STADSWANDELING DOOR ALKMAAR



Alkmaar is na Amsterdam en Haarlem de derde stad van Noord-Holland en ligt in de samenwerkingsregio Kennemerland en deels in West-Friesland. In 2004 heeft Alkmaar gevierd dat het 750 jaar stadsrechten bezit, die op 11 juni 1254 verleend zijn door Graaf Willem II (1228-1256), Graaf van Holland en Zeeland. Onder bescherming van kastelen als Torenburg, Middelburg en Nieuwenburg wordt Alkmaar grensvesting en uitvalsbasis in de eeuwenlange strijd tegen de West-Friezen. Het verloop van de geschiedenis bepaalt het belang van Alkmaar. Zo zou in 1429 hier het Bloedmirakel hebben plaatsgevonden, waarbij op wonderbaarlijke wijze bloedvlekken verschijnen in een stuk textiel. In 1492 vindt er de Opstand van het Kaas- en Broodvolk plaats en in de zomer van 1517 hebben de stad en de omgeving te lijden van plunderingen door de Arumer Zwarte Hoop.

Aan het begin van de Tachtigjarige Oorlog (1568-1648) komen de Nederlanden onder Willem van Oranje in opstand tegen de toenmalige landsheer Filips II, Koning van Spanje en dit laat ook zijn sporen na in Alkmaar. In juni 1572 zijn het de Calvinistische Geuzen onder aanvoering van Diederik Sonoy die de Alkmaarse franciscaner priesters en broeders oppakken en in Enkhuizen omwille van hun trouw aan het Katholieke geloof, na gruwelijke marteling, vermoorden. De Spaanse troepen, die in Oudorp hun kamp hebben opgeslagen, vallen Alkmaar aan op 21 augustus 1573 en belegeren de stad tot 8 oktober 1574. Maar de Alkmaarders weet met kokende teer en brandende takkenbossen stand te houden tegen de Spaanse stormaanvallen. Deze gebeurtenis leidt tot het bekende historische gezegde “Bij Alkmaar begint de victorie”. Want het Spaanse leger onder bevel van Alva's zoon Don Frederik trekt zich terug op het moment dat de dijken worden doorgestoken en het platteland rondom de stad onder water wordt gezet.

© Stedelijk Museum Alkmaar
Stedelijk Museum Alkmaar - Schilderij van het beleg van Alkmaar in 1573

Alkmaar komt daarna tot grote bloei en wordt een veilige stad. Omdat elders de Tachtigjarige Oorlog nog enkele tientallen jaren voortduurt, krijgt de stad te maken met een toeloop van mensen uit de overige Nederlanden. Om deze mensen te huisvesten worden kleine eilandjes in het oostelijke stadsdeel bouwrijp gemaakt, waarop zich geleidelijk aan een groot aantal ambachtelijke bedrijven, zoutziederijen, bierbrouwerijen, pakhuizen en winkels vestigden. Deze ontwikkeling komt in een stroomversnelling door het hernieuwd toekennen van het Waagrecht aan de stad Alkmaar, waardoor de kaasmarkt sterk groeit. Zo zien we in het historisch centrum nu nog bijna 400 rijksmonumenten en 700 gemeentelijke monumenten en een groot aantal van die historisch gebouwen en panden zullen we op deze stadswandeling passeren.


ROUTEBESCHRIJVING STADSWANDELING ALKMAAR

Voor deze stadswandeling door het oude historische centrum van Alkmaar vertrekken we vanaf het Station Alkmaar aan de Stationsweg, waar we aan de noordzijde een grote parkeerplaats vinden. Het Station Alkmaar wordt in gebruik genomen in 1865 met de opening van de spoorlijn Den Helder – Alkmaar. Dit is de tweede door de Hollandsche IJzeren Spoorweg Maatschappij (HSM) in gebruik genomen spoorlijn en maakt deel uit van het door de Staat der Nederlanden aangelegde traject van Den Helder naar Amsterdam. Het is een van de standaardstations van het Type SS derde klasse, zoals die in de jaren zestig van de 19e eeuw gebouwd worden door de Staatsspoorwegen. In de loop der jaren is het stationsgebouw grondig verbouwd en aangepast, waarbij de beide uiteinden en ook de vleugels zijn verhoogd, zodat het hele gebouw nu twee verdiepingen heeft. In de jaren zestig van de vorige eeuw wordt het middelste deel van de voorgevel ingrijpend gewijzigd en krijgt de stationshal een grotendeels uit glas bestaande voorzijde, waardoor het aanzicht sterk verandert.

© Archief Alkmaar
Alkmaar - Station Alkmaar 1865
Vanaf het station wandelen we naar rechts door de Stationsweg tot we aan de T-splitsing komen met de Bergerweg en Scharlo. Hier gaat de route naar links en langs de rotonde over de Geesterweg bereiken de Bergerbrug over het water van de huidige stadsgracht. Hier heeft vroeger een smalle houten ophaalbrug, met een hoog hek en de stadspoort, de Bergerpoort of Geesterpoort gelegen. In de 19e eeuw verliezen dergelijke poorten en hekken hun functie en zijn velen verdwenen. Zo ook de Bergerpoort of Geesterpoort. Op de hoek van Zevenhuizen en Geest vinden we het hoofdgebouw of beheerderswoning van het Hofje van Paling en Foreest met een prachtige gevelsteen. Het Provenhuis Paling en Van Foreest is een van de oudste hofjes in Alkmaar. Het provenhuis wordt gesticht in 1540 met geld uit het testament dat het echtpaar Pieter Claeszoon Paling en Joost van Foreest Willem Dircksdochter. Bij het Clarissenklooster, even buiten de oude Geesterpoort, heeft Paling al in 1522 enige huisjes aangekocht met het vooropgezet doel hier een provenhuis te stichten. In eerste instantie is het provenhuis gereserveerd voor 12 arme, oude lieden. Hier worden alleen vrouwen toegelaten en daarmee verwordt het provenhuis feitelijk tot een hofje waar tot 1690 alleen Katholieke vrouwen worden toegelaten, daarna ook Gereformeerden. De Katholieke dames hebben hun ingang aan de Geest, de Gereformeerde dames krijgen een eigen ingang aan de Kanisstraat.

© L.A.W.V.VIA-VIA
Alkmaar - Gevelsteen van het Hofje van Paling en Foreest
Oorspronkelijk bestaat het hofje uit een hoofdgebouw met zijn unieke en sierlijke topgevel aan de Geest. In de periode 1583-1587 worden er 2 kamers aan de Kanisstraat bijgebouwd. Het hoofdgebouw moet in de periode 1860-1864 zijn afgebroken en vervangen door een bescheiden hoekpand, dat sindsdien uitsluitend als conciërgewoning dienst doet en dat geen regentenkamer heeft. Behouden blijft wel de oude, halfronde gevelsteen met de daarop in reliëf uitgehouwen Alliantiewapens Paling - Van Foreest en Van Oudshoorn - Paling, als boogvulling boven de ingang van de huidige hoekwoning. Vóór 1885 wordt het hofje uitgebreid met 4 nieuwe woningen langs het inmiddels in een park veranderde Bolwerk, waardoor er een geheel ingesloten binnenhof ontstaat. In 1984 is het hofje gerenoveerd en zijn verschillende woningen samengevoegd om de woonruimten te vergroten. Tegenwoordig biedt het hofje onderdak aan 12 dames en een huismeesterechtpaar.

Door de Gasthuisstraat komen we aan de monumentale Grote of Sint Laurenskerk gebouwd in de periode 1470-1520 op de plek waar volgens een eerste vermelding al in de 10e eeuw een houten kerkje heeft gestaan dat rond de 11e eeuw door brand is verwoest. Daarna bouwt men op dezelfde plek opnieuw een kerk, die ook door brand wordt verwoest. Het huidige kerkgebouw is naar alle waarschijnlijkheid ontworpen door de Mechelse architect Anthonius Keldermans (1440-1512). Naast Anthonius Keldermans zijn ook zijn broer Mathias en zijn zoon Anthonys betrokken bij het ontwerp, waarin 26 vrijstaande kolommen de gewelven en bogen dragen. De kerk is gebouwd op een oude zandrug, die vlakbij aan het begin van de Langestraat in de bestrating als hoogste natuurlijke punt is aangegeven met een kleine halve maan van grijze kinderkopjes. De Grote of Sint Laurenskerk is voor de rooms-katholieke eredienst gebouwd als een basiliek in de stijl van de Brabantse Gotiek, die grootser en massaler van vorm is dan de Franse Gotiek. In 1572 komt de kerk in protestantse handen.


Het kerkgebouw heeft een hoogte van 35 meter met een kruislengte van 85 meter bij 56 meter. De karakteristieke buitenmuren van witte kalkhoudende zandsteen uit het Waalse Gobertange rusten op een fundering die even beneden het maaiveld één meter breed is en trapsgewijs steeds breder wordt tot een diepte van drie meter. Binnen zijn de zuilen van gelige kalkhoudende zandsteen uit het Belgische Lede in Oost-Vlaanderen. Daarnaast is Duitse tufsteen gebruikt voor de muren van het schip en inheemse roodgele baksteen voor de transepten en de rest van de kerk. In het interieur valt het hoge houten tongewelf op met zijn gewelfschotels met stralenkransen. Opvallend is hier in het koor de plafondschildering van het Laatste Oordeel (1518), dat uit negen panelen bestaat en wordt toegeschreven aan Jacob Cornelisz. van Oostsanen (1470-1533). Het Laatste Oordeel is tussen 2003 en 2011 gerestaureerd.

Verder vinden we in de Grote of Sint Laurenskerk een tweetal wereldberoemde orgels. Allereerst het Van Covelens orgel, ook wel Koororgel genoemd, dat uit 1511 stamt en tegen de noordermuur van de kerk is geplaatst. Dit unieke instrument, als éénklaviers orgel met 8 registers, staat aan het begin van de Hollandse orgelbouwgeschiedenis en is na de laatste restauratie in het jaar 2000 het oudste nog bespeelbare orgel in Nederland. In 1636 ontstaat het idee voor de bouw van een groot orgel achter in de kerk. Aan dit 17e eeuwse hoofdorgel hebben tussen 1638 en 1646 verschillende orgelbouwers van de familie Hagerbeer gewerkt, maar in 1645 voltooit Jacobus Caltus van Hagerbeer dit orgel. De orgelkast van het Hagerbeer-orgel is ontworpen door de beroemde architect Jacob van Campen (1596-1657) en Caesar Pietersz. van Everdingen (1617-1678) krijgt in 1643 de opdracht om de deuren van de orgelkast te beschilderen met “de Triomfe van den Coninck Saul”. Deze schildering behoort tot zijn eerste grote werk. Boven het orgel is door de schilder Romeyn de Hooghe het Barok aandoende “De Deugd, die de Ondeugd verplettert' aangebracht. Het instrument wordt van 1723 tot 1725gemoderniseerd door Franz Casper Schnitger (1693-1729), telg uit een beroemd Noord-Duits geslacht van orgelbouwers. Hieraan dankt het instrument zijn schitterende klank. Vervolgens zijn er in de loop van de tijd diverse restauraties aan dit orgel geweest.

© Foto Jan Zwart
Alkmaar - Detail orgelkast van het Hagerbeer/Schnitger orgel in de Grote of St. Laurenskerk
In het interieur vinden we nog het koorhek en de Gotische koorbanken uit de Rooms- Katholieke tijd. Na de Reformatie in 1572 als de Hervormden het kerkgebouw in gebruik nemen, verkopen zij het grote altaarstuk uit 1542 van de beroemde Maerten van Heemskerck (1498-1574) aan Zweden. Nu is na de restauratie van 1991-1996 een kopie van het immense drieluik op ware grootte gerealiseerd door kunstenares Pauline Bakker, geschilderd volgens de oude traditie met taferelen van historische hoogtepunten uit de geschiedenis aan de voorkant en aan de achterkant voorstellingen van het hedendaagse Alkmaar. Andere belangrijke inventarisstukken zijn de preekstoel (1665) met rondom een doophek (1605), herenbanken rond de zuilen (1651-1655) en grote koperen kaarsenkronen (1642-1643). In de vloer zijn vele grafzerken uit de 16de, 17de en 18de eeuw met daarop een scheepje afgebeeld als beroepssymbool. Op het plafond in het koor is een zeilscheepje geschilderd als embleem van het schippersgilde, een kopie naar het origineel uit 1519, en in de kooromgang aan de noordzijde hangt het scheepje “De Ruyter is mijn naam” uit 1667, een schaalmodel van een driemaster die herinnert aan de tocht naar Chatham van de beroemde Nederlandse zeeheld Michiel de Ruyter (1607-1676). Op het grote zeil van het modelscheepje staat een vers over deze gebeurtenis. Op de spiegel zijn twee stadsgezichten geschilderd, waaronder een met de Grote Kerk en een ruiter te paard verwijst naar het familiewapen van de zeeheld.

Buiten de Grote of St. Laurenskerk staan op het Kerkplein een tweetal sculpturen. Het zijn het bronzen beeld van Maerten Pietersz. van der Meij, de stadstimmerman die een belangrijke rol speelt in het verzet tijdens het beleg van Alkmaar. Hij smokkelt brieven van het stadsbestuur door de Spaanse linies naar buiten. Hij wordt afgebeeld met een polsstok en is volgens de overlevering op 8 december 1600 overleden. Het is een werk van de Haarlemse beeldhouwer Marie Silvester Andriessen (1897-1979) en gegoten door bronsgieterij Binder en Schmidt, een van de oudste bronsgieterijen van Nederland. Het andere beeld is een marmeren sculptuur ”Liggend Naakt” (1986) van de uit Den Helder afkomstige kunstenaar Jan Dokter, dat door giften van de Alkmaarsche Vereeniging voor den Geld- en Effektenhandel en de Provincie Noord Holland tot stand gekomen is. Vanaf het Kerkplein wandelen we de Langestraat in, die van oorsprong de dijk vormt tussen de Grote of St. Laurenskerk en de haven bij de Houttil en is rond 1200 aangelegd. De dijk is nog herkenbaar, want de Langestraat ligt hoger dan de omgeving. In de zijstraten gaat het wegdek over vrij korte afstand nog steeds bijna een meter omlaag.

© L.A.W.V.VIA-VIA
Alkmaar - Kerkplein met sculptuur "Liggend Naakt" van Jan Dokter (1986)
Na een paar honderd meter komen we aan het Stadhuis van Alkmaar. Het Stadhuis ligt ingeklemd tussen Langestraat, Schoutenstraat en Breedstraat met een centrale binnenplaats. De oudste delenstammen nog uit de 14de eeuw. Het hoofdgebouw aan de Langestraat stamt uit de periode 1509-1520 en is opgetrokken in dezelfde stijl als de Grote Kerk in Brabantse Gotiek met een slanke hoektoren met open peerspits. Kenmerkend voor de Brabantse Gotiek is de toepassing van speklagen in witte natuursteen. In 1911-1913 vindt er een ingrijpende restauratie en renovatie plaats onder leiding van de bekende architect Jan Stuyt (1868-1934). Onder zijn leiding worden o.a. de houten kruiskozijnen in de voorgevel, die in de 19de eeuw zijn verdwenen, opnieuw aangebracht en krijgt het trappenhuis aan de Schoutenstraat prachtige glas-in-loodramen. Bij die gelegenheid wordt de voorgevel in moderne materialen maar volgens het oorspronkelijke model opgetrokken. Het gebouw heeft een aantal bezienswaardige vertrekken, waaronder de grote door architect Jan Stuyt vormgegeven Raadzaal, waar oorspronkelijk recht wordt gesproken. Hij laat het eikenhouten moer-en kinderbalkenplafond vervangen door nieuwe ijzeren moerbalken bekleed met hout en ontwerpt het gehele interieur van de raadzaal, waaronder de bijzondere koperen kronen. De schouw wordt meer naar achteren geplaatst en de originele schildering met de leeuwen, het wapen, krans en lint met de spreuk ‘Alcmaria Victrix’ is weer op de nieuwe schouw aangebracht door fijnschilder Leonieke Polman in 2008. De Polderkamer heeft een 17de eeuwse schouw in Renaissance stijl waar vroeger de polderbesturen vergaderd hebben. Nu dient de Polderkamer als trouwzaal. Een van de mooiste kamers is de Nieropkamer met nog zijn oorspronkelijke gotische balkenplafond, waarvan in 1634 het plafond wordt voorzien van een rankenbeschildering in Renaissancestijl. Het herbergt de collectie porselein, in 1915 door de apotheker Nierop is geschonken. Het vertrek heeft al vele functies gehad. Ooit is dit de burgemeesterskamer, in de 17de eeuw de weeskamer en in de 19de eeuw dient de ruimte als bodekamer. Bovendien bevindt zich hier een fraaie 18e eeuwse schoorsteenmantel in Rococostijl. Het stucwerktafereel op de schoorsteenboezem stelt de zeegod Neptunus en zijn vrouw voor.

© L.A.W.V.VIA-VIA
Alkmaar - Trap naar stadhuis met Leeuw
Vlak naast het Stadhuis passeren we in de Langestraat de voormalige oude herberg het Moriaanshoofd uit 1748 en van oorsprong een groot patriciërshuis, ontstaan door samentrekking van twee oudere, smallere panden. De naamgeving van de herberg is waarschijnlijk een knipoog naar het apothekersgebruik om een Moorse kop uit te hangen. In het Moriaanshoofd was namelijk ook “goede medicijn” verkrijgbaar. Ooit heeft Lodewijk Napoleon, de broer van de Franse Keizer Napoleon Bonaparte en Koning van Holland (1806-1810), er onderdak gevonden. De rijk versierde voorgevel van het Moriaanshoofd bezit een zeer fraaie ingangspartij met daarboven een rechthoekige erker in Lodewijk XIV-stijl, bekroond door een fraai gebeeldhouwde groep. De verbouwing is rond 1718-1720 uitgevoerd in opdracht van de toenmalige bewoners, de rijke jurist mr. Simon Schagen. In het Moriaanshoofd zijn een brede gang met Italiaans marmer, zeer rijk gestukadoorde wanden en plafonds en fraaie kamers met porte-brisée te bewonderen. Op de verdieping is de erkerkamer heel bijzonder met het tongewelf en fraaie stucwerk decoraties. Deze erker is langs de onderzijde versierd met een reeks kleine reliëfs met symbolische voorstellingen van de deugden, waarover een goede rechter moet beschikken. Zo zie je aan de zijkanten de waakzaamheid uitgebeeld, links door een haan met een ronde lantaarn, rechts door een leeuw vergezeld van een klokje. De leeuw lijkt te slapen, maar is wakker en let goed op. Aan de voorkant zijn o.a. de boeken afgebeeld, die een goede rechter moet raadplegen. Voorts is er een spiegel te zien: symbool van de voorzichtigheid waarmee een rechter zijn oordeel moet vellen.

Boven de erker is aan de voorgevel een kroonlijst aangebracht, die het dak aan het oog onttrekt en deze is versierd met een grote houten beeldengroep met een allegorische voorstelling die de goede rechter verbeeldt. Zo zie je bovenop in het midden een scherpziende adelaar, die de rechter zelf verbeeldt, die wordt bijgestaan door twee dames: links de Dapperheid met helm op, geleid door de Eerlijkheid (zie het schild waar de goede leeuw het kwade zwijn overwint) en rechts de Overwinning met laurierkrans op het hoofd en helm in de linkerhand, die door de Eendracht (gesymboliseerd door de granaatappel in haar hand) tot stand komt. In het midden bevindt zich een ‘topless’ jongedame met in de hand een stralende zon, de Naakte Waarheid. Naast haar staat Vader Tijd die haar onthult. De beeldengroep als topgevel is gerestaureerd in het voorjaar van 2000 en in 2007 opnieuw in kleur gezet door Leonieke Polman.

© L.A.W.V.VIA-VIA
Alkmaar - Topgevelversiering Moriaanshoofd
Aan het einde van de Langestraat komen we uit op de Mient, een overkluisde gracht waar markt wordt gehouden. Hier kijken we recht op een in het oog vallend historisch pand op nummer 31 “De Croon”, een pand, waarvan de hoofdconstructie stamt uit het midden van de 16e eeuw. Het ontleent zijn naam aan de keizerskroon van Karel V, in het fries van de gevel. De wapens van Hoorn en Alkmaar verwijzen naar de geboortestad en woonplaats van Jacob Coren, die opdracht gegeven heeft tot de bouw. Het huis heeft een van de vroegste gevels in de stijl van de Renaissance in ons land en wordt gekenmerkt door zijn grote trapgevel, die door een driehoekig fronton bekroonde bovenste geleding aan weerszijden wordt afgesloten met natuurstenen banden gelede bakstenen pilasters met verdiepte velden en gebeeldhouwde natuurstenen kapitelen. Op de hoeken van het fries van de verdieping zijn twee beelden aangebracht naast de met vruchtenfestoenen belegde klauwstukken van de zolderverdieping, eveneens klauwstukken aan weerszijden van de topgeleding. We zien slanke frontons boven de vensters en fantasierijke saters, maskers en leeuwenkoppen in de friezen. De gevel heeft een prachtig, oorspronkelijk sieranker. Op de eerste verdieping is een houtskelet met moer- en kinderbinten bewaard. In 1759 wordt het huis gemoderniseerd en uitgebreid met een achterhuis dat echter in de 19de eeuw al weer grotendeels wordt afgebroken. Uit de 18de eeuw resteren o.a. een met marmer ingelegde schouw in de voorkamer en een schouw en betimmering in Lodewijk XV-stijl in de achterkamer.

Op de Mient gaat de route naar links en aan het einde van de Mient komen we op het Waagplein, waar sinds 1583 door de eeuwen heen altijd de kaasmarkt plaatsvindt. Hiervoor is het plein voortdurend vergroot. Het monumentale Waaggebouw neemt hierbij de belangrijkste plaats in voor de kaashandel. De geschiedenis van het Waaggebouw gaat terug tot de 14de eeuw. In die periode is het gebouwd als H. Geestkapel met het naastgelegen H. Geestgasthuis, waar arme reizigers drie dagen en nachten gratis onderdak kunnen krijgen en waar ook zieken verpleegd worden. In 1566 geeft de bisschop van Haarlem toestemming om het H. Geestgasthuis in te richten tot waaggebouw. In 1582 wordt besloten de waag over te brengen naar de grotere H. Geestkapel, die inmiddels niet meer in gebruik is en met toestemming van Koning Filips II van Spanje (1527-1598) wordt in 1582 het huidige Waaggebouw gebouwd ter bevordering van de handel in kaas en krijgt de Waag zijn mooie gevel in Hollandse Renaissance stijl. De gevel van het Waaggebouw is opgesierd met de Latijnse spreuk: “S.P.Q.A (Senatus Populus Que Alcmaria) Restituit Virtus Ablatae Jura Bilancis”, wat zoveel betekent als: "Moed en kracht hebben aan regering en burgerij van Alkmaar het verloren waagrecht weer geschonken". Door het heldhaftig optreden van de bevolking van Alkmaar tijdens het beleg in 1573 schenkt de geestelijke macht de Waag terug aan de burgerij van Alkmaar. De verbouwing van kapel tot waag, waarbij een gedeelte wordt weggebroken, wordt in 1583 voltooid. Het gebouw krijgt nu zijn rijk versierde gevel in Renaissancestijl, die ook bij de huidige voorgevel uit 1884 naar dit oorspronkelijke ontwerp nauwkeurig gevolgd is. Niet veel later in 1597 wordt de hoge toren toegevoegd, waarin sinds de 17de eeuw een schitterend carillon hangt en wordt er een verdiepingsvloer aangebracht. Nu bevinden zich in het Waaggebouw op de begane grond het weeggedeelte en het VVV-kantoor en op de verdieping is het Hollands Kaasmuseum gevestigd.

© L.A.W.V.VIA-VIA
Alkmaar - Bronzen beeld twee kaashandelaren met een stapel kazen van John Bier (1984)
Voor het Waaggebouw vinden we het bronzen beeld van twee kaashandelaren met een stapel kazen van de beeldhouwer John Bier, dat hier in 1984 geplaatst is ter gelegenheid van het 60 jarig jubileum van G. Kaper als kaashandelaar en opgedragen is aan hen die Alkmaar als kaasstad wereldberoemd hebben gemaakt. Nog steeds wordt er hier op het Waagplein van maart tot en met augustus iedere vrijdag de kaasmarkt gehouden. Wij wandelen naar de Schapenbrug, de witte ophaalbrug die in zijn huidige vorm stammend uit het jaar 1912, maar als brug al daterend uit 1577. Hier steken we de stadsgracht over en gaan dan linksaf de Voordam op. Deze Voordam maakt samen met De Dijk, Achterdam en Zijdam onderdeel uit van een stukje bedijking om de stadsuitbreiding aan het einde van de 15e eeuw mogelijk te maken. Aan de overkant van de gracht bij het bruggetje op de kruising met de Dijk staat het Biermuseum, een 17de eeuwse pand, waarin de voormalige brouwerij De Boom, een van de grootste brouwerijen die Alkmaar ooit is gevestigd. Het biermuseum toont de geschiedenis van het bier drinken en geeft inzicht in het oude bierbrouwerproces. In de 16de en 17de eeuw wordt bier gedronken als water, omdat het grachtenwater niet zuiver is, want er wordt vrijelijk op geloosd. Eeuwenlang wordt zuiver duinwater in tonnen via boten naar de Alkmaarse bierbrouwerijen vervoerd met een zogeheten waterboom, die met een klein hefboomsysteem de watertonnen op de kade hijst. Naar deze “boom” is brouwerij De Boom vernoemd en het verklaart waarom het woord ‘boom’ zo met de bierbranche is verweven.

Via de Houttil komen we opnieuw op het Waagplein en steken aan de westzijde bij de Mient, waar een oude gevelsteen met de vier Heemskinderen de gevel van Mient 2 siert, via het ophaalbruggetje de Bathbrug over de stadsgracht. Hier viert de route ons door het stadsgedeelte van Alkmaar dat vanouds Fnidsen genoemd wordt, wat Venetië betekent. Dit is vanwege de vele grote en kleine grachten. In het Fnidsen vind je veel kleinere en unieke winkeltjes en horeca gelegenheden met mooie en gedetailleerde gevels, die de diversiteit aan winkels nog een extra luxueuze uitstraling geven. Niet alleen kunstgaleries en interieurwinkels, maar ook authentieke ambachtelijke winkels en historische woonhuizen met ertussen oude pakhuizen, zoals pand De Koopman aan het Fnidsen 81. Je herkent de pakhuizen vaak aan de verdiepingen en hun grote dubbele laaddeuren op de begane grond. Op nummer 81 zijn de laaddeuren op de begane grond geheel verdwenen, maar boven is de oorspronkelijke functie van het gebouw nog herkenbaar. Aan de voorgevels van die pakhuizen hebben de eigenaars over het algemeen de nodige zorg besteed. Het meest voorkomende type gevel dat in de 17e en 18de eeuw voor dergelijke gebouwen wordt toegepast, is de tuitgevel, die aan weerskanten kleine schouderstukjes hebben.

© L.A.W.V.VIA-VIA
Alkmaar - Fnidsen
Verderop aan Fnidsen 37 passeren we de Remonstrantse kerk, een in baksteen opgetrokken schuilkerk op rechthoekige grondslag, die verscholen ligt op een binnenterrein en in 1658 gebouwd is. Oorspronkelijk is hier een graanschuur. Het kerkgebouw gelegen tussen twee klokgevelhuisjes is bereikbaar door een monumentale entree uit 1728, die bekroond wordt door een gesmeed ijzeren versiering met het monogram R K. In 1886 kreeg de kerk zijn huidige voorgevel. Het interieur wordt gedekt door een houten tongewelf en aan drie zijden bevinden zich galerijen, ondersteund door houten, gemarmerde zuilen. Het kerkinterieur is zeer fraai met een 17de eeuwse preekstoel en rondom een 18de eeuws doophek met rijk versierde koperen doopbogen. Zowel op de preekstoel, als op het doophek staat een koperen lezenaar. Voor de verlichting zijn er verschillende mooie koperen kronen, kaarsenarmen en blakers (17de en 18de eeuw). Het orgel (1792) is van de Amsterdamse orgelbouwer Johan Strümphler. De grenen vloer wordt nog steeds zoals vroeger met fijn zand bestrooid.

In de Fnidsen gaat het naar rechts door de St. Annastraat en linksaf de Keizerstraat in. Hier zien we op de hoek Keizerstraat met de Bierkade 15 een sobere gedenksteen in de gevel ingemetseld met op de steen de eerste woorden de Hebreeuwse woorden: Le Zicharoon (Ter herinnering). De tekst memoreert dat dit huis bewoond werd door I. Prins Azn en R. Prins-Vlessing, geëerde burgers van Alkmaar, die op 5 maart 1942 zijn weggevoerd door de Duitse bezetters en zijn omgekomen in kamp Sobibor. Het pand heeft aan de zijde van de Bierkade een eenvoudige bakstenen klokgevel uit het einde van de 18de eeuw. We staan hier ook aan het Noordhollandsch Kanaal, dat bij de aanleg in 1824 nog precies om Alkmaar heen loopt, maar door de groei van Alkmaar loopt het er tegenwoordig dwars doorheen. Dit Noordhollandsch Kanaal loopt van Amsterdam via Purmerend en Alkmaar naar Den Helder en is gegraven in opdracht van Koning Willem I. Als in de 17e eeuw de bevaarbaarheid van de Zuiderzee voor de zeescheepvaart naar Amsterdam afneemt door de ondiepte bij Pampus, durft men het graven van een rechtstreekse verbinding naar de Noordzee nog niet aan en wordt er tijdens het bewind van Koning Willem I voor deze van het Noordhollandsch Kanaal gekozen.

© L.A.W.V.VIA-VIA
Alkmaar - Gedenksteen voor I. Prins Azn en R. Prins-Vlessing omgekomen in Sobibor
In 1818 krijgt waterbouwkundige Jan Blanken Janz (1755-1838) opdracht een plan uit te werken voor dit kanaal dat aanvankelijk alleen geschikt is voor binnenvaartschepen, maar uiteindelijk breder en dieper wordt voor zeeschepen. Het kanaal heeft een lengte van 80 kilometer, is 40 meter breed aan de waterspiegel en 6 tot 7 meter diep over een bodembreedte van bijna 10 meter. Het is destijds het breedste en diepste kanaal ter wereld en komt gereed op 4 december 1824 en op 15 december passeert het eerste grote schip, dat door acht paarden wordt voortgetrokken. Op eigen zeilkracht de reis maken is niet mogelijk, omdat het kanaal te smal en te bochtig is. De betekenis van het Noordhollandsch Kanaal voor de zeescheepvaart verminderde sterk als vijftig jaar later in 1876 toch het Noordzeekanaal tussen de Amsterdamse haven en IJmuiden wordt geopend voor zeeschepen, waarmee de kortste verbinding met de Noordzee alsnog tot stand komt. Alleen ten noorden van Alkmaar is het Noordhollandsch nog van belang voor de binnenvaart en is het kanaal van betekenis voor de waterhuishouding van Noord-Holland.

Vanuit de Keizerstraat gaat onze stadswandeling naar rechts over de Bierkade op de kanaaloever van het Noordhollandsch kanaal tot aan de Accijnstoren, gebouwd in 1622 en opgetrokken in baksteen met natuurstenen banden en blokken. De rechthoekige toren wordt gesierd met een balustrade met hoekobelisken en een tentdak dat overgaat in een achtkant met peerbekroning met vergulde bol en als windwijzer een binnenschip. In de verdiepte boogvelden van de ontlastingsbogen boven de vensters van de verdieping zien we gebeeldhouwde cartouches door leeuwen vastgehouden. De toren dient aanvankelijk als kantoor waar voor de invoer van goederen in de stad Alkmaar accijns betaald moet worden. Door het toenemende autoverkeer is de Bierkade in 1924 verbreed en hierbij is de Accijnstoren vier meter verplaatst. Tegenwoordig doet de Accijnstoren tijdens de zomermaanden dienst als kantoor voor de havenmeester.

© Canon van Alkmaar
Noordhollands Kanaal - Gezicht op Alkmaar met Bierkade en Accijnstoren door L. Oeder(1860)
Wij slaan tegenover de Accijnstoren de straat Verdronkenoord in langs één van de oudste grachten van de stad Alkmaar. De gracht is waarschijnlijk ontstaan aan het begin van de 16e eeuw, als men land gaat winnen binnen de stadswallen als uitbreiding, omdat het stadsdeel rond De Mient volgebouwd is. Die grond bestaat uit ondergelopen land, waar de naam Verdronkenoord vandaan komt, wordt dan gereedgemaakt voor bebouwing ten oosten van De Mient. Steeds meer grond wordt aangeplempt en langzaam groeit de bebouwing richting het oosten en het Verdronkenoord wordt steeds langer gemaakt. Vaststaat dat men in 1510 nog niet verder gekomen is dan de St. Annastraat. De gracht is altijd een drukke vaarroute geweest en ook het centrum van de handel te water. Het deel dat het Verdronkenoord met de Voormeer verbindt, bestaat uit een vismarkt, die nog steeds aanwezig is. In het verleden hebben er altijd veel schepen in de gracht aangemeerd gelegen. Zo is er hier aan het einde van de gracht op de hoek bij de Accijnstoren en de Bierkade een Schippershuis geweest. De opvallende gevelsteen van nummer 2 geeft aan dat dit pand ooit met het hoekpand, dat dan ingericht is als veerhuis met een tapperij, één van de grootste gildehuizen van Alkmaar: het Schippershuis geweest. Samen met de naastgelegen panden heeft het als onderkomen voor het Schippersgilde gediend. Het zijn voornamelijk Amsterdamse schippers, die hier bijeen komen. De afbeelding op de gevelsteen wordt “De Zoete Inval” genoemd. Het is een bekende gevelsteen voor zogenaamde balletjeswinkels, winkels waar je zoetigheid kunt kopen. Bij snoepwinkels is de afbeelding vaak een weesjongen die in een suiker- of stroopvat duikelt. Op deze steen zie je echter een bebaarde man met een pul bier dat op een herberg duidt en in verband gebracht kan worden met het Schippershuis.

© L.A.W.V.VIA-VIA
Alkmaar - Gevelsteen "De Zoete Inval" aan Verdronkenoord 2
Verdronkenoord verliest zijn functie als drukke vaarweg met de opening van het Noordzeekanaal. Alkmaar wordt hierdoor minder aangedaan als bestemming voor overnachting en handel en ook verliest de gracht zijn functie als de opstapplaats voor de trekschuit vanuit Alkmaar naar Amsterdam. De gracht vormt nu een rustige plek in het centrum van de stad omzoomd met mooie historische panden. Opvallend is hier op nummer 12 het voormalig Weeshuis, waarin nu het Provadja Filmhuis en Theater is gevestigd. Het pand is oorspronkelijk gebouwd in 1818 in Neo-Classicistische stijl als R.K. Weeshuis door stadsarchitect Willem Hamer (1772-1854), geboren in Amsterdam en leerling van de stadsarchitect Abraham van der Hart (1747-1820). Hij verhuist naar Alkmaar om daar zelf stadsarchitect te worden. Hij werkt, net als zijn Amsterdamse leermeester, in de Neo-Classicistische stijl. De kenmerkende onderdelen van het pand zijn de monumentale ingangspartij met op de begane grond een rondboog-ingang en op de verdieping een reusachtig venster geflankeerd door pilasters. Deze dragen een driehoekig fronton. Niet alleen het gebouw zelf, maar ook de hardstenen stoeppalen worden door Hamer ontworpen. Als beloning voor zijn werk krijgt Willem Hamer een mooie zilveren tabaksdoos, waarop het ontwerp voor het weeshuis staat ingegraveerd.

Aangekomen bij het eerste ophaalbruggetje steken we over naar de andere zijde waar op de hoek van de Zoutstraat het voormalig pakhuis De Vigilantie staat. Niet zoals de meeste pakhuizen in de Noordelijke Nederlanden uit de 17de en 18de eeuw met een eenvoudige tuitgevel, is dit pakhuis, dat vermoedelijk in de tweede helft van de 17de eeuw gebouwd is, aan de voorkant rijk versierd met een verhoogde halsgevel en bekroond door een gebroken fronton met een stenen vaas erin. Dit soort halsgevels hebben de bijnaam “Vingboons-gevels”, naar de bekende Amsterdamse architect Philip Vingboons (1607-1678). Hij heeft tussen 1640 en 1675 veel van dit soort gevels ontworpen. Vaak werden deze gevels geleed door pilasters, die niet op een lijst rusten, maar op afzonderlijke consoles. Ook bij De Vigilantie is dat het geval. Wie de ontwerper is van deze Alkmaarse gevel is overigens niet bekend. Aan weerszijden van de hals zitten uitbundig gebeeldhouwde klauwstukken met krullen en diverse soorten bloemen en vruchten. Dit is een verwijzing naar de handel die hier wordt opgeslagen. Typisch is dat de gevel iets voorover gebouwd is om het hijsen te vergemakkelijken en het binnendringen van regenwater tegen te gaan. Opmerkelijk zijn de twee gebeeldhouwde ovalen cartouches eronder. In de bouwwereld worden zij in het Frans “oeil-de-boeuf” genoemd, ofwel “koeienoog”. Het pand krijgt zelfs een naam: De Vigilantie, wat “waakzaamheid” betekent.

© L.A.W.V.VIA-VIA
Alkmaar - Het Wildemanshofje aan de Oudegracht 45-91
Door de Zoutstraat en de Keetgracht komen we aan de Oudegracht, waar we het water oversteken en aan de straatzijde met de oneven huisnummers de stadswandeling vervolgen. Zo bereiken we het Wildemanshofje, het grootste hofje in de binnenstad van Alkmaar en gesticht door Gerrit Florisz. Wildeman. Door het monumentale Classicistische poortgebouw, waarop het ‘logo’ van de stichter Gerrit Florisz. Wildeman meer dan levensgroot op het poortgebouw prijkt, betreden we het hofje dat in 1717 gebouwd is en aanvankelijk plaats biedt aan vierentwintig bejaarde vrouwen van verschillende geloofsrichtingen. De beelden op het poortgebouw zijn gemaakt door de Alkmaarse beeldhouwer Jacob van der Beek. Naast de Wildeman met knots zijn twee oude dames geplaatst, die links de ouderdom en rechts de armoede voorstellen. Boven in het poortgebouw is de regentenkamer ondergebracht met een plafond uit 1849. Binnen in het Wildemanshofje komen we op de binnenplaats met een symmetrisch aangelegde tuin met rondom eeuwenoude leilinden die daar rond 1740 werden geplant Hier staat ook een tweede beeld van een wildeman met knots en er zijn nog twee oude waterputten waar vroeger water wordt gehaald voor de was. De natte was wordt dan na het wassen op het gras gelegd om te drogen en te bleken, niet alleen door het zonlicht maar ook door het chlorifide in het gras. In 1849 wordt het Wildemanshofje gemoderniseerd, de kruiskozijnen vervangen door de huidige schuifvensters.

Even verderop aan de Oudegracht ligt op nummer 157 de voormalige Gereformeerde Verlosserskerk, in 1933 gebouwd naar ontwerp van architect Bastiaan Willem Plooij (1890-1967) in een stijl, die verwantschap vertoont met die van de Amsterdamse School. De kerk is vanwege haar vorm een zeer markant herkenningspunt in de buurt. Het kerkgebouw heeft als plattegrond een kruisvorm en in de opbouw domineren de twee elkaar snijdende zadeldaken, die op de kruising door een met leien gedekte dakruiter als torentje worden bekroond. Op 1 september 1991 zijn de deuren van de kerk dicht gegaan en is daarna verbouwd tot appartementencomplex. We vervolgen de wandeling over de Oudegracht tot we aankomen bij de Evangelisch-Lutherse Kerk uit 1692. Het eenvoudige exterieur herinnert eraan, dat de Lutherse kerk als schuilkerk begonnen is. Het is een bakstenen zaalkerkje op rechthoekige grondslag met kroonlijst en omgaand schilddak. De hoofd- en zijingang worden door een korfboog omlijst met natuurstenen blokken en in de muren zijn spitsboogvensters aangebracht. Het interieur is echter, zoals bij Lutherse kerken gebruikelijk, veel rijker met een houten plafond met brede koof, een eiken preekstoel (1692), doopbanken met gesneden deuren, gesneden eiken tochtportaal (1695), een koperen kroonluchter en vier koperen wandluchters. Tot de bijzonderheden behoort het schitterende, van oorsprong eenklaviers orgel uit 1754, voorzien van Rococo snijwerk en bovenop een zwaan, symbool van Luther en de Lutheranen. Het orgel wordt vermoedelijk gebouwd door de Pieter Müller, zoon van de bekende orgelbouwer Christian Müller.

Hier bij de Evangelisch-Lutherse Kerk steken we eerst de Baangracht over om dan naar rechts de Oudegracht over te steken via de Baanbrug en zo komen we in de Hofstraat. Hier staat op nummer 15 de Joodse Synagoge. De eerste joden vestigen zich in Alkmaar rond 1613 en dan is Alkmaar een van de eerste plaatsen in Holland waar joden zich vrij kunnen vestigen en in vrijheid hun religie kunnen praktiseren. Als de Joodse gemeenschap in Alkmaar aan het begin van de 19e eeuw rond de 81 gezinnen groot is koopt men in 1811 dit pand aan de Hofstraat en wordt het ingericht als synagoge. In 1826 wordt er een nieuwe voorgevel aangebracht en wordt de synagogeruimte verbreed door middel van een tongewelf en een galerij voor vrouwen. Het kerkgebouw krijgt dan het huidige uiterlijk met een school voor joodse kinderen, een rabbijnenhuisje en een ritueel bad. Tot 5 maart 1942 zijn hier sjoeldiensten gehouden en daarna is het definitief afgelopen. De joden worden gedeporteerd en vermoord en de synagoge leeg geroofd. Door de Duitse nazi’s. Vrijwel niemand keert terug en de synagoge staat 10 jaar leeg. Het gebouw wordt op 15 november 1952 verkocht aan de Unie van Baptisten Gemeenten en dit blijft tot eind 2009. Dan gaat het gebouw weer over aan de Joodse gemeenschap. Sinds 15 december 2011 is het gebouw weer als synagoge in gebruik.

© Canon van Alkmaar
Alkmaar - De ongedempte Laat op een foto uit 1871
Aangekomen op de kruising van de Hofstraat met de Laat, staan we midden in het centrum van Alkmaar in de drukke winkelstraat de Laat. De Laat is van oorsprong een korte, smalle waterloop, waarschijnlijk gegraven in de 14e eeuw. Deze gracht wordt dan gebruikt voor het afvoeren van water vanaf de zandrug waar de westhelft van de Alkmaarse binnenstad bij de Grote of St. Laurenskerk op is ontstaan. In de 17e eeuw wordt de waterloop verlengd tot een uitloper van de Schermeer aan de oostkant van Alkmaar en tot de singelgracht aan de westkant van Alkmaar. Aan de Laat wonen in de 17e en 18e eeuw geen deftige regenten, zoals aan bijvoorbeeld de Oudegracht het geval is, maar hier staan kleine opeengepakte huisjes voor ambachtslieden en kleine winkeliers met langs de smalle walkanten rijen bomen die de sobere geveltjes verbloemen en er zijn op diverse plekken kleine bruggetjes. Bij een lage waterstand heerst er meestal een vreselijke stank, omdat de gracht ook als open riool functioneert. Door de aanwas van de stadsbevolking raakt deze gracht meer en meer vervuild en er wordt besloten de Laat in 1872 te dempen. Het zand waarmee de gracht wordt gedempt wordt afgegraven van de Kanaaldijk en moet maar liefst vijf jaar inklinken, waardoor de Laat een lange tijd een onbestraat zandpad blijft. Pas in 1877 wordt de Laat bestraat en wordt dan een straat die zich langzaam ontwikkelt tot een respectabele winkelstraat. Kleine huisjes worden vervangen voor grote, nieuwe winkelpanden. Nu is de Laat de langste winkelstraat van Alkmaar waar ook auto's en fietsers mogen rijden.

We volgen de Laat in noordwestelijke richting tot we op het kruispunt aankomen met de Koorstraat en de Heul. Opvallend op dit punt het voormalige pand van de Nederlandsche Bank. Hier is rond 1790 het Hotel-Restaurant “In de Gekroonde Toelast” gevestigd en in 1860 wordt het hotel nieuw gebouwd en komt er een bankloket in. Hotel “In de Gekroonde Toelast” behoort samen met het naastgelegen “Gulden Vlies” tot de belangrijkste herbergen van de stad Alkmaar, gelegen aan de gracht de Heul, die in verbinding staat met de Laat en de vestinggracht. De Heul wordt samen met de Laat gedempt in 1872. In 1918 wordt het pand verbouwd tot het kantoor van de bank en in 1920 alweer gesloopt om er een complete nieuwbouw neer te zetten. Dit bankgebouw uit 1921-1923 heeft nog steeds cultuur- en architectuurhistorische waarde als representatief voorbeeld van een bankgebouw in een, op Duitse voorbeelden geïnspireerde, robuuste traditionalistische bouwstijl, die kenmerkend is voor het oeuvre van de Adolf Daniël Nicolaas van Gendt (1870-1932). Het gebouw bestaat uit twee bouwlagen op een U-vormige plattegrond en heeft opvallende topgevels met gekartelde daklijsten en een ronde traptoren bij de hoofdingang aan de Heul. De gevels zijn opgetrokken in overwegend rode baksteen in kruisverband boven een hoge sokkel van blokken natuursteen met plint en geprofileerde waterlijst onder de begane grondvensters. De brede strakke omlijstingen van ramen en deuren, de deklijsten van de topgevels en de gootlijst op klossen zijn eveneens in natuursteen uitgevoerd. De ramen op de begane grond zijn grotendeels samengesteld en voorzien van ijzeren tralies met rozetmotief. In de gevel aan de Heul zien we een natuurstenen reliëf met het wapen van Alkmaar, gedragen door twee staande leeuwen en boven de entree bevindt zich een natuurstenen cartouche met het opschrift: "Agentschap van de Nederlandsche Bank". In 1986 betrekt de Nutsspaarbank het huis en in juni 2012 verliest het gebouw zijn functie als bank, als de Fortis Bank het pand verlaat.

© L.A.W.V.VIA-VIA
Alkmaar - Borstbeeld Rudi Carrell (1934-2006) van beeldhouwer Carsten Eggers
Door de Heul gaat de wandeling verder en nu moet zelfs de opmerkzame wandelaar goed opletten om niet voorbij te gaan aan het kleine haast vergeten en verloren steegje aan de linkerzijde na de voormalige Nederlandsche Bank vlak achter Grand Café “Het Gulden Vlies”. Hier zijn een paar vierkante meters tegels met een lantaarn en wat struiken ingericht voor één van Alkmaars grootste beroemdheden van deze tijd. Hier staat het borstbeeld van Rudi Carrell (1934-2006) op de Rudi Carrellplaats. Op deze plek tussen de huidige Lindegracht en het Heul heeft tot 1993 de schouwburg Het Gulden Vlies gestaan, waar showmaster en zanger Rudi Carrell, geboren als Rudolf Wijbrand Kesselaar, zijn eerste schreden op het toneel heeft gezet. Het borstbeeld van Rudi Carrell is van de hand van de Duitse beeldhouwer Carsten Eggers. Het krijgt hier op 7 juli 2007, precies een jaar na het overlijden van Rudi Carrell, een plaats dankzij sponsoring van Verzekeringsmaatschappij Noordhollandsche van 1816 te Oudkarspel en met steun van de gemeente Alkmaar.

Aangekomen op de T-splitsing van de Heul, de Bagijnenstraat en Scheteldoekshaven wandelen we naar links de Scheteldoekshaven in. De Scheteldoekshaven was ooit tijdens de bouw van de Grote of St. Laurenskerk in de periode 1470-1520 een kleine haven aan de westelijke rand van de binnenstad, een stomphoekige aanlegplaats voor schepen. Het water wordt gedempt in 1899 en wat nu nog rest is de uitloop van de Lindegracht bij de Lamoraalsluis, een hoge stenen boogbrug en één van de oude boogbruggen die onderdeel is van de stadswal. De Lamoraalsluis overbrugt de Lindegracht bij de Scheteldoekshaven met de Singelgracht. Deze sluis, in dit geval in de betekenis van brug, is aangelegd als de Oudegracht in 1656 wordt verlegd en doorgetrokken wordt naar de nieuwe singel via de Lamoraalsluis. De nog bestaande Lindegracht is lange tijd belangrijk geweest voor het handelsverkeer. Met name bierbrouwers hebbenen zich hier geconcentreerd. Als op zeker moment de stank in de Lindegracht ondraaglijke wordt, komt er een verbod op het dumpen van afval in het water en zo blijft de Lindegracht voor demping gespaard.

© L.A.W.V.VIA-VIA
Alkmaar - Sculptuur "Zittend Naakt" van kunstenares Charlotte Dorothée, Barones van Pallandt (1898-1997)
Langs de Lamoraalsluis komen we op de stadswal van het Clarissenbolwerk. De aanleg van aarden stadswallen is een zeer kostbare aangelegenheid. Daarom is men vroeger zeer zuinig op deze vestingwallen. Je mag er niet op spelen en er mag geen vee op grazen. Als je het water op wilt gaan, dan dient dat alleen te gebeuren via de hiervoor bestemde trappen, die naast de verschillende sluizen en bruggen liggen zoals hier bij de Lamoraalsluis. Deze trappen moeten dan ook verhinderen dat de wallen onnodig kapot gaan. Nu is er op het Clarissenbolwerk een voetpad aangelegd dat uitzicht biedt op de Stadsgracht en op verschillende plaatsen zijn kunstwerken opgesteld. De bebouwing vinden we onder aan de stadswal. We komen als we noordwaarts wandelen over het voetpad langs de sculptuur “Zittende Vrouw” van de kunstenares Charlotte Dorothée, Barones van Pallandt (1898-1997), die beschouwd wordt als één van de belangrijkste Nederlandse beeldhouwsters van de twintigste eeuw. Zij streeft er naar om binnen haar beelden zoveel mogelijk volumes en richtingen op één plan te brengen in een abstraherende constructieve ordening en wordt gerekend tot de groep van de figuratieve abstractie.

Even verderop langs het geasfalteerde voetpad komen we langs het 18e eeuwse Kruithuisje, een vierkant huisje, dat hier is gebouwd voor de opslag van de stedelijke kruit- en wapenvoorraad. Deze voorraad is voordien bewaard in het Kruithuis aan de Doelenstraat. Als in dat stadsdeel in de loop van de 17e eeuw het aantal woonhuizen groeit, wordt de kruitopslag verplaatst naar het Clarissenbolwerk, veilig buiten de bebouwde kom. Onder het Kruithuis is een extra ondergrondse opslag in de vorm van een kelder. Je kunt dit zien aan het poortje met het hekwerk ervoor. Het huisje en de kelder zijn in gebruik gebleven tot 1801, als in dat jaar het landsbestuur alle kruitopslag overneemt. Het Kruithuisje blijft ongebruikt en de Kruitkelder wordt in 1850 geschikt gemaakt voor het bewaren van ijs. Het ijs dat hier wordt bewaard, hakt men in koude winters uit de bevroren stadsgracht om het later te kunnen gebruiken. IJskelders zijn zeer gangbaar in de 18de en 19de eeuw en vooral op grote landgoederen zijn ze nog bewaard gebleven. Tegenwoordig huizen in deze kruithuiskelder vleermuizen.

Aan het einde van het Clarissenbolwerk passeren we nog een laatste sculptuur op de stadswal. Het is de Alkmaarse burgemeester Wytema (1948-1970), die als kunstliefhebber, met in het bijzonder de beeldhouwkunst, halverwege de jaren 1950 het initiatief neemt voor een beeldenroute langs de rand van de binnenstad op de stadswal. Hier staat het beeld “Man met kalf”, dat een arbeider voorstelt van een slachthuis die een kalf draagt, van de Amsterdamse beeldhouwer Gerrit Bolhuis (1907-1975). Het is een herkenbare voorstelling in die tijd, want op maandag is in Alkmaar de veemarkt waar melk- en slachtvee wordt verhandeld met handjeklap op straat om vervolgens de koop te bezegelen onder het genot van een citroenjenevertje of een brandewijn. Maar dit kunstwerk roept bij sommigen het beeld van een “slachtvoorstelling “op en krijgt veel kritiek van de burgers: Toch wordt het bronzen beeld op het Clarissenbolwerk bij de Bergerbrug geplaatst. Weer aan de Bergerbrug aangekomen steken we de Stadsgracht over en verlaten we het oude centrum van Alkmaar om terug te wandelen naar het station. Over de brug kiezen we de route naar rechts over de Geestersingel. Waar de Geestersingel in de bocht zicht geeft op het nieuwe Stadskantoor Alkmaar slaan we linksaf de Spoorstraat in en komen in de Spoorbuurt.

© L.A.W.V.VIA-VIA
Alkmaar - Spoorstraat met zicht op Station Alkmaar omstreeks 1920
De Spoorbuurt, die ingeklemd ligt tussen het station en de binnenstad, heeft een gevarieerde woningbouw van kleine arbeiderswoningen met vijftig meter diepe tuinen tot herenhuizen met ornamentenplafonds en piepkleine achtertuinen. De smalle straatjes, de authentieke gevels en het weinige groen zijn kenmerkend. In de tweede helft van de 19e eeuw groeit het inwonersaantal van Alkmaar en moet de woningbouw uitbreiden. Dit gebeurt eerst langs de al bestaande routes, singels en uitvalswegen. Eind 19e en begin 20e eeuw ontstaat tussen het station en de binnenstad de Spoorbuurt. De geringe overheidsbemoeienis leidt tot een economisch optimale indeling, waardoor de huizen opeen gebouwd worden, vaak zonder voortuinen, en een stedelijk beeld ontstaat van smalle straatjes. Eind jaren vijftig en in begin van de roerige jaren zestig maken veel steden bedreigende plannen voor hun binnensteden. Zo heeft het in Alkmaar weinig gescheeld of historische stadsgrachten zijn gedempt en krijgt de Spoorbuurt een bestemming als kantoorwijk. De bewoners moeten verhuizen naar nieuwbouwwijken waardoor de dan sterke sociale gemeenschap uiteen wordt gerukt en verkrotting en dichtgetimmerde huizen ontstaat. De Spoorbuurt komt in verzet en in 1974 wordt de sloop teruggedraaid en de woningen worden opgeknapt. Midden jaren tachtig komen er steeds meer jonge gezinnen naar de Spoorbuurt en zo is het woonkarakter in de buurt behouden gebleven en zelfs versterkt. Aan het einde van de Spoorstraat staan we weer bij het Station Alkmaar waar we onze stadswandeling begonnen zijn.

Charles Aerssens

Deze wandeling is met de grootst mogelijke zorg samengesteld. Maar ten aanzien van wijzigingen of onvolledigheden in de tekst kan geen aansprakelijkheid worden aanvaard.



Lange Afstand Wandelvereniging "VIA-VIA".

Gegenereerd op 18-05-2012 door C.P.J. Aerssens