Andreas Schotel (1896-1984)

1980 © Leenie Heeffer van Rijn/Museum Andreas Schotel


Zestig zomers lang, van 1924 tot 1984, kwam de Rotterdamse etser Andreas Schotel (1896-1984) met veel plezier naar Esbeek om er te werken. Hij verbleef er met zijn gezin, zijn vrouw en twee dochters, in een soort tuinhuisje dat door de plaatselijke bevolking 'de Schuttel' werd genoemd, een verbastering van zijn naam. Het huisje wordt door de Stichting Andreas Schotel gekoesterd in de staat waarin de kunstenaar het achterliet - hij zou ieder moment zomaar kunnen binnenlopen - en wordt op verzoek geopend. Tot 1969 mat het twee bij twee meter, daarna werd het vergroot met een bedlengte. De gordijntjes achter de ramen zijn roodwit, in de stijl van Brabants bont. Het aangebouwde atelier heeft de afmetingen van een houthok. Hier brandde hij zijn verven. Het huisje moet voor hem en zijn gezin wel erg krap zijn geweest. De soberheid ervan strookt volledig met zijn Spartaanse levensinstelling. Voor de dorpsbewoners was het moeilijk te begrijpen dat iemand uit de stad het prettig vond de zomer door te brengen in een hutje. Het is zowat het oudste zomerhuisje van ons land- Vanhier uit was hij in twee tellen onder de landbouwers en als hij zich omdraaide zat hij in het bos.

ACHTERGROND

Schotel kwam uit een arbeidersmilieu. Zijn vader was van beroep lakker. Als veertienjarige al werkte Andreas als patroontekenaar op een Rotterdamse tapijtenfabriek. Tijdens de Eerste Wereldoorlog werd hij als zoveel jongemannen opgeroepen voor militaire dienst en in Brabant aan de Belgische grens gelegerd om er onze neutraliteit te bewaken. in 1916 kwam hij vervroegd vrij uit dienst en ging studeren aan de Kunstacademie in Rotterdam. Hij koos voor de grafische kunsten waarbij het maken van etsen al snel de ovorhand kreeg. Hij trouwde met Mies Gips met wie hij drie dochters kreeg, waarvan er een al op jeugdige leeftijd overleed.


EEN HOLLANDER ONTDEKT BRABANT, EEN STEDELING HET PLATTELAND

Via de directeur van de gasfabriek in Kralingen kwam hij in 1922 in contact met diens broer Cornelis Sissingh, die als houtvester was aangesteld op ontginningslandgoed 'De Utrecht' van de gelijknamige levensverzekeringsmaatschappij. Hij mocht er gratis wonen in de timmermanswoning naast de brandtoren. In die vroege Esbeekse periode portretteerde hij directeur Ingenegeren. Deze had een grote belangstelling voor het landschap en de werkende mens daarin en verleende kunstenaar alle medewerking. Het jonge paar kreeg een startkapitaal van f 60 om de begintijd te overbruggen. Na een jaar was er nog niets verkocht en keerde het gezin uit geldgebrek terug naar Rotterdam.


Maar Esbeek had zijn hart gestolen en Schotel liet het er niet bij zitten. In Rotterdam tikte hij in de chique wijk Kralingen van mevrouw Tor Kuile een tuinhuisje op de de kop dat hij de zomer erop naar Esbeek liet overbrengen. Aanvankelijk stond het een stuk dichter bij de opzichterswoning van De Oranjebond. Daarvan kreeg men elektriciteit en werd water uit de put gehaald. In droge zomers moest het gezin spaarzaam omspringen met water. De emmer raakte soms de bodem van de put. Er waren veel taken, weet dochter Anne-Marie zich nog te herinneren. De vloer vegen, bed opmaken, melk halen bij boer Hendrixen, boodschappen doen in het dorp en helpen bij het koken en (af)wassen. De avond voor ze terugkeerden naar Rotterdam, was er altijd een feestelijk afscheid bij de boswachter, met taart. De boswachters op de Oranjebond waren achtereenvolgens Slik, Franken, Warnders en Reuser. Bij de buren aan de andere kant, Souwen, werden de avonden doorgebracht met sterke verhalen en soms hanengevechten.

EEN PROTESTANTSE ENCLAVE

Aanvankelijk werd er raar aangekeken tegen deze 'rooie'. Van protestantse huize had hij zich, consequent aan het socialisme, tot het atheisme 'bekeerd'. Het communistische partijblad De Waarheid werd in De Schuttel trouw bezorgd en gelezen. Hij zwom ook graag in het grote ven De Flaes, wat door de dorpelingen als 'vrijzinnig' werd beschouwd. Landbouwer Jan Lambregts weet uit eigen ervaring nog te vertellen dat Schotel het niet op de kerk begrepen had, wat niet wil zeggen dat hij het conflict zocht met de plaatselijke clerus. Hij hield zich wat dat betreft doelbewust zoveel mogelijk op de vlakte om de mensen hier in hun waarde te laten. Hij voelde zich in Esbeek te gast en koppelde hieraan een zekere bescheidenheid.


Bovendien was Esbeek niet zo homogeen katholiek. De Utrecht had voor de ontginning Zeeuwse en Gelderse pachtboeren aangetrokken van protestantse huize. Op dat landgoed trof Schotel dus al vreemde eenden in de bijt aan. Men gaf, zeker de eerste decennia, de voorkeur aan niet-Brabantse pachters omdat die beter op de hoogte zouden zijn van de moderne landbouwtechnieken. Zo vestigden zich in Esbeek de Zuid-Bevelandse families Van Liere en Westveer. Ze bleven hun traditionele klederdracht trouw ver nadat de Brabantse boeren hun oude kloffie hadden afgezworen.

DOCUMENTEN VAN SOCIALE GESCHIEDENIS

Op zijn etsen legde Schotel de late maar snelle ontwikkeling op het Brabantse platteland vast. Hierbij maakten de zeisen, zichten en sikkels geleidelijk plaats voor de tractor en nog later de dorsmachine. Stokoud geworden zag hij de welvarende kleinzonen van de arme keuterboertjes over het land walsen. Een agrarische revolutie, voorbij gerold aan het scherpe oog van een artiest. De boer moderniseerde zich, de kunstenaar, hij etste voort. Van een arm en achterlijk gebied moderniseerden de Kempen zich in sneltreinvaart. Veel ging daarbij verloren, Schotel legde het vast. Op zijn etsen kunnen we onze eigen ouders, grootouders en overgrootouders zien zwoegen. Door zijn voorkeur voor de mens aan het werk is Schotels werk van grote betekenis voor de sociale geschiedenis. Zijn vele honderden etsen zijn niet alleen waardevol in artistiek opzicht, maar hebben ook een documentaire waarde. In Rotterdam waren het de schonkige arbeiders uit de Rotterdamse haven die hem als model dienden, in Esbeek de tanige zandboeren: hommages aan de mens in het zweet zijns aanschijns. Hij beeldde de boeren en landarbeiders fier af achter hun eg en later op de trekker. Daarmee won hij hun respect. Schotel tekende hun gekromde ruggen en door weer en wind gelooide huid. Hij zag hun armoede maar ook hun geluk: ze waren ééin met het land waarvan ze leefden. Niet de aan sociale misstanden ten onder gaande mens, maar eerder de tevreden harde werker stond bij hem centraal.


'EEN VREEMDE LIEVE, EEN LIEVE VREEMDE'

Ondanks het feit dat hij een vreemde eend in de bijt was, was hij geliefd in het dorp. Zo zagen de boeren uit heel de omgeving, van Esbeek maar ook van Hooge en Lage Mierde en Netersel, een kunstenaar die vroeg hen te mogen natekenen in het veld, 'naar de natuur'. Weinigen zeiden nee – wie wil er niet afgebeeld worden? - maar het nut ervan zag maar een enkeling in. Het was immers allemaal zo gewoon. Aan het dagelijkse was toch niets bijzonders? Nu zijn we blij met deze tijdsdocumenten. Al snel kwam het probleem van menig kunstenaar om de hoek kijken: hij verkocht weinig tot niets. Dit leidde voor Schotel tot een sober bestaan. De arbeiders vonden het wel mooi maar kochten niets - ze hadden geen geld - en de patroons en rijke boeren wilden geen arbeider of knecht aan de muur. Die waren beneden hun stand en zo'n portret kon je nog een slecht geweten bezorgen ook.

Hij stond op goede voet met de boeren en liep vaak al etsend met ze mee. Sommigen lieten hun haverhopen langer voor hem staan, wat hem de tijd gaf ze goed na te tekenen. Hij werd in Esbeek getolereerd omdat hij oprecht geinteresseerd was in de arbeidende mens. Hij lachte ze niet uit, ging geen discussie aan en hield de boeren niet op bij hun werk. En de boeren voelden zich gestreeld om door een kunstenaar vereeuwigd te worden, of ze nu Souwen, Hendrixen of Van Rijn heetten. Hij was goed bevriend met kunstenaar en schrijver Jan van der Heijden uit Netersel en met het hoofd van de school in Esbeek meester Lauwers, een fijne katholiek. Deze is de auteur van Langs de Hilverboorden [1924), waarin tien werken van Schotel zijn opgenomen. Dit antiquarisch zeer gezochte boek was door de 'Vereeniging voor Vreemdelingenverkeer Hilvarenbeek Vooruit' uitgegeven ter gelegenheid van het vijfentwintigjarige bestaan van landgoed De Utrecht. Lauwers gaf aan de boeren landbouwcursussen, met de bedoeling ze op een hoger welvaartsniveau te brengen. Schotel liet hij de diploma's ontwerpen. Daarvan hangen er nog enkele in Esbeekse huiskamers. Lauwers en hij hielden er weliswaar een heel andere ideologie op na, maar ze deelden elkaars idealen.

EEN VERNIEUWER

Samen met Johanncs Proost [1882-1942) ontwikkelde Schotel de techniek van de schoongedrukte ets. Voor het eerst werd de ets niet meer gezien als een afgeleide van de schilderkunst, maar als een genre op zich. Met de schone witte achtergrond gaat het zwart een geraffineerd samenspel aan. Schotel mag je de eerste echte etser noemen. Vóór hem had je etsen met een schilderkunstige arcering. Schotel ging uit van de lijn zelf. De techniek van de schone ets hield in dat naast tere ook zeer brede lijnen werden 'uitgebeten' en dat het niet-gebetene geen afdruk gaf. Er werd niet langer met inkt gedrukt maar met zelfgebrande olieverf. Schotel ontwikkelde een werktuig, 'Mari' (naar de onbevlekte ontvangenis), waarmee hij de overtollige inkt van de etsplaat kon verwijderen zonder de lijn aan te tasten. Door dit ‘schone drukken’ ontstond er een grijswaas. Hij was een moderne alchimist. De chemische industrie heeft de verf bedorven vooe de ets. Ik maak ze zelf, ik haal houtroet uit de schoorstenen. Als grondstof voor zijn zwarte verf wist hij in Brabant gelukkig nog boeren te zitten die uitsluitend op hout stookten. Hij ging er ieder voorjaar de schoorsteen vegen.

© L.A.W.V.VIA-VIA
Esbeek - drukpers in Museum Andreas Schotel
NAAR DE REALITEIT

Schotel zocht niet zozeer naar schoonheid dan wel naar actie. Vóór hem waren de afbeeldingen van landbouwers eerder schilderachtig dan realistisch. Ze gaven zelden de werkelijkheid weer, de graanhoogte was fout of de houding van de werkers klopte niet. Schotel beeldde de werkers altijd raak uit. Hij was de reake vastlegger van de actie. Hiervoor werd hij zeer gewaardeerd door de ‘werkende mens’: Jao, da’s den trekker van den diejen, kek daor maer. Waarbij werd gewezen op de onderdelen. Iedere lijn was een individu. Een lik, een veeg of een kras en er stond iemand. Hij werkte naar de natuur. Zijn werk is figuratief en dus realistisch. Hij had er plezier in buiten te tekenen en de onderwerpen in zijn aletier verder uit te werken. Belangrijke onderwerpen van zijn kunst waren het portret, de machine, het landschap, de bosarbeider en – niet het minst – de landarbeid.

LATE ERKENNING

Pas na zijn tachtigste ontving hij de landelijke erkenning die hij (al veel lange) verdiende en in 1979 mocht hij de oprichting meemaken van de Esbeekse 'Stichting Vrienden van Andreas Schotel'. Het hele dorp, er kon geen vlo meer bij, gaf bij de oprichting in de Schuttershof acte de présence. Eens per jaar komen de vrienden bijeen voor een gezellige avond met levende muziek en een boeiende spreker. Thuis halen ze hun ets van het afgelopen jaar van de muur om een nieuwe Schotel voor het lopende jaar te kiezen: een charmante vorm van kunstuitleen, in de geest van de geëerde kunstenaar. Dit gebeurt allemaal wederom in De Schuttershof, waar de kunstenaar wel eens kwam buurten. Hij dronk er koffie, nooit alcohol. Etsen zijn kwetsbaarder dan je in eerste instantie zou denken. De minste lichtinval kan de kleurstelling op den duur geweld aandoen. Oud leerlinge en beheerster van zijn werk Leen Rademaker deed een brief met tips uitgaan naar de leden. Kies er bijvoorbeeld een donker plekje voor uit in de huiskamer en ga niet met een natte spons over het glas heen, want het vocht kan er onderdoor kruipen.


De publieke erkenning was meer dan hij ooit had durven dromen. Na mijn tachtigste is het succes gekomen. lk verkoop, hoor je dat, ik verkoop. Dat is een vreemde gewaarwording, want succes heeft me eigenljk nooit geinteresseerd. Ik ben altijd mij eigen gang gegaan en dat viel niet mee, want meer dan een minimumlijder ben ik nooit geweest. Succes was voor mij als ik een prent had gedrukt die me het gevoel gaf dat ik het onderwerp raak had getroffen. Iets anders maken wat beter verkocht - een burgerlijk idee – kwam nooit in hem op. Hij deed geen concessies aan zijn ideaal.

Bij de aankoop van de Rovertsche Heide door Brabants Landschap in 1976 werd De Schuttel verplaatst naar een plek 200 meter verderop, dichter aan de straatkant. Rademaker wilde dat er een culturele bestemmming aan werd gegeven of dat er op zijn minst een toeristische fietsroute langs kwam te lopen. Dat zou het huisje meer tot zijn recht laten komen. In dat kleine hokkie van twee bij twee heeft hij de hele sociale geschiedenis van Noord-Brabant getekend!

Mei 2009 werd in Esbeek in de Schuttershof het 'Museum Andreas Schotel' geopend. Behalve maandag is het alle dagen open van 11.00 - 16.00 uur. Met dank aan Ad van Rijswjk voor het controleren van de tekst en het beschikbaar stellen van de etsen, namens 'De Vrienden van'.

Thijs Caspers

Bron:

Brabants Landschap - december 2009 - nr.165

Deze gegevens zijn met de grootst mogelijke zorg samengesteld. Maar ten aanzien van wijzigingen of onvolledigheden in de tekst kan geen aansprakelijkheid worden aanvaard. Nieuwe informatie is welkom en zal worden verwerkt.

Charles Aerssens

Lange Afstand Wandelvereniging "VIA-VIA".

Aangepast 03-01-2020 door C.P.J. Aerssens