vleeshuis
Op de hoek van de Groentenmarkt tegen de gevel van het Groot Vleeshuis staat het kleinste café van Gent. Vroeger een penshuisje, waar de minder bedeelden ingewanden konden kopen, die om hygiënische redenen niet in het Vleeshuis zelf worden verhandeld. De naam van het café verwijst echter naar de functie van de achtergevel. Daar wachtten de veroordeelden op de uitvoering van hun straf. Hier om de hoek gaat de stadswandeling over de Leie om dan meteen na de brug rechtsaf direct het voetpad op de kade van Leie te volgen. Zo komen we op de Kraanlei, waar we meteen links aan de gevel het "Gents manneke pis" zien. Dit beeldje zou veel ouder zijn dan het bekende Manneken Pis van Brussel. Het originele beeldje met paraplu van gebakken klei zou tijdens een storm stukgevallen zijn. Later is het beeldje vervangen door een bronzen standbeeld. Aan dit beeldje zijn ook vele legendes verbonden. Dit komt door de mysterieuze oorsprong van het beeldje. De bekendste legende is die van de Graaf van Vlaanderen, die bij terugkeer van een kruistocht een klein kind, zijn bastaardkind, heeft meegenomen. Maar de graaf is geen makkelijke persoon en mishandelt op een dag een geestelijke, die hem tegenspreekt. Hierop wordt de graaf door een vloek getroffen. Hij zou geraakt worden in het wezen waar hij het meest van houdt. En als later tijdens een officiële defilé zijn kind moet plassen, doet hij dit tegen een gevel en wordt meteen gestraft. Het kind verandert in een stenen beeld.

De Kraanlei is vernoemd naar de houten kraan die daar vanaf de 16e eeuw heeft gestaan. Zware stukgoederen, zoals vaten wijn en diverse andere goederen, worden hier gelost. Het is een zeer stevige houten kraan, die één verdieping heeft en gebruikt wordt voor het bijhouden van de boekhouding. Aan beide zijden van de kraan is er een traprad geïnstalleerd waarmee door het lopen van de kraankinderen de kraan in beweging wordt gebracht om het takelen mogelijk te maken. Op de Kraanlei komen we aan Huis van Alijn, in 1363 door de Familie Alijn gesticht als hospitaal als zoenoffer na een twist met dodelijke afloop tussen de Families Alijn en Rijms. Graaf Lodewijk van Male beslist dan dat de familie Rijms een som van 200 pond parisi aan de Familie Alijn moet betalen. In de 16e eeuw krijgt het pand zijn huidige vorm met toegangspoort en acht huisjes aan de straatkant en zestien driekamerwoningen rond het binnenplein. De Laat-Gotische Sint Catharinakapel word tussen 1543 en 1546 gebouwd. Sinds 1962 is er het Museum voor Volkskunde ondergebracht en in 2000 ondergaat het museum zijn grondige gedaanteverwisseling door nieuw beleid en een herziene oriëntering op het begrip volkscultuur in een samenleving waar verschillende culturen naast elkaar leven.

© L.A.W.V.VIA-VIA
Gent - Huis "De Fluitspeler" of "Het Vliegend Hert" aan de Kraanlei
Verderop in het verlengde van de Zuivelbrugstraat staan nog twee opvallende panden uit de 17e eeuw, een tijdperk waarin bijzonder weinig is gebouwd, aangezien Gent dan allesbehalve welvarend is. Het huis nr. 79 toont zes Werken van Barmhartigheid. Het zevende werk, de doden begraven, ontbreekt omdat het wellicht te somber is. Voor 1860 is het waarschijnlijk altijd een herberg geweest, daarna wordt het een winkel. Net na de WOI is het opnieuw een herberg. Nu kennen de Gentenaren dit huis als "Huis Temmerman", waar mevrouw Temmerman typisch plaatselijke lekkernijen voorschotelt, zoals Gentsche mokken en Gentsche knopkes. Het ernaast gelegen huis met een rijk versierde geveltop uit 1669 verbeeldt in terracotta reliëfpanelen de allegorieën van de de vijf zintuigen, maar ook een fluitspeler, een vliegend hert en bovenaan de symbolen Geloof, Hoop en Liefde en Madonna met kind bekroont het driehoekig fronton. Het in baksteen opgetrokken huis is afgewerkt met hardsteen voor de plint en zandsteen voor de dorpels, waterlijsten en de venster- en deuromlijstingen. Het huis is eerst in bezit van een goudsmid, die waarschijnlijk al deze versieringen op zijn huis heeft aangebracht. Later wordt een soort bodega voor gegoede burgers en in 1860 komt er een borstelmaker wonen. Vanaf 1892 is het een herberg met niet al te goede faam. Nu is er “De Hel” gevestigd, één van de bekendere restaurants in Gent.

Als we hier linksaf de Rodekoningstraat inslaan, komen we in één van de oudste wijken van Gent terecht, het Patershol. Dit stadsdeel is ongeveer 4,5 hectare groot en telt een gesloten stratenpatroon dat uit de Middeleeuwen bewaard is gebleven. De Leie vormt de natuurlijke grens met de rest van het oude stadscentrum. Van oorsprong is de buurt een militair gebied dat eigendom is van de Graven van Vlaanderen. Op het eind van de 13de eeuw vestigen er zich paters en gaat het gebied naar het Schependom van Gent. Als op het eind van de 15de eeuw de Raad van Vlaanderen in het nabijgelegen Gravensteen wordt ondergebracht, komen in het gebied advocaten en magistraten wonen en later ook middenstanders en ambachtslieden, zoals leerlooiers. Het Patershol is dan een gegoede buurt. Bij de opkomst van de industrialisatie aan het begin van de 19de eeuw, wordt het Patershol een buurt waar veel arbeiders gaan wonen. Veel grote gebouwen worden afgebroken of opgedeeld in kleinere arbeiderswoningen. Als de industrie en z'n werknemers zich op het eind van de 19de eeuw maar naar de buitenwijken verplaatsen, wordt het Patershol met z'n oud nauw stratenpatroon geleidelijk een achtergestelde buurt of getto, een toestand, die tot in de jaren zeventig van de vorige eeuw blijft bestaan. De wijk huisvest tegenwoordig veel kleine gezellige cafés en restaurantjes, waardoor de oude uitstraling weer is teruggebracht. opgewaardeerd werd.

© L.A.W.V.VIA-VIA
Gent - Zeugsteeg in de wijk Patershol
De Rodekoningstraat brengt ons midden in de wijk Patershol, dat met zijn directe omgeving in 1981 tot beschermd stadsgezicht is verklaard. We wandelen naar links de Corduwaniersstraat in om dan naar rechts de Karmelietenstraat te volgen. Zo komen we op de Plotersgracht, die we naar links volgen Even verderop kijken we de Vrouwebroersstraat. Hier vinden we het Provinciaal Cultuurcentrum ondergebracht in het voormalig Caermersklooster van de geschoeide Karmelieten, een contemplatieve monnikenorde die in 1272 hun intrek nemen in Gent. Er ontstaan dan in de loop der tijd een kerk en kloosterpanden, sacristie, gastenverblijf, ziekenhuis en brouwerij. Tijdens de Beeldenstorm wordt het klooster geplunderd en ingericht voor de Protestantse eredienst. Na deze periode volgt een lang en moeilijk herstel. Als het klooster na de Franse Revolutie (1796) wordt opgeheven, komt het in privébezit. Rond 1850 worden de galerijen van het tweede pandhof dichtgemaakt en ingericht als kleine woningen om het nijpend gebrek aan huisvesting in die periode te helpen oplossen. De kerk, door de stad Gent in 1881 aangekocht, wordt als Archeologisch en Oudheidkundig Museum ingericht en later als opslagplaats voor decors van de opera en andere spullen gebruikt. In 1981 wordt met de provincie de kerk geruild voor het tweede pandhof en krijgt de kerk een bestemming als tentoonstellingsruimte, het Provinciaal Cultuurcentrum Caermersklooster. Het tweede pandhof wordt door de stad Gent gerestaureerd en ingericht als sociale woningbouw met respect voor het historisch verleden in combinatie met de hedendaagse comfortnormen.

We vervolgen de Plotersgracht met zijn gezellige cafés en restaurantjes en voorbij het inkijkje door de Zeugstraat komen we aan de Haringsteeg, die we inslaan en uitlopen op de Geldmunt. We staan weer aan het Sint Veerleplein met de Middeleeuwse burcht het Gravensteen. Hier eindigt onze stadswandeling.

Charles Aerssens

Deze wandeling is met de grootst mogelijke zorg samengesteld. Maar ten aanzien van wijzigingen of onvolledigheden in de tekst kan geen aansprakelijkheid worden aanvaard. Houdt er in elk geval rekening mee dat je voor deze wandeling met een eventuele rondvaart door Gent meer dan een dag nodig hebt. Als je alle bezienswaardigheden binnenstapt, zelfs langer.

HANDIGE GIDSEN

- Stedengids Gent, Michelin, € 9,95, ISBN 9789020994858
- 100% Gent, Annelies Ryckaert, € 10,95, ISBN 9789057675201
- Capitool Reisgids Gent - Oost-Vlaanderen, € 24,99, ISBN 9789047515463

INFORMATIE

Belgisch verkeersbureau Wallonië-Brussel
Prinsessenhof Zijlweg 148-A3
2015 BJ Haarlem
Telefoon: +31 23 5344434
Fax: +31 23 5342050

Dienst Toerisme Gent
Sint Veerleplein 5
B - 9000 Gent
België
Tel.: 0032 9 266 56 60
www.visitgent.be


Lange Afstand Wandelvereniging "VIA-VIA".

Gegenereerd op 28-07-2013 door C.P.J. Aerssens